Uit den Leidschen Raad,
GEZONKEN SCHAT.
m Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 17 Maart 1931
Derde Blad
No. 21778
J «H de benoemingen werden alle no. 1
IJreedragenen gekozen.
J voorstellen in zake de reorganisatie
|.„het bewaarschoolonderwljs.
Y 1266 van 1930)
FEUILLETON.
I Ja en
Na 5 uur de voorstellen inzake het bewaarschool-onderwijs te hebben
besproken, is de raad daarin blijven steken.
I Wounten 3, 4 en 5 werden goedgekeurd,
IJa 5 met de stemmen der soc.-dem.
■sen
BEX BEWAARSCHOOLONDERWIJS.
ry heer MEYNEN zegt, dat deze voor
innen in nauwer verband staan met die
Ion Juli 1927 en daarom releveert hij nog
VL de situatie van toen, toen er ook een
larder- en minderheid was in het col-
|-,j Koals hij nader uiteenzet. Steeds
l«ft rechts eenstemmig gestemd tegen
l'jtbrelding van het aantal openb. bewaar-
l'ye'fde meerderheid van B. en W. kan
Ir meegaan (zij het los van eemge op-
aüngen, als bv. dat het hier geen on-
jjs zou betreffen) daar hij daarin te-
,indt het meerderheidsidee van 1927,
enkele kleine bijzonderheden na. Al-
q de kosten zijn f. 60.000 hooger ge-
jnd. Kan daarvan nog niet iets af?
r de minderheid van B. en W. heeft
i een drietal bezwaren. Ook deze min-
«teld erkent, dat er wijziging moet ko-
tin het belang van het bijz. bewaar-
nlonderwijs. De minderheid wil finan-
t gelijkstelling doch tevens ultbrei-
i ran het openb. bewaarschoolonder-
Met dit laatste is spr. het niet eens.
s vil wel aannemen, dat een groote
jm dit onderwijs wil, doch hij kan niet
geven, dat daarvoor een grond is, zoo-
bt het lager onderwijs. Daar is alles
ütëÜjk geregeld, voor het bewaarschool-
sdénvijs bestaat geen wettelijke regeling,
min kan men dus geen grond vinden,
i algemeen belang is het ook niet, want
a zou er leerplicht moeten zijn en die
inteert. Zelfs bestrijden velen het nut
0 bewaarschool-onderwijs!
Ilüsschien is ook op de meening der be-
xgingscommissie het oordeel der min-
Heid van B. en W. gegrond, doch de
eibeelden dezer commissie zijn steeds
rie gebleven, zijn nooit tot uitvoering
men, mede met het oog op de finan-
t rijde van de kwestie, zooals mlnis-
kie Visser verklaarde, die daarom deze
«ie ook toeliet.
Aitijd heeft het bijz. bewaarschool-
Dierwijs het overwicht gehad over het
enb, spr. geeft cijfers daaromtrent,
['tl deze dingen pleiten tegen de minder
en, voor de meerderheid van B. en W.
[Gelijkstelling is mooi, doch de minder-
1 bewandelt ook hierin den verkeerden
Wilde men deze, dan zou men als 2e
ii ook de finantieele draagkracht moc-
a aamarden, en dat doet de minder-
d ran B. en W. niet en daarin ligt z. 1.
,r zwakte. De tegenstelling openb. en
Andere heeft de minderheid niet kun-
a wegwerken aanvaardt ze integendeel,
srtegen heeft spr. drieërlei bezwaar: lo.
tr gelijkstelling is fundamenteel z. i. niet
iereiken; 2o. de subsidie voor de bijz.
Kolen wordt te hoog opgevoerd; 3o. er
een gevaren in voor het bijz. bewaar-
polonderwijs en voor de gemeente-
pnticn. Nader gaat spr. op dit laatste in.
Ih gelijkstelling is er volgens het voor-
1 der minderheid bovendien niet., becij-
fcspr, niet geloovend, dat de kostprijs
t het openb. bew. onderwijs op f.45 kan
Wen gebracht van de f. 59 van nu en
'ers beklaagt hij het openb. bew on-
his.
Ito f.50 als grondslag acht spr. ook
T ie hoog. Er moet meer aan het part.
Sitief worden overgelaten.
|T«v f. 169.000 is niet gedaan te krijgen
■dde minderheid wil, dat is veel te opti-
fch. Z. i. zal men zelfs de 2 ton over
rijden, en een ton komen boven 1927
de kosten od f. 103.000 zijn gesteld.
