Gcer| Wof.
HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
De verloren Injectienaald.
71»,e Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 11 December 1930
Derde Blad
No. 21699
PARLEMENTAIR OVERZICHT
orWybe,v
FAILLISSEMENTEN.
UIT DE OMSTREKEN.
FEUILLETON.
TWEEDE KAMER
JUSTITIE.
Nadat de Kamer Dindagavond behalve
de reeds vermelde beslissing ook nog de
begrooting van Koloniën (waarin-de be
grooting van Curacao), had aangenomen,
evenals het wetsontwerp tot het tijdelijk hef.
fen van opeenten op de invoerrechten in
Oost-Indië, kwam Woensdag de begrooting
van Justitie verdere aan de orde.
Eerate spreker hierbij was de heer Drop,
die enkele wenken gaf met betrekking tot
de rechtspositie der handelsreizigers en
een betere regeling bepleitte van den rechts
bijstand aan on- en minvermogenden.
Waarna de heer Van der Heide zich tegen
weder-invoering van de doodstraf verklaar
de en voor een betere regeling der reclas-
seering de aandacht der minjsters vroeg.
Hij wees er op. dat de toenemende open
bare zedeloosheid een ernstig verschijnsel
is, al is het in ons land gelukkig nog niet
zoo erg als b.v. in Duitschland. Een feit
is echter, dat de zeden-verwildering toe
neemt, al zullen regeerings-maatregtlen
daartegen niet veel kunnen doen. De krach
ten in de maatschappij zelf moeten er zich
tegen keeren, want zedelijkheid is een zaak
van gezindheid, die moet worden aange
kweekt.
De heer Tenlings hield een betoog (en
gunste van strafbaarstelling van godslaste
ring en beleediging van" den godsdienst,
waarna mej. Katz allerlei wenken gaf met
betrekking tot eenige punten inzake de uit
voering van onze strafwetten en pleit voor
een betere opleiding van het gevangenis
personeel. De afgevaardigde zou een com
missie benoemd willen zien voor de uit
voering op de Psychopaten-wet.
Over het incasseeren van kleine vorde
ringen sprak de heer Van Rappard, die ver
volgens het onderwerp ..gijzeling" behan
delde. Hij voor zich was van oordeel, dat
de gijzeling nog niet geheel kan worden ge
mist, doch dat met groole voorzichtigheid
moet worden gebruikt, en dan alleen tegen
onwilligen, en alleen volgens beslissing van
den rechter: in dezen zin zou hij de rege
ling gewijzigd willen hebben. Niet langer
mag de schuldeischer over de-vrijheid van
den schuldenaar beslissen.
Tegen weder-invoering van de doodstraf
verklaarde zich ook de heer Boon, die-mede
aandrong op de wijziging van de Begrafenis,
wet om te komen tot erkenning der crema
tie en ook zijnerzijd? beloogde dat de gij
zeling nog niet kan worden gemist, al moet
zij alleen worden toegepast op onwillige
crediteuren. De heer Dnymaer van Twist
vroeg herziening van het beurtvaartrecht lot
verbetering van de rechtspositie der schip
pers en hij wenschle in het bijzonder de
invoering van een uniforme charter. Tegen
verdere bemoeilijkheding van de echtschei
ding had de heer Wijnkoop bezwaar, want
daardoor zal de zedeloosheid juist worden
bevorderd. Ook overdrijve men de porno
graf icbest rijding niet. want men beschouwt
ook datgene als pornografie wat het niet
is. Ook tegen het cel-slelsel protesteerde deze
afgevaardigde en hij verwees naar Rusland,
waar een heter Strafstelsel bestaal. waarna
hij tenslotte bezwaren uitte tegen het straf
baar stellen van Godslastering. Voor e?n
beteren rechtsbijstand aan on. en minver
mogenden pleitte de hoer Puvs. die zich in
zake de gijzeling aansloot bii den heer Van
Rappard, al verklaarde hij veel te voelen
voor afschaffing, en overigens p'eiflp voor
het ontwerpen van een wet op het Bank
bedrijf. (er voorkomine van allerlei verkar
de dingen, en voor hel inricht< n van pen
politie-laboratoriurnOok de heer Maxchant
had tegen afschaffing van de gijzeling be
zwaar. maar er is een herziening noodig,
om misbruik* in hef instituut te voorkom n,
en de heei Zandt vroeg maatregelen tegen de
zedeloosheid en legen Godslastering
Nadat de heeren Zandt, Slctemaker de
Brnine en Schokking nog enkele opmer
kingen hadden gemaakt (laatstgenoemde
bleek voorstander van strafbaarstelling van
opzettelijke godslastering), kwam eindelijk
DE MINISTER VAN JUSTITIE
aan het woord.
