HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN f De verloren Injectienaald. 71sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 30 October 1930 Vierde Blad No. 21663 PARLEMENTAIR OVERZICHT ïiïiifa,' - 1 Jlf K-y- Het oog is niet fijn genoeg LAND- EN TUINBOUW. FEUILLETON. EERSTE KAMER. KORTE VERGADERING. Ons Hoogerhuis is in korte vergadering bijeen geweest. Even Aan de orde was het wetsontwerp inzake de bevordering van het natuurwetenschap pelijk onderzoek, dart. ten doel heeft meer eenheid te brengen op dit gebied door de in stelling van een Centrale Commissie en daarbij zich aansluitende commissies. Mi nister Terpstra had met de verdediging een gemakkelijke taak: alleen de heeren Van Citters en StegeTs hebben er het woord over gevoerd en de eerste had wel eenige be zwaren, maar die waTen niet van zooda- nigen aard, dat hij zich tegen het ontwerp verklaarde. Dit ging er dan ook zonder hoofdelijke stemming door. En: toen kon de Kamer alweer huis-toe gaan. Tot wederziens! TWEEDE KAMER. PACHT-DISCUSSIES. Minister Rnys de Beerenbronck heeft de vele redevoeringen, die gehouden waren over de wetsontwerpen met betrekking tot het p acht -vraag stukbeantwoord. En: hij is daarbij eerst in geschiedkundige be schouwingen getreden. Vervolgens heeft hij toegegeven, dat de Regeering tegenover den toestand op dit ge bied vaak machteloos staat, en daarnaast, dat de wegever niet altijd gerechtigd is, om in te grijpen. Hier komt bij, dat het gewoon lijk de taak van den wetgever is om te con- sol idee ren datgene, wat de proef van den tijd reeds heeft doorstaan. De groote vraag zei de minister is deze: zijn de mis standen op pachtgebied van dien aard, dat de wetgever thans moet ingrijpen? De Re geering heeft die vraag bevestigend beant woord, met het doel om den bedrijfsvrede te versterken: daarom willen de voorstellen enkele misstanden, inhaerent aan het pacht stelsel, wegnemen. Uitdrukkelijk vestigde de minister er de aandacht op, dat het hier geen crisis-ont werp, geen crisis-maatregelen betreft, en dat de wetgever niet in staat zal zijn, direct alle misstanden te doen verdwijnen. Stelt het ontwerp te leur? Maar het gaat in som mige opzichten zelfs verder dan het rapport van de Staatscommissie, zei de minister. Is het ontwerp dan te vaag? Ook dit ont kende de minister. De bepalingen zijn con creet genoeg. Uit 's ministers verdere rede stippen wij aan, dat zorg voor de z.g. hypotheek-hoeren buiten het kader van het ontwerp viel en dat afschaffing van de publieke verpachtin gen niet in uitzicht kan worden gesteld. De Regeering heeft zich in het ontwerp be paald tot datgene, wat zij volstrekt noodza kelijk acht. En: daarna heeft de minister de onderdeelen van het ontwerp meer afzonderlijk bespro ken. Zij betreffen alle punten, die bij de artikelen en de amendementen nog afzon derlijk aan de orde komen: dan schrijven wij er dus nog wel over. Inzonderheid ver dedigde de minister de bepaling, dat, in be paalde gevallen, de kantonrechter de pacht zal mogen verlengen, wanneer de pacht- opzogging naar zijn overtuiging onredelijk was. De Regeering geeft aan dit stelsel de voorkeur boven het betalen van een zekere schadeloosstelling aan den pachter, omdat de verpachter het bedrag eenvoudig op den nieuwen pachter zal verhalen. Voor 't hand haven van de bestaanszekerheid der pach ters is verlenging van de pacht veel beter. De Minister sprak de hoop uit, dat de nieuwe regeling pachter en verpachter nader tot elkaar zal brengen. En: daarop heeft minister Donner de voorstel len nog eens speciaal uit juridisch oógpunt besproken en verdedigd. Hij wees er op. dat uit een oogpunt van burgerlijk recht dit ont werp van groote beteekenis is, maar dat de Regeering, juist om de materie, die er in geregeld wordt, met groote voorzichtigheid te werk moest gaan. Het geldt hier bepalin gen van dwingend recht en daarmee mag men niet te ver gaan. Wij meenen ons echter op het standpunt te mogen plaatsen, dat de juridische kant van het pachtvraagstuk onzen lezers niet interesseert. Aan het eind der algemeene beschou wingen stelde de heer Wijnkoop een motie voor, waarin de Kamer zich uitsprak voor een verbod van publieke verpachtingen. Maar: deze motie werd met 73 tegen 1 stem verworpen. De heer de Visser bleek niet op de presentielijst te hebben geteekend. Amendementen. De Kamer is daarna overgegaan tot de behandeling van de artikelen en de amen dementen. Al dadelijk kwam daarbij aan de orde een amendement van den heer Hiemstra, dat alle pachtcontracten ter goedkeuring wilde voorleggen aan de in te stellen pacht- commissies. Maar: dit werd van verschillende kanten ont raden. Goedkeuring van alle ook de kleinste contracten vond men overbodig. Bovendien: als de partijen tot overeenstem ming waren gekomen, waarom was dan nog goedkeuring noodig? Minister Ruys was het met de bezwaren zoo eens, dat hij het amendement onaannemelijk verklaarde: het werd met 6 tegen 20 stemmen verworpen. Alleen de soci's voor. En wat moeten we nu verder van het debat op dezen middag zeggen? Het werd een slagveld van amendementen, en dienen we nu die alