Herdenking van wijlen Prof. Dr. H. T. DE GRAAF
ZIJN BETEEKENIS ALS GELEERDE EN ALS MENSCH
71«te Jaarcanor
DONDERDAG 4 DECEMBER 1930
No. 21693
QFFICIFELE KENNISGEVING
STADSNIEUWS.
Redevoeringen van Prof. Dr. A. EEKHOF en Prof. Dr. G. J. HEERING
ST. NICOLAAS OP HET KINDERFEEST IN DE STADSGEHOORZAAL
Het Voornaamste Nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
30 Cl3. per regel voor advertentiên uil Leiden en plaatsen waar
agentschappen van ons Blad gev^ptigd zijn Voor alle andeTe
advertentiên 35 Cts. per regel Kleine Advertentiên uitsluitend
bil vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een
maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrechl Voor eventueele opzending van brieven
10 Cts. Dorto te betalen Bewijsnummer 6 Cts.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANT:]
Voor Leiden per 3 maanden 2.35, per week ...'.ITO. 0.18
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week „0.18
Franco per post f. 2.35 rH portokoeten.
Dit nummer bestaat uit VIER Bladen
EERSTE BLAD.
AFSLUITING PASSAGE LANGS LANGE-
GRACET ZUID-ZIJDE EN OUDE SINGEL
BIJ DE KOOLSTRAAT.
Burgemeester en Weihouders van Leiden
brengen ter algemeene kennis, dat in ver
band met de uitvoering van riolerings
werken, de Langegracht Zuid-zijde en de
Oude Singel nabij de Koolslraat. met ingang
van Vrijdag 5 December a.s lot nadere aan
kondiging voor alle rijveikeeT zullen zijn
afgesloten en dat de stremming van het ver
keer langs de Langegracht Noord-zijde met
ingang van dien datum weder zal zijn
opgeheven.
A. VAN DE SANDE BAK HUTZEN,
Burgemeester.
AMNSTRT.TFN Spcretaris.
Leiden, 4 December 1930. 4312
GEVAARLITKE SCHEMER
LAMPEN.
De Directie der Stedelijke Lichtfabrieken
verzoekt ons opneming van onderstaand be
richt.
Het is gebleken, dat er electrische sche
merlampen in den handel zijn gebracht,
welke tengevolge van een zeer slordige uit
voering gevaarlijk in het gebruik zijn.
Het publiek wordt uit een oogpunt van
veiligheid aangeraden zich hij aankoop van
electrische artikelen te wenden tot de door
do Lichtfabrieken als vakkundig erkende
installateurs.
Voor belangstellenden zijn naamlijsten
van erkende installateurs kosteloos verkrijg
baar ten kantore van- voornoemde fabrieken
aan de Langegracht.
AANBESTEDING.
Door architect Jac. Schol te Wassenaar
is gistermiddag in hotel „Den Burcht" voor
de woningbouwvereniging „De Tuinstad-
wijk" aanbesteed de bouw van 37 woningen
aan de Koninginnelnan, de Seringenstraat en
de Kastanjekade alhier.
Er waren 12 biljetten ingekomen. Inge
schreven was als volgt:
Gebrs. v. Vliet. Loosduinen f. 158 550; J.
en A. G. Joele, Den Ilaag f. 151.000; Schut
en v. Rooyen, Wassenaar f. 145.000; War-
naar en Hoogstraten, Leiden f. 144.000; v.
d. Wal en Kloppenburg, Zeist f. 142.422;
Jan Boer. Krimpen a. d Usel f. 139 960 W.
Seegers, Nijmegen f. 136.780; v. d. Velde en
de Jong, Oegslgerst f 135.790; Zwanenburg
en v. d. Bent. Katwijk aan Zee f. 135.000;
N.V. Mabiuvat, Willemstad f. 131.840; Kort
en v. d Wiel, Rijnsburg en Noordwijk
f. 128.976, Engelvaart en Pusters, Den Haag
f 128.770.
o
Hedenmiddag heeft in de gewelfkamer
van het Academiegebouw door professoren
en studenten der theologische faculteit een
herdenking plaats gehad van wijlen prof.
dr. H. T. de Graaf.
Onder de talrijke aanwezigen waren vele
hoogleeraren en een groot aantal studen
ten der theologische faculteit.
Openingsrede prof. dr. A. Eekhof.
De bijeenkomst werd geopend door den
voorzitter der theologische faculteit, prof.
dr. A. Eekhof, die begon met namens de
faculteit haar gevoelens van rouw en leed
uit te spreken, nu een zoo hooggeacht
medelid uit haar midden is weggenomen.
