y&ifaxdek Sluy&A dpecujfajou&,25 ct pefi AaJ^ponct ONZE VERHOUDING TOT BELGIE HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN De verloren Injectienaald. 71ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 10 November 1930 Derde Blad No. 21872 MINISTER BEELAERTS OVER DE KANALENKWESTIE SCHEEPSTIJDINGEN. FEUILLETON. De Duitsch-Finsche Douanekwestie. In de Memorie van Antwoord aan de Twee de Kamer over de begrooting van Buitenland- sche Zaken verklaart de minister, bij de bespreking der Volkenbonds vraagstukken, dat - hjj van een georganiseerde samenwer king tusschen de kleine mogendheden, on afhankelijk van de door de groote mogend heden gevolgde gedragslijn, haar standpunt in het ontwapeningsvraagstnk zouden moeten bepaleq, geen resultaat kan verwachten. Een wetsvoorstel tot goedkeuring van de „Handelsconventie" zal binnenkort de Ka mer bereiken. Wat de Nederlandsch-Scandinavische sa menwerking betreft, betoogt de minister, dat België tot deelneming aan het overleg uit- genoodigd is. Discriminatie, in welken vorm ook, is de regeering ten eenenmale vreemd en gaarne zal men ook andere regeeringen, die zich in dezelfde handelspolitiek en rich ting wenschen te begeven, in de toekomst in dit overleg betrekken. De verhouding tot België besprekend, uit de minister de hoop der regeering, dat on derling overleg zal leiden tot het verkregen van een grondslag, waarop een nieuwe rege ling tot bevrediging van beide landen zal kunnen worden opgetrokken. Mede door de deelneming van Nederland aan het eeuwfeest van België's zelfstandigheid is naar de mee ning van den minister de gunstige atmosfeer bevorderd. Uitvoerig beantwoordt de minister de in het V.V. gemaakte opmerking met betrek king tot de kwestie der waterwegen in Lim burg en het vraagstuk der verbindingen tusschen Antwerpen en het Hollandsch Diep. Het is volgens den minister niet juist, dat de Maas te Luik in den zomer telkens ge durende een periode van tien tot vijftien dagen zoo weinig water zou afvoeren, "3at er, na reserveering van de noodige hoeveel heid voor de bestaande en in aanleg zijnde Belgische kanalen, niet voldoende zou be schikbaar blijven voor afstrooming naar het Maas vak te Maastricht om het Julianakanaal op peil te houden en tevens de Maasoevers van het grensscheidende Maasvak beneden den stuw te Borgharen voor uitdroging te behoeden. Ook is het voor zoover de regee ring bekend, niet juist, dat België bij Lixhe een sluis bouwt van kleine afmetingen ter verbinding van het Albertkanaal me? het kanaal LuikMaastricht. Verder bestrijdt de minister dat de verbe tering van het Hellegat en van het kanaal door Zuid-Beveland, waarvoor op de begroo ting van Waterstaat gelden zijn uitgetrokken, een concessie aan België zou zijn. Die ver betering is niet anders dan een der talrijke wijzen, waarop de overheidszorg voor de Nederlandsche wateiHvegen tot uiting komt. En waar hier van een tegemoetkoming aan België geen sprake is, kan ook geen tegen prestatie worden bedongen. Wat het rechtstreeksehe kanaal van Luik naar Antwerpen, het Albertkanaal, betreft, is het bekend dat de Belgische regeering den aanleg met kracht heeft ter hand genomen. Men is aan de Luiksc-he zgde begonnen met aanbesteding van een omstreeks 10 kilometer lang kanaalvak. dat ongeveer langs onze grens loopt in de richting van Briegden. Deze werken zijn in volle uitvoering. Uit den aard der zaak staat het België volkomen vrjj op zrjn eigen grondgebied een rechtstreeksche waterverbinding tusschen Luik en Antwerpen aan te leggen, mits het er slechts voor waakt dat het niet in strijd komt met zijn internationale verplichtingen, met name in zake den onverminderden af voer