OPLOSSINGEN. ROB'S HART. medelijden met.hel vuur op den weg gehad? Heb je dit aan droge takje9 geholpen, toen hel jou dit zoo vriendelijk vroeg?" Op dit zelfde oogenblik kwam weer het keukenmeisje de keuken binnen, en zoo dra ze rook, dat Half-haantje in het vuur lag te schroeien, haalde zij hem er uil en riep lachend: „Kijk nu dat ongelukkige ge dierte toch eens aan! Dal wil zeker van avond als een gebraden haantje op tafel komen! En dat nog wel zoo'n mager schar minkel mol één poot, één vleugel, en één oog! Wacht, ik zal je leeren!" Nog wat ■mopperende over brutale hanen, wierp het keukenmeisje ITalf-haanlje weer hel keu kenvenster uit. en wel zóó woest, dal het dier terecht kwam in een groote kuip voi water. Daarin spartelde hij toen zóó lang rond. totdat hij van moeheid bijna zonk. „Ach, ik verdrink, ik verdrink!" riep Half- haanije toen luid en angstig. „Ach,^ lief water, laat me toch niet verdrinken!" „Heb je straks het water in de greppel geholpen?" vroeg het water in de kuip. ,.IÏcb jij liet bosje hooi. dat het water legen- hield, weggenomen? Neen, dal deedt je niet, llalf-haantjel En zie nu maar, dal je uit de kuip komt. want ik help je niet!". Half-Haantje zou ook werkelijk verdron ken zijn, als er niet heel toevallig een jon gen voorbij was gekomen, die hom uit het water trok. Doch in plaats van 4<?n iongen door een vriendelijk gekraai Ie bedanken voor dien9 hulp pikte hij hem heel vernijnig in zijn hand. „O. jou ellendig dier?" riep toen boos de jongen en hij wierp Half-haantje heel hoog de lucht in. „Hè, nu ga ik vliegen!" juichte hel'haantje, En toen hij ook den wind voelde, die langs zijn kletsnatte veer en streek, kraaide hij vTOolijk: ..Kom beste wind, droog jij mijn mooi en staart eens vlug!" „Kom dan maar mee!" zong de wind en bij nam, al dwarrelend, Half-haantje mee. heel hoog de lucht in, en wel heelemaal lol vóór de gouden Hemelpoort. En uil die poort kwam juist Si. Sylvester. Die goede Heilige ging zijn naamdag vieren, want die viel juist op den laatsten dag van hel oude jaar. En toen nu SI. Slyvester Half-haantje zoo dicht bij de Hemelpoort zag. vroeg bij: „-Wat kom jij hier doen, haantje?" ,.lk wil den Hemel wel eens zien," sprak Half- haantje, en hij begon op eens heel luid en oneerbiedig le kraaien. Toen keek SI. Slyvester, die altijd zoo heel vriendelijk is, Half-haantje boos aan en sprak: „Iemand zóó boos, harteloos en zelfzuchtig als jij. kan nimmer den Hemel zien. Maar toch zul je er voorlaan heel dichtbij wonen. Half-haantje!" SI. Sylvester greep toen Half-haantje bij zijn ééne vleu geltje, dat op den kerktoren stond, en dédr, boven op bet kruis, zette hij hel dier zóó stevig neer, dat hel nooit meer er al kon komen. „En sinds dit oogenblik", zegt het sprookje, „zit daar Half-haantje, geblakerd door hel vuur. doorweekt van hel water en meegevoerd door den wind, na te den ken over zijn harteloosheid. En als do wind langs hem heen strijkt, klaagt en smeekt Half-haantje- „Ach. breng mij weer bij mijn lieve moeder Kip!" En hij keert zich, knar send van berouw, op het kruis om en om, al naar de wind hem plagend draait. En zoo is Half-haantje nu een windwijzer ge worden 1 Tante Job. (naverteld). OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. 1. De letter r. 2. Spin Azië spinazie. 3. Spuit water spuitwater. 4. Een stoel. 5. Rotterdam. 6. Fiets, f, i, e, t,s. 7. Muizenval. 8. Kit, wit, pit, hit, zit. EEN OUDEJAARS-VERTELLING. 