Gcer| Wof. HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN De verloren Injectienaald. 71»,e Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 11 December 1930 Derde Blad No. 21699 PARLEMENTAIR OVERZICHT orWybe,v FAILLISSEMENTEN. UIT DE OMSTREKEN. FEUILLETON. TWEEDE KAMER JUSTITIE. Nadat de Kamer Dindagavond behalve de reeds vermelde beslissing ook nog de begrooting van Koloniën (waarin-de be grooting van Curacao), had aangenomen, evenals het wetsontwerp tot het tijdelijk hef. fen van opeenten op de invoerrechten in Oost-Indië, kwam Woensdag de begrooting van Justitie verdere aan de orde. Eerate spreker hierbij was de heer Drop, die enkele wenken gaf met betrekking tot de rechtspositie der handelsreizigers en een betere regeling bepleitte van den rechts bijstand aan on- en minvermogenden. Waarna de heer Van der Heide zich tegen weder-invoering van de doodstraf verklaar de en voor een betere regeling der reclas- seering de aandacht der minjsters vroeg. Hij wees er op. dat de toenemende open bare zedeloosheid een ernstig verschijnsel is, al is het in ons land gelukkig nog niet zoo erg als b.v. in Duitschland. Een feit is echter, dat de zeden-verwildering toe neemt, al zullen regeerings-maatregtlen daartegen niet veel kunnen doen. De krach ten in de maatschappij zelf moeten er zich tegen keeren, want zedelijkheid is een zaak van gezindheid, die moet worden aange kweekt. De heer Tenlings hield een betoog (en gunste van strafbaarstelling van godslaste ring en beleediging van" den godsdienst, waarna mej. Katz allerlei wenken gaf met betrekking tot eenige punten inzake de uit voering van onze strafwetten en pleit voor een betere opleiding van het gevangenis personeel. De afgevaardigde zou een com missie benoemd willen zien voor de uit voering op de Psychopaten-wet. Over het incasseeren van kleine vorde ringen sprak de heer Van Rappard, die ver volgens het onderwerp ..gijzeling" behan delde. Hij voor zich was van oordeel, dat de gijzeling nog niet geheel kan worden ge mist, doch dat met groole voorzichtigheid moet worden gebruikt, en dan alleen tegen onwilligen, en alleen volgens beslissing van den rechter: in dezen zin zou hij de rege ling gewijzigd willen hebben. Niet langer mag de schuldeischer over de-vrijheid van den schuldenaar beslissen. Tegen weder-invoering van de doodstraf verklaarde zich ook de heer Boon, die-mede aandrong op de wijziging van de Begrafenis, wet om te komen tot erkenning der crema tie en ook zijnerzijd? beloogde dat de gij zeling nog niet kan worden gemist, al moet zij alleen worden toegepast op onwillige crediteuren. De heer Dnymaer van Twist vroeg herziening van het beurtvaartrecht lot verbetering van de rechtspositie der schip pers en hij wenschle in het bijzonder de invoering van een uniforme charter. Tegen verdere bemoeilijkheding van de echtschei ding had de heer Wijnkoop bezwaar, want daardoor zal de zedeloosheid juist worden bevorderd. Ook overdrijve men de porno graf icbest rijding niet. want men beschouwt ook datgene als pornografie wat het niet is. Ook tegen het cel-slelsel protesteerde deze afgevaardigde en hij verwees naar Rusland, waar een heter Strafstelsel bestaal. waarna hij tenslotte bezwaren uitte tegen het straf baar stellen van Godslastering. Voor e?n beteren rechtsbijstand aan on. en minver mogenden pleitte de hoer Puvs. die zich in zake de gijzeling aansloot bii den heer Van Rappard, al verklaarde hij veel te voelen voor afschaffing, en overigens p'eiflp voor het ontwerpen van een wet op het Bank bedrijf. (er voorkomine van allerlei verkar de dingen, en voor hel inricht< n van pen politie-laboratoriurnOok de heer Maxchant had tegen afschaffing van de gijzeling be zwaar. maar