naar Nederland van de hoeveelheid Maaswater, waarop ons land op grond van tractaten en algemeene regelen van inter nationaal recht aanspraak kan maken. Mocht der regeering bljjken, dat hierop inbreuk zou dreigen, dan zal zij zich daartegen te weer weten te stellen. Het feit, dat vooralsnog van een dreigende onrechtmatige daad niet is gebleken, heeft de regeering er niet van weerhouden, te Brussel te kennen te geven, dat deze aange legenheid haar bijzonder ter harte gaat; ?r zijn aan de Belgische regeering vragen gesteld, omtrent de uitwerking, die de voor genomen werken op den afvoer van de Maas zullen hebben. Een concreet antwoord op die. vragen bleek na eenigen tijd met het oog op den stand van het technische onderzoek nog niet mogelijk en is tot heden niet ontvangen. De regeering blijft ten deze dilligent en ziet geen aanleiding om de bestaande onze kerheid van den toestand met concessies af te koopen. Zoolang de gedachtenwisseling ten deze tusschen 's-Gravenhage en Brussel niet is beëindigd, kan de regeering geen stap pen doen ter openbaarmaking van de tot dusver gewisselde stukken. Dat Nederland desnoods met eigen midde len in de voeding van het Julianakanaal zal kunnen voorzien, maakt de algemeene posi tie der regeering. ook en met name tegen over het geheel der Nederlandsch-Belgische vraagstukken, gemakkelijker. Nochtans zou die mogellijkheid voor haar geen aanleiding zijn om te berusten in een rechtskrenking, zoo deze zich tegen alle verwachting in zou voordoen. De regeering heeft echter te veel vertrouwen in den eerbied voor het recht, die in het buurland bestaat, om te onderstel len dat maatregelen tot rechtshandhaving voor haar noodig zullen blijken. Zij mag ho pen op een minnelijke regeling der verdee ling van het Maaswater, waarbij aan het quantum, dat Nederland toekomt, geen af breuk wordt gedaan. Wat de zoogenaamde prop van Lixhe be treft. de wegneming daarvan is een onaf wijsbare voorwaarde voor een regeling met België. De verbinding van het Albertkanaal met het Nederlandsche waterwegennet bij Maas tricht is een der punten, waarop de beide regeeringen tot overeenstemming moeten ko men De belangen van Maastricht hebben hierbij uiteraard alle aandacht Het standpunt der regeering met betrek king tot een kanaal, dat d° kenmerkende eigenschappen zou hebben van het dusge naamde Moerdijkkanaal, uit uiteengezet in Let memorandum van onzen gezant te Brus sel aan den Belgischen minister van Buiten- landsche Zaken van 7 Mei 1929. Wat de regeling van de grens tusschen Suriname en Britsch-Guyana betreft, is sedert eenigen tijd met Engeland een ge- dachtenwisseling gaande. Op den weg kwamen zij 'n boertje tegen, Met 'n stroohoed op en klompen aan. Kunt U mij ook zeggen, vroeg een der heeren, Welken weg wij nu moeten gaan?" „Ie mu'j eerst recht rieden, zei 't boertje, En dan goan noar den rechter kant. En a'j bie een dwarsweg ben ekomen. Dan maer aisloan oe linkerhand. ^0. Maar dat kalmeerde niet de dame. Die hem weer op zijn kaalkop sloeg. En die al kijvende en schreeuwend, Hem om geen uitleg vroeg. Zoo nou zal ik je leeren, riep ze, Steek voortaan niet je handen uit. En om 't goede voorbeeld te geven, Sloeg ze hem met haar regenspuit. Bij de behandeling van het onderwerp „Toepassing van Handelsverdragen" be spreekt de minister o.m. de bekende Duitsch- Finsche douanekwestie Er schijnt, zegt de minister, geen gevaar te zijn dat de Duitsche regeering hel bestaan van het gentlemans- agreement zou ontkennen. De regeering zal dan ook eventueel een beroep doen op de handelsconventie, hetgeen formeel echter eer9t d&n kan geschieden, als de Duitsche regeering de mededeeling doet, door de Hann- delsconventie