Iwht de raad onverhoopt de finan-
■W gelijkstelling aanvaarden, dan moet
"an den beginne af aan ook inder-
Jhd worden gevolgd.
I ka dezer principieele zijde de inrichting
1 het openb. bew. onderwijs. De min
ted vormt scholen van 50 leerlingen
klas. Daartegen heeft hij geen be-
~rwant dit is ook zoo bij het biiz. wat
rat het aantal leerkrachten, doch pre-
B gelijk is dit niet. Maar hij vertrouwt.
dat ook de minderheid dat inziet. Zoo
komt er echter al te vaak een klas bij. dus
een leerkracht en zoo zal men de f. 169.000
licht overschrijden. In heel wat lokalen
der bestaande openb. scholen zal men
geen 50 kinderen kunnen bergen en wat
dan? Dat belooft weer uitgeven.
De minderheid zegt: er is veel absentie.
Dat is juist, doch daarop is toch geen stel
sel te bouwen?
Dan hoe de minderheid de leerklassen
wil bezetten. Er komen restklassen onder
leiding van een kweekeling en spr. is over -
tuigd, dat* dit niet kan. Nog minder dan bij
het I,. O., waar het zelfs niet mag.
Nader gaat spr. daarop in. Het zal het
onderwijs schaden en minderwaardig ma
ken en dat in een stad met zoo'n verleden
als Leiden op bew.school-gebied. Niet is
kweekelingen zijn er noodig, doch 2x18.
Zullen die ter beschikking zijn en blijft de
toelage-uitgave daardoor ongewijzigd?
Iedere tegenvaller zal het budget ver-
hoogen.
Nu nog iets over de finantien. De min
derheid rekent f. 50.000 per school, com
pleet uitgerust. Spr. herinnert aan bere
keningen, die veel hooger waren en
daarom vraagt hij of het voor dat bedrag
wel mogelijk is. De minderheid stelt zich
3 openb. scholen voor. Waarom geen 4 of
5? In iedere buurt zijn wel menschen. die
zoo'n school wenschen. En zijn die wen-
schen dan tegen te houden? Iedere school
zou opnieuw f. 50.000 kosten! De minder
heid oordeelt maar 2 bijz. scholen noodig.
Wederom maar 2 en b.v. geen 4? Wie heeft
dat in de hand?
En om de principieele bezwaren èn om
onderwijs-bezwaren èn om finantieele
redenen zal spr. niet met de minderheid
kunnen meegaan. Een zorgvuldig zuinig
beheer oordeelden B. en W. zelf noodzake
lijk; kan dientengevolge de raad meegaan
met de minderheid? In Utrecht heeft men
veel leergeld betaald. Spr. wijst daarop ter
waarschuwing. Een linkschc wethouder
daar weigerde meer dan f. 135.000 voor dit
jaar te besteden. Kan Leiden meer dan
Utrecht? Z.i. is voorkomen beter dan ge
nezen.
De heer ROMIJN wil beginnen met aan
te geven, aan welke eischen z.i. het be
waarschool-onderwijs moet voldoen. In
de eerste plaats moet het zich aanpassen
aan de sociale omstandigheden; het on
derwijs is voor een deel „bewaren", doch
gelet op de ontwikkeling van dit onder
wijs wil hij daarop niet den nadruk leg
gen. Hoofdzaak is, dat z.i. do sociale struc
tuur hier ter stede deze scholen eischt.
Dat aanvaardend, moet men z.i. ook aan
vaarden, dat dit onderwijs moet voldoen.
Verder dient rekening te worden gehou
den met de pacificatie-gedachte. Juist
voor het jonge kind wil hij deze op den
voorgrond schuiven, erkennend het recht
der ouders op een hen passend milieu.- De
lessen der geschiedenis moeten hierbij vol
ledig ter harte worden genomen. En dan
komt de finantieele mogelijkheid.
Dat zijn de vier eischen, die hij voorop
stelt.
Spr. komt dan tot de voorstellen der
meerderheid, die zoo zijn gesteld, dat hij
vraagt, waar is de oprechtheid. Hoe durft
men te zeggen; hier is geen sprake van
onderwijs alleen van opvoeding! Met ge
noegen zag spr. dat de heer Meynen zich
daarvan ook losmaakte. Zoo'n motivee
ring werkt stuitend.
