HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN THERMOGÈNE De verloren Injectienaald. 71sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 11 November 1930 Derde Blad No. 21673 GEMEENTERAAD v. LEIDEN BINNENLAND. FEUILLETON. (Vervolg van gisteren). De punten 420 worden z. h. st. goed gekeurd. GESLOTEN WEGDEK OF KLINKERBESTRATING. 21o. Voorstel in zake de verbreeding en verbetering van den Haarlemmerweg van den Maresingel tot aan de Musschenbroek- straat. (232) De heer PARMENTIER, behoorende tot de meerderheid van de G .v. F., verdedigt het gebruik van klinkerbestrating voor wegdek met het oog op de gladheid en de rioleeringssleuven. Spr. wijst er daarbij op, dat ook de Veemarkt daar zal komen, het geen een goed wegdek nog noodiger maakt. De heer SCHiiLLER sluit zich daarbij aan. Hij begrijpt niet, waarom B. en W. zijn afgeweken van de meerderheid van de C v. F., die toch door deskundigen is voor gelicht. In vorig voorstel zijn B. en W. zelf niet voor een gesloten wegdek 1 Z. i. is dat ook hier absoluut ongewenscht; nader zet hij uiteen, waarom. Mede namens de heeren Parmentier en Manders stelt hij voor een klinkerbestrating aan te brengen. Als minderheid der C. v. F. verdedigt de heer BOSMAN een gesloten wegdek. Voor inklinking is de directeur van Gemeente werken niet bang en tegen de gladheid zijn voldoende preparaten. Spr. vindt gladheid trouwens ook niet zoo erg. Hoofdzaak is voor hem de goedkoopte, ook in onderhoud. Waarom hier altijd vastgehouden aan het oude? Zie de nieuwe weg Amsterdam Haarlem, half gesloten wegdek, half klin kerbestrating. Het eerste hield zich veel veel beter. De heer SCHüLLER: was dat niet een ander preparaat? De heer MANDERS verdedigt een klin kerbestrating, die ook door de Rijkswater- straat wordt geprefereerd. Hij sluit zich overigens aan bij de reeds genoemde argu menten. De heer WILBRINK wijst er op, dat met dit voorstel mee heden f. 130.000 wordt ge voteerd! B. en W. zijn dus wel diligent inzake bestrijding der werkloosheid, want ook niet-geschoolden zullen bruikbaar zijn bij den wegenaanleg. De heer PARMENTIER: gevolg der in terpellatie! De heer WILBRINK: dat kan niet, hoe vlug B. en W. ook zijn. Over de argumenten van de meerderheid der C. v. F. verbaast spr. zich, die hem niets zeggen. Nader bestrijdt hij deze. Waarom aan Maresingel en Heerensingel dan wel een gesloten wegdek aanvaard? Het is een eisch des tijds een bitumen wegdek. De heer v. STRALEN zoekt achter hel verzet tegen dit voorstel meer dan gezegd wordt, n.l. tegenstand tegen het gesloten wegdek in het algemeen. Als reactie ziet men propaganda voor klinkerbestrating. Spr. is voor het gesloten wegdek, dat hij mooi vindt en waaraan hij de voorkeur geeft boven een klinkerbestrating. Teerslak- ken schijnt hem echter slechter te zijn dan het wegdek van den Rijnsburgersingel. Waarom dit niet genomen? Wethouder SPLINTER zegt, dat, terwijl men z.g. wel is voor moderne wegen, in den raad toch altijd stemmen opgaan voor het oude. Juist echter om gladheid tegen te gaan dit voorstel om teerslakken te gebrui ken. Asphalt is glad. teerslakken stroef. Tegen de inklinkering is totaal geen be zwaar. naar hij nader uiteenzet en het Veemarkt-argument gaat ook slechts alleen op voor vee uit de stad. Wanneer de raad het nieuwe wegdek hier verwerpt, dan is z. i. de nieuwe richting voor Leiden afge daan. De heer SCHüLLER: niet voor boeman spelen! De WETHOUDER daar denk ik niet aan. maar het is zoo. Het asphalt-plan voor de Breestraat is bijna klaar, doch spr. hui vert daarvoor, gezien dit verzet. De VOORZTTTFR wiist er op. hoe Rijn en Schiekade. Witte Singel. Warmonder- weg als gesloten wegdek absoluut niet glad zijn. Door te goed asphalt is er gevaar aan den Haagweg. Klinkerbestrating is zeer duur in onderhoud. Warm beveelt hij het voorstel van B. en W. aan. Op een vraag van den heer ZITMAN zegt de WETHOUDER nog dat zelf? breken aan zoo'n weg als B. en W. voorstellen, niet hin dert. Dat is niet meer te zien. De heer DONDERS beaamt dit volmondig. De heer SCHüLLER handhaaft zijn mee ning en acht de bestrijding door zijn partij genoot v Stralen en van den heer Wilbrink oppervlakkig (gelach). Ook de chauffeur van den heer Bosman is bang voor de glad heid van den weg en kiest klinkerbestrating. Hij wil den wethouder bij goede asphaliee- ring van Breestraat en Hoogewoerd zijn stem gaarne toezeggen; niet als in Noord einde en Pelikaanstraat. Hij is niet tegen het nieuwe op zich zelf, alleen in dit geval. Verder voeren in 2e instantie nog het woord de heeren MANDERS. PARMENTIER en WILBRINK, terwijl tenslotte wethouder SPLINTER nogmaals het voorstel van B en W. verdedigt. Waar een verhoogd trottoir komt aan den waterkant, is er geen angst voor het in het water rijden. De heer SCHüLLER vraagt het woord in 3e instantie. De VOORZITTER: Gelooft u nog iemand te zullen overtuigen? De heer SCHüLLER meent toch nog even zijn meening te moeten verdedigen en doet dit. Het voorstel SCHüLLER c.s. wordt ver worpen met 1811 stemmen. Voor de S. D. A. P. (behalve de heer Van Stralen) en de heeren Manders en Par mentier. Het voorstel van B. en W. wordt z. h. st. aangenomen. 22o. Voorstel in zake het overdragen aan de Provincie Zuid-Holland van den Haar- lemmertrekvaartweg vanaf de Poslbrug tot den Noordwijkerhoek en van den Zijldijk I lusschen de Spanjaardsbrug en den zijweg naar Rijpwelering (233) De heer WILBRINK vraagt of we er op aan kunnen dat de Provincie niet te lang wacht met de verbetering? De VOORZITTER zegt toe op spoed te zul len aandringen. Conform wordt dan besloten. 23o. Voorstel in zake het verleenen van een jaarlijksche subsidie en van een bijdrage in eens aan de vereeniging „Herstellingsoord de Leidsrhe Buitenschool", zulks met wijzi ging, resp. intrekking van de Raadsbesluiten van 15 Mei 1922 en 27 Augustus 1923 en lot vaststelling van den desbetreflenden begroo- tingsstaat. (198 en 234) Conform besloten. AFSCHEID DE MET. De VOORZITTER zegt dat het besluit van den heer de Mey heen te gaan als raadslid het College en den geheelen raad zal spij len. Al heeft hij slechts korten tijd de belan gen der stad gediend, dat hij deze vooron stelde, bewijst ook zijn heengaan, daar hij door zijn gezondheid meent deze niet meer volledig te kunnen nakomen. Spr. wenscht hem namen9 den raad het beste toe. (applaus). RONDVRAAG. De heer VAN ES zegt. dat de geheele ge meente onder den indruk is van het ge beurde van Zaterdag aan de Lichtfabrieken en hij vraagt of het ongeluk is te wijten aan vergeetachtigheid der betrokken slacht offers of van anderen en of alles gedaan is wat kon ter reddintr der ongelukkigen Wethouder GOSLINGA betuigt zijn innige deelneming met de betrokkenen en de nage. laten betrekkingen Hij geefl de officieele lezing van het droevige ongeval, reeds door ons vermeld en zegt. dat nog urenlang ge probeerd is de levensgeesten weer op te wekken. Dat de slachtoffers eer9t na een klein half uur konden worden geborgen is het gevolg daarvan, dat de stroom eerst geheel uitgeschakeld zijn moest en dat kon niet eerder. Hij zal de droeve gebeurtenis in de commissie voor de Lichtfabrieken nog ter sprake brengen. De heer SCHüLLER vraagt of hulpmid delen aanwezig zijn, om een cel te betre den al is de stroom nog niet uitgeschakeld. De WETHOUDER zegt toe, ook dit ter tafel te zullen brengen. 41. De auto, waarin Pim's moeder gezeten, Reed nu door een kleine stad Waar op een hoek van een der straten, Een verkeersagent had postgevat. D'agent stond te zwaaien met zijn armen. Hij droeg een leeren pet, zwart verlakt. De chauffeur kon de auto niet meer houden, De agent werd tegen den grond gesmakt. 42. Toen de dame haar woede gekoeld had, Haar parapluie lag in twee Kreeg de arme ballonnetjeskoopman Nog een vermaning van haar mee. „Laat dat jou een goede les zijn, baasje, Wees voorzichtig voor je slaat, En wordt voortaan", zei ze weer dreigend, Niet zoo gauw op een ander kwaad". Mevr. BRAGGAAR—DE DOES zegt. dat de blinden een adres tot B. en W. hebben gericht voor het verstrekken van brandstof fen. Gaarne wil zij dit verzoek steunen. De VOORZITTER zegt, dat reeds gunstig beschikt is. De heer v. ECK klaagt, dat de pers blijk baar eerder de begrooting had dan de raads leden en acht dit onjuist. De VOORZITTER zegt, dat het de bedoe ling is om de raadsleden te laten voorgaan doch ook met gerechtvaardigde wenschen der pers wordt gaarne rekening gehouden en door een toevallige omstandigheid is het mogelijk dat enkele raadsleden de begrooting iets later ontvingen. De heer GROENEVELD wijst op de ver ontwaardiging over de tarieven der Licht fabrieken in Warmond. Wat is daarvan? Wethouder GOSLINGA zal antwoorden in volgende zitting. De heer DE REEDE en WILBRINK vin den den tijd te kort om de begrooting vol doende te kunnen beoordeelen. nu Maandag a.s reeds de sectievergaderingen zijn. De VOORZITTER ziet daartegen geen be zwaar. Na nog eenige opmerkingen van de heeren COSTER en v. d. REYDEN, die voor ons onverstaanbaar waren, vraagt de heer ROM1JN of B. en W den raad. zoo Ged. Staten inzake de school van het Chr. School bestuur te Oegstgeest eens de raad in het ongelijk zouden stellen, tijd zullen geven bij de Kroon in hooger beroep te gaan, zooals, naar hij meent, wel de bedoeling van den raad zal zijn De VOORZITTER zegt dat toe. Hierna gaat de raad in geheime zitting. Na heropening werd spoedeischend aan de orde gesteld een voorstel tot aankoop van een perceel aan de Langegracht (werkplaats) voor f. 25.000. Conform besloten. Hierna sluiting. RECLAME. Een vel dezer watten bestrijdt met succes Rheumatiek Jicht - Griep Steken in de Zij en Hoest Doozen tid 45 ct. en 75 ct i bij Apotb. co Dros. 1334 PRITSACCOORD TUSSCHEN KOLEN-PRODUCENTEN. Antwoord aan den heer Bierema. Op de vragen van den heer Bierema in zake het tusschen kolenproducenten geslo ten prijsaccoord heeft de minister van Wa terstaat geantwoord: 1. In den loop van 1929 is een stijging van de steenkolenprijzen ingetreden, waar door deze zich eenigermate konden herstel len van de daling, die zich het jaar te vo ren had voltrokken. Deze stijging was niet het gevolg van een tusschen producenten gesloten prijsaccoord, doch van een tijde lijke verbetering van den toestand der in ternationale kolenmarkt, en was in over eenstemming met het prijsverloop. dat de wereldmarkt te zien gaf. Inmiddels is in de prijzen der industriekolen een nieuwe daling ingetreden, terwijl de noteering voor huisbrandkolen voor 1930-31 gelijk is aan die van het voorgaande seizoen. 