't Was in Zuid-Limburg, daar waar nog, juist zooals in Frankrijk, het aardige ge bruik bestaat om elkaar, en vooral den kinderen, op Nieuwjaarsdag een geschenk le geven. In dit gedeelte van Limburg wordt' zulk een ge schenk meestal gegeven in den vorm van een hart, ge maakt van koek en versierd met suikeren letters, zooals vroeger de „kermis-koeken". Doch zij, die een kostbaarder Nieuwjaarsgeschenk willen geven, koopen bij den ban ketbakker harten van marse pein, versierd met prach tige bloemen en relief, of een hart van banket, opgemaakt met geconfijte vruchten, of een groot chocolade-hart, diep uitgehold en opgevuld met de fijnste bonbons. Kort om, men heeft daar zooveel keuze in aure en minder dure harten, dat er in die streek bijna geen huisgezin te vinden is, waar op Nieuwjaarsdag geen hart op tafel komt. Zoo hadden dan oolc in het gezin Massop, altijd trouw op den eersten dag van elk jaar, alle groote en kleine menschen bun hart gehad. Daar ging het ook op Oude jaarsavond evenals op Nieuwjaarsdag, al tijd zeer feestelijk toe. Vooral op Oude jaarsavond Dan kwanten grootmoeder Masson met haar nop ongetrouwden zoon en dochter, en nog eenige nichten en neven in het groote, vroolijke gezin, afscheid ne men van het jaar. dat. heenging, om daarna het Nieuwejaar feestelijk in te halen. Van uit de kerk kwamen ze dan op Oudejaars avond met dc Masson's mee. 't Was op zulk een avond, een eeht-ouder- wetschen Oudejaarsavond met veel sneeuw die alles bad bedekt, zoodat, bij het licht der maan, alles op den weg schitterde en glinsterde, dat Rob Masson, de jongste van het aardige gezin, die juist tien jaar was, alleen in de huiskamer zat. De geheele fa milie was naar de kerk, doch hij, Rob. die pas griep had gehad, mocht 's avonds nog niet naar buiten. Dit laatste vond Rob dien avond verbazend prettig. Hij had juist een mooi boek en zat fijn bij den haard te lezen en ook te kijken naar Mien, het tweede meisje, dat bezig was met alles, wat maar lekker was, op de keurig gedekte tafel en op het buffet gereed te zetten. ,,En zul je nu echt nergens aankomen, Rob V' vroeg Mien, die nog een paar takjes hulst tusschcn de sierlijk gerangschikte vruchten stak. Het meisje kende Rob's groote gebrek; ze wist, dat de jongen, als hij de kans schoon zag, overal van snoepte. Ze vroeg hem daarom nog eens: ,,En zul jo nu heusch overal afblijven, Rob Toe, wees nu eens lief. Je weet to oh wel, dat je straks van alles zult krijgen..." „Ik zal echt nergens aankomen, Mien", beloofde Rob. ,,Ga jij maar gerust naar de keuken." Maai- ziet, nauwelijks was Mien de kamer uit, of Rob legde het boek neer, stond op en liep naar het buffet. Daar stak hij al dadelijk een stuk gember in zijn gulzigen mond, nam van elk schaaltje eenige fijne bonbons, toen nog een paar bitterkoekjes en een handjevol studenten-haver, greep een groote banaan t-ussohen de vruchten uit, en daarna nog wat beschuitjes met kaas van een grooten schotel, en ging toen met zijn voorraad weer bij het vuur zitten. Gulzig, zooals snoepers zijn, schrokte hij alles in een oogenblik naar binnen, zoodat, toen hel meisje even later weer binnen kwam, hij deed alsof hij heel rustig had zitten lezen. Daarom dacht Mien er ook niet aan, in de verschillende schaaltjes te kijken; ze zette alleen nog een paar fles- schen wijn op den grond naast het buffet en ping toen weer heen, om het keuken meisje, dat het heel druk had, nog wat te kunnen helpen. Even riep Rob haar nog na: ,,Hè, zeg