De meerderheidsvoorstellen voldoen ge
heel niet aan zijn vier eischen. In een
goed gesitueerde buurt zou een part.
school evenveel subsidie krijgen ais die in
een arme buurt, waar ze veel noodiger is.
Tegenover de pacificatie-gedachte staan
deze voorstellen diametraal.
Wethouder GOSLINGA: heelemaal niet,
iedere richting gelijk!
De heer ROMIJN handhaaft zijn stel
ling. De wethouder vergeet de twee uiteen-
loopende uitgangspunten: de eene partij
vraagt onderwijs, de andere opvoeding. De
partijen met een chr. sfeer zijn bovendien
georganiseerd, de anderen niet, zoodat
voor neutraal onderwijs niets zou geschie
den.
Wethouder GOSLINGA: dus moet de
overheid het maar doen, al is het niet
verplicht.
De heer ROMIJN: Natuurlijk, want hier
is een sociale verplichting. Waarom richt
men rechts anders bew. scholen op? Spr.
acht de voorsteilen der minderheid finan-
tieel mogelijk. Geheel het er mee eens, is
hij het echter ook niet. Wat heelt de min
derheid blijkbaar oog voor de noodzake
lijkheid van bewschool-onderwijs in
volksbuurten, doch tevens maakt zij het
mogelijk, dat milieu-scholen subsidie er
langen. Principieel bezwaar heeft spr.
daartegen niet, alleen finantieel. Z.i. zal
het onderwijs voldoen aan de eischen die
gesteld mogen worden en de pacificatie
gedachte is volledig door de minderheid
gevolgd, waarvoor spr. den wethouder alle
hulde brengt in tegenstelling met de hate
lijke motie der A.R. kiesvereeniging, die
deze pacificatie gewoon negeert.
Wat de finantieele mogelijkheid betreft
de wethouder van finantien is zoozeer
partijman in dezen, dat aan diens oordeel
niet de minste waarde kan hechten. Spr.
gelooft aan de mogelijkheid in het belang
van alle partijen.
Spr. zal zich gaarne aansluiten bij de
minderheid.
De heer v. ES zegt, dat de voorstellen
van meerder- en minderheid beide uit
gaan van het goed recht der bijz. scholen
en dat verheugt spr. evenals de erkenning
daarvan door den heer Romijn. 't Is links
wel eens anders, spr. citeert een uitlating
van de B. v. N. O. in dezen, ter demonstra
tie. Spr. verdedigt dan nog kort het recht
van het bijz. bewaarschool-onderwijs.
Overigens gaan meer- en minderheid
van verschillend standpunt uit. De min
derheid erkent het recht op openb. be
waarschool-onderwijs, de meerderheid niet
en spr. sluit zich bij dit laatste aan, al
maakt ook hij zich los van de meening,
dat dit onderwijs alleen „bewaren" zou
zijn. Spr. verdedigt dan de uitdrukking
van openb. onderwijs boven neutraal on
derwijs, waarvan hij de mogelijkheid be
slist moet ontkennen.
Verplichtingen tegenover het bew.-
schoolonderwljs bestaan er niet.
Spreker verwijst naar wat het
particulier initiatief in dezen ver
mocht en daaraan moet dit onderwijs ge
heel worden overgelaten. Overal is geld
daarvoor, ook bij de S.D.A.P., zie wat de
V.A.R.A. en de arbeiderspers doet. Maar
daar wil men alles vanwege de autori
teiten!
De minderheid van B. en W. heeft ge
zocht naar een z.g. pacificatie, doch deze
voldoet niet. En finantieel zal men z.i. ge
heel verkeerd uitkomen. Spr. steunt den
heer Meynen in dezen. Men heeft niet in
de hand hoever men gaan wil. De minder
heid wil den leeftijd bepalen op 3 1/2 jaar,
hetgeen in 1927 werd verworpen. Inder
daad is er ook ernstig bezwaar tegen deze
verandering juist uit het sociale belang,
waarvan de heer Romijn sprak. Hand
having van 3 jaar zou echter de kosten
aanzienlijk vergrooten. Verhooging van
het schoolgeld ondervindt daarnevens be
zwaren in iinksche kringen, zie wat de
N. B. v. O. daarover schreef.
Bedenkelijk oordeelt ook spr. het toe
vertrouwen der restklassen aan kweeke
lingen. f. 50.000 per school dunkt spr. voor
een school te laag. Er zal geen actie voor
salarisverhooging der leerkrachten wor
den ingezet evenals voor verlaging van het
getal van 50 leerlingen per klas? En bij een
linkschen raad zal, zoo de meerderheids-
voorstellen worden aanvaard, de over-
heidbemoeiing niet uitgebreid kunnen
worden althans niet zoo gemakkelijk.