Hij deed al dadelijk een toezegging. Tot
afschaffing van de gijzeling verklaarde hij
niet te kunnen overgaan, maar wèl zal hij
probeeren een vorm ie vinden om „een vei
ligheidsklep" aan (e bregen voor de toepas
sing. Daarentegen: overeen algemeene wet
telijke controle van het bankbedrijf liet de
minister zich niet gunstig uit. Dit zou het
bedrijf belemmeren en te veel moeilijkheden
opleveren. Aparte gevangenissen voor vrou
wen achtte hij niet noodig. Aan de herzie
ning van het binnenvaartrecht en de ver
betering van den kosteloozen rechtsbijstand
zal aandacht worden gewijd. Voor verbete
ring van de veiligheid ten platten lande
achtte de Minister geen bijzondere maat
regelen noodig: de politie doet wat ze kan.
Een voorstel tot weder-invoering van de
doodstraf zon geen kana van aanneming
hebben; daarom wordt het niet ingediend.
En:
evenmin voelde hij iels voor strafbaarstel
ling van Godslastering en hij maakte de
goede opmerking: ..Daarvoor zou geen straf
maat hoog genoeg zijn".
Daarna zijn zeer vele artikelen der be
grooting nog in behandeling genomen.
Daarbij heeft de Minister den heer Ling-
beek geantwoord, dat deze niet bang behoeft
te zijn voor te veel katholieke rechters. Over
de zaak-Lans verklaarde de Minister, han
gende de behandeling le zullen zwijgen (de
heer Boon had geklaagd, dat de Officier van
Justitie (e Rotterdam en de advocaat-gene
raal le Rotterdam dezelfde persoon waren
geweest). Overigens verklaarde de Minister
vele zaken en klachten le zullen overwegeiT"
en onderzoeken.
De heer Dnys pleitte voor salaris-verbete
ring voor het griffie- en parket-personeel,
maar de Minister verklaarde, dat aan maat
regelen voor één bepaalde groep, niet kan
worden gedacht.
Over den achterstand en de trage afdoe
ning van zaken bij de Raden van Beroep,
heef! de heer Drop geklaagd: hij wilde meer
voudige kamers. De Minister beloofde naar
dezep achterstand een onderzoek te zullen
instellen.
De heer Dnys meende bij een volgend
artikel dat er politie-beambten zijn, die
partijdige processen-verbaal opmaken; de
heer Fl. Vos wilde beter politie-toezicht op
de snelheid der Gooische stoomtram. De
Minister antwoordde, dat dit laatste punt
bij de plaatselijke politie thuis hoort; het
eerste beloofde hij te zullen onderzoeken.
Ook de afdeeling „Gevangeniswezen" bracht
eenige sprekers in het veld. Mej. Meyer
vroeg om beperking van arbeidsduur voor
het personeel; en zij wenschle een selectie
van de gevangenen voor den godsdienst.
Voor een belere geestelijke verzorging pleitte
mej. Katz en de heer Van der Heide achtte
verhooging van het peil van vele gevange
nissen noodig.
De Minister antwoordde, dal hij verschil
lende van deze zaken zal overwegen. Tegen
selectie naar den godsdienst zijn echter
praclische moeilijkheden.
Deze vergadering heeft lot kwart voor'
achten geduurd; toe werd ze lot Donderdag
verdaagd.
HAGENAAR.
RECLAME.
Een das verwent Uw hals. Neem
Wyberl. Hel beste «(weermiddel
legen verLoudbeid en besmetting.
5166
Uitgesproken:
J. Wilhelmus, slager, llillegom. Molen-
slraat 13 p. Rmr. S. J. Pit. cur mr. L.
G. van Dam, Haarlem.
93. ,,Al heb ik ook een dik hoofd gekregen,
't Raam ie open." zei de man,
..En nu zal ik maar dadelijk beproeven.
Of ik er doorheen kruipen kan."
,,Ik kan niet wachten, ik zoek den jongen
Die er slinks van door is gegaan.
En ik zou ook wel willen weten,
Of d' andere is blijven slaan."
94. Hij dreef verder over 's-Gravenihage,
Hij kwam weer over een oud plein,
Omringd door heele oude gebouweD.
Dat moest, dacht Pim, het Binnenhof zijn.
Daar stond ook eén huis met een tweetal torens,
't Gebouw was zeker heel erg oud.
Dat zal dacht Pim de ridderzaal wezen.
Een graaf van Holland heelt ze gebouwd.
KATWIJK.
GEMEENTERAAD.
De Kwakelkwestie Praeadvies van
B. en W. na langdurige en heltige
besprekingen met 87 et. verworpen
Raads-Commissie benoemd tot onder-
zoek oeververbinding Benoemingen
Uitbaggeren van den Rijn Aanvaar-
ding eener schenking Tele vragen
beantwoord.
De raad dezer gemeente kwam gisteravond
in openbare vergadering bjjeen. Voorzitter
Burgemeester J. Schokking. Aanwezig alle
leden.
Na opening met gebed worden de notulen
der vorige vergadering na een opmerking
van dr. Eijkelenboom en de heer P. Guyt
vastgesteld.
Ingekomen stukken. Allereerst eenige mis
siven van Ged. Staten meldend de goed
keuring van in vorige vergadering genomen
heslniten. Een verzoek van het schoolbestuur
der R.K. St. Jozefschool om gelden be
schikbaar te stellen voor meubileering van
het 4de leerlokaal als gevolg van in gebruik
neming van dit lokaal wegens vermeerdering
van het aantal leerlingen, wordt in handen
gesteld van B. en B. voor praeadvies.
Dan stellen B. en \V. voor de rekening
van het Grondbedrijf, dienst 1929 ter onder
zoek in handen te stellen van de daarvoor
in de Raadsvergadering van 18 Juni 1930
benoemde Commissie. Aldus besloten.
Praeadvies op het verzoek van mej. E.
de Lange om verbooging van haar salaris
als vroedvrouw. B. en W. adviseeren niet
tot verhooging over te gaan en motiveeren
hnn advies als volgt: het vorig jaar vroeg
mej. de Lange 14 dagen verlof waartegen
hjj B. en W. geen bezwaar bestond mits
zij een plaatsvervangster aanwees. Zij be
richtte dat zulks haar om de hooge kosten
niet mugeljjk was. B. en W. vonden mej.
Mugge te Rrjnsburg bereid onder bepaalde
voorwaarden als vervangster op te treden.
Toen B. en W. dit berichtte, meldde mej.
de L, dat zij haar verzoek introk op grond
van het feit dat zjj de actie en beslissing
van den Ned. Bond van Vroedvrouwen eerst
wenschte af te wachten.
Haar salaris is vroeger met f. 200.
verhoogd wat B. en .W voldoende achten.
In de laatste drie jaren is in totaal 15
gratis hulp verleend en 17 maal tegen ver
minderd tarief. Dat is resp. 5 en 5 maal
per jaar. In de laatste jaren is het aantal
ook verminderd. Een salaris van f. 400.
achten B. en IV. om bovengenoemde redenen
voldoende. Mitsdien stellen zjj den raad voor
afwijzend te beschikken. Dr. Hueting zegt,
dat het hem voorkomt dat deze aangelegen
heid niet goed geregeld is. Mej. de Lange
is geen ambtenares en toch ontvangt ze
salaris van de gemeente. Dat salaris is niet
voor de hulp die ze verleent doch een premie
dat zo hier gevestigd is. Heeft ze toch
hulp van medici noodig dan bemoeit 4e
gemeente daar zich niet mee. De vergoeding
ljjkt spr. te laag. De voorzitter zet uiteen
dat de belooning voor haar werk meer dan
voldoende is en mej. de L. niet van ge
meentewege is aangesteld. Besloten wordt
vclgens voorstel van B. en IV.
Ingekomen is nog een adres van den
Christ. Besturenbond waarin de raad beleefd
verzocht wordt hierna te noemen maatregelen
in ernstige overweging te nemen aangezien
de werkeloosheid zich ook in deze gemeente
uitbreid en reeds het dubbele getal werke-
loozen van vorig jaar is ingeschreven. Die
maatregelen zijn volgens genoemden Bond:
a. te komen tot werkverschaffing, b. steun-
uitlteering aan de uitgetrokken uit de werke-
loozenkassen en ook aan hen, die nog geen
reel thebbenden zijn uit bedoelde kas. Het
bestuur deelt Stevens mede dat er reeds
uitgetrokken georganiseerden zonder werk
loopep, zonder eenigen steun en dat het
getal hiervan zich iederen dag uitbreidt.
B. en W. stellen voor dit adres in handen
te geven van B. en W. voor het uitbrengen
van praeadvies. Hiertoe wordt zonder h.st.
besloten.
Bericht is ingekomen van den heer L. v.
d. Zwan, dat hjj zijn benoeming tot lid
der commissie voor de belastingen aanneemt.
Volgt het praeadvies op een aantal adres
sen met verzoek tot behoud van de Kwakel.
In de vergadering van 16 Mei 1.1., zeggen
B. en W. is door ons reeds mededeeling
gedaan dat door hen ernstig gepoogd is
ora de tegenwoordige trambrug te doen ver
vangen door een die ook voor voetgangers
en ander verkeer zou kunnen dienen. Deze
poging heeft echter geen succes gehad.
Verders meenen B. en W. dat de kleinen
omweg die thans gemaakt moet worden de
groot9 uitgave van een nieuwen Kwakel die
B, en W. ramen op f. 7800.niet wettigt.
B. en .W adviseeren daarom op de vermelde
adressen afwijzend te beschikken.
De publieke tribune, bezet als nimmer
te voren, liep tijdens de behandeling van
dit punt zoo vol dat de voorzitter verbood
nog meerdere toe te laten. Velen moesten
zich vanaf de opening der vergadering, tot
het einde, te half twaalf, met een staan
plaats tevreden stellen.
De heer R. Ouwehand verkreeg van de
velen die het woord vroegen, het eerst de
gelegenheid hiertoe. Spr. begon met te zeg
gen dat sinds eenigen tijd beweerd wordt,
dat de raadsleden van Katwijk aan Zee zich
van Katwijk aan den Rjjn niets aantrekken.
Officieel is die beschuldiging geuit a3n den
Commissaris der Koningin bij zijn bezoek
aan deze gemeente. Daartegen wenscht spr.
thans te protesteeren omdat zulks in lijn
rechten strjjd is met de feiten. Telkens als
er voorstellen tot verbetering in Katwijk
a. d. Rjjn kwamen is de grootste mede
werking verleent. Spr. noemt de bestrating
der Sandtlaan, idem VoorstraatAchterweg,
Act terkerkweg, Molentuinweg, de rioleering
in de Commandeurslaan, idem in de Kerk
straat. Voor al die feiten behoefle zelfs
niet hoofdelijk gestemd te worden, 't Is
spr. daarom onbegrijpelijk hoe men er toe
kwam het bovengenoemde aan den Commis
saris der Koningin te zeggen. In Katwijk
aan Zee zijn veel slechtere wegen en straten
dan in Katwijk a. d. Rijn. De rioleering
in Katwük a. d. Rjjn is in orde. In Katwjjk
aan Zee komt het nog voor dat de brandweer
de kelders die volgeloopen zjjn bij stort
regens, leeg moet zuigen. Veilig mag nage
rekend worden of aan Katwijk a. d. Rijn:
niet 1/7 xpn de uitgaven voor verbetering
besteed wordt. Katwijk a. d. Rijn maakt
1/7 der gemeente uit.
Men moet zich hierbij niet blind staren
op het Zuiderkwartier. De kosten hiervan
betalen de menschen zelf omdat die kosten'
in den koopprijs der gronden zitten. Die
beschuldiging aan den Commissaris der Ko
ningin betrof 2 raadsleden van Katwijk a.
d. Rijn zelf.
Willens en wetens heeft men Z.Exc. ver
keerd ingelicht. Waarom heeft men niet
gezegd dat een der raadsleden met al de
kracht die in hem was de zaak verdedigd
heeft doch de andere twee hadden tegenge
stemd. Als men dat gezegd had, zou do
Commissaris geantwoord hebben, „ik weet
niet wat je hier komt doen." Spr. leest en
kele passages uit de vorige notulen voor
waaruit de conclusie getrokken moet wor
den dat indien de leden van Katwijk a. d.
Rijn het verlangen geuit hadden tot be
houd van de Kwakel, B. en W. zich hierna
gericht zouden hebben. Had ik, zegt spr.,
nog duidelijker kunnen zeggen dat het lot
van de Kwakel in handen was van de le
den uit Katwijk a. d. Rijn? Later is de zaak
weer ter sprake gebracht. Toen was de heer
v. Riessen niet aanwezig en dr. Hueting
heeft niet gemotiveerd dat hij tot ander in
zicht gekomen was. Dat gaf te denken. Dr.
H. was waarschijnlijk nog niet overtuigd
van de noodzakelijkheid. Nu komt de zaak
Van ALICE CAMPBELL.
Geautoriseerde vertaling uit het Engeisch
door J E. DE B K.
56)
Nog heviger bevend en rillend, verborg zij
het gezicht m het kussen en lag zoo vol
maakt stil dat Roger ongerust werd.
„Wie wil wat brandewijn halen?" vroeg
hij plotseling. ,,Ze is flauw gevallen. In mijn
badkamer staat een flesch in de kast."
„Tk zal het krijgen, mijnheer," klonk d9
stern van Chalmers, die in de open deur
stond. Terwijl Roger trachtte de handen van
het meisje door wrijven te verwarmen, werd
hij zich bewust dat Sartori us hem zwijgend
slond aan te zien.
„Ik veronderstel dat u begrijpt wat die tee
kenen beduiden," zeide hij, op de doorstoken
mouw wijzende.
„En wat beduiden ze?" vroeg Roger strijd
lustig.
„Eenvoudig dit, wat ik al lang geraden
moest hebben, dat dit ongelukkige schepsel
morfiniste is." En zich omdraaiende ging hij
weg, het aan Roger overlatende om zijn
verontwaardiging over die beleedigende ver
onderstelling te overwinnen. Morfiniste,
Esther, wat een onzin, en zou iemand zich
zelve inspuiten door de mouwen heen Hij
ging door met haar handen te wrijven, maar
waarom kwam ze niet bij? Ze zou toch niet
dood zijn door de schok en door de groote
uitputting? En waarom bleef Chalmers zoo
lang weg met de brandewijn? Wanhopig
van ongeduld besloot hij zelf le gaan zien
en gaf de zorg voor Esther aan zijn tante
over, haar op het hart drukkende op haar
post te blijven.
Hij snelde door de hal naar zijn kamer en
toen hij de deur opende hoorde hij een won
derlijk geluid uit de badkamer komen. Wat
gebeurde er. hij hoorde iemand benauwd
ademhalen en daarop hoorde hij nijdige
Fransche woorden, een taaltje uit de achter
buurten. Hij liep naar de badkamer en stond
als vastgenageld. Vlak tegenover hem. met
haar rug tegen den muur, stond Thérèse
met al haar macht zich los te wringen uit
den greep van een man, die stevig haar
polsen omklemde. Ze leek een tijgerin, de
wangen rood van drift, ze wrong en duwde
en hijgde. Haar cipier, kon haast niet tegen
haar op, maar hield haar stevig vast.
„Thérèse, wat beduidt dat?"
De man. oud en grijs naar hij bemerkte,
draaide zich om. Het was Chalmers.
HOOFDSTUK XXXIV.
Toen ze Roger zag gaf de Fransche een
gil en verdubbelde ze haar pogingen om le
ontsnappen.
„Roger, zeg dat hij me los laat, dat oude
varken, dat beest. Ik ontsla hem op staanden
voet, hij moet het huis uit, hij moet opge
pakt omdat hij me heeft aangevallen. Ro
ger, pak hem mee, zie je dan niet wat hij
doet?"
Voordat Roger tot zich zeil kon komen,
hijgde de oude knecht. „Raapt u eerst die
flesch van den grond op mijnheer en zet u
haar weg. dan zal ik lady Clifford loslaten."
Sprakeloos van verbazing, maar zeer
onder den indruk van de woorden en de
handelingen van den ouden man, zag Roger
rond en ontdekte hij een flesch mineraal
water op den sleenen vloer. Hij zette de
flesch op de hoogste plank, sloot de deur en
ging met zijn rug er tegen aan staan.
„Laat lady Clifford los en zeg mij de reden
van dit zonderlinge gedrag."
Als een stalen veer sprong Thérèse op en
bonkte legen de deur. „Laat me er uit Ro
ger, laat me er uit, ik val flauw, ik steifl"
Hij keek haar op eigenaardige wijze aan
en verroerde zich niet, Chalmers wischt-3
zich het voorhoofd af en haalde met moeit*
adem. Roger keck van hem naar Thérèsa,
die zich weer snikkend legen de deur wierp.
„Ik kan het niet uithouden, Roger, ik kan
met dat afschuwelijke wezen niet in een ka
mer zijn Z3g je dan niet hoe hij me beet
had, hoe hij.
Roger's oog fonkelde, met zijn arm hield
hij haar tegen.
„Ja, ik heb het gezien, Thérèse, maar ik
wil nu weten waarom. Spreek de waarheid,
Chalmers."
„Ik begrijp hoe mijn handelwijze u ver
baasd heeft, mijnheer, maar gelooft u mij,
ik had alle reden zoo te handelen Misschien
kunt u La'dy Clifford overhalen u le vertel
len wat zij met die flesch mineraalwater
wilde doen. toen ik binnen kwam en haar
verraste."
Het geluid dat Thérèse uitstootte geleek op
het grommend blazen van een kat.
„Mineraalwater, waar praat de kerel toch
over?"
Volmaakt kalm antwoordde de knecht op
Roger's onuitgesproken vraag: „Als Lady
Clifford het u niet zeggen wil, zal ik het
doen. Toen ik hier binnen kwam om de
brandewijn te halen had zij de flesch in
haar handen en zij wilde haar juist in het
bad uitschenken, toen ik het haar belette."
„Uilschenken in het bad?"
„Ja mijnheer en nu moogt u mij wel of
niet gelooven, maar ik denk dat er iels in
dat waterwas, dat Lady Clifford graag kwijt
wou zijn."
Overweldigd door de velerlei argwaan, die
bij hem opkwam, viel het Roger moeilijk om
zijn zinnen bij elkaar te houden. Hij be-
heerschte zich evenwel en bij voortduring
Thérèse met een arm afwerend, vroeg hij
kalm: „Hoe kwam je op die gedachte,
Chalmers?"
„Door de verpleegster, mijnheer. Er steekt
Iets ernstigs achter die heele geschiedenis
en Zr. Rowe weet het."
Diep getroffen zag Roger den ouden man
vast in de oogen en wat hij in die oogen zag
overtuigde hem, dat Chalmers niet maar in
het wilde weg praatte. Hij begreep dat deze
wel heel zeker van zijn zaak was, om de
hand te durven leggen op zijn meesteres. Hij
was geheel verstomd en zijn kalmte trach
tend te bewaren, dacht hij aan Esther.
„Breng die brandewijn aan Miss Clifford, ik
zal hier blijven."
Hij liet den knecht de deur uitgaan,
waarna hij deze weder sloot.
Toen wendde hij zich lot Thérèse, zijn
best doende, haar niet te toonen in welk
dilemma hij was.
„Ik vrees, dat je me de zaak uit zult moe
ten leggen. Wat wilde je doen met dat
water?"
Ze beet op haar lippen en keek hem uit
dagend aan.
„Ik antwoord niet op die vragen, die me
op zoo'n manier worden gedaan," gaf ze
terug. „Laat me voorbij, ik sla er op om de
kamer uit te gaan."
„Luister eens naar mij, Thérèse. Zooeven
uitte Zr. Rowe een ontzettende beschuldi
ging tegen jou en Dr Sartorius. Ik begin te
denken dat haar verklaring onderzocht moet
worden. Ik geef je nu de kans de zaak uit lil
leggen."
„Laten onderzoeken, dat meen je niet. Jo
hebt toch gezien dat het meisje niet bij haar
verstand is."
„Te oordeelen naar wat Chalmers zooeven
zeide, ben ik daar niet zeker van."
„Bespottelijk de dokter had al vroeger ge
zegd, dat hij haar abnormaal vond. Ik weet
natuurlijk niet wat voor malle geschiedenis
ze verzonnen heeft, maar om dat nu ern
stig op te vatten
„Goed. vertel me dan wat je met dat wa
ter wilde doen. Waarom wilde je dat weg
gooien?"
AI sprekende herinnerde hij zich, dat ze
in zijn kamer was geweest, dat ze toen zoo'n
mal excuus had gemaakt, wat ze later weer
had tegengesproken.
Ze begon (o lachen en zeide toen vleiend:
„Wees niet dwaas Roger, waar is je zin voor
humor? Ik wilde niets weggooien. Ik wilde
water voor miss Rowe halen; ik herinnerde
me, dat er niets was in mijn kamer."
Neen Thérèse, dat gaat niet op. We kun
nen er nu niet verder op ingaan, omdat zus
ter Rowe's leven in gevaar is, maar we moe
ten het uitpraten. Ik wil dat je nu naar jef
kamer gaat en daar blijft tot zuster Rowe
wel genoeg is om te vertellen wat zij weet.
Tot dan kan niemand zeggen of het wel of
niet onzin is Als je blieft, ik sta er op."
Haar oogen scholen vonken. „Moet ik een
gevangene zijn in mijn eigen huis; je bent
stapelgek."
„Ik ben geheel in ernst Thérèse, je hebt
bet aan je zelf te wijten Stribbel niet tegen,
als je het doet wend ik me lot de politie."
(Wordt vervolgd).