2. De Staatsmijnen zijn niet voornemens zich aan te sluiten bij internationale prijs regelingen, welke ten doel hebben, de ko lenprijzen hier le lande le doen stijgen. Zooals ook blijkt uit het antwoord op vragen van den heer Wijnkoop (Aanhangsel Han delingen 19291930, blz. 46) is er echter geen bezwaar tegen, dat de Staatsmijnen deelnemen aan besprekingen, die een ge zonde prijspolitiek beoogen. 3. De Staatsmijnen zullen niet medewer ken tot eenigen maatregel, die kunstmatig verhoogde kolenprijzen hier te lande ten doel mocht hebben. In Nederland, met zijn gemakkelijken aanvoer uit alle groote pro ductiegebieden, zou het trouwens, ook al zou de toestand der mijnen er toe dringen, niet mogelijk zijn, de kolenprijzen op een kunstmatig hoog peil te houden. 4. Ongetwijfeld is het in tijden van ma laise van belang, dat de productiekosten zoo laag mogelijk worden gehouden. Anderzijds moet ook de Nederlandsche mijn-industrie kunnen bestaan Het zou onredelijk zijn, van haar te verlangen, dat zij haar pro ducten beneden den wereldmarktprijs zou verknopen, ten einde andere bedrijven aan goedkoope brandstoffen te helpen. Dit klemt te meer, daar de Nederlandsche mijnen bij voortduring met scherpe mededinging van het buitenland hebben te kampen en tot dusver slechts met inspanning van alle krachten zich aan de sterke conjunctuurs wisselingen hebben weten aan te passen. 5. Uit het voorgaande blijkt, dat geen aanleiding bestaat om maatregelen als hier gevraagd, te nemen. DE VRITZ. DEM. BOND. Lichte achteruitgang in aantal leden en afdeelingen. Volgens het door mr. P. J. Oud opge maakte 27e jaarverslag van den V. D. bond loopende over het tijdvak van 1 Oct. 1929 tot 1 Oct. 1930 bedraagt het aantal afdeelingen 230 te zamen tellende 10 421 leden tegen 240 afdeelingen met 10.726 le den op 1 October 1929. Het aantal algemeene leden bedraagt 97, het aantal personeele leden 349 tegen respectievelijk 98 en 315 op 1 Oct. 1929. INVALIDITEITS- EN OUDERDOMSWET. Op 1 October werden 16127 weduwen- renten en 12086 weezenrenten krachtens de Invaliditeitswet genoten, terwijl op genoem den datum krachtens art. 373 dier wet 85282 personen in het genot verkeerden van een als vrucht hunner verzekering ver kregen ouderdomsrente van drie gulden per week. Voorts genoten 27990 personen een in- validiteitsrente als bedoeld in art. 71 der wet. Krachtens artikel 24 der Ouderdomswet 1919 waren op vorengenoemden datum 130619 personen in het genot van een als vrucht hunner verzekering verkregen ouderdomsrente van drie gulden per week. ONVOLDOEND POLITIE TOEZICHT IN NOORD-OOSTEL. NOORD-BRABANT? Hel Tweede Kamerlid Schaepman heeft aan den Minister van Justitie de volgende vragen gesteld: Heeft de minister kennis genomen van de vele inbraken en van de beide roofover vallen respectievelijk te Alem en Oss, die in de laatste weken in noordoostelijk Noord- Brabant hebben plaats gehad? Is de minister niet overtuigd, dat, ten gevolge van een tekort aan politiepersoneel aldaar, de toestand in die streek in den laatsten tijd reden geeft tot groote bezorgd heid en onrust onder de bevolking? Is de minister bereid te overwegen om, al ware het slechts tijdelijk gedurende den winter en de periode van groote werkloos heid de in die streek gestationneerde politie macht te versterken? Van ALICE CAMPBELL. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door J E. DE B K. 30) Een minuut of tien leunde Roger al roc kende uit zijn raam. Hij was in tweestrijd, want al dacht hij een meisje gevonden te hebben, dat hij kon liefhebben, zoo voelde hij toch dat hij niet te haastig moest hande- delen. Ze was zoo alleraardigst, ze scheen zoo oprecht en ongecompliceerd, maar hij wist ook. dat een man zich gauw laat inpak ken als zijn zinnen getroffen zijn en dit wa3 bij hem het geval. Hij moest zich niet over haasten. hij moest heel zeker zijn dat ze heusch om hem gaf en niet wds meege sleept door het genot van een avond. Dat was de schaduwzijde van rijk le zijn al was het rijk te zijn in de toekomst. Al een paar jaren geleden hadden baatzuchtige jonge meisjes en haar moeders hem strik ken gespannen. Hij haatte dat soort men- schen en was toch altijd heimelijk bevreesd dat hij er nog eens in zou loopen. Hij wist, dat hij impulsief was. al had hij een onder grond van koel gezond verstand, dat hem meer dan eens uit moeilijke omstandigheden had gered Esther Rowe kende hij nog maar drie dagen hij moest zich niet aanstellen als een dwaas. Misschien had de champagne hem zoo dorstig gemaakt Zijn flesch mine raalwater was leeg en hij besloot om in de keukenregionen en een andere te gaan halen. Hij wist dat het mineraalwater geborgen werd in een kleine kast naast de wijnkelder. Heel stil, om niemand te storen, daalde hij de achtertrap af Met een beetje zoeken vond hij het verlangde. Maar hoe de metalen j sluiting te verwijderen? Waar was het in strument er voor? Natuurlijk in het buffet De eetkamerdeur maakte geen leven, bij de messen vond hij het dingetje en na het metaal te hebben afgetrokken, ging hij den zelfden weg terug. Op eens stond hij stil om te luisteren en tuurde naar de salondeur Had hij hoeren fluisteren? Zoowat een halve minuut stond hij als vastgenageld, een en al oor om een herhaling van het gehoorde geluid le vernemen. Het was zoo zacht ge weest, misschien had hij zich vergist, ja, daar was het weer. een gesmoord, sissend gefluister Toen hij zeker van zijn zaak was, hoorde hij een licht doch scherp gekners alsof er iets op den grond viel toen een ge smoorde korte vloek, voortgebracht door een mannenstem Aan niets anders dan aan in brekers denkende, trok hij de salondeur wijd open en dacht er geen oogenblik aan dat hi; ongewapend was Het was er geheel donk°r en hef dichtst hijzijnde electrische knopje omdraaiende, liet hij de kamer baden in een zee van licht. HOOFDSTUK XVIII. Ongeveer een uur vroeger had Arthur het Restaurant des Ambassadeurs met gefronst voorhoofd verlaten en was in zijn auto naar la California gegaan Hij vond villa Firenzc in duisternis Hij liet zijn auto om den hoek van den weg staan en liep dwars door het grasveld naar het terras bij het salon Dade lijk werd de deur zacht geopend Thérèse stak de arm naar buiten en trok hem de ka mer in. „Ik dacht dat je nooit kwam," zeide ze een beetje knorrig, met haar geheele lichaam tegen hem aanleunende. Onverschillig zijn armen om haar heen slaande. waarden zijn oogen rusteloos door de kamer In het ruime vertrek brandde maar één lamp, die een roodachtig schijn sel wierp over de met satijn bekleedde chaise longue en een klein tafeltje, geladen met illustraties. „Allemachtig onverstandig om me hl«r binnen te loodsen", bromde hij. zorgvuldig de zware gordijnen over elkaar sluitend „Ik vind het niets prettig." „Er is niets geen gevaar. Iedereen i9 naar bed. behalve de nachtzuster, en in die kamer hoor je niets." „Maar als iemand me hier vond, zou het een spektakel geven van belang, Roger moet nog thuis komen, ik zag hem dineeren met dat verpleegstertje." Haar gezicht vertrok even. „Dat duurt nog uren; luister eens, ik zond je