DE REGEN DEERT ONS NIET!
KIPPENVRIENDINNETJE.
BIJ DEN FOTOGRAAF
Als het klettert, als het hagelt,
Als het regent, dat het giet,
Als het stormt en loeit daarbuiten,
Dan vervelen wij ons niet.
Als de stralen vochtig glimmen,
Als de boomen druipend staan,
Wordt er in de warme kamer
Menig spelletje gedaan.
Ganzenbord en pandverbeuren,
Domino of Zwarte Piet.
Vlug voorbij gaan dan de uren,
En de regen deert ons niet.
R. ASSCHER—VAN DER MOLEN.
ten de verschillende groepjes soldaten, die
doör Ach met uitgezonden waren, elkaar en
gaven zij elkander door vooraf overeenge
komen teekens te kennen, dat zij nog niets
gevonden hadden
Tegen twaalf uur gingen Achmet #en de
jongens een paar uur onder eenige palmen
Tuslen en deelden zij hun maal, dat uit
brood en dadels bestond. Daarna zetten zij
hun tocht weer voort, maar het was ever.
moeilijk Kapitein Harland in de woestijn te
vinden, als een naald in een hooiberg!
Toen de. zon eindelijk als.een vurige bol
onderging, hadden zij hem nog steeds niet
gevonden.
Ze waren toén een heel eind van Mulai
Hafid's kamp verwijderd en Achmet besloot
voor dien nacht op de plaats, waar ze
waren, te kampeeren.
IIij koos daartoe een beschutte plek uit.
die gevormd werd door twee groole rots
blokken. De beide Mooren zouden om beur
ten de wacht houden, terwijl de jongens
sliepen.
De paarden werden vastgebonden en Dick
en Lex kregen de dekens, die op de zadels
vastgebonden waren, terwijl Achmet en de
andere Moor zich in hun lange burnoe's
(overjassen) wikkelden
Dc jongens lagen nog vrij lang wakker
en keken naar de onnatuurlijk groole ster
ren, die aan het heldere uitspansel schit
terden. Na eenigen lijd kondigde de zware
ademhaling van Lex echter aan, dat hij
sliep en voelde ook Dick zich niettegen
staande zijn angst en zorgen slaperig
worden.
Hel laatste, wat hij nog in zich opnam,
was de donkere gestalte van den Moorschen
soldaat, die met het geweer op zijn knie,
scherp afgeteekend werd legen de heldere
lucht: Een oogenblik later was echter ook
Dick in slaap.
Hel was niet veel meer dan een paar
uur later legen het koudste gedeelte van
den nacht dat Lex wakker werd een ver
wonderd legen de lucht knipoogde.
Rillend herinnerde de jongen zich nu.
waar hij was en rolde hij zich naar Dick
cm zich minder eenzaam te voelen.
Slechts een deken, die op dit oogenblik
niet gebruikt werd, wees de plaats aan,
waar zijn broertje gelegen had!
(Wordt vervolgd.)
Klein Aria, dal aardig kind.
In 't blonde haar een vuurrood lint,
Komt soms naar buurvrouw trippen.
Dan houdt ze met een schilt'rend oog,
Een grauw papieren zak omhoog,
Gevuld voor buurvrouws kippen.
En buurvrouw, ja, ze weet het al.
Wat uit het zakje komen zal,
Een heerlijk snoeperijtje;
'l Zijn korstjes, die klein Aria
Heeft afgebedeld van haar Ma,
Voor 'n kippensmulpartijtjel
Sa&m gaan ze naar de kippen dan,
En o! wat smullen zij er van
Met blij en luid gekakel!
Ze tokken voor, ze tokken na:
„Dank, dank je, lieve Aria";
Wat maken z' een spektakel I
En is de smulpartij gedaan
Dan ziet men buurvrouw 't huis in gaan,
En naast haar 't kleine klantje.
Wéér straalt haar oog vol schittering
AVant buurvrouw stopt het kleine ding
Een heerlijk koekj' in 't handje!
Klein Aria, dat aardig kind
In 't blonde haar een vuurrood lint,
Gaat blij naar huis, dat snap je!
En onderweg denkt 't meiskeklein,
„O, 'k breng aan buurvrouws kippen fijn.
Weer gauw een lekker hapje!"
CATH. H. v. KLAVEREN.
o
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Reeds dagen van te voren heeft Moeder
aan Elsje verteld, dat er een portretje van
haar gemaakt zal worden om aan Oma, die
in een andere stad woont, te sturen.
