71ste Jaargang Donderdag 11 December 1930 No. 50 EEN H00GE LOSPRIJS. FREDERIK DE GR00TE. Naar het Engelsch van V M. MET11LEY. Beknopt bewerkt door C. E de Lille Hogerwaard. HOOFDSTUK XIX. 22', „Daar is de rots' in den vorm van een leeuw! Kijk, Dick'" ..Maar ik zie de palmen niet", zei Dick onzeker. „Natuurlijk kunnen ze omgedraaid ziinof. of.nee maar! heb je ooit'. Daar zijn ze!.. drie. welke een driehoek vormen, precies zooals op het plaatje.en dan rnoet er iets verder een rots zijn, die als een tand omhoog steekt. kijk! die daar lijkt er op en „O. laten we er vlug naar toe loopen, Dick!" riep Lex uit. Hij liet zich van het muildier glijden en begon als een dolle door het zand te waden. Dic k, die niet minder haast had, volgde hi-in op de hielen, terwijl Achmet zijn rij dier inhield en glimlachend de verhitte ge zichten en opgewonden bewegingen der jon gen.* gade sloeg. Het was precies een weck geleden, dat ze alscheid genomen hadden van Landridge. een week van voorbereiding, afwachting en opwinding, een week, waaraan geen einde scheen te zullen komen en Achmet twee der Moorsche soldaten als geleide aan genomen had. benevens eenige muildieren voor het voervoeren van de schal als zij dien ten minste vonden! Maar hoe meer het oogenblik naderde, waarnaar zij zoo vurig verlangden en waar tegen zij toch zoo opzagen, hoe angstiger ziï werden. Het zou heel. heel moeilijk zijn de plaats, waar de schat verborgen was. te ontdekken en hel leek bijna te mooi om waar te zijn, dat zij succes zouden hebben. Toch ondernamen zij den tocht met moed en volharding, overdag het, spoor volgend en zoodra het donker werd, om het kamp vuur zittend en pratend. Zoo kwamen Lex en Achmet al Dick'9 avonturen ter oore. „Ik viel dien nacht in slaap, terwijl ik naar den schildwacht lag te kijken," ver telde hij, „En het volgende, dat ik mij herinneren kan, was een hand, die mijn pols zacht aanraakte.... ik werd wakker, maar vóór ik nog den tijd had om iets te zeggen, hoorde ik een fluisterende stem, die mij zei geen kik le geven. „Ik ben je vader klonk het, „volg mij!. Natuurlijk zei ik dus niets; ik liep hem in donker achterna en na een poosje bleef hij gehurkt achter een paar rotsblokken zitten. En daar beweerde hij, dat Achmet een verrader was. Het spreekt van zelf, dat ik hem geloofde ik kon 't werkelijk niet ihelpenl Ik wou natuurlijk teruggaan naar Lex, maar hij zei, dat dit heel gevaar lijk was en wij een veiliger gelegenheid moesten afwachten. We gingen daarop naar de plaats tusschen de rotsen, waar je ons ■gevonden hebt verder weten jullie het Hij was eigenlijk heel aardig tegen me en ik dacht, dat hij werkelijk van ons hield. In elk geval heeft hij mij het leven gered!" Met deze woorden hield Dick zichzelf en Lcx steeds vóór oogen, dal zij de vele te- kortkomingen van Langridge maar trach ten moesten te vergeten Het uitwerken van hetgeen er up hol stukje papier stond: de aanteekeningen van den reeds lang geleden gestorven, zeeman, was heet opwindend voor de jongens ge weest. En nu was hel ongeduldig verbeide oogenblik eindelijk daarl Bijna geheel bui len adem van spanning bevonden zij zich werkelijk bij de eigenaardig gevormde rots. dit Jesmond aangegeven bad Daar was zij, precies zooals ze in het ruw op de steen in den put vermeld 9lond. Dick boog zich over het stukje papier heen, terwijl Lex over zijn schouder keek ..Honderd stappen vanaf den alleenstaan den palmboom.dat is bier. Lex! waar de schaduw van de dubbele rots valt. wan neer de zon hoog aan den hemel slaat „Zij staat nu juist hoog aan den hemell" zei Lex en hij stootte zijn broertje veelbe- leekenend aaii „Wat komt er dan? o. ja? daar zal men een breede en ondiepe kloof vinden ja en o! kijk, kijk toch eens. Lex! daar is de kloof" Zij holden over het zand naar de plaats, waar zij de breede en ondiepe kloof zagen Toen bleef Dick opnieuw stilstaan orn het papier te bestudeeren. „Luister Lex wanneer men met het gezicht naar de kloof staat, bevindt de schat