71ste Jaar^an*
ZATERDAG 8 NOVEMBER 1930
No. 21671
OFFICIEELE KENNISGEVING
TER OVERPEINZING.
STADSNIEUWS.
MANTEL-DIEFSTAL.
Het voornaamste nieuws
van hellen.
HET FEEST VAN D.O.S. TE NOORDWIJK.
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
30 Cis. per regel voor advertentiën uit Leiden en plaatsen waar
agentschappen Tan ons Blad gevestigd aijn. Voor aJle andere
advertentiën 35 Cts per regel. Kleine Advertentiën uitsluitend
bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 60 Cts. bij een
maximum aai)tal woorden van 30.
Incasso volgens postrecbt Voor eventueels opzending van brieven
10 Cts. porto te betalen Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden 2.35, per week
Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week
Franco per poet f. 2.35 -f portokosten.
ƒ0.18
„0.18
Dit nummer bestaat uit ZES bladen
EERSTE BLAD.
-
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien het verzoek van:
a. B. Spronk om vergunning tot het op
richten van een wasch- en strijkinrichting
in het perceel Witte Singel No. 14, ka
dastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie M.
No. 3383;
b. de N.V. Leidsche Broodfabriek om ver
gunning tot het oprichten van een brood-,
koek- en- banketfabriek op het perceel Mare
No. 1. kadastraal bekend Gemeente Leiden,
Sectie A. No. 556;
c. de firma de Erven de Wed. J. van
Nelle om vergunning tot het uitbreiden van
de opslagplaats van koffie, thee en tabak in
het perceel Aalmarkt No. 17, kadastraal be
kend Gemeente Leiden, Sectie G. No. 1685.
Gelet op de artikelen 6 en 7 der Hinder
wet
Geven kennis aan het publiek, dat ge
noemde verzoeken met de bijlagen op de
Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd
zijn
alsmede dat op Zaterdag, den 22sten No
vember e.k. des voormiddags te half elf in
het perceel Breestraat 125 (Bureau van Ge
meentewerken) gelegenheid zal worden ge
geven om bezwaren tegen deze verzoeken
in te brengen, terwijl zij er de aandacht op
vestigen, dat niet tot beroep gerechtigd zijn
zij, die niet overeenkomstig art. 7 der Hin
derwet voor het gemeentebestuur of een
zijner leden zijn verschenen, ten einde bun
bezwaren mondeling toe te lichten.
A. VAN DE SANiDE RAKHUYZEN,
Eurgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 8 November 1930.
2773
Het Zeilschip.
Met volle zeilen vaart voor mijn raam
een zeilschip voorbij. Het is een ouderwetsch
degelijk zeilschip, en het heeft den wind
achter. Geen getuf van een motor klinkt
tot me door. Geen boomende of afzettende
knecht. Natuurlijk ook geen voortsukkelend
trekpaard meer, zwoegend in het gareel.
En gelukkig geen in het trektouw gespannen
menscbcnlichamen, die ik in mijn jeugd den
ganschen lieven dag zag voortsjouwen langs
de trekvaarten in de veenstreken van ons
goede vaderland zouden ze het nóg doen,
dóór, vraag ik me wei eens af, die afge
beulde \Touwen. die hijgende mannen soms,
"die kinderen, jong als ik zelf toen was?
Maar ze moesten mee. voort en voort, want
er was geld te verdienen met het sleepen
van een schip.
Sinds het Russische gezelschap „De blauwe
Vogel" ons de kleine tragedie van de Wolga-
sleepers heeft doen zien en hooren o
die toorts jokkende grauwe mannen, als sa
men geketend aan het onzichtbare schip,
en maar zingend, eentonig, dof, den langen
dag langs den eindeloozen Wqjga-oever, al
maar door, zingend en zwaar gebonden!
weten wij 't wel allen, dat dit sleepen van
een schip, als een lastdier, als een beest,
wel onmenschwaardig is; en ook immers
'gansch niet noodig meer; want hebben wij
niet de gezegende motorkracht, die nok
stroomopwaarts en met tegenwind het klein
ste zeilschip gerieven komt, en onafhankelijk
maakt van eenige kracht aan wal!