De pacificatie is door rechts aanvaard,
omdat de grondwet niet verder toelaat.
Anders hadden de A.R. blijven strijden
voor de vrije school voor de geheele natie.
De heer WILMER wil liet vraagstuk
alleen principieel bezien, straks zal van de
tafel van B. en W. het overige wel worden
behandeld. Zijn standpunt is: het is de
plicht der overheid te streven naar gelijk
recht voor alle ingezetenen. Als men dan
vraagt of de meerderheid van B. en W.
daarmede in strijd is, zegt hij neen hoe
wel hij toch meegaat met de minderheid,
want het gelijk recht voor allen wordt
echter door het voorstel der minderheid
beter en gemakkelijker behartigd. Inder
daad is het voor de voorstanders van neu
traal onderwijs niet gemakkelijk zelf
scholen te stichten, al is het niet onmoge
lijk. Had spr. in 1927 kunnen voorzien wat
een R.K. wethouder nu zou voorstellen,
dan had hij -zich niet voorzichtiger kun
nen uitdrukken dan hij toen deed. Spr.
leest dit voor. Alleen om finantieele rede
nen was hij toen tegen uitbreiding van
het aantal openb. bew.scholen.
Nu deze bezwaren er niet zijn, zie de
voorstellen der minderheid, kan hij mee
gaan met de minderheid. Was de heer de
Visser lid van de raad. dan zou hij onge
twijfeld ook met de minderheid meegaan.
De heer WILBRINK: die zou niet zoo
licht geloovig zijn.
De heer WILMER: dat is een insinuatie
want ook de cijfers der meerderheid kun
nen toch wel geflatteerd zijn?
Spr. gaat dan in op de motie der A. R.
Kiesvereeniging. Eindelijk zijn we nu tot
rechtsgelijkheid gekomen op het terrein
van het bew school-onderwijs, de motie
vergeet dit. Verder zegt de motie dat de
minderheidsvoorstellen de Iinksche begin
selen huldigen, doch is iets meer onjuist?
En wat te zeggen dat overheidsbemoeiing
een pré is, terwijl dit anders bestreden
wordt?
Z. i. is de motie alleen geboren uit een
zekere hartstocht. Heel erg zal spr. echter
daarover niet oordeelen. Straks zal wel
weer blijken, dat men niet zoover van
dkücir staat
De finantieele gevolgen der minderheid
kunnen tegenvallen, waarschuwt de heer
Meynen, doch dat geldt evenzeer voor de
voorstellen der meerderheid.
De VOORZITTER: en de gemeente-
finantiën, kunnen die het dragen?
De heer WILMER: er bestaat gevaar
doch bij beide reeksen voorstellen. Voor
zichtigheid zal geboden zijn.
De heer GROENEVELD kan zich natuur
lijk niet vereenigen met de meerderheids-
voorstellen waarvan de consequentie zou
zijn, dat iinksche raden zouden zeggen:
van het bijz. bewaarschool-onderwijs trek
ken wij ons niets aan. De meerderheids-
voorstellen beschouwt spr. als onbillijk in
hooge mate. Een vermogende groep zou
„standenscholen" kunnen stichten doch
een andere groep (de arme menschen, die
juist het hardst de school noodig hebben)
zou geheel verstoken blijven. Dat wordt
steeds bestreden, doch spr. weet het uit
betere ervaring.
Bovendien is het niet het doel der S. D.
A. P. eigen scholen te bouwen, die genoe
gen neemt met neutraal onderwijs.
Doch groote bewondering heeft spr. ook
niet voor de voorstellen der minderheid,.
Spr. erkent niet, dat er 2 richtingen zijn
op bew. school-terrein, want de eene heeft
geen richting. Wil de S. D. A. P. eigen
scholen dan was het billijk dat zij die ook
betaalde, doch zij wil die juist niet. Zij is
voor de neutrale school, die de S. D. A. P.
idee niet propageert.
Hierna schorsing.
AVONDZITTING.