Diep onder den indruk, aldus prof Eekhof,
van dit wel niet plotseling, maar toch nog
onverwacht verscheiden, zijn wij bijeen,
om eenige oogenblikken te overdenken, wat
de Graaf voor onze faculteit van hooglee
raren en studenten is geweest. Toen wij na
de groote vacantie onze colleges hervatten
had niemand onzer gedacht, dat hij zoo
spoedig niet meer tot onzen kring zou be-
hooren. Wij wisten, dat de jicht hem som
tijds plaagde, maar zijn kracht was zoo
vitaal, zijn gang zoo veerkrachtig en zijn
arbeid zoo intensief, dat 'n verandering
daarin wel niemand had voorzien. Toen
kwam een hevige aanval, die hem aan het
ziekbed bond, maar toch de hoop niet bui
len sloot, dat hij zijn werk nog vóór de
Kerstvacantie zou kunnen hervatten en
dat hij de op handen zijnde promotie zou
kunnen leiden. Daarop kwam de zekerheid
dat de hervatting van den arbeid eerst ge-
ruimen tijd na de vacantie zou kunnen
geschieden, en toen is het snel achteruit
gegaan, dobberende tusschen hoop en
vrees, tot collega de Graaf in den vroegen
morgen van 2 December is ontslapen.
Toen prof. de Graaf in 1926 onze facul
teit binnen trad, bleek al spoedig welk een
stuwende kracht er van hem uitging. Met
forschen greep pakte hij het onderwijs in.
de hens opgedragen vakken aan, interesseer
de zich voor veel, dat met Bibliotheek en
Leeskamer in betrekking stond, werkte
mede tot het organiseeren van academische
lezingen, wist zijn leerlingen te stimuleeren
tot wetenschappelijk onderzoek en stelde
zich gaarne ten dienste van hen die wil
den promoveeren, hetzij bij hem of bij zijn
voorganger prof. Roessingh met de bewer
king van een proefschrift was aangevan
gen. Zoo zijn er in de vier jaar dat hij aan
de faculteit verbonden is geweest vijf dis
sertaties onder zijne leiding verdedigd, en
nog ligt een proefschrift gereed, dat de vol
gende week zal verdedigd worden, maar
waarvan hij helaas de promotor niet meer
zal zijn. Indien er een ding was dat allen
trof die met de Graaf samenwerkten, dan
v/as het zijne voortvarendheid, vasthou
dendheid, werklust en werkkracht. Hij
scheen nimmer vermoeid; kende bij uit
stek de waarde van den tijd; ging recht op
zijn doel af en versnipperde zich niet Hij
was een geest, die niet van ijdele opschik
of uiterlijk vertoon bij zijnen arbeid hield;
zijns waren de karaktereigenschappen van
degelijkheid en gedegenheid bij alles wat
hij deed. Hij hield van het leven, in zoo
verre hij dat leven als een gave en een op
gave mocht zien. ,,De arbeiders en hun
werk." aldus heeft hij ergens geschreven,
„zij zijn uit God, hun werken worden in
God gedaan, maar zij kunnen in deze we
reld niet rusten. Hun rust is in God, in
Hem rusten zij uit, biddend en aanbidden
de, maar hun leven is arbeid." Maar hun
leven is arbeid! dit zijn de laatste woorden
z'n boek „Om het Eeuwig Goed",. men
zou het het motto van zijn teven kunnen
noemen. Werk. maar met het onmisbaar
bijvoegsel: het stille werk, zonder drukte,
zonder vertoon of omhaal, om nog eens in
zijn eigen woorden te spreken „waarin
gedachte en hand niet te scheiden zijn,
waarin ook het woord een daad is, en de
daad van geest is vervuld". De faculteit zal
dezen ernstigen man ook als secretaris mis
sen; missen ook zijn weloverwogen oordeel,
zijn zakelijke en bezadigde adviezen, het
tikje fijne humor, en zijn vriendelijken
omgang, waarmede hij zich een plaats wist
fe verwerven ook in de harten van he"n, die
zijne geloofsovertuiging, levens- en wereld
beschouwing niet waren toegedaan. Ik weet
te spreken namens de geheele faculteit, als
ik zeg, dat wij hem zullen blijven geden
ken als 'n oprechten ambtgenoot, die nie
mand willens kwetste, maar ook open en
rond voor zijn meening uit kwam.
En voor onze studenten is hij gids en
raadsman geweest, zoowel op wetenschap
pelijk gebied als op het terrein des levens.