er is een herziening noodig, om misbruik* in hef instituut te voorkom n, en de heei Zandt vroeg maatregelen tegen de zedeloosheid en legen Godslastering Nadat de heeren Zandt, Slctemaker de Brnine en Schokking nog enkele opmer kingen hadden gemaakt (laatstgenoemde bleek voorstander van strafbaarstelling van opzettelijke godslastering), kwam eindelijk DE MINISTER VAN JUSTITIE aan het woord. Hij deed al dadelijk een toezegging. Tot afschaffing van de gijzeling verklaarde hij niet te kunnen overgaan, maar wèl zal hij probeeren een vorm ie vinden om „een vei ligheidsklep" aan (e bregen voor de toepas sing. Daarentegen: overeen algemeene wet telijke controle van het bankbedrijf liet de minister zich niet gunstig uit. Dit zou het bedrijf belemmeren en te veel moeilijkheden opleveren. Aparte gevangenissen voor vrou wen achtte hij niet noodig. Aan de herzie ning van het binnenvaartrecht en de ver betering van den kosteloozen rechtsbijstand zal aandacht worden gewijd. Voor verbete ring van de veiligheid ten platten lande achtte de Minister geen bijzondere maat regelen noodig: de politie doet wat ze kan. Een voorstel tot weder-invoering van de doodstraf zon geen kana van aanneming hebben; daarom wordt het niet ingediend. En: evenmin voelde hij iels voor strafbaarstel ling van Godslastering en hij maakte de goede opmerking: ..Daarvoor zou geen straf maat hoog genoeg zijn". Daarna zijn zeer vele artikelen der be grooting nog in behandeling genomen. Daarbij heeft de Minister den heer Ling- beek geantwoord, dat deze niet bang behoeft te zijn voor te veel katholieke rechters. Over de zaak-Lans verklaarde de Minister, han gende de behandeling le zullen zwijgen (de heer Boon had geklaagd, dat de Officier van Justitie (e Rotterdam en de advocaat-gene raal le Rotterdam dezelfde persoon waren geweest). Overigens verklaarde de Minister vele zaken en klachten le zullen overwegeiT" en onderzoeken. De heer Dnys pleitte voor salaris-verbete ring voor het griffie- en parket-personeel, maar de Minister verklaarde, dat aan maat regelen voor één bepaalde groep, niet kan worden gedacht. Over den achterstand en de trage afdoe ning van zaken bij de Raden van Beroep, heef! de heer Drop geklaagd: hij wilde meer voudige kamers. De Minister beloofde naar dezep achterstand een onderzoek te zullen instellen. De heer Dnys meende bij een volgend artikel dat er politie-beambten zijn, die partijdige processen-verbaal opmaken; de heer Fl. Vos wilde beter politie-toezicht op de snelheid der Gooische stoomtram. De Minister antwoordde, dat dit laatste punt bij de plaatselijke politie thuis hoort; het eerste beloofde hij te zullen onderzoeken. Ook de afdeeling „Gevangeniswezen" bracht eenige sprekers in het veld. Mej. Meyer vroeg om beperking van arbeidsduur voor het personeel; en zij wenschle een selectie van de gevangenen voor den godsdienst. Voor een belere geestelijke verzorging pleitte mej. Katz en de heer Van der Heide achtte verhooging van het peil van vele gevange nissen noodig. De Minister antwoordde, dal hij verschil lende van deze zaken zal overwegen. Tegen selectie naar den godsdienst zijn echter praclische moeilijkheden. Deze vergadering heeft lot kwart voor' achten geduurd; toe werd ze lot Donderdag verdaagd. HAGENAAR. RECLAME. Een das verwent Uw hals. Neem Wyberl. Hel beste «(weermiddel legen verLoudbeid en besmetting. 5166 Uitgesproken: J. Wilhelmus, slager, llillegom. Molen- slraat 13 p. Rmr. S. J. Pit. cur mr. L. G. van Dam, Haarlem. 93. ,,Al heb ik ook een dik hoofd gekregen, 't Raam ie open." zei de man, ..En nu zal ik maar dadelijk beproeven. Of ik er doorheen kruipen kan." ,,Ik kan niet wachten, ik zoek den jongen Die er slinks van door is gegaan. En ik zou ook wel willen weten, Of d' andere is blijven slaan." 