Doch als het windje lekker achter blaast,
en stroom en tij niet tè zeer tegenwerken,
ja zelfs als men al laveerende op breeder
water zelfs met scherpen zijwind het bol
werken kan en toch vooruitkomt, haast tnt.
eigen verbazing, tóch vooruitkom\ al staat
hel windje schern, zelfs he?leman! tegen
o. als het maar éven gaaf. met den wind
in de holle zeilen, wat is het dan een
prachtig koninklijk gezicht zulk een rus^'g
voortglijdend zeilschip! Je hoort niets en je
ziet niets, je ziet alleen het witte schuim
aan den boeg en de lange slierten van de
schuin a watergolven, die als een spitsen
driehoek het schip omsluiten, en de schuit
liikf d« ount van een renze^ne^r. die het
wijde wat-T gestadig verder klieft,: en daar
is geen beweging op het dek: aü^s in
rust. AR-? en d° cre-r»'---no»i zeilen. En dA
still*- man aAn het roer. die het stuurrad
omkLmd rW vaste hand. en die met strak
oog turend ïn de verte znn koers linudt.
Maar de bewegende kracht, die h°t aM°s
stuwt, z*1 is onzichtbaa1*. verborgen. Go.
luid loos stuwt voor*, als met machtige,
schoon onzichtbare, reuz nh^nd.
Gaat niet* z~o he^ leven het enkele men-
schrnlevm en het leven van de nionséhen*
wereld. onz:cHhaar voortgestuwd over hel
wijde water, ïn prachtige vaart, maar toch
als een stille droom, voorbij?
De vind blaast waarheen hjj wil, en gij
hoort zijn geluid, maar gij weet niet van
waar hij komt en waar hij heengaat
zegt het geheimzinnige Johannes-evangelie.
Ja is het niet zóó: de vind blaast in onze
zeilen, het wondere leven vaart door ons
heen, en stuwt voort ons levensschip maar
wat is het, die wonderkracht, geheimzinnig
verborgen, doch bewegende het Al, en ook
ons? Het klopt in onze polsen, het straalt
uit onze oogen, het beweegt heel ons leven
en het leven van de mensch en wereld, het
drijft ons allen, alles voort. Maar wat het
is, die jevenswind, die bezielende geest, die
het koninklijke menschheidsleven en dit
prachtig heelal opstuwt door de tijden
er. als een vorstelijke droom glijdt het voor
den aandachtigen beschouwer stil voorbij?
Wist er iets van dat. oud verhaal, dat
den mensch deed formeeren uit het stof
der aarde, en in zijn neusgaten werd gebla
zen den adem des levens? Levensadem, inge
blazen door een Macht, die schept?
Of wist er veel méér nog van die geheim
zinnige evangelist, die op deze aardsche
wereld wonderbaar ziet komen een ver
heerlijkte liefelijke gestalte, en toen hr?
gesproken had tot do zijnen, blies hjj op
hen en zeide: ontvangt den heiligen geest?
Het zeilschip vaart prachtig koninklijk,
toch rustig verder, 't Is ons leven, en het
leven der wereld. Maar de verborgen Gees
tesstroom drijft ons allen voort, is de
kracht waarop wij teren, is de wijde lucht
waarin wjj ademen, is de levende geest die
ons allen bezielen moet. is de wondere
stilte waarin wij drijven, gedragen door een
wijden schoot.
Zalig die zich bewust mag worden van
deze Drijvende Kracht! Hij is als de stille
man aan het roer. strak turend in de verte,
wetend: daór ligt het doel! En het stuurrad
omklemmend met vaste hand houdt hij zijn
koers. Maar zijn vertrouwen is op de Be
vriende Macht, die de zeilen doet zwellen
en hem veilig naar zijn bestemming gelei
den zal.
En eiken morgen van nieuws vaart hrj
uit in het leven. En in hem neuriet het
met de woorden van dat veelgeliefde lied
uit het Fellowship Hymn-Book:
..Ik voel de winden Gods vandaag:
Vandaag hijsch ik het zeil".
ERNST.
MAATSCHAPPIT DER
NEDERL. LETTERKUNDE.
Nieuwe aanwinsten der boekerij.
In de gisteravond gehouden maandver
gadering heeft de Bibliothecaris, dr. A. A.
van Rijnbach, eenige mededeelingen ge
daan betreffende schenkingen aan de boe
kerij der Maatschappij in de laatste maan
den ten deel gevallen.
Mededeelingen van den
secretaris.
