71sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 November 1930 Vierde Blad No. 21671 BOUWKUNSTIG SCHOON. LAND- EN TUINBOUW. FEUILLETON. De verloren Injectienaald. INDIE IN ONS MIDDEN. STEENSCHUUR 11. enz. Toch bleef ook dan nog een kartelend lijnenspel behouden. En wie goed uitkijkt kan daar soms nog heel wat interessante bijzonderheden ontdekken. De beschouwing van de schetsteekening leert onmiddellijk, dat de pui en de top van den gevel Steenschuur 11 zijn ver nieuwd. "We zien hoe bij de verbouwing de cordonbanden en negblokken zijn verdwe nen. Het gevelgeraamte heeft in de grond- verdieping meerdere wijziging ondergaan. De onderste ramen zijn in den oorspronke- lijken toestand zeer zeker smaller geweest en vielen dan precies onder die van de eerste verdieping. Ook de deur, natuurlijk zonder 18de eeuwsche kroonlijst was an ders geplaatst. Nu is het rhythme van onderen eenigszins gebroken. In de beide verdiepingen boven de pui is dit onveran derd gebleven. We zien hoe hier de ra-men smaller en lager worden en boe fraai ze boven elkaar zijn geplaatst. De top is op 't oogenblik voor mij nog een probleem. In de onderste drie van de 7 trappen ziet u nog de oorspronkelijke hoekblokken. Daarboven heeft men ze bij de vernieuwing weggelaten. Ik heb een vermoeden dat de eigenlijke topgevel vroeger iets rijziger is geweest, dat boven de drie ramen van de 2de verdieping twee ramen hebben gezeten en daarboven nog een klein vlieringraam. Dan vierde het rhythme der raamverdee- ling zich geleidelijker uit dan thans het ge val is. Ik geef toe, dat dit een speculatie is. die ik echter ook grond op het geome trisch systeem. Zoo vormen de lijnen over de traptreden naar boven gedacht een hoek van 60 gr,, zoodat de top gevat is in een gelijkzijdi- gen driehoek. Juist in 't midden van den basis daar van, dat is vlak boven den topsluitsteen van 't middelste raam der eerste verdie ping ligt de top van een even srrooten ge- lijkzijdigen driehoek, waarvan de basis op den grond rust. Ter weerszijden daarvan liggen dan twee rechthoekige driehoeken, waarvan de lange rechthoekszijden samen vallen met de opgaande randen van den Over geen product van Indië, dat als grondstof moet dienen voor een bereiding in Europa of Amerika, wordt zooveel ge dacht en gesproken al9 over de rubber. De honderden rubber-ondernemingen op Java, Suma.tra, Borneo zijn ten zeerste begaan met het lot 'hunner prijzen, die geen winst meer laten. Op de buitengewesten werd men de hachelijke omstandigheid het eerst ge waar, omdat de arbeid er aanzienlijk duur der is dan op Java, dat nu evenmin met voordeel kan werken. Erkend is, dat het verbruik geringer is dan de oplevering en men weet, dat in Indië de oorzaak van de slechte verhouding wordt gezocht in de rubber van de inlandsche bevolking, "welker product goedkooper wordt voortgebracht en goedkooper kan worden verkocht. De wes- ter9che ondernemer kan daartegen niet op. Kan de vraag naar de grondsiof niet toe nemen door een uitgebreider beziging van rubber, dan blijft er weinig anders over dan dat tal van ondernemingen zich terugtrek ken, het bedrijf opgeven. Voor de betrok kenen, voor de houders van aandeden, voor de schatkist, voor reeders en spoorwegen is dat 'hard, maar 'het is bezwaarlijk anders te zien dan dat het met de westersche rub berteelt in Indië grootendeels uit is. Toch is haar leeftijd niet meer dan 25 jaren. Als ik den gang van zaken nog even in herinnering mag brengen, dan wij9 ik er eerstens op, dat de ïtfheemsche rubberboom is de ficus elas- tica, waarvan het sap al heel lang werd ver zameld en tot ballen gecoaguleerd en ver kocht. Dat was inlandsch bedrijf en niet van grooten omvang. Toen in den aanvang van onze eeuw de automobiel haar zege tocht begon en de banden minder sterk, de