voorgeschreven. Intusschen heeft de regeering niet stil gezeten, maar aanstonds en bij herhaling vertoogen tot de Duitsche regeering gericht, welke in het bij zonder betrekking hadden op de verhooging van het recht als zoodanig, op een eventueele verdere verhooging en op de kwestie van de meestbegunstiging. De vertoogen der Neder landsche regeering zullen zeker door de Duitsche regeering in overweging worden genomen alvorens tot een verdere verhoo ging wordt besloten. Het antwoord op de vraag of het juist is dat Duitschland den doorvoer van Neder- landsch vee naar Zuidslavië en Cechoslo- vakije weigert, moet in zoover bevesti gend luiden, dat inderdaad de Duitsche regeering in verband met het hier te lande heerschende mond- en klauwzeer voor den doorvoer van Nederlandsch vee thans geen toestemming verleent. Verschillende pogin gen om onder aanbieding van zoo goed mo gelijke waarborgen tegen besmettings gevaar. doorvoervergunningen te verkrijgen voor zendingen vee, mochten niet tot een gunstig resultaat leiden. Zoodra de sani taire toestand van het Nederlandsche vee weer verbeterd zal zijn, zullen deze pogin gen worden herhaald. Wat het vraagstuk der dubbele belasting betreft, is thans met Duitschland overeen stemming verkregen. De onderieekening van het herziene verdrag met Duitschland ietr voorkoming van dubbele belasting naar. het inkomen en het vermogen zal thans bin nenkort kunnen plaats vinden. Met betrekking tot de vraag of de regee ring niet bereid is de totstandkoming te be vorderen van een of meer algemeene tracta ten tot regeling van de geheele materie bij den radio-omroep betrokken, wordt er aan herinnerd, dat de kwestie der golflengte- verdeeling, in groote trekken geregeld in het Internationaal Radioverdrag van Washing ton en nader werd behandeld op de confe rentie te Praag. Nieuwe besprekingen en regeling van deze materie zullen plaats hebben op de Inter nationale Telegraafconferentie te Madrid 1932. KON HOLL. LLOTD. ORANIA, 8 Nov van B Aires (e Amst. DRECHTERLAND, 8 Nov. van B. Aires te Amsterdam. FLANDRIA, thuisreis. 8 Nov. van Per- nambuco. GELRLA, uitreis, 8 Nov. te Santos. ROTT. LLOTD. INSULINDE, uitreis, 11 Nov. te Sabang verwacht. REDOE. thuisreis, pass. 8 Nov. Ie Gibraltar HOLLAND—O. AZlE-LUN. OUDERKERK, uitreis. 8 Nov. van Manilla. ROTTERDAM—Z. AMERIKA LIJN. ALWAKI, 8 Nov. van R.dam n. B Aires. ALGORAB, 7 Nov. van R.dam te B. Aires HOLLAND—BR1TSCH-INDIË LIJN. TEXEL. 8 Nov. van Bombay te Karachi. KON. NED. STOOMB MIJ. VENEZUELA, thuisreis, 10 Nov. te Ply mouth verwacht, ARLADNE, 8 Nov. van Middl. Zee te Amst. STOOMVAART.-MIJ. „NEDERLAND". P. C HOOFT, thuisreis, 12 Nov. bij Perim verwacht. TANIMBAR, uitreis, 8 Nov. van Bombay. ENGGANO, 8 Nov. van Amst. n. Java. HOLLAND—AMERIKA LIJN. JAGERSFONTEIN, (huisreis, 8 Nov. van Marseille. SATURNUS, thuisreis. 7 Nov. te Liberia. HOLLAND AFRIKA LIJN. G.AASTERDIJK, uitreis, pass. 7 Nov. Ponla del Gada. SPAARNDAM, uitreis, 7 Nov. te Tampico. STATENDAM, 8 Nov. van New York naar Rotterdam. DIVERSE STOOMVAARTBERICHTEN. BEURSPLEIN, 7 Nov. van Lulea naar Rotterdam. COLYTTO, 7 Nov. van Mobile n. Londen CELAENO, 7 Nov. v. Nuevitas te Brooklijn DUTVENDRECHT, 7 Nov. van Tuapse n. Lands End. FENNA, m.s. 6 Nov. van Aalborg Holtenau. HAGNO, 7 Nov. van Norfolk n. Treport. HOFLAAN, 7 Nov. van Rosario te Huil. JOHANNA. 7 Nov. van Seaham n. Bor deaux. KATENDRECHT, Rouaan n. Tampico, pass. 7 Nov. Miami. MEGARA. 6 Nov. van Cuxhaven n. Rouaan NOORDWIJK, Bilbao n IJmuiden, pass. 8 Nov. Ouessant. PENDRECHT. Algiers n. Constanza, pass. 7 Nov. Stamboul. ROZENBURG, 7 Nov. van IJmuiden te Huil. RIKA ANNECHINA, m.s., 6 Nov. van Aal- borg (e Hamburg. STAD ZALTBOMMEL, 8 Nov. van Bayonne naar Povena. SIRRAH. 