Van dè familie Haverschmidt te Utrecht
ontving de boekerij een zeer belangrijke
verzameling handschriften, brieven van en
aan ds. Francois Haverschmidt, den
auteur van Piet Paaltjens' „Snikken en
Grimlachjes", zoomede een volledige ver
zameling van de verschillende drukken
van diens verschillende werken; allerlei
geschriften, overdrukken en uitknipsels die
op hem betrekking hebben.
Uit de nalatenschap van het dezen zomer
overleden lid der Maatschappij, Aug. Rey-
ding, vooral bekend als auteur van „de
Doofpot", mocht de bibliotheek door de
vriendelijke beschikking van mej. C. M.
Barten te Amsterdam een keuze doen van
boeken, die voor haar waarde hadden.-
Voorts kreeg de Bibliothecaris de beschik
king over een niet onbelangrijke verzame
ling van oude almanakken, jaarboekjes enz.,
die de Kon. Bibliotheek in Den Haag dub
bel had en die met machtiging van den
Minister aan de Maatschappij werden over
gedragen.
In al deze schenkingen mag een verheu
gend bewijs van belangstelling gezien wor
den in de boekerij der Maatschappij, die
bedoelt te zijn en te blijven een centrum
voor de studie der Nederl. taal- en let
terkunde en der vaderlandsche geschiede
nis en oudheidkunde.
Uit de nalatenschap van het lid dei
Maatschappij, en jaren lang lid der Bi
bliotheekcommissie, dr. G. J. Boekenoogcn,
ontving de boekerij de uitgebreide verza
meling schriftelijke aanteekeningen ov*»t
allerlei belangrijke onderwerpen bctreii'm-
de folklore en taalwetenschap, welke voor
al ten goede zullen komen aan het ver
leden jaar opgerichte Folkloristisch archief
der Maatschappij.
Mocht bij vel«n de verwachting beslaan
hebben, dat ook zijn boekerij aar. de
Maatschappij zou ten deel vallcr** nu n zi.
Bcek^norrren's redevoering als voorzitter
der Maatschappij van Juni 1914), deze ver
wachting is helaas niet. vervuld. Wel wordt
de Maatschappij in de gelegenheid gesteld
dat deel der verzameling, dat inzonder
heid voor de Boekerij der Maatsch. van
belang is, over te nemen, vóórdat de boe
kerij geveild wordt. Het is op dit oogen-
blik nog niet te bepalen, of dit een groot
aantal boeken zal betreffen en vooral niet
welk bedrag met den aankoop der volks
boeken en Moeder-de-Gans-verzameling ge
moeid zal zijn, doch het geldt hier een
zaak van groot en zelfs nationaal belang.
Voorkomen moet worden, dat deze in veel
opzichten merkwaardige verzameling volks
boeken enz. door dr. Boekenoogen met veel
moeite bijeengebracht, weder verspreid
wordt en zelfs voor een deel naar het bui
tenland verhuist. Wie zich met de studie
der Nederlandsche volksboeken heeft be
ziggehouden, weet hoevele daarvan in
unieke exemplaren in buitenlandsche biblio
theken voorkomen Het deed spreker groot
genoegen, mede te kunnen deelen, dat het
bestuur der Maatsch., van het gewicht deT
zaak doordrongen, voornemens is de noo-
dige maatregelen te nemen, om door de
jaarvergadering voor dit doel een bedrag
te doen beschikbaar stellen. Doch zoo
als men weet de geldmiddelen der Maat
schappij zijn zeer beperkt en zoo zal, wil
dit. doel bereikt worden, een beroep gedaan
moeten worden op de medewerking van
particulieren Spreker uitte den wensch,
dat dan ook vele leden der Maatschappij
bereid gevonden zullen worden steun te
verleenen en hoopte, dat hij thans reeds
toezeggingen van sympathie en geldelijken
stepn zou mogen ontvangen.
Voordracht van den heer
Herman Poort.
Na afloop dezer mededeelinge^ heeft de
heer Herman Poort uit Groningen, een voor
dracht gehouden over „Nieuwe Nederland
sche Romankunst".
De spreker begon met een korte historische
inleiding waarbij hij liet uitkomen dat de
realistisch-psychologische prozakunst, zooals
ze aanvankelijk gepropageerd werd door Van
Deyssel en Netscher, een sterk Fransch
karakter droeg en daardoor te ver afstond
van de geestelijke atmosfeer in Holland dan
dat het hier onmiddellijk als kunst kon
worden aanvaard. Het realisme groeide pas
tot Hollandsch bezit in de roman" van De
Meester, Robbers, Couperus, Ina Boudier
Bakker, Querido.