94. Hij dreef verder over 's-Gravenihage, Hij kwam weer over een oud plein, Omringd door heele oude gebouweD. Dat moest, dacht Pim, het Binnenhof zijn. Daar stond ook eén huis met een tweetal torens, 't Gebouw was zeker heel erg oud. Dat zal dacht Pim de ridderzaal wezen. Een graaf van Holland heelt ze gebouwd. KATWIJK. GEMEENTERAAD. De Kwakelkwestie Praeadvies van B. en W. na langdurige en heltige besprekingen met 87 et. verworpen Raads-Commissie benoemd tot onder- zoek oeververbinding Benoemingen Uitbaggeren van den Rijn Aanvaar- ding eener schenking Tele vragen beantwoord. De raad dezer gemeente kwam gisteravond in openbare vergadering bjjeen. Voorzitter Burgemeester J. Schokking. Aanwezig alle leden. Na opening met gebed worden de notulen der vorige vergadering na een opmerking van dr. Eijkelenboom en de heer P. Guyt vastgesteld. Ingekomen stukken. Allereerst eenige mis siven van Ged. Staten meldend de goed keuring van in vorige vergadering genomen heslniten. Een verzoek van het schoolbestuur der R.K. St. Jozefschool om gelden be schikbaar te stellen voor meubileering van het 4de leerlokaal als gevolg van in gebruik neming van dit lokaal wegens vermeerdering van het aantal leerlingen, wordt in handen gesteld van B. en B. voor praeadvies. Dan stellen B. en \V. voor de rekening van het Grondbedrijf, dienst 1929 ter onder zoek in handen te stellen van de daarvoor in de Raadsvergadering van 18 Juni 1930 benoemde Commissie. Aldus besloten. Praeadvies op het verzoek van mej. E. de Lange om verbooging van haar salaris als vroedvrouw. B. en W. adviseeren niet tot verhooging over te gaan en motiveeren hnn advies als volgt: het vorig jaar vroeg mej. de Lange 14 dagen verlof waartegen hjj B. en W. geen bezwaar bestond mits zij een plaatsvervangster aanwees. Zij be richtte dat zulks haar om de hooge kosten niet mugeljjk was. B. en W. vonden mej. Mugge te Rrjnsburg bereid onder bepaalde voorwaarden als vervangster op te treden. Toen B. en W. dit berichtte, meldde mej. de L, dat zij haar verzoek introk op grond van het feit dat zjj de actie en beslissing van den Ned. Bond van Vroedvrouwen eerst wenschte af te wachten. Haar salaris is vroeger met f. 200. verhoogd wat B. en .W voldoende achten. In de laatste drie jaren is in totaal 15 gratis hulp verleend en 17 maal tegen ver minderd tarief. Dat is resp. 5 en 5 maal per jaar. In de laatste jaren is het aantal ook verminderd. Een salaris van f. 400. achten B. en IV. om bovengenoemde redenen voldoende. Mitsdien stellen zjj den raad voor afwijzend te beschikken. Dr. Hueting zegt, dat het hem voorkomt dat deze aangelegen heid niet goed geregeld is. Mej. de Lange is geen ambtenares en toch ontvangt ze salaris van de gemeente. Dat salaris is niet voor de hulp die ze verleent doch een premie dat zo hier gevestigd is. Heeft ze toch hulp van medici noodig dan bemoeit 4e gemeente daar zich niet mee. De vergoeding ljjkt spr. te laag. De voorzitter zet uiteen dat de belooning voor haar werk meer dan voldoende is en mej. de L. niet van ge meentewege is aangesteld. Besloten wordt vclgens voorstel van B. en IV. Ingekomen is nog een adres van den Christ. Besturenbond waarin de raad beleefd verzocht wordt hierna te noemen maatregelen in ernstige overweging te nemen aangezien de werkeloosheid zich ook in deze gemeente uitbreid en reeds het dubbele getal werke- loozen van vorig jaar is ingeschreven. Die maatregelen zijn volgens genoemden Bond: a. te komen tot werkverschaffing, b. steun- uitlteering aan de uitgetrokken uit de werke- loozenkassen en ook aan hen, die nog geen reel thebbenden zijn uit bedoelde kas. Het bestuur deelt Stevens mede dat er reeds uitgetrokken georganiseerden zonder werk loopep, zonder eenigen steun en dat het getal hiervan zich iederen dag uitbreidt. B. en W. stellen voor dit adres in handen te geven van B. en W. voor het uitbrengen van praeadvies. Hiertoe wordt zonder h.st. besloten. Bericht is ingekomen van den heer L. v. d. Zwan, dat hjj zijn benoeming tot lid der commissie voor de belastingen aanneemt. Volgt het praeadvies op een aantal adres sen met verzoek tot behoud van de Kwakel. In de vergadering van 16 Mei 1.1., zeggen B. en W. is door ons reeds mededeeling gedaan dat door hen ernstig gepoogd is ora de tegenwoordige trambrug te doen ver vangen door een die ook voor voetgangers en ander verkeer zou kunnen dienen. Deze poging heeft echter geen succes gehad. Verders meenen B. en W. dat de kleinen omweg die thans gemaakt moet worden de groot9 uitgave van een nieuwen Kwakel die B, en W. ramen op f. 7800.niet wettigt. B. en .W adviseeren daarom op de vermelde adressen afwijzend te beschikken. De publieke tribune, bezet als nimmer te voren, liep tijdens de behandeling van dit punt zoo vol dat de voorzitter verbood nog meerdere toe te laten. Velen moesten zich vanaf de opening der vergadering, tot het einde, te half twaalf, met een staan plaats tevreden stellen. De heer R. Ouwehand verkreeg van de velen die het woord vroegen, het eerst de gelegenheid hiertoe. Spr. begon met te zeg gen dat sinds eenigen tijd beweerd wordt, dat de raadsleden van Katwijk aan Zee zich van Katwijk aan den Rjjn niets aantrekken. Officieel is die beschuldiging geuit a3n den Commissaris der Koningin bij zijn bezoek aan deze gemeente. Daartegen wenscht spr. thans te protesteeren omdat zulks in lijn rechten strjjd is met de feiten. Telkens als er voorstellen tot verbetering in Katwijk a. d. Rjjn kwamen is de grootste mede werking verleent. Spr. noemt de bestrating der Sandtlaan, idem VoorstraatAchterweg, Act terkerkweg, Molentuinweg, de rioleering in de Commandeurslaan, idem in de Kerk straat. Voor al die feiten behoefle zelfs niet hoofdelijk gestemd te worden, 't Is spr. daarom onbegrijpelijk hoe men er toe kwam het bovengenoemde aan den Commis saris der Koningin te zeggen. In Katwijk aan Zee zijn veel slechtere wegen en straten dan in Katwijk a. d. Rijn. De rioleering in Katwük a. d. Rjjn is in orde. In Katwjjk aan Zee komt het nog voor dat de brandweer de kelders die volgeloopen zjjn bij stort regens, leeg moet zuigen. Veilig mag nage rekend worden of aan Katwijk a. d. Rijn: niet 1/7 xpn de uitgaven voor verbetering besteed wordt. Katwijk a. d. Rijn maakt 1/7 der gemeente uit. Men moet zich hierbij niet blind staren op het Zuiderkwartier. De kosten hiervan betalen de menschen zelf omdat die kosten' in den koopprijs der gronden zitten. Die beschuldiging aan den Commissaris der Ko ningin betrof 2 raadsleden van Katwijk a. d. Rijn zelf. Willens en wetens heeft men Z.Exc. ver keerd ingelicht. Waarom heeft men niet gezegd dat een der raadsleden met al de kracht die in hem was de zaak verdedigd heeft doch de andere twee hadden tegenge stemd. Als men dat gezegd had, zou do Commissaris geantwoord hebben, „ik weet niet wat je hier komt doen." Spr. leest en kele passages uit de vorige notulen voor waaruit de conclusie getrokken moet wor den dat indien de leden van Katwijk a. d. Rijn het verlangen geuit hadden tot be houd van de Kwakel, B. en W. zich hierna gericht zouden hebben. Had ik, zegt spr., nog duidelijker kunnen zeggen dat het lot van de Kwakel in handen was van de le den uit Katwijk a. d. Rijn? Later is de zaak weer ter sprake gebracht. Toen was de heer v. Riessen niet aanwezig en dr. Hueting heeft niet gemotiveerd dat hij tot ander in zicht gekomen was. Dat gaf te denken. Dr. H. was waarschijnlijk nog niet overtuigd van de noodzakelijkheid. Nu komt de zaak Van ALICE CAMPBELL. Geautoriseerde vertaling uit het Engeisch door J E. DE B K. 56) Nog heviger bevend en rillend, verborg zij het gezicht m het kussen en lag zoo vol maakt stil dat Roger ongerust werd. „Wie wil wat brandewijn halen?" vroeg hij plotseling. ,,Ze is flauw gevallen. In mijn badkamer staat een flesch in de kast." „Tk zal het krijgen, mijnheer," klonk d9 stern van Chalmers, die in de open deur stond. Terwijl Roger trachtte de handen van het meisje door wrijven te verwarmen, werd hij zich bewust dat Sartori us hem zwijgend slond aan te zien. „Ik veronderstel dat u begrijpt wat die tee kenen beduiden," zeide hij, op de doorstoken mouw wijzende. „En wat beduiden ze?" vroeg Roger strijd lustig. „Eenvoudig dit, wat ik al lang geraden moest hebben, dat dit ongelukkige schepsel morfiniste is." En zich omdraaiende ging hij weg, het aan Roger overlatende om zijn verontwaardiging over die beleedigende ver onderstelling te overwinnen. Morfiniste, Esther, wat een onzin, en zou iemand zich zelve inspuiten door de mouwen heen Hij ging door met haar handen te wrijven, maar waarom kwam ze niet bij? Ze zou toch niet dood zijn door de schok en door de groote uitputting? En waarom bleef Chalmers zoo lang weg met de brandewijn? Wanhopig van ongeduld besloot hij zelf le gaan zien en gaf de zorg voor Esther aan zijn tante over, haar op het hart drukkende op haar post te blijven. Hij snelde door de hal naar zijn kamer en toen hij de deur opende hoorde hij een won derlijk geluid uit de badkamer komen. Wat gebeurde er. hij hoorde iemand benauwd ademhalen en daarop hoorde hij nijdige Fransche woorden, een taaltje uit de achter buurten. Hij liep naar de badkamer en stond als vastgenageld. Vlak tegenover hem. met haar rug tegen den muur, stond Thérèse met al haar macht zich los te wringen uit den greep van een man, die stevig haar polsen omklemde. Ze leek een tijgerin, de wangen rood van drift, ze wrong en duwde en hijgde. Haar cipier, kon haast niet tegen haar op, maar hield haar stevig vast. „Thérèse, wat beduidt dat?" De man. oud en grijs naar hij bemerkte, draaide zich om. Het was Chalmers. HOOFDSTUK XXXIV. Toen ze Roger zag gaf de Fransche een gil en verdubbelde ze haar pogingen om le ontsnappen. „Roger, zeg dat hij me los laat, dat oude varken, dat beest. Ik ontsla hem op staanden voet, hij moet het huis uit, hij moet opge pakt omdat hij me heeft aangevallen. Ro ger, pak hem mee, zie je dan niet wat hij doet?" Voordat Roger tot zich zeil kon komen, hijgde de oude knecht. „Raapt u eerst die flesch van den grond op mijnheer en zet u haar weg. dan zal ik lady Clifford loslaten." Sprakeloos van verbazing, maar zeer onder den indruk van de woorden en de handelingen van den ouden man, zag Roger rond en ontdekte hij een flesch mineraal water op den sleenen vloer. Hij zette de flesch op de hoogste plank, sloot de deur en ging met zijn rug er tegen aan staan. „Laat lady Clifford los en zeg mij de reden van dit zonderlinge gedrag." Als een stalen veer sprong Thérèse op en bonkte legen de deur. „Laat me er uit Ro ger, laat me er uit, ik val flauw, ik steifl" Hij keek haar op eigenaardige wijze aan en verroerde zich niet, Chalmers wischt-3 zich het voorhoofd af en haalde met moeit* adem. Roger keck van hem naar Thérèsa, die zich weer snikkend legen de deur wierp. „Ik kan het niet uithouden, Roger, ik kan met dat afschuwelijke wezen niet in een ka mer zijn Z3g je dan niet hoe hij me beet had, hoe hij. Roger's oog fonkelde, met zijn arm hield hij haar tegen. „Ja, ik heb het gezien, Thérèse, maar ik wil nu weten waarom. Spreek de waarheid, Chalmers." „Ik