wegen minder vlak waren dan tegenwoor dig. steeg de vraag naar rubber en zoo werd (het inzioht geboren, dat de ficus elastica, wel sterke boom, maar geen overvloedig producent, in zijn taak moest worden onder steund door andere soorten met grootere op brengst. De nieuwe soort, waarvan de verwachting het grootst was. is de Hevea, mit Brazilië overgebracht. Naast de Hevea Verden nog andere soorten beproefd als Casliloa en Maniihot, maar zij kregen niet Teel verbreiding en zijn betrekkelijk spoedig losgelaten. Men had een leerschool op Malakka, waar de ondernemers de koffie al eerder hadden vervangen door rubber. De verbreiding ging er vlug in haar werk en het Brit9che kapitaal vloeide zoo snel naar de Straits, dat men er in Ned.-Indië jaloersch van werd. Zooals de Engelschen hel doen, •is het vlot en flink. maar. zei men, de Hol landers zijn traag in het overwegen, lang zaam in het handelen, zij durven niet. Wie dat toch wel zeiden? Toen de nieuwe teelt op gang kwam ten onzent, werden er tal van erfpachten aange vraagd Waren die verkregen in vele ge westen buiten Java ging 'het gemakkelijk dan zocht men eenig kapitaal en liet een aanplant van rubber in den grond brengen. Daarna werd beproefd het geheel over te doen. Dat was één manier. Er waren er nog vele, maar de speculatie in 't verwerven van gronden en jonge ondernemingen werd zeer druk. Er zijn millioenen verdiend met het „inbrengen" van gronden. Hoe voor- deeliger het was, des te grooter werd het kwaad. Want hoezeer het een kwaad was, blijkt nü. Het spreekt vanzelf, dat niemand kieskeurig was in de keuze van grond en zoo zit men nu met tal van rubberlanden op arme gronden, wier opbrengst in latex ge ring is en die dus het eerst zullen moeten verdwijnen. Men verneemt van het samen trekken van ondernemingen om bezuiniging in het beheer en er zijn er al, die geen op zieners meer in dienst hebben. Het ver- sc'hil tussdhen zoo'n onderneming en een inlandschen tuin wordt dan wel gering. Het blijkt tegenwoordig, hoezeer zij gelijk heb ben gehad, die indertijd beweerden, dat de rubber een boschproduct is en geen onder- nemingswerk behoeft te zijn. Voorts is ge bleken, dat de mooie bereidingen in de fabrieken der ondernemingen geheel over bodig zijn en dat de eenvoudigste behande ling ter coagulatie van de latex voor de ver werking in fabrieken voor ru'bberwaren vol doet. •Het N.-I. gouvernement lijdt door den val der rubber groot verlies, aangezien de dienst van het Boschwezen in 1912 zeer ijverde voor de oprichting van rubbe r- a a np 1 ant i n - gen. Het beette, dat er voorbeelden mee werden gegeven, maar de voorbeelden kregen een uitbreiding, waardoor wel een andere bedoeling te raden viel. Het tegen woordige caoutchouc-bedrijf, deel van 'het gouvern erne nis Bosclhwezen, omvat een aan tal rubberondernemingen, -waarvan de waarde thans ook met tonnen gouds omlaag is. Zij. die steeds voorstonden, dat het gou vernement geen bedrijven behoort te exploi- teeren op een gebied waarop bet particulier initiatief werkzaam genoeg is, krijgen door den huidigen stand van de ondernemings- rubber wel gelijk. DEJNOAN HORMAT. DE CLYVIA. Een artikel gewijd aan deze plant is hier wel op zijn plaats, aangezien zij een ka merplant ia. die men in bijna alle huizen aantreft. Zij is afkomstig van Kaap de Goede Hoop. Tegenwoordig wordt deze plant in de buurt van Gent in hel groot gekweekt De Clyvia is een plant, die langzaam groeit en daarom is het niet noodig haar elk jaar te verpotten. Dit verpotten geschiedt om de 2 a 3 jaar, vlak na den bloei. Het grondmengsel voor CIyvia'9 is zwaar en bestaat voor de helft uit oude bladgrond en voor de andere helft uit ver teerde kleigraszodengrond en wat oude koemest. Voor drainage worden scherven onder in de pot gelegd. De grond moet stevig