zich aan de rechter handdan rnoet het dus ja, juist! hier zijnsnap je?" „O, Dick Dick! de schat js weg!" Lex die nog vlugger dan zijn broertje was had de kruipplanten opzij geduwd Een ont zettende teleurstelling wachtte hem echter en het was du9 geen wonder, dat hij den woordenstroom van zijn broertje plotseling afbrak Dick stond onmiddellijk naast hem en gluurde over zijn schouder heen. Helaas bleek de uitroep van Lex waarheid te be vatten! Het liet niet den minsten twijfel: de schat was weg! De struiken en lakken waren ruw weg getrokken van de rotsoppervlakte en lieten den naakten steenen wand zien, waarop slechts water en zand te bekennen waren. Dwars over de rots liep een scheur, die als een open wond gaapte. Blijkbaar wa9 bet cement, met een scherp voorwerp wegge- krabd. want hier en daar waren er nog overblijfselen van zichtbaar. Dit alles scheen hoogstens een a.aar uur geleden gebeurd te zijn, want de ontwortel de planten waren nog groen en onverwelkt. Lex was de eerste, die zijn teleurstelling onder woorden brengen kon. Het kwam er echter bij horten en stooten uit. terwijl de jongen zich voorover op den grond wierp, zijn gezicht in zijn armen begroef en snikte, alsof zijn hart zou breken. „Hij is weg! De schat is weg! En nou nou kunnen we Vader on onmogelijk redden! Dick deed alsof hij het inwendige der kloof aan een nauwkeurig onderzoek oc- derwierp, maar zijn oogen stonden tc vol tranen om iets te kunnen onderscheiden en het was hein geheel onmogelijk op dit oogenblik wat te zeggen, zelfs al zou hi» lust gehad hebben zijn broertje over diens kinderachtigheid le onderhouden. Doch daar kwarn Achmet aan en dit was een welkome afleiding Zoodra hij van den stand der zaken op de hoogte gebracht was. geraakte de Moor bui len zichzelf vaii woede. De jongens vergaten een oogenblik hun eigen teleurstelling, toen zij den storm van verontwaardiging gade sloegen. welke hun altijd zoo kalmen en waardigen vriend bewoog. Met opgeheven armen riep Achmet alle straffen van Allan aan over den dief „Zoo'n leelijke streek heb ik nog nooit ga« zien!" voegde hij er aan toe. Plotseling zakte zijn woede echter even snel als zij opgekomen was en streek Ach met langzaam de plooien van zijn gewaad glad „Het is Allah's wil, dat de schal verloren ging! Allah zij geprezen 1" zei hij. „Maar ik geloof niet. dat het de wil van Allah is!" riep Dick uit. „Ik geloof, dat het de wil van Allah is, dat we er gron dig naar zoeken in elk geval ben ik van plan dat te doenl" „Wie kan 'm weggenoinea hebben?" vroeg Lex wanhopend. „Niemand weet ar van!" „De Joden misschien?!" opperde Dick. ..Maar zij wisten do plek immers niet! Dit is 't 'm juistanders zouden zo toch niet van alle3 geprobeerd hebben om bet ons te laten zeggen!" „En we weten, dat het Langridge onmo gelijk kan zijn „Anders is er niemand!" „Dat moet toch! Waar kan de schat dan gebleven zijn? Het is gewoon onzin: zooiels te beweren!" „Het helpt niet, of je al praat, alsof je alles weel! Je hebt er net zoo min eenig idee van als ik!" (Slot volgt). Frederik de Groote, Koning van Pruisen, stelde veel prijs op een rustig gebruik van den tijd. Toen hij de regeering aanvaardde, gaf hij zijn kamerdienaar streng bevel, hem eiken morgen te vier uur te wekken. De kamerdienaar, die wel wist, dat de Koning het meende, als hij iets zei, kwam dit bevel stipt na. Op een morgen kon hij den Koning ech ter niet wakker krijgen. Geen roepen, klop pen of schudden baatte. Daar de man er niets anders op wist, nam hij 'n handdoek, doopte dien in koud water en legde hem toen op het gelaat van den Koning. Verschrikt vloog deze op en de trouwe bediende was reeds beducht voor een uit barsting van zijn toorn. Toen de Koning echter klaar wakker was, zei hij: „Goed gedaan, Christiaan! De morgen stond heeft goud in den mond. In de vroegte werkt men het beste. Vroeg op staan is nuttig voor lichaam en geest, die beide door lang slapen verzwakken."-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 11