Ongeveer tegelijkertijd ontstond een ver
halende prozakunst die duidelijk neo-roman-
tische tendenzen met zich meevoerde en
waarbij ook weer gegrepen werd naar den
historischen roman (Van Oordt, Arv Prins,
Van Schendel, Van Moerkerken, Nine van
der Schaaf, de latere arbeid van Couperus
en Querido). De invloed dezer neo-roman-
tiek op de productie der jongere en jongste
schrijvers is zeer gering geweest; men vindt
deze bovenal terug in de fijne, dichterlijke
vertellingen van Aart van der Leeuw. Aan
de macht van het realisme daarentegen is
bijna geen enkele der jongere schrijvers ge
heel ontgroeid, al is er op veelsoortige wijze
getracht het realisme te doordringen met
andeie geestelijke en aesthetische waarden.
Het zuiverst bleef het bewaarrd bij de
schrijvers, die zich wendden tot het platte
lands-leven en dat geschiedde zoo veelvul
dig, dat er, na den bloei van den grooten
stadsroman (De Meester, Couperus, Querido)
ook ten onzent, evenals in Vlaanderen, een
cultus van den boeren-roman ontstond. Her
man de Man gaf den Zuid-Hollandschen
boer, D. Th. Jaarsma den Frieschen, Anton
Coolen den Brabantschen. Alie Smeding
werd de rustig kloeke, bijna ruige beschrijf
ster van het Enkhuizer visschersleven en
haar veel gesmade „Zondaar" vond in de
zelfde kwaliteiten het crediet zijner heer
lijke brutaliteit. A. M. de Jong is een knap
per schrijver dan het meer goedkoope succes
Bij een nachtelijke inbraak bij den
heer Wilton te Voorburg bij Den
Haag werden aandcolen en obliga
ties ter nominale waarde van rond
0 ton gestolen. Do dieven kwamen
slechts in het bezet der mantols
dor effecten, daar dc bijbehoorendo
couponbladen olders waren.
Krantenbericht.
Wanneer ik door de winkelstraten
Van onze residentie loop,
Dan slaak ik dikwijls de verzuchting:
„Er is in 't leven wat te koop".
Ik vrees de groote magazijnen,
En, als mijn vrouw mij vergezelt,
Bekruipt mij een gevoel van onrust,
En angslig denk ik aan mijn geld.
Ik zie de groote etalages.
En rekeningen in 't verschiet,
Ik mompel iets van slechte tijden,
Maar weet vooruit, het helpt mij niet.
We zijn nu al weer in November,
't Wordt zoetjes aan de tijd voor bont,
Ik ben ontstemd, verwensch New York,
Dat weer geen bet're koersen zond.
Waardeenng heb ik voor de Hofstad,
Zij schenkt mij veel, ik geef het toe.
Maar toch benijd ik vaak m'n vrinden,
Die wonen ver van 't stadsgedoe.
Want door die groote uitstalkasten
Wordt juist de kooplust opgewekt,
In kleine plaatsen geen verleiding.
Dat had ik mis, heb ik ontdekt.
Het stadje, dat door eiken kelner,
Ontel'b're malen wordt genoemd,
Is door een nachtelijke inbraak,
In Nederland op eens beroemd.
Het kleine Voorburg bleek te hebben
Een heel groot mantelmagazijn,
Daarbij zijn alle groote zaken
In alle groote steden klein.
Alleen voor ruim zes ton aan mantels
Werd in dat ééne magazijn,
In slechts één enk'le nacht gestolen....
Ik voel mij arm, ik voel mij klein.
Maar, vreemd, dat ik op eens m'n vrinden,
Die ik benijdde, nu beklaag,
Zes honderd duizend gulden mantels
In Voorburgïk blijf in Den Haag.
ELAND.
van zijn „Merijntje" zou doen vermoeden;
ook de beste gedeelten'zijner romans richten
zich op het landleven (,,De zware weg" en
de juist verschenen „Martelgang van Kromme
Linderi").