De heer GROENEVELD vervolgt zijn
rede. Het socialisme op school oordeelt hij
niet noodig. doch ook godsdienst is niet
zoo makkelijk en daarom wil hij ook deze
niet op school. Daarvoor hoelt de ge
meente niet te betalen. Maar zijn fractie
is niet blind voor de werkelijkheid. Er is
hier een rechtsche meerderheid en daar
om zal spr. meegaan met de minderheid
die althans eenig recht doet in tegenstel
ling met de meerderheid. Veel hangt ech
ter af van de uitvoering van de minder
heidsvoorstellen en daarop is spr. niet ge
heel gerust. Zaak is directe uitvoering, wil
men niet achteraan komen. Er zijn 3
openb. doch 11 bijz. bewaarscholen. Rechts
leeft in dit opzicht boven zijn stand. Hoe
als door dc nieuwe openb. bew.scholen
bijzondere geheel of gedeeltelijk worden
ontvolkt?
De heer VERWEY wijst op de princi
pieele beteekenis van het bew.school-
onderwijs. die steeds is toegenomen; eens
deels door het onderwijs zelf, anderdeels
door de noodzaak, de kinderen te kunnen
bergen. Doch er is nog iets anders: de
strijd om het bezit van het kind. Vele
groepen meenen reeds op 3 1/2 jaar het
kind te moeten winnen op de bew.scholen
als voorportaal voor de bijz. scholen. De
gemeenteraad heeft dat niet in zijn hand,
al kan dit lichaam wel stuur verleenen.
Men moet zooveel mogelijk onpartijdig
optreden en daarmee zijn de redevoerin
gen van de heeren Meynen en v. Es
flagrant in tegenspraak, evenals de meer
derheidsvoorstellen. Deze begunstigen zeel-
eenzijdig het bijz. bew.school-onderwijs,
zich beroepend op het bezuinigingsargu
ment, dat steeds wordt gebruikt tot be
strijding van tegenstanders. Voor de
finantieele bezwaren heeft spr. niet al te
veel respect. Men gaat uit van een fou
tieve redeneering,, n.l. den bestaanden toe
stand bij het bew.school-onderwijs. die
echter niet in overeenstemming is met
dien, die er moet zijn. Spr. begrijpt niet,
hoe men eenvoudig den bouw van openb.
bew.scholen voortaan wil uitschakelen;
dat is in strijd met de overheidstaak.
Aanvaardde men het meerderheids
standpunt, dan zouden er z.i. weldra een
25 a 30 bijz. bew.scholen zijn, terwijl,
waren er alleen openb. men met 10 zou
kunnen volstaan. Over finantien gespro
ken!
De finantien beslissen ook niet alleen,
er is ook een moreele zijde, die hier al te
veel verwaarloosd Is. Het openb. bew.-
schoolonderwijs is hier schromelijk ten
achter, mede gelet op de ligging der 3 nog
best. openb. bew.scholen. Vandaar ook de
groei van het bijz. bew.school-onderwijs,
bij gebrek aan openb. scholen in de bui
tenwijken.
En als het finantieel nu eens spaak
loopt? Spr. is niet te pessimistisch te
dezen opzichte, doch dan is er z.i. nog
alle gelegenheid tot ingrijpen. Is het niet
goed te komen tot een commissie van toe
zicht in deze materie, die kan oordeelen
en adviseeren?
Het minderheidsvoorstel kan spr. ook niet
geheel toejuichen, doch hij zal meegaan
om erger te voorkomen.
De heer WILBRINK meent, dat het
minderheidsvoorstel is gebaseerd op de
pacilicatie-idee. Zie daartegen de rede
voeringen der twee S.D.A.P.-leden! Spr.
ziet daarom de vruchten geplukt door do
voorstanders van het neutraal onderwijs,
de wrange door het bijz. Krijgt de S.DA.P.
de meerderheid, dan wordt het bijz. bew.-
schoolonderwijs kalm losgelaten!
Dankbaar is spr. den heer Romijn voor-
diens uitlating doch deze verwonderde spr.
anderdeels, daar toch ook de Vrijh.Bond
is voor het part. initiatief? Waarom dit
dan njet bevorderd? Ook ai is het niet in
eigen kring. Moet daarom de gemeente
er dan maar voor opdraaien?
Gelijkstelling ziet spr. overigens niet in
de minderheidsvoorstellen. Van het bijz.
onderwijs worden nog offers gevraagd, die
het neutraal onderwijs niet heeft, meent
sprvoorbeelden daarvan gevend en hij
hoopt op toezeggingen van den wethouder
in dezen. (Geroep: stemt U dan voor?)