die boodschap, omdat ik je spreken moest. Je zoudt van daag uit eten gaan met dal schepsel en ik kon niet gaan 9lapen voor ik wist dat je geen domheid had be gaan. Arthur, lieveling, wat heeft ze gezegd tegen je?" Met twee handen hield zij hem vast en keek hem diep in zijn nietszeggende oogen, alsof ze de waarheid er uit wou trekken „O, 't gewone liedje, ze krijgt er hoe lan ger hoe meer genoeg van. Ze denkt dat ik met haar speel. Ze zegt dat ze de zaak in orde maken moet. dat ze telegrafeeren moet en dat ze dadelijk een definitief antwoord hebben wil." „Ja. en wat dan?" Ze hield hem nog steviger vast. „Ze heelt voor zich en het meisje cabines 'besproken voor den achtsten en ze moet de mijne ook bespreken, anders is deze inge nomen." „En wat heb je haar gezegd?" „Ik heb beloofd te gaan." Haar adem kwam kort en stootend. „En je beloofde den achtsten te gaan?" „Er schoot niets anders over. Ik kan dit niet vergooien Dat heb ik je altijd gezegd. Ik kan mij altijd nog terugtrekken als er iets gebeurt." Zijn zwervende oogen vestig den zich weer op haar en lang keken ze elkaar aan Thérèse beet zich op de lippen en draaide het hoofd af „Wat heeft Sartorius je gisteren gezegd?" „Niets, hij zegt alleen maar dat de leef tijd en de algempene zwakte van den ouden man tegen hem zijn." „Daar heb je niet veel aan; ik verwed er wat om dat hij het haalt en nog tien of vijftien jaar blijft leven." Langzaam schudde zij het hoofd en zag den anderen kant uit. „Neen dat doet hij niet, ik heb zoo'n gevoel, ik ben er bijna zeker van dat hij niet blijft leven." „Waarom?" vroeg hij snel „Fleurestine. je weet wat ik je vertelde." „Klets. Zij zeide alleen dat hij ziek zou worden niets van den afloop." Weer schudde zij het hoofd. „Ik heb je niet alles verteld Ze zeide mij dat hij niet herstellen zou; ze zag mij in 't zwart." „Goede hemel! Waarom me dat niet eer der gezegd?" Onderzoekend zag ze hem aan. „Maar Athur. je gelooft toch niet aan deze dingen „Dat weet ik niet, heelemaal ongeloovig ben ik ook weer niet. Ik je had mij dit wel eerder mogen vertellen", zeide hij op beleedigden toon. ..Maar mijn besten kerel, dat kon ik niet. Het leek zoo koud. zoo berekenend. Dat mocht je toch niet van mij denken; je zoudt minder van mij gaan houden." Hij hoorde haar nauwelijks. Er was een verandering over hem gekomen, hij was zenuwachtig opgewonden, drentelde door de kamer, floot zachtjes een wijsje, knalde met de vingers, nam allerlei bric-é-brac op en zette het weer neer. Thérèse wendde geen oog van hem af. in haar oogen was groeiende argwaan. Eindelijk zeide zij: „Arthur, kom eens bij me Hij naderde haar werktuigelijk, geheel ver diept in zijn gedachten. „Neen. nog dichter bij, ik moet je eens aankijken." Onverschillig ontmoetten zijn oogen de hare, door haar heen zag hij een visioen. „Je denkt alleen maar om het geld, Arthur, die gedachte maakt je gelukkig Is het niet zoo?" Hij lachte gedwongen, „Goede hemel, waarom denik je dat?" „Door je manier van doen, om mij denk ie heelemaal niet. Arthur, als ik moest den ken dat je niet meer om me geeft. „Lieve hemel, hoe kom je er bij?" zeide hij knorrig „Waarom roer je altijd datzelfde onderwerp aan? Natuurlijk geef ik om je." „Ja, maar je foltert me ook zoo. Als ik er maar een klein oogenblik zeker van kon zijn, dat je me noodig hebt voor je geluk en niet wat met mij in je bezit zou komen Ze sprak heftig. Zwijgend keek hij haar aan. haalde de schouders op en ging naar de deur. (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9