worden aangedrukt, omdat de wor tels neiging hebben zich naar boven te werken. "t Is niet altijd noodig de planten bij verpotting een grooteren pot te geven; men kan volstaan met de oude grond wat uit de kluit te schudden, doode en zieke wor tels met een scherp me9 weg te snijden en de plant weer in dezelfde pot te zetten. Meesttijds kan men zelfs volstaan met de plant een nieuwe bovengrond te geven en de binnenkant van de pot met wat koe- gier in te smeren. Een Clyvia is zeer ge voelig aan het wortelstelsel, daarom is bo venstaande behandeling aan te bevelen. Zij laat niet te veel met zich 9ollen. Oudere planten worden 'szomer9 op een bescha duwde plaats in den tuin gezet, met de pot 2/3 in den grond. Indien zij geheel in den grond begraven zouden worden, dan zouden de wortels over de pot heengroeien en bij het opnemen te veel te lijden hebben. Men giete de planten zoo nu en dan, geve om de 3 weken wat verdunde gier. Tegen het najaar worden zij in huis gehaald, na eerst de bladeren goed schoongemaakt te hebben. (Gedurende den zomer lette men bovendien, dat de plantpn niet te veel in den zon komen te staan, daar de planten daarvan lijden, de bladeren worden dan aangetast, en krijgen brandvlekken.) Nadat ze binnengehaald zijn, worden ze matig vochtig gehouden maar tegen de bloei, ongeveer December. Januari, ver- eischen zij meer water. Men begint met volop water te geven, wanneer de bloem stengel ongeveer 10 c M. ontwikkeld is. Bij te vroegtijdige overvloedige begieting zou de bloemsteel heel kort blijven, de bloem zou zich dus onderaan tusschen de bladeren ontwikkelen, wat minder mooi is. Tijdens den groeitijd geve men af en toe wat opgeloste bloemenmesl. De jonge bla deren mogen niet in de felle zon staan. Overigens wil de Clivia graag een lichte, luchtige, niet te warme standplaats Dikwijls ontwikkelen zich beneden aan den plant jonge planten. Men kan deze daar laten groeien of ook afnemen zoodra 4 a 5 bla den ontwikkeld zijn. Op dien manier krijgt men nieuwe planten Is in Maart en April niets van een bloemknop te merken, dan zal de plant dat jaar vermoedelijk niet bloeien. Dit niet Moeien heeft dikwijls zijn oorzaak in een tc laat verpotten of te veel water geven vanaf October tot Januari. Komt in Maart de bloemsteel nog niet te voorschijn, dan moet toch water gegeven worden om den zomergroei te bevorderen. Sommige Cly- via's bloeien zoo dankbaar, dat ze twee maal per jaar bloeien. Dit wijst op een goede behandeling, wat water geven be treft, gedurende den zomer. Is de Clyvia uitgebloeid, dan is aan tc bevelen, de vruchtbeginsels te verwijderen, de bloemstengel late men zitten, deze droogt vanzelf in zoodat zij dan later makkelijker zonder schade te verwijderen, is Snijdt men de stengel af in groenen staat, dan zoude dit een te groote wond achter laten. Immer9 de stengel is vleezig. Wil men echter zaad winnen van een ge bloeide plant, dan late men de uitgebloeide stengels aan den plant zitten. Dit kan men alleen toelaten bij gezonden, sterke planten Het duurt dikwijls jaren eer de zaadbollen rijp zijn. Dit is het geval als ze een roode kleur verkregen hebben. De eigenlijke za den bevinden zich in het vruchtvleesch. Alvorens wij dus zaaien wordt dit vrucht vleesch verwijdert, grove korrels zaad ko men te voorschijn, die in een pot met goed doorlatenden grond gevuld gezaaid worden. Het duurt weer heel lang eer deze zaden opkomen. Zijn het goede verpotbare plantjes geworden dan potte men ze op in kleine potjes, vervolgens wordt de verpot ting steeds herhaald, wanneer dit noodza kelijk wordt geacht, n.l. wanneer het potje volgroeid is met de wortels van de plant. Men moet echter veel geduld hrbben om op deze wijze een bloeibare plant te kwee ken. Er zijn verschillende variëteiten van Clyvia's, o.a. Clyvia