begrijp hoe mijn handelwijze u ver baasd heeft, mijnheer, maar gelooft u mij, ik had alle reden zoo te handelen Misschien kunt u La'dy Clifford overhalen u le vertel len wat zij met die flesch mineraalwater wilde doen. toen ik binnen kwam en haar verraste." Het geluid dat Thérèse uitstootte geleek op het grommend blazen van een kat. „Mineraalwater, waar praat de kerel toch over?" Volmaakt kalm antwoordde de knecht op Roger's onuitgesproken vraag: „Als Lady Clifford het u niet zeggen wil, zal ik het doen. Toen ik hier binnen kwam om de brandewijn te halen had zij de flesch in haar handen en zij wilde haar juist in het bad uitschenken, toen ik het haar belette." „Uilschenken in het bad?" „Ja mijnheer en nu moogt u mij wel of niet gelooven, maar ik denk dat er iels in dat waterwas, dat Lady Clifford graag kwijt wou zijn." Overweldigd door de velerlei argwaan, die bij hem opkwam, viel het Roger moeilijk om zijn zinnen bij elkaar te houden. Hij be- heerschte zich evenwel en bij voortduring Thérèse met een arm afwerend, vroeg hij kalm: „Hoe kwam je op die gedachte, Chalmers?" „Door de verpleegster, mijnheer. Er steekt Iets ernstigs achter die heele geschiedenis en Zr. Rowe weet het." Diep getroffen zag Roger den ouden man vast in de oogen en wat hij in die oogen zag overtuigde hem, dat Chalmers niet maar in het wilde weg praatte. Hij begreep dat deze wel heel zeker van zijn zaak was, om de hand te durven leggen op zijn meesteres. Hij was geheel verstomd en zijn kalmte trach tend te bewaren, dacht hij aan Esther. „Breng die brandewijn aan Miss Clifford, ik zal hier blijven." Hij liet den knecht de deur uitgaan, waarna hij deze weder sloot. Toen wendde hij zich lot Thérèse, zijn best doende, haar niet te toonen in welk dilemma hij was. „Ik vrees, dat je me de zaak uit zult moe ten leggen. Wat wilde je doen met dat water?" Ze beet op haar lippen en keek hem uit dagend aan. „Ik antwoord niet op die vragen, die me op zoo'n manier worden gedaan," gaf ze terug. „Laat me voorbij, ik sla er op om de kamer uit te gaan." „Luister eens naar mij, Thérèse. Zooeven uitte Zr. Rowe een ontzettende beschuldi ging tegen jou en Dr Sartorius. Ik begin te denken dat haar verklaring onderzocht moet worden. Ik geef je nu de kans de zaak uit lil leggen." „Laten onderzoeken, dat meen je niet. Jo hebt toch gezien dat het meisje niet bij haar verstand is." „Te oordeelen naar wat Chalmers zooeven zeide, ben ik daar niet zeker van." „Bespottelijk de dokter had al vroeger ge zegd, dat hij haar abnormaal vond. Ik weet natuurlijk niet wat voor malle geschiedenis ze verzonnen heeft, maar om dat nu ern stig op te vatten „Goed. vertel me dan wat je met dat wa ter wilde doen. Waarom wilde je dat weg gooien?" AI sprekende herinnerde hij zich, dat ze in zijn kamer was geweest, dat ze toen zoo'n mal excuus had gemaakt, wat ze later weer had tegengesproken. Ze begon (o lachen en zeide toen vleiend: „Wees niet dwaas Roger, waar is je zin voor humor? Ik wilde niets weggooien. Ik wilde water voor miss Rowe halen; ik herinnerde me, dat er niets was in mijn kamer." Neen Thérèse, dat gaat niet op. We kun nen er nu niet verder op ingaan, omdat zus ter Rowe's leven in gevaar is, maar we moe ten het uitpraten. Ik wil dat je nu naar jef kamer gaat en daar blijft tot zuster Rowe wel genoeg is om te vertellen wat zij weet. Tot dan kan niemand zeggen of het wel of niet onzin is Als je blieft, ik sta er op." Haar oogen scholen vonken. „Moet ik een gevangene zijn in mijn eigen huis; je bent stapelgek." „Ik ben geheel in ernst Thérèse, je hebt bet aan je zelf te wijten Stribbel niet tegen, als je het doet wend ik me lot de politie." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9