Elsje heeft van plezier in de handjes ge
klapt en dadelijk uitgeroepen, terwijl ze op
één van poppen wijst:
„En mag Loekie er dan ook op, Moeder?
Oma zal wel graag willen weten, of haar
petekindje er goed uitziet, denkt u ook
niet?!"
Glimlachend heeft Moeder toegestemd.
En nu is de groote dag eindelijk aange
broken, en daar het hard regent, zij een
eind buiten de stad wonen en er geen tram
of bus is om hen er heen te brengen, heeft
Moeder een auto laten komen. Dat maakt
het bezoek aan den fotograaf natuurlijk nog
prettiger.
Het duurt niet lang, of Elsje zit op een
stoel, dien de fotograaf haar aangewezen
heeft. Loeki houdt ze stijf tegen zich aan
gedrukt. Maar 't is net, of ze zich in
die groote zaal met al dat licht niet erg op
haar gemak voelt en ze kijkt ernstig, heel
ernstig. En dit wordt er niet beter op, als
ze in de gang op eens een luid honden
geblaf hoort. Ze zou wel willen, dat het
voorbij was en zij weer met Moeder en Loe
kie naar huis kon gaan. Mé, daar beginnen
de honden weer! Ze zullen toch niet binnen
komen en Loekie kwaad doen?
..Nu vroolijk kijken," zegt de fotograaf.
Ach, Elsj wil wel vroolijk kijken, maar
hoe kan ze dat nu, als die honden zoo
dicht bij haar aan 't blaffen zijn?
Moeder die het wel begrijpt knikt
haar kleine meid eens toe, maar Elsje voelt
zich toch niets op haar gemak in die vreemde
omgeving.
..Vroolijk kijken!" zegt de fotograaf op
nieuw.
Elsje's lip begint echter verradelijk te
trillen.
Moeder, die bang is voor een huilpartrj
en begrijpt, dat er dan natuurlijk niets van
een portret maken kan komen, denkt eens
even na, of zij ook een middel weet om haar
dochtertje tot vroolijke gedachten te bren
gen. Gelukkig, de honden zijn eindelijk be
daard! Dan zegt Moeder:
„Elsje, fluistert Loekie maar eens in, dat
ze heusch niet bang hoeft te zijn voor de
honden en dat zij heel blij kjjken moet,
want dat er een portretje van haar gemaakt
wordt, dat we aan Oma zullen sturen. Ik
geloof, dat Loekie dat nog niet goed be
grijpt, want ze kijkt zoo ernstig. Zul jij het
haar dus eens goed zeggen?"
En Elsje, het kleine poppenmoedertje,
denkt nu aan niets anders meer dan aan
het portret, dat van Loekie voor Oma ge
maakt zal worden. Dat ze er zelf ook bij op
zal staan, is iets, wat op dit oogenblik
heelemaal niet in haar opkomt.
Koesterend drukt ze Loekie tegen zich
aaji en begint te babbelen:
„Nu heel lief zijn, Loekie, en vroolijk kiju
ken! Die groote meneer daar zal een por
tretje van je maken voor Oma. Weet mijn
meisje dat wel? Ja, zoo moet je kijken. Lach
dan eens tegen je Moesje. Groote meid,
hoor! Moeders zoete poppekindje
Als Elsje naar den fotograaf kijkt, zegt
hii vriendelijk:
,/t Is al klaar hoor, kleine poppenmoeder!"
Dat viel mee!
Elsje, met Loekie in haar arm, gaat nu
met Moeder naar huis en vertelt aan al
haa: poppekinderen, hoe groot en flink Loe
kie bjj den fotograaf is geweest.
En als er een paar dagen later een keu
rig, klein pakje bezorgd wordt en Moeder
er ee i portretje uit haalt, waar Elsje met
Loekie op staat, vind het poppenmoedertje,
dat haar kind heel goed kgkt.
Moeder trekt Elsje naar zich toe en zegt,
dat Oma stellig blij zal zijn met het por
tretje.
Nu, dat is Oma ook!
Een paar dagen later schrijft Oma aan
haar kleindochtertje een brief, dien Moeder
voprleest:
Lieve Elsje
Wat ben ik blij met het portretje! Ik kan
wel zien. dat je een goede poppenmoeder
bent en Loekie veel van je houdt. Heel veel
zoentjes ook voor Loekie van
Je liefhebbende
Oma.
Of Elsje bljj is met dien brief! Het duurt
niet lang, of ze kent hem van buiten en nu
leest ze hem Loekie op haar manier voor,
zoo dikwijls het poppekind het maar hoo-
ren wil.