Miniata, de mee9t be kende, verder Clyvia miniata robusta met veel breeder blad en grooter. donkerder, oranje bloem. Cl. nobilis met hangende bloem en andere. Vraag: Hierbij zend ik een blad van mijn druivonboora, waarvan de vruchten steeds klein blijven. Wat zou ik daaraan kunnen doen ter verbetering 1 D. V. .te L. A n t w.Het ontvangen blad is veel te klein; vermoedelijk is uw boom onvol doende gemest. Ook moet de boom goed in 't licht staan en mag niet door bijstaan de gewassen in den groei worden gehin derd. Bovendien moet het vruchthout vol doende wordea uitgedund. Ik raad u aan een boekje aan te schaffen, wat hierover handelt en dat u vindt in de goedkoope tuinbouwbibliotheek „Weten en kunnen", uitgevers Joh. Enschedé en Zn. te Haarlem. Vraag daar of in den boekhandel een cata logus van genoemde tuinbouwboekjes. Vraag: Hoe moet de plant behandeld waarvan een blad en een bloem hierbij gaan 1 J. v. D. te K. a. Z. A n t w.Uw plant heet Cyclamen en moet nu geregeld water ontvangen. Zet de plant in een diep schoteltje en giet daarin water, dan zuigt ze het vanzelf op. Niet eerder weer gieten of het water moet ver bruikt ziin. Zet de plant niet dicht bii de kachel, dus zoo koel mogelijk, desnoods in een ongestookte kamer. J. S. Vragen op Tuinbouwgebied aan de Re dactie onder motto „Tuinbouw". In bovenstaande teekening vindt u een ■schets van de gevels Steenschuur 11 en 13. Beide dagteekenen waarschijnlijk nog van even voor het midden der 17de eeuw. Vergelijken we deze met andere reeds' be sproken gevels uit de eerste helft der 17de eeuw, dan valt het op, dat ook hier weer de opgaande lijn van het Gothisch principe overheerscht, dat er in de tweede plaats ia gestreefd naar picturale effecten en verder hoe het trapgevel schema steeds vatbaar was voor variaties. De straten van een oud-Holland&che stad, waarin nog weinig klassicistische ge- velvormen waren opgetrokken, moeten wel een bijzonder levendigen aanblik hebben geboden. Al die fijne kartelingen van trap en tuitgevels in tintelende vibratie zich afteekenend tegen opalen luchten, het war. me rood van baksteen met een bewogen en altijd smaakvolle afwisseling van cor donbanden, negblokken en al dan niet ge beeldhouwde sluitsteenen van ontlastings- bogen en strekken, de forsche kruiskozij nen, sterk inspringend onder het kalf, de geestige luikjes, groen omrand en het pa neel zandloopervormig rood of ook wel blauw beschilderd op een witten grond, bewerkten dat nergens doode muurvlakken de straat ontsierden. Uit elke woning sprak iets bijzonders; elke woning ten minste in de buurten van de gegoede bur gerij had iets ei trens. Dit alles was getuige nis van het Hollandsche individualisme. Waar men in hoofdvormen aan hetzelfde type getrouw bleef, bleef altijd in de de tailleering ruimte genoeg over om zich zelf te zijn. Trouwens ook in de minder gegoede buurten ontdekt men soms nog merkwaar- dier staaltjes van oude architectuur. Wel worden in de eerste helft der 17de eeuw. zooa-Is we vroeger reeds opmerkten, in de fabrieksarbeidersbuurten tal van huisjes naar één type inderhaast opge richt voor den toevloed van Vlaamsche wo. vers. We herinneren aan de tuit-srevelties in de Ververstraat, de R.iineveststraat, Oran jegracht, Waardgracht, Minnebroersgracht Van ALICE CAMPBELL. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door J E. DE B K. 28) De zieke stribbelde niet tegen toen de naald-in zijn linkerheup gestoken werd. Met de kom in de eene en een prop wallen in de andere hand, keek Esther naar den dokter. In gebogen houding met koude oogen zag hij het vocht door de naald in het lichaam loo- pen. Als betooverd staarde zij op eens met wijd open oogen voor zich uit. Ze dacht aan haar nachtmerrie en aan den python. Hij herinnerde haar aan den python. ..Goede hemel zuster, wat mankeert u?" De kom was uit haar bevende handen op den grond gevallen. Hoe dom! Dadelijk be gon ze, op haar knieën liggend, de plas wa ter met een doek op te nemen. ..Ik weet niet hoe het kwam." stamelde ze, geheel van streek gebracht door de kifle oogen. die haar nauwlettend opnamen. „Zoo iets mag niet weer voorkomen; u moet zorgen voorzichtiger te zijn. Bent u niet in orde vanmorgen?" ..Jawel dokter, ik kan u niet zeggen hoe het .kwam." Weer keek hij haar onderzoekend aan, alsof hij dacht dal ze niet goed wijs was Toen klonk van uit het bed een zwakko stem: „Iedereen kan een kom laten vallen, dokter, dat kan u ook gebeuren." Esther lachte met een dankbaar gevoel toen ze hem weer toedekte, maar ze voelde dat haar lach zenuwachtig klonk. Ze kon niet velen dat de dokter haar kinderachtig en onnoozel zou vinden, maar de gelijkenis van den man op het dier waarvan ze ge droomd had vond ze zoo bespottelijk, dat ze alle krachten moest inspannen om haar lachlust te bedwingen. Het was alles heel gewoon volgens de phsycho analyse die alles wist te verklaren Nu wist ze waarom ze zoo griezelde van Sartorius en ze zou het dus niet meer doen. Hij had bepaald veel van een python. Zijn langzame, plompe bewe gingen. hel was of hij koud bloed in zijn aderen had. en dan die kleine, loerende oogen. het eenige wat leveü aan zijn ge zicht gaf. En dan was er nog iets, maar het was vreemd dat ze daar nu aan dacht. Jacques had haar verteld, dat de dokter, wanneer hij een meevallertje had, zijn prac- tiik er aan gaf en onderzoekingen deed tot dat de laatste stuiver was .opgeteerd, en dan nam hij zijn practij-k weer op. Dat deed de python ook; als hij een schaap verorberd had, lag hij net zoo lang doodstil, tot hij het geheel verteerd had. Het was eigenlijk walgelijk Den geheelen dag zag ze met tusschen- poozen de blikken van dr. Sartorius onder zoekend op haar gericht, alsof hij haar gees testoestand gadesloeg En dan had zij tel kens lust om het uit te schateren. Als hij dat eens wist! Toen zij dien avond vroeg met haar gelei der naar het casino" ging, kwam miss Clif ford uit de kamer om haar goeden dag te zeggen. „Ik hoop dat je heel veel plezier zult heb ben. zeide ze op de haar eigen vriendelijke wijz6 ..Het zou jammer wezen om. in Can nes zijnde, niet eens die stad van haar moe lijken kant te zien. Je ziet er alleraardigst gevel. Zoo wordt ten slotte de gevel ver deeld in een stel congruente rechthoekige driehoeken. De ramen hebben natuurlijk in vroegeren tijd kruiskozijnen gehad, waa/rv&n 't kalf de horizontale middenbalk correspon deerde met de zandsteenen cordonbanden. De afstand tusschen de cordonbanden wordt gebroken door negblokken in de dammen op dezelfde wijze als we het kun nen opmerken bij den gevel van de Stads- werf. Boven de ramen zijn ontlasftngsbogen in korfboogvorm gemetseld, elk versierd met vijf sluitsteenen. De middelste daarvan draagt steeds een gebeeldhouwde leeuwen kop. De hoogvelden zijn vlak gemetseld. Beter in den ouden vorm bewaard is Steenschuur 13, waarover in een volgend opstel. DE BETEEKENIS VAN DE CRISIS VOOR DE RUBBER. uit," vervolgde ze. Esther met goedkeuren den blik aanziende. Esther kreeg een kleur van blijdschap en hoopte dat Roger dit ook vond. Ze voelde dat hij haar aankeek, toen ze daar stond in haar eenvoudige avondmantel, met de grijs bon ten kraag, maar zij zeide niets. Een bewe ging achter haar, deed haar zich omwenden naar de salondeur. „Gaat u uit?" Het was lady Clifford. Miss Clifford ant woordde voor haar: „Ja Thérèse, Roger en zuster Rowe gaan samen ergens dineeren. Voor beiden is het zoo goed om eens plezier te hebben." „O?" Er flikkerde iets in de groote, grijze oogen en tuen, na een korte pauze, zeide lady Clifford vriendelijk met een glimlach: „Veel