Gisteren heb ik nog een onderhoud gehad
met den voorzitter van de faculteit der theo
logische studenten, en ik geloof den indruk
juist weer te geven als ik zeg, dat in de
studentenwereld prof. de Graaf gold als
iemand, die met de studenten meeleefde en
mede streed. Het is hier niet de plaats,
om van andere dan het academische ter
rein te spreken, maar het zal ook elders
wel even zoo zijn geweest. Zijn bereidvaar
digheid en behulpzame hand waardeerde
men zeer; hoe druk hij het ook had, steeds
vond hij nog een oogenblikje voor hen, die
hem noodig hadden waren de colleges voor
de juniores aanvankelijk somtijds wat
moeilijk te volgen, als men zich aan hem
gewend had, en hoe spoedig en gemakke
lijk ging dit, dan gevoelde men de wijsgee-
rige propaedeutische waarde en ging men
steeds hooger opzien tegen de eruditie, be
lezenheid en het inzicht van dezen even
geleerden als hun sympathieken docent, die
nimmer vergat de schakel tusschen weten
schap en leven te leggen; een zijner lieve
lingsdenkbeelden, en hij had er vele, was,
dat de disputen werkgroepen zouden vor
men, waar men gezamenlijk een onderwerp
zou behandelen; hij was tegelijkertijd 'n
rechtvaardig en mild examinator; en voor
hen die de wijsgeerige groep als hoofdgroep
bij het doctoraal examen hadden gekozen,
was hij een even getrouwe als betrouwbare
gids. Zoo heeft hij onder ons, zijne ambt-
genoolen en studenten verkeerd, en het is
ons in dezen oogenblik, als hooren wij de
bekende stem tot ons zeggen: Ecce labora,
et noli contristari!
Dat de vertroostingen Gods, die rijk en
menigvuldig zijn, het deel mogen wezen
van de weduwe, de kinderen en den be
jaarden vader, die door dit verlies zoo
zwaar zijn getroffen, is de oprechte wensch
van de theologische faculteit, bij wie de
gedachtenis aan prof. de Graaf en zijn
werk in haar midden niet zal worden uit-
gewischt.
En thans, aldus spr., geef ik het woord
aan prof. Heering, tot het houden van de
gedachtenisrede. -
Rede prof. dr. G. J. Heering.
Hierna hield prof. dr. G. J. Heering een
herdenkingsrede, getiteld: Prof. dr. de Graaf
als godsdienstig denken. Het volgende is aan
deze rede ontleend; Met een zekere huive
ring heeft spreker de taak aanvaard om zoo
kort na De Graaf's overlijden zijn karakter
en beteekenis als theoloog te schetsen. Hij
was een zoo rijk en veelzijdig denker, soms
moeilijk te volgen in zijn ietwat stroeven
gedachtengang en daarbij in de diepte too-
nend een spanning tusschen zijn religieuse
afkomst die gedeeltelijk orthodox was
aan den eenen kant en een zeer moderne
wijsbegeerte en godsdienstwetenschap aan
den anderen kant. Maar juist door die span
ning ging zijn theologie veel dieper dan 't bij
oppervlakkige kennismaking leek.
Een geheel ander man dan zijn voor-
gangerRoessingh, van aanleg en van ontwik
keling. Onderging Roessingh in zijn studen
tentijd vooral den invloed van Chantepie de
Foto Jonker.
BINNENLAND.
Wijlen prof. dr. H. T. de Graaf in de Leid-
sche Universiteit herdacht (Stadsnieuws, le
Blad).
Het overzicht der Noordzeevisscherij over
November (Binnenland, 3de Blad).
Een voorstel der S. D. A. P. inzake den
Leidschen Stadhuisbouw (3de Blad).
Op 64-jarigen leeftijd is overleden gene-
raal-majoor W. Laatsman (Binnenland, 3e
Blad).
Ons parlementair overzicht (3de Blad).
De verdwenen i. 47.000 teruggevonden;
de daders hebben bekend. (Gemengd, 2de
Blad en Laatste Berichten, 1ste Blad).
BUITENLAND.
Benesj voorzitter van de ontwapenings
conferentie? (Bu/itenland, 2de Blad).
De Duitsche minister van financiën
Dietrich voor den Rijksdag (Buiten!., 3de
Blad).
Geheime organisaties in Italië ontdekt.
(Buitenland, 2de Blad).
Een aanslag op den Spaanschen minister
president (Buitenland, 2de Blad).
In Oostenrijk toch nog een kabinet Ender
(Buitenland, 2de Blad).