7 Nov. van Braila n. Antwerpen. STAD ZWOLLE, 7 Nov. van Lambton Rock n. Bordeaux. WOENSDRECHT, 8 Nov. van Rouaan n. Constanza. ZWALUW, m.s., 6 Nov. van Faxe (e Holtenau. JONGE ELISABETH, 7 Nov. van Messina naar Bona. JONGE ANTHONY, 7 Nov. van Almeria naar Londen en Rotterdam. RECLAME. °loa Van ALICE CAMPBELL. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door J. E. DE B. K. 29) „Vroolijk liet ze haar glas tegen het zijne klinken en dronk. Toen bedacht ze zich dat Holliday eenige wéken geleden dezelfde wensch had geuit. Wat zou Holliday s wensch zijn? Ze had toen aan iets heel be paalds gedacht. 't Was een gezellig dinéétje; ze lachten en praten met een luchthartigheid, die voorna melijk door de champagne veroorzaakt werd Ze spraken over alles en nog wat, maar wat ze zeiden deed er niets toe. Ze gingen op in elkaar en het allergewoonste gezegde kreeg daardoor groote beteekenis. Ze vergaten alles om zich heen, ze schenen te zijn op een klein eilandje midden op een onbevaren zee „Hebt u lust wat te dansen?"' De heerlijk geurende koffie was te warm om te drinken, de saxophones noodigden hen uit ten dans. „Dolgraag." Te midden der andere dansendo paren drukte Roger eens extra haar hand." „Heb ik het niet gezegd?" „Wat hebt u gezegd?" „Dat u zeker heel goed zoudt dansen: ie eerste keer dat ik u zag „Zoo, hebt u dat gedaan," zeide zij zeer verblijd en gaf hem zijn handdruk terug. „Dat vind ik prettig; ik heb liever dat u lof toezwaait aan mijn danskunst dan aan mijn karakter." „O van uw karakter weet ik niets af." zeide hij lachend. Hij amuseerde zich kostelijk Onder al de jonge meisjes die hij kende, was dit jonge ding. dat zoo hard werkte, de eenige die hem geheel vatte. Ze was heel intelligent, had iels echt vrouwelijks en in de.heele zaal was er geen die er zoo lief en aardig uitzag. Haar houding en manieren waren even gracieus verzorgd als haar toiletje was Een echt raspaardje, oordeelde hij. Hij vond het niet heel prettig toen zijn kennissen Graham en Marjorie Kent bij hen kwamen zitten. ..Ik hoop dat u het niet vervelend vindt dat we ons bij u voegen", zeide miss Kent, „maar mijn broer heeft zoo meer dan genoeg van mij, dat hij u graag een paar dansen wil afbedelen, miss Rowe." Marjorie was 26 jaar oud en geleek een slanke zigeunerin, met haar donkere haren in een wrong gedraaid en met de armen vol ringen en banden Esther vond haar aardig, zoo vroolijk en recht door zee De broeder was jonger en blijkbaar een van die ver legen zielen, die. gefolterd door hun be schroomdheid. toch hun koppig vastgehou den doel weten te bereiken. Nu was klaar blijkelijk Esther zijn doel. Met onverholen bewondering staarde hij haar aan, al blo zend tot onder zijn haren. „Mag ik dezen dans van u hebben?" vroeg hij dadelijk. Glimlachend stond ze op. Ze bemerkte dat ze in waarde 9teeg in Roger's oogen orndat ze ook bij anderen in de smaak viel. Dit was nu weer echt iets voor een man, maar hij werd er haar te liever om. Roger danste met Marjorie, die hij zijn heele leven gekend had. en voortdurend lette hij op het aardige figuurtje in luchtig rose, wanneer het zijn gezichtveld kruiste. Graham was over de zes voet lang. dus telkens keek haar krullebol naar boven als ze met hem praten wilde. „Roger, Graham is doodelijk van dat meisje bij je; hij rustte niet voordat we naar je toe gingen. Wie is zij? Een verpleegster! Ik zou nooit gedacht hebben dat zoo'n nut tig wezen er zoo uit kon zien. Dat noem ik geniaal." „Verpleegsters hoeven toch geen vogel verschrikkers te zijn", voerde hij haar tegen. „Maar de meesten zijn het toch. Ik zag lady Clifford hier