genoegen," waarop ze naar binnen ging. Zou ze het ook vervelend vinden, dat haar stiefzoon uitging met een door haar gesala rieerde verpleegster? Esther twijfelde en had een vervelend gevoel, dat evenwel ver dween toen ze naast Roger in de Ci- troën zat. „U vindt deze plebeïsche manier van uit gaan toch niet onaangenaam?" vroeg Ro ger „Maar ik gebruik niet graag de Rods en den chauffeur, als mijn stiefmoeder beide misschien noodig mocht hebben." „Waar denkt u wel, dat ik aan ge wend ben?" „Maar zooals u daar zit. gelijkt u een mil- lioen dollars, zooals ze in uw land zeggen Ze was blij met zijn bewondering, het zou een genotvolle avond wezen. Het Restaurant des Ambassadeurs was al zeer vol toen zij naar het voor hen gereserveerde tafeltje gin gen Met groote belangstelling beschouwde Esther de groepen elegante menschen, Engebchen, Fran9chen, Russen, Italianen. 1 Daar was een heel gezelschap Amerikanen, die op Roger's schip waren meegekomen. Ze spraken met luid rollende r's. Esther ontdekte de corpulente, geschil derde vrouw, die ze vroeger met lady Clif ford daar gezien had en die nu aan een tafel zat met een andere Frangaise en met twee dikke, kale heeren die veel juweelen droe gen. 't Was ongelooflijk, maar de jongste van de twee droeg een gouden armband mot turkooizen. Aan een ander tafeltje zat een glad geschoren Engelschman en bij hem was een meisje, kinderlijk, met oogen als sterretjes, net een zangvogeltje. Waarschijn lijk hoorend bij een operetten-gezelschap. Wat een mengelmoes. „Kijk, daar ziet u ze. daar is kapitein Holliday met zijn dikke. Spaansche vrien din. Een vreeselijk mensch." Haar blikken volgend, ontdekte Roger den gevreesden Arthur, die op nonchalante ma nier het diner bestelde voor zijn vis-A-vis, een kolossale donkere verschijning, overla den met paarlen en diamanten. Js zij een Spaansche?" „Ja, uit Argentinië, ik heb ze hier meer samen gezien Ze heeft hem die betrekking aangeboden." en haast had ze er bij gezegd: j „en uw stiefmoeder is jaloersch op haar." „Weet u veel van Holliday?" vroeg Roger half schertsend, half ernstig, terwijl hij haar over het menu heen aanzag. Ze lachte vroolijk „Ja, dat doe ik Ik heb u al gezegd, dal zijn type mij interesseert. Hebt u lust in champagne?" „Heel graag." „Prettig, dat we dezelfde smaak hebben Aannemen. „'t Is een echte tractatie," zeide Esther. „Ik ben zoo lang geheelonthoudsler geweest en u ook; u drinkt niets anders dan mine raalwater." „Ja, voor mijn teint, net als mijn stief moeder." „Zij gebruikt haast nooit wijn. Vindt u haar ook niet heel mooi? Ze is een van de bekoorlijkste vrouwen die ik ooit gezien heb. „Ja. dat is zij," zeide hij zacht. Bekoorlijk, dat is hel goede woord. Maar er is iets dat niet bekoorlijk is." „En dat is?" vroeg ze nieuwsgierig. „Haar handen." Ze knikte bevestigend „Dat vind ik ook, ze passen niet bij het overige, al onderhoudt zij ze nog zoo keurig." Na een oogenblik stilte vervolgde Roger; „Een phsycholoog heeft me eens vertpld, dat die handen u moei me niet verkeprd be grijpen, want hij sprak van het type hand behooren bij de niet fatsoenlijke vrou wen." HOOFDSTUK XVII. Zij was zoo stil. dat hij bevreesd werd haar geërgerd te hebben, maar dat leek hem toch onwaarschijnlijk, daar had ze te veel gezond verstand voor ..Zij kan het natuur lijk niet helpen, dat ze zulke handen heeft, vervolgde hij op verontschuldigenden toon. ,,'t Is iets bijzonders. Bij zichzelve herhaalde Esther de woor den: „behooren hij de niel fatsoenlijke vrou wen De handen van lady Clifford ver klaarden haar nu veel van haar karakter. „Hier zijn de cocktails Glimlachend kwam ze wepr tot zichzelve en nam het ijskoude glas. dat hij haar aan bood. Mogen ons beider wenschen vervuld worden." (Wordl vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13