Ernstige ontploffing in Brazilië (Tel., le
Blad).
Gisterenmiddag heeft in de Stadsgehoorzaal weer het traditioneele St. Nicolaas-kinderleest plaats gevonden, waarmede de Commissie voor de Volksbijeenkomsten steeds zuik
een goed werk doet. De kinderen juichen en kijken opgetogen toe wanneer de grijze Bisschop met zijn zwarten Piet binnenkomt. Zij worden op versnaperingen en voor
stellingen onthaald en het gejubel 9chijnt niet te kunnen eindigen! De jeugd voor wie dit heerlijk feest telkenjare wordt bereid, heeft ook nu oprecht genoten: het zijn
mooie en onvergetelijke uren geworden! Hulde aan de organisaties, die zich steeds met zooveel liefde en toewijding voor hot welslagen van deze samenkomst beijveren.
la Saussaye en van Woodbrooke, de Graaf
was een wel afwijkende, maar tevens eer
biedige leerling van Heymans. (Tegelijk had
den de vrijzinnige opvattingen van zijn late-
ren schoonvader prof. Reitsma veel invloed
op hem). Daardoor had Roessingh's theologie
ondanks haar volkomen vrijzinnigheid, een
dualistisch karakter, die van de Graaf, on
danks haar volkomen christelijken geest, een
sterk monistische neiging.
Toch kon hij in 1926 ten volle het werk
van Roessingh als zedekundige en gods
dienstwijsgeer te Leiden voortzetten, omdat
ook hij (vergelijk Roessingh's oraties van '15
en '16) het waarheidsprobleem en het
vraagstuk „Christendom en Cultuur" in
't midden stelde. Daarbij hadden de geschie
denis-filosofie en de sociale ethiek ook de
Graaf's volle aandacht.
Als predikant van de kolonie Veenhuizen
kwam hij met den geestelijk-maatschappe-
lijken nood der misdeelden en verdoolden
nauwer in aanraking dan de meeste theolo
gen. De persoonlijke ziel-zorger èn de sociale
denker rezen in hem op en scheidden sinds
dien niet meer. De wetenschap, dat het
Christendom tegelijk individueel en sociaal
is, in ongeschonden verband, was de Graaf
in 't bloed gevaren. Misschien kwam daar
door de a-sociale kant van godsdienst en
theologie wel eens in 't gedrang.
Deernis en tegelijk eerbied voor de men-
schelijke ziel gaf hij en eischte hij. Dat is
de diepste grond van zijn Christen-huma-
nisme. Erasmus en Kant begroette hij als de
heroën onzer ethische cultuur. „Wie aan
Kant voorbijgaat", sprak de Graaf, evenals
Roessingh (maar de Graaf bedoelde 't vooral
in ethischen zin) „doet vergeefsch werk".
Kant vooraj heeft ons doen zien het onder
scheid tusschen den empirischen mensch en
de ware menschelijkheid, die met den Zoon
des menschen verwant is. Het humanisme
van Kant moet echter religieus verdiept
worden in de richting van sterkere hamar-
tiologie en soteriologie. Dat de Zwitsersche
theologie het zware vraagstuk der schuld
weer op den voorgrond heeft gesteld, be
schouwde hij als een noodzakelijkheid. De
hamartiologie zoowel als de soteriologie zag
hij tegelijk individueel en gemeenschappe
lijk. Zijn humanisme was niet in strijd met
de leer der verkiezing. Ook volgens Rom. 9,
10 en 11 zijn de verkorenen immers de
instrumenten om het menschelijk geslacht
tot God te voeren.
De humaniteit in den hoogen ideëelen zin
was voor de Graaf een even waardevol goed
als de ethische cultuur. Beide zag hij als
één, samen gedragen door geloof. Het geloof
komt niet uit het zedelijke voort, maar om
gekeerd. Waar humaniteit en cultuur ge
minacht worden, zag hij God's wil gekrenkt.
Zonder deze beide had hij geen geloof in
het leven, en geen hoop voor de wereld.
God wordt niet geëerd door geringschatting
van den mensch en zijn aanleg. Evenmin,
doordat men aan de cultuur haar waarde en
aan de geschiedenis haar zin ontzegt.
Zoowel door zijn humanistisch Christen
dom als door den sterk-psychologischen
ondergrond van zijn theologie moest de
Graaf wel in scherp verzet komen tegen de
„Zwitsers". Met name tegen Brunner heeft
hij meermalen den strijd aangebonden. En
vooral tegen dezen achtergrond komt zijn