onlangs, mooi als altijd. Ze was met een knappen, jongen Engelsch- man, dien ik dikwijls in Cannes zie, maar niet ken „Ja, hij was hier van avond ook." ,jk heb hem gezien met een vreemde, en wonderlijk uitziende dame, stikvol geladen met juweelen Ze komt hier veel. Ik heb al dikwijls gedacht, wie rijk genoeg zou zijn om al die parelsnoeren uit de Rue de la Paix te koopen. maar nu weet ik het." De dans ging maar altijd door. Roger merkte voor het eerst hoe het orchest inging op geroep van „bis". „Kijk eens even naar Graham", zeide Marjorie „'t Is verbazend, te denken hoe verlegen hij is." De lange, jonge man liet er geen gras over groeien. Roger hoorde hoe hij beslag trachtte te leggen op Esther's vrij Zaterdag- middaguur Ije. Ze schudde weifelend het hoofd, maar 9cheen het nog al aardig te vinden. Roger dacht, dat de jonge Kent. die de universeele erfgenaam was van een der rijkste fabrikanten uit Lancashire wel een zeer begeerd iemand zou zijn en hij raad pleegde zijn horloge. „Dat kleine meisje moet 's morgens vroeg op en ik heb beloofd haar niet te laat thuis te brengen. Als dit nu nog langer duurt. Het was iets over één uur, toen hij Esther in de Citroen warm instopte. Lang zaam reed hij naar la Californië, het speet hem den avond te moeten besluitenzijn gedachten waren geheel in beslag genomen door het aardige, vroolijke meisje, dat in fluweelen avondmantel naast hem zat. „We hadden vroeger weg moeten gaan." zeide zij vol gewetenswroeging, „maar hel was zoo heerlijk. Vanmorgen heb ik mij verslapen en het zou vreeselijk zijn als ik dat weer deed." „Wat kan u dat schelen." „Echt iets voor een man, begrijpt u dan niet dat mijn bestaan afhangt van de opinie van de doktoren over mij?" „Dan zult u noodt buiten werk zijn." Zij lachte. „Neen heusch, van morgen heb ik het bij den dokter veibruid. Niet alleen dat ik laat was, maar ik gooide een kom met water over don grond. Dom hé? Hij keek me aan alsof hij me voor half wijs aanzag." „Poe, daar zou ik niets om geven." „Dat doe ik ook niet, maar weet u, die man heeft een raren invloed op me, iets verlammends, ik kan het niet zoo uitleg gen." „Hoe bedoelt u dat?" En aan een opwelling gehoor gevende, vertelde ze hem haar droom en haar gevolg trekking dat de python het symbool was van zijn persoonlijkheid. ,,'t Lijkt onnoozel, maar het was afschu welijk," zeide zij, flauwtjes lachend. „Het gevoel, dat ik in de macht was van dat we zen dat mij alleen beschouwde als iets dat verpletterd en vernietigd moest worden." „Hij is een koudbloedig man," zeide Roger peinzend. „Maar dat doet er niets toe, zoo als tante zegt, als hij maar goed is voor zijn werk. Maar het zal hem niet bemind ma ken." „Daar geeft hij niets om, hij leeft alleen voor zijn onderzoekingen." Toen de auto door de oprijlaan reed, meende Roger licht te bespeuren achter een der salonramen. Het volgend oogenblik was het weg en hij dacht zich vergist te heb ben Het maanlicht had hem parten ge speeld. Het huis geleek geheel donker. Hij bracht de auto in de garage en geleidde Esther naar boven, waar hij afscheid van haar naim in het kleine portaal, vlak bij haar kamer. „Dank u voor den heerlijken avond," fluisterde zij bevreesd om leven te maken. Hij vond haar allerliefst zooals ze daar stond en naar hem opzag met haar lange oogwimpers, haar glinsterende oogen en haar krullerig haar, dat haar gezichtje om lijstte. „Als u het heusch prettig gevonden heeft." zeide hij, haar hand langer vasthou dend dan noodig was, dan gaat u nog een3 weer met mij mede." Ze glimlachte en was weg; het korte af scheid liet beiden nadenken over wat ze hadden willen zeggen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9