Spr. zegt dat de meerderheid blijkbaar
gaarne de verantwoordelijkheid nog ziet
uitgebreid. Kon spr. gelooven, dat de voor
stellen der minderheid uitvielen, zooals
aangegeven, dan zou hij mee kunnen
gaan.
De heer WILMER: dus principieel is u
er ook voor?
De heer WILBRINK: daar gaat het niet
om. Spr. vreest echter de finantieele ge
volgen, met Utrecht voor oogen. En
waarom, als alles zoo vast staat, niet eer
der gereorganiseerd? Spr. becritiseert dan
de cijfers der minderheid als slagen in de
lucht. Hij vreest een debacle, hetgeen
schade zou worden voor de gemeentekas
en voor het geheele bew.school-onderwijs.
En waarom negeert de minderheid de
raadsuitspraak om den leeftijd van 3 jaar
voor toelating te handhaven, terwijl zij
zich wel beroept op de raadsuitspraak
voor een openb. bew.school in het Kooi-
kwartier? En blijft gehandhaafd, dat nooit
toestemming voor een bijz. bew.school kan
worden geweigerd omdat er in die buurt
al een openb. is? Destijds was ook de heer
Wilmer daarvoor.
De heer DE REEDE oordeelt ook do
motiveering van het meerderheidsstand
punt niet gelukkig, maar toch zal hij mee
gaan. Links heeft vroeger het openb. bew.
school-onderwijs verwaarloosd.
De heer VERWEY: wij zitten hier pas
10 jaar!
De heer DE REEDE ontwikkelt verder
een reeks finantieele bezwaren tegen het
minderheidsvoorstel, ook waar men het
onderwijspeil van thans zal willen hand
haven. Ook spr. vreest voor kosten boven
de f. 200.000.
HET MINDERHEIDSSTANDPUNT
Wethouder TEPE begreep, toen hij als
wethouder deze kwestie vond, dat dit een
zeer moeilijke taak was, die hem was na
gelaten. Zoowel om de kwestie zelf als om
de finantiën. Destijds is de R. K. wethou
der en de fractie met de meerderheid
meegegaan uit precuniair oogpunt. Spr.
gaat dan in op de historie van het vraag
stuk, bespreekt het inzicht van het vorig
college, dat op het standpunt stond dat er
voor het bew. schoolonderwijs geen wet
telijke regeling was en dat part. initiatief
voor de gemeente voordeeliger was.
Met het vorig college is spr. het eens.
dat de regeling bij het L. O. geen direct
motief kan zijn voor zoo'n regeling bij het
bew. school-onderwijs, doch men mag z.i.
de geschiedenis van de onderwijsontwikke
ling daarbij niet uit het oog verliezen, die
bedoelde een gelijke eerlijke kans voor het
openb. en het bijz. onderwijs. Daarom kan
spr. in het voorstel der meerderheid nooit
een gelijkstelling zien en noemt hij dit
misleidend, daar het het openb. bew.
school-onderwijs opheft.
Juist is, dat deze regeling van gelijk
stelling niet geldt voor het bew. school
onderwijs, doch dit was toch wel de be
doeling, spr. citeert de bevredigings-com-
missie. Alleen om de finantieele gevolgen
is het voor het bew. school-onderwijs niet
tot de pacificatie gekomen. Spr. citeert ook
het Engelseh van LEO WALMSLEY.
echter hield hij met fluiten op:
TSJJlJKking van mijn gezicht had zijn
Betrokken. Maar ik durfde niet
met vragen beginnen. Wat had Dusi
Ér,,, Durfde ik, door hem tot op
hoogte in mijn vertrouwen te ne-
ieosteloos informatie-geven riskee-
jLjJskld, dat ik hem voor Dusi Khan
^Jfknuwde en dat hij Dusi's handlanger
Vo?r den zooveelsten keer had ik
JjJjMast gehandeld. Waarom had ik
I Abt -8t eerst geraadpleegd?
;,„U me misschien wat te zeggen,
t tv. i^en' "Fhnms", begon ik voorzich-
tsnt o°™r wou weten, of je het naar
•n .en 1061:1 za® üt Je z°oeven staan
m en toen dacht ik, laat ik nu maar
ll,8 dijken."
HmL weer net van P^s- meneer'
«nit van me leven zoo in den put ge-
sinds ik van me ouwe schuit.
ftto Shad' af ben-
lbt, nn"ie dit zeker ook wel een ge-
17, tendering", polste ik hem.
ftehot k aad" saf hij ten antwoord
i «iif ""-stoppen van zijn pijp. Trou-
-"(es waar je kans op lol bij hebt of
ki °'l loopt is goed voor den ouwen
S "e langhalzen van de kiel te
■(teert '6; daar bè-je Koning Pha-
lrw°T?l: In de d6ur van den salon
vi,1 Knan. Toen hij mij zag kijken,
njn handen in zijn zakken en
Jtwam tot mijn niet geringe verbazing
glimlachend naar ons toe.
„Ahm'sieu", begon hij met een al-
lerbeminnelijksten glimlach. „Als ik het
goed heb. hebben we elkaar al eens eerder
ontmoet. Tenminste uw gezicht komt me
zoo bekend voorJa. nu weet ik het.
't Is in Cavendish Square geweest. U was
toen zoo vriendelijk om me bij het zoeken
naar een adreseenige aanwijzingen te
geven."
..Ja. waarachtig!" gaf ik langzaam ten
antwoord, terwijl ik hem op mijn gemak
van het hoofd tot de voeten bekeek. „Nu
u het zegt, herinner ik het me wee^. En op
de Bulford Castle heb ik u, meer. ik, ook
gezien, 'n Merkwaardige samenloop van
omstandigheden. Wat is de wereld toch
klein, vindt u niet?"
Dit was de eerste keer, dat ik de gele
genheid had hem eens goed op te nemen.
Voor een Westerling is en blijft het moei
lijk om den leeftijd van een Oosterling te
bepalen. Zooals hij daar voor me stond,
schatte ik hem op een jaar of veertig. Hii
was groot en mager en als gezicht had hij
de karakteristieke physionomie van den
modernen Egyptenaar van beschaving en
stand: buitengewoon knap en buitenge
woon onsympathiek.
Hij beaamde mijn vrij afgezaagde op
merking over 's werelds geringe afmeting
door te knikken en een paar voorbeelden
van zijn eigen ervaringen op dat gebied te
geven. Daarna zonder eenigen overgang,
bij wijze van stormloop op de veste
vroeg hij me, hoe ik de geschiedenis van
den vorigen avond, het kleine incident, dat
vlak voor het vertrek van de boot plaats
had, vond. Ik keek eerst verwonderd en
deed dan of ik me vaag iets herinnerde.
Hij lachte, alsof hij heimelijk van iets ge
noot en stak met sierlijke, langzame ge
baren een geparfumeerde sigaret op.
„Iets buitengewoon vermakelijks,
m'sieuu zou het waarschijnlijk een
samenloop van omstandigheden noemen,"
Zijn toon was hoffelijk, maar met zijn
oogen hoonde hij me. „Ik kwam gister
avond ook door omstandigheden wat laat
aan boord acht uur was het en ging da
delijk naar mijn hut. Het nummer van
mijn hut is 37. Daar vond ik een landge
noot van me. iemand, dien ik een paar
jaar geleden in Cairo gekend had, ge
ïnstalleerd. De hofmeester had onze na
men verwisseld. Ik had natuurlijk kunnen
blijven en hij had naar zijn eigen hut kun
nen gaan. maar hij had zijn koffer al uit
gepakt daarom besloten we het maar te
laten zooals het was en kwam ik in no. 27
terecht. Vier uur later werd hij gearres
teerd." Hij zweeg en keek me met denzelf
den eigenaardigen blik, die met een paar
oogenblikken eerder den indruk' had ge
geven, dat hij me met z'n oogen hoonde,
aanTragisch, vindt u niet? Ik wist
wel, dat hij met de een of andere politieke
beweging iets uit te staan had" hij
haalde z'n schouders op, alsof hij geen
Egyptenaar, maar een Franschman was.
maar dat zijn wij Egyptenaren allemaal.
Daarin lijken we op de Ieren, het zit ons
in het bloed, een intrige is voor onzen
geest wat koffie en een likeurtje voor ons
lichaam is."
„Maar u zoudt toch maar leelijk opge
keken hebben, als ze u in plaats van hem
genomen hadden", zei ik, in een geest-
looze poging om hem zijn ironie betaald te
zetten.
.,'t Zou gewoonweg fataal geweest zijn.
m'sieu! Ik heb in Zanzibar gewichtige za
ken te regelen en voor September moet ik
weer in Londen terug zijn. Het zou me
tien, neen, veertien dagen gescheeld heb
ben Absoluut fataal zou het geweest zijn.
Op het oogenblik kwam de marconist
van de Scottish Chief naar me toe.
„Dan heeft u ontzaglijk geboft", zei ilt
noncha!ant-weg. „Gelukkig voor u is zelfs
de Afrikaanschc politie niet onfeilbaar. U
zou niet het eerste slachtoffer geweest
zijn, dat onschuldig gearresteerd werd
Tot genoegen, sir.allicht zie ik u nog
wel voor Zanzibar. Adieu Timms.
Het bericht, dat me boven wachtte, was
van Nick.
„Wel bedankt. Naar twee kanten raak."
Wel. naar mijn kant was het er leelijk
naast, maar zoolang ik tevreden was
De houding van dr. Flint, toen ik hem
nog voor den lunch vertelde, hoe volkomen
mijn plan mislukt was, viel me buitenge
woon mee. Hij was een en al vriendelijk
heid.
„Trek het je maar niet aan. beste jon
gen. troostte hij me, toen hij aan mijn
stem hoorde hoe neerslachtig ik was.
Hij is nog niet van ons af we zetten
hem nog schaakmat, geloof mij maar!"
„Maar Timms, sir! Wat denkt u.
„Absoluut niet, beste jongen, absoluut
niet," viel hij me ongewoon heftig in de
rede. „Onze vriend beneden heeft vele te
kortkomingen, vele tekortkomingen, onge
twijfeld. Ik zou hem niet graag alleen la
ten met mijn whisky, neen, neen, geen vijf
minuten, geen enkele minuut. Er zijn nu
eenmaal menschen. die voor alcohol din
gen doen, die ze niet zouden doen ai kon
den ze hun leven ermee redden
„Maar. dan is hij toch onbetrouwbaar
en als gevolg daarvan, een gevaar voor.
„Ja. als wij hem een gevaar laten wor
den. Maar dat hoeft niet. Op het oogenblik
weet hij niets. En zoolang hij niets weet,
kan hij den Egyptenaar niets vertellen.
Dat is dus de tactiek, zorgen dat Timms
niets te weten komt En overigens mar
cheert alleso, uitstekend, beter dan ik
verwacht had.
Tegen het vallen van den avond, toen de
zon al in het westen stond en de oude
witte huizen met hun achtergrond van
hooge, wuivende palmen zich lagen te
koesteren in den warm-gouden glans van
de avond-zon, die den rijkdom van kleu
ren, onzichtbaar in het onbarmhartig-
felle licht van een tropenzon op den mid
dag. in zijn volle heerlijkheid deed uitko
men, gleden we op onze ankerplaats voor
Zanzibar aan. De landwind bracht den
penetranten geur van kruidnagelen en
klapper mee, van heel uit de verte kwam
het doffe bonzen van de tom-toms, van
het strand een vaag geroezemoes, men-
schen-geluiden, die door den afstand tot
iets onbestemds versmolten Ik sloot mijn
oogen en haalde diep ademhet op-
snulven van dien welbekenden geur. het
weer hooren van al die welbekende gelui
den gaf me een gewaarwording van vol
daanheid, van volkomen bevrediging, een
gewaarwording, die alleen door de sterve
lingen, die de betoovering van Afrika heb
ben leeren kennen, begrepen kan worden.
Dr. Flint stond naast me. Er was iets on
beschrijfelijk pathetisch in de manier,
waarop hij zich over de verschansing heen
boog, waarop hij met zijn arme blinde
oogen, voor een paar korte oogenblikken
zonder het voortdurend rusteloos bewegen
voor zich uitstaarde, alsof hij de schil
derachtige stad daar voor hem, waarvan
liij het beeld, alleen door herinnering, weer
opbouwen kon. in werkelijkheid aandach
tig stond te bekijken.
Zorg jij voor de bagage en de rest, Cle
veland? En hoe gaat het met den kapi
tein? Is hijehvoelt hij zich
goed?"
„Dat zal wel gaan, dokter. Hij beeft zicli
nogal rustig gehouden. In eik geval kon ik
hem aan."
In werkelijkheid was Timms zoo dron
ken, dat hij weer nuchter begon te wor
den, een verschijnsel, dat bij verstokte
drinkebroers meer voorkomt.
(Wordt vervolgd).