RAADSELS. OPLOSSINGEN. om verge trok ken en begon hij op de blade ren te kauwen, die hij bepaald erg lekker scheen te vinden, terwijl hij minachteend naar den pot keek, die in scherven op den grond lag. „Zie je, daar heb je het nu all" riep meer verschrikt dan boos, Johans moeder. „Kom, breng den Dok nu dadeltjk naar de schuur, vóórdat hft nog meer kan vernie len...." Dit was echter nog niet zoo héél gemak kelijk. Want Jaap scheen vandaag werkelijk de bokkepruik op te hebben. Hoe Johan hem ook bg de horens pakte en met vrien delijke woorden trachtte mee te kragen, Jaapje, koppig als bokken kunnen zijn, ver tikte het; hij rukte zich zelfs uit Johans handen los, liep naar de tafel en hapte daar gulzig een paar koekjes op, die grootmoe der juist daar had neergelegd. „Lieve help!" riep toen grootmoeder, „daar eet me dat gulzige dier Bello's koek jes op?!" Hij, die Bello heette, had zeker het uit spreken van zijn naam gehoord, want met .een ngdig gekef kwam hij, een klein mops hondje. van onder den divan gekropen, waar hij rustig lag te slapen. Nog nodiger begon Bello te keffen, zoodra hjj den bok zag en keffende en grommende kroop hg onder de theetafel. Jaap. die eerst eenigszins minachtend het keffende mopsje had aangekeken, verloor, toen het kleine dier nijdig tegen hem gromde blgkbaar zijn geduld. Hg begon eerst met een geduchten bokkensprong in Bello's richting te maken en wel zóó \reemd, dat hrj met zijn horens de geheele theetafel omver wierp. Grootmoeder sprong toen verschrikt uit haar stoel op; twee kleino meisjes hingen angstig-schreeuwen de aan haar rokken, terwijl één^ der kleu ters al maar riep: „Weg, jeejeke toute pok! Ga weg!" Ook Johans ouders waren boos op Jaap. „Ik zal jou die kuren wel eens afleeren, kereltje", bromde Johans vader en hij trok 'Jaap bij de horens mee de kamer uit. „Hij moet eerst een paar tikken hebben'-" riep boos Johans moeder. „Kijk toch eens aan, vier van mijn mooiste theekopjes aan scherven! Is 's geen zonde? Boos als ze was, greep ze den pook. om daarmee Jaap te slaan. „Nu zul je het hebben", dacht Jaap. „En dat komt alles door dien ellendigen, klei nen keffer! Waarom moest die houd ook zoo tegen me te keer gaan? Ach, zat ik toch nog maar in den stal van den boer..." Daar zag Jaap op eens, hoe Johan lachend moeders arm greep en hij hoorde, dat de jongen tot haar zeide: „Kom, wees u toch niet zoo boos op mgn bok, moe dertje' 't Was toch alleen Bello's schuld, dat hij uw theetafel omwierp. Bello maakte ■hem van streek, door dat vervelende gekef „Ja vrouw, 't is zooals Johan zegt", be gon nu lachend de burgemeester, die nog steeds den bok stevig vast hield. „In de schuur zal hij wel weer rustig worden". En toen tot Johan: „Kom, jongen, pak jij hem nu bij de horens en trek hem mee. We zul len hem naar zrjn nieuw verblijf brengen". Terwijl de burgemeester met een lantaarn vocruit liep, volgde hem Johan met Jaap, die nu beel gewillig mee ging. „Moet hij nu eerst niet wat eten, vader?" vroeg Johan. zoodra ze in 't schuurtje kwamen. ,.ïk geloof niet, dat -hij veel honger zal hebben, jongen", was het antwoord. „De bladpren ^an de aspedistra, waren wel wat taai en die zal hij niet gemakkelgk ver teren. En hooi heeft hij genoeg in de schuur. Kom nu maar gauw mee, want ik geloof waarlijk, dat ik iets hoor. dat op de komst van St. Nicolaas gelgkt..." Ja, de Sint was werkelijk in aantocht! Al heel gauw stapte hjj met Pieter de kamer binnen, waar straks Jaap zooveel onheil had gesticht. Natuurlijk was toen de eerste vraag van St. Nicolaas: „Wel, en is je bok al aangekomen?" „Ja, St. Nicolaas", zei toen Johan. „En ik bedank u wel heel vriendelijk voor het prachtige geschenk! 't Is een mooi dier!" JTij vertelde daarna ook, wat Jaap had ge daan en dat hij nu rustig in het schuurtie stuod „Wel, jongen," zei daarop de Sint; „jij dacht zeker, dat een bok een schoothondje was, toen je hem in de kamer bracht, hè? Maar Jaap hoort daar niet. Zul je daar in 't vervolg aan denken?" „Ja, Sinterklaas", beloofde Johan. En daarna vroeg hij zóó zacht, dat alleen St. Nicolaas hem kon verstaan „Waarvan houdt een bok het meest? Ik bedoel, wat hij graag lust.. „Kool, en vooral groene kool", fluisterde St. Nicolaas lachende terug. „Dan zal hij ook groene kool hebben. Sinterklaas", beloofde Johan. „Ik zal heel goed voor het dier zijn St. Nicolaas kneep Johan even in zijn linkeroor, knikte hem lachend toe en begon daarna de- anderen toe te spreken. En toen, even later, Piet had gestrooid en allen hun geschenken hadden ontvangen, ging St. Nicolaas weer heen. Hg moest dien avond nog zooveel kinderen blij maken Doch nauwelijks was de Sint heengegaan, of Johan sloop naar de keuken en zoodra hii nu zag, dat Betje rustig in haar stoel zat te dutten, zocht hij in alle kasten, totdat hij iets vond, waarvan Jaap eens fijn kon smullen. Twee mandjes vol!" mompelde hij, terwrvl hij. met onder iederen arm een mandje, de keuken verliet. „Jaap, ik breng je een Sint-erklaas-maal", begon hjj tot den bok, zoodra bijl in de schuur was gekomen. „Smul jij nu maar eens fijn, hoor! 't Is Sinterklaas-avond!" Hij bleef wachten, totdat de bok beide mandjes schoon leeg had gegeten. Toen eerst verliet, hij, glunderend van pret. bet schuurtje. Maar wat gebeurde er den volgenden morgen? Waarom liep toen Betje. het kin- der achtïg-bange dienstmeisje, jammerend de keuken rond „Heb je kiespijn. Betje, vroeg toen Johan, die even naar binnen gluurde. „Neen!" riep Betje, „maar mijn koste lijke. groene kool, en mnn soepgroenten! Alles is wegl 't Is gestolen!" Bijna huilende liep ze even later de huis kamer b-vnen „Wat is er gebeurd, Betje?" vroeg toen mevrouw. ,.Is 't weer de bok?" „Neen. niet de hok. mevrouw," jammerde Betje. „Dieven, echte dieven zrjn vannacht in de keuken geweestZe hebben de groene kooien meegenomen, die we vandaag zou den eten, en ook alle soepgroenten namen ze mee..." ..Maar, Betje," lachte mevrouw, ,,je be grijpt toch wol, dat dieven wel wat béters hadden meegenomen dan kool..." ..Nou, dan is het zeker een duivel ge weest!" gromde het meisje boos. „Maar alles, wat groente heet, is weg..." Toen Betje dit had gezegd, keek Johars vader lachende zijp oudsten jongen aan, die, proestende van den lach, voor het ven ster stond. Toen begreep hij alles! „Betje" begon hij tot het meisje, „ik geloof ook", dat het een kleine duivel was, die je groenten meenam. En koop jij nu maar an dere kooien en dank daarbij, dat het maar eens in 't jaar Sinterklaas is en dan wil iedereen wel eens graag smullen, zelfs een bok o, neen, ik bedoel 'n kleine duivel!" „Is- het feestmaal je goed bekomen, Jaap V' vroeg Johan, toen hij dien morgen bij zijn bok in 't schuurtje kwam. Juist knikte toen de bok met zijn kop, alsof hij wilde zeggen,'t Is me best bekomen, baasje Nu, Jaap kreeg het natuurlijk best bij Johan, zóó best dat hij nooit weer terug verlangde naar boer Jollemans. Want het trekken van den keurigen bokkenwagen be viel hem beter dan het voorttrekken der kar met de melkemmers. Jaap bleef dan ook in het huis van Johans ouders, totdat hij van ouderdom stierf. Ja, en toen wist Jaap wel, dat Johan meer van hem had gehouden, dan boer Jollemans. nocb diens vrouw, die hem ,,bok- ke-pokkie" noemde, en die hem eens aan St. Nicolaas hadden verkocht vpor vijftig gulden. TANTE JOU. -o- HAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE KIEZEN. DE GROOTEREN 4, DE KLEINEREN 3. I- Ingezonden door Joh. Cornelissen. Mijn geheel van 14 letters is een gebouw in Leiden, waar men veel kan leeren. 3, 4, 8 een mannestem, 9, 10, 11, 15, 6, 7: hoort bjj een steenkolenmijn. 2, 12. 14 een diertje dat onder den grond leeft. 7, 13, 15 een stuk speelgoed. II. Ingezonden door Annie van der Logt. Met G ben ik water, wet W een woest dier, met K. zit ik aan een geweer, met D ben ik een jongen. III. Ingezonden door Ali Verdoorn. Op de kruisjeslijn van boven naar be neden en van links naar rechts de naam van een gereedschap, het is ook de naam van een familie te leiden, waarvan de kin deren heel dikwijls meededen aan de raadsels, x de lie letter van 't a. b o.- i x zit aan ie hoofd. x meisjesnaam, x x x x x x x 't gevraagde woord. x lichaamsdeel. s x hoofddeksel voor man 'of x medeklinker. jongen IV. Ingezonden door N.N. Ik ben iets om uit te drinken, haal mijn kop er af dan moet men uitslapen, haal daar de staart af, dan ben ik iets dat Piet van St. Nicolaas bij zich heeft. V. Hier staat een rijmpje van 2 regels, dat een heel bekend spreekwoord is. Van alle woerden staan de letters in verkeerde volg orde. Nee leze toots hicz ni the laegneem Neeg weetlaam naa edflezed neest. VI. Zeg mij eens: welke pijpen zjjn Geen ijzeren, geen steenen, Maar als men ze gebruiken gaat Steeds gevuld met beenen? VII. Een plaats in Noord-Holland van 9 let ters. 1, 5, 7, 8 een groente. 9, 7, 2, 3 iets waardoor men het hnis binnengaat. 8, 2, 4, 4, 5, 6 staat voor ieder raadsel en op iedere huisdeur. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. 1. Al is de leugen nog zoo snel, de waar heid achterhaalt haar wel. 2. Door de volle zak in de leege te plaatsen. 3. Nero. eelt. roer. open. '4. Tong, tang. 5. Bergen op Zoom, Bergen, 200m, mop, gom, berg. 6. Mies, Mie mier. 7. Geel, paars, blauw, rood. 8. Tot het midden, want dan loopt hjj er weer uit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 15