Met opzetelijke geestelijke en moreel©
bedoelingen doordrongen is het realisme van
Van Genderen Stort („Kline Mey", „Hinne
Rode") en dat van Marie Schmitz „Het
groote Heimwee" van de laatste is in den
grond een zuiver tendenz-werk en als zoo
danig zondigt het dikwijls tegen de eischen
van het realisme, maar toch is het een vol-
njpe roman, een der allerbeste welke in de
laatste jaren in ons land is verschenen. Een
aparte plaats neemt de roman-arbeid van
Fabricius in. Hij is bovenal de vlotte, onder
houdende verbeller, die zijn reisavonturen in
zijn romans verwerkt, zonder journalistieke
bravoure, uiterst knap, levendig en pétillant.
Bewuste pogingen tot een hernieuwing
van het próza werden gedaan door Victor
van Vrieslandt, J. W. de Boer en vooral
door Roel Houwink. Diens kleine, juist ver
schenen roman „Marceline" geeft een ge
condenseerde levensuitbeelding, waarbij elke
psychologische uitweiding vermeden is en
het intermediair van den schrijver uitge
schakeld schijnt. Van groote beteekenis is
BINNENLAND.
Storing aan de Leidsche Electriciteiis-
fabrieken. (Laatste Berichten, le Blad).
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
van de Stuwadoorswet. (Binnenl., 3e Blad.).
Met de Do X in de lucht; het vertrek naar
Engeland uitgesteld. (Binnenl., 3e Blad en
Laatste Ber., le Blad.).
üit een Notariskantoor te Amsterdam is
een bedrag van f. 23.000 verdwenen. (Gem.
2e Blad.).
BUITENLAND.
Een Labonr-nederlaag bij een tnsschen-
tijdsche verkiezing in Engeland. (Buitenland,
le blad.)
Arrestaties in Italië en Bulgarije. (Buitenl.
le Blad.).
hier ook het directe woordgebruik, dat
onmiddellijk grijpt naar de kern van het
leven, niet in het bijzondere „geval", maar
in de algemeenheid.
Van bijzondere beteekenis is ook de
nieuwe roman „Maja", van Johan van
Vorden. Hier blijkt zeer duidelijk dat de
verhouding tusschen den schrijver en zijn
onderwerp veranderde, bijna verkeerde in
het tegengestelde. Van het realisme bezit een
boek als dit nog maar de begeerte naar zake
lijkheid en zelfs het annexeeren daarvan,
maar (en hierin ligt het cardinal© verschil)
die zakelijkheid is niet langer het doel van
den kunstenaaTsarbeid, ze is slechts een
middel, een middel om het niet-reëele van
den geest naar buiten te objectiveeren.
Sterkere vernieuwing nog van het verha
lende proza vindt men bij Slauerhoff, Hel
man, Kuyle, Du Penon, maar de arbeid dezer
schrijvers bleef tot heden staan bij het
novellistische en schetsmatige; groeit het uit
tot breeder grondslag en hooger opbouw,
dan is hier een nieuwe, schoone bloei der
Hollandsche romankunst te verwachten.
CURSUSSEN
LEIDSCHE VOLKSHUIS.
Op de Donderdagen 13, 20 en 27 Nov. a.s.
te 7Va uur zal in het Leidsche Volkshuis
gegeven worden een cursus in Sterren
kunde. Aan de hand van lichtbeelden gaan
we een reis maken door het hemelruim.
Deze cutsus is toegankelijk voor volwas
senen èn voor jongeren van 1316 jaar. Na
afloop van den cursus zal in groepen een
bezoek gebracht worden aan de Sterren
wacht. (Voor kaarten zie de advertentie).
Tevens begint a.s. Donderdag de uitge
stelde cursus van Mevr. SchaperBeukema
over de opvoeding van het jonge kind. Zie
ook hiervoor de advertentie.
ACADEMISCHE EXAMENS.
Geslaagd voor het doctoraal examen ge
schiedenis de heer G. Kalsbeek (Zetten);
voor het doctoraal examen rechtsgeleerd
heid, de heer J. D. Schepers (Leiden).
Voor het alhier afgenomen apothekers-
assistente-examen is geslaagd mej. J„ G. M„
Raaymakers (Helmond).
Zooals wij reeds meldden, vierde de gymnastiek- en schermvereeniging „D.O.S." te Noordwijk haar-25=jarig<bestaan opfeestelijke
wijze. Hierboven de leden dezer vereeniging met het bestuur.