eens, Mien, weet jij ook, of ae harten al gekomen %zijn 1 En weet je ook, hoe een ik zal krijgen F' Mien lachte even heel geheimzinnig en zei: f,Ik mag er niets van vertellen, Rob .Wacht maar tot morgen, jongen Ik zeg ai- léén, dat je heel blij zult zijn met joim hart!" Daarna liep ze vlug verder en trot dc deur achter zich dicht. „Fijn", dacht Rob, „de deur is dicht eii Mien zal nu wel een poosje wegblijven. Do rainee zal vanavond wel weer heel lang preeken, juist zooals verleden jaar. Als zt allemaal uit de kerk thuis komen, hoor ik zp al heel in de verte. En de harten zullen toch zeker wel gekomen zijn. Ik ga een! op verkenning uit!" Onhoorbaar sloop Rob naar de suitedeu ren, schoof die even zacht open-, knipte hel licht aan en keek rond. Ja, daar zag hij a! dadelijk, op en onder een klein tafeltje, eenige wit-kartonnen doozen staan. „Nu, doozen staan anders nooit in de voorka mer", dacht Rob. „En de taart voor van avond ligt al op den taaitensehotel. Neen, het moeten beslist de harten zijn Terwijl Rob zoo naar de doozen keek* kwam er een groot verlangen in hem op, de doozen te openen. „Er staat nog niet op, voor wie ze bestemd zijn/' dacht hij weer, één der doozen in zijn hand nemend. Met de doos liep hij naar de tafel, nam het dek. sel er af en zag toen een groot hart van marsepein, versierd met rozen en groene bladeren. ,,Die zullen óók wel van marse pein zijn," dacht weer Rob en hij brak eei stukje van één der rose rozen af, en noi een licht-groen blaadje. „Nou, dat ziet tod niemand." Hij wilde nu ook de andere doo- zen openen, maar juist toen hij die met bet hart van marsepein weer had neergezet op het tafeltje en een andere had geopend, hoorde hij buiten stemmen. „Lieve help, daar komen ze uit de kerk! dacht hij. „Vlug het deksel er op!" Doch in zijn haast stiet hij tegen de doos met het hart van marsepein, die met een plof op den grond viel. En tijd om de doos op te rapen gunde Rob zich niet. Vlug knipte hij het licht- uit en holde terug naar de eetkamer. Ja, in zijn angst vergat hij zelfs de deur der suite weer dicht te schuiven. Hij schoof alleen vlug de dikke portière dicht, ging alsof er niets bijzonders was gebeurd, weer in den stoel zitten en deed alsof hij ijverig las. Maar hij, Rob, bad zich vergist, 't Was niet de familie, die uil dc kerk kwam; I waren alléén menschen, die voorbij gingen. Doch de schrik zal er in. en zoo bleef Rot rustig zitten, totdat hij weer trek in wal lekkers kreeg. Weer nam hij toen van i'edei schaaltje wal en snoepte, totdat hij genoet bad. ..Nu blijf ik echt zitten", mompelde hij „En ik zal juist doen, alsof ik slaap". Gulzige Rob deed daarna de oogen dicht liel het boek op den grond glijden, en loei duurde bel niet lang, of. hij sliep werke lijk! En in den slaap had Rob een akeligei droom! Hij zag harten, niel9 dan harten, groot' en kleine, witte en zwarte en roode ei groene, die op hem toeliepen. Want al dit harten hadden lange, dunne beenen, en ooi even lange, dunne armen, waaraan geel handen, doch alleen één langen wijsvinger een scherpen spitsen vinger, puntig als eei spijker. Een hoofd hadden de harten oo: niet. Alleen twee griezelige, groote oogen ei een wijde mond waren midden in het harl En spreken konden ze ookl „Dit is nu Rob", begon dadelijk een groo zwart hart, en hij wees met zijn scherp gepunlen vinger op den jongen. „Ja, daa zit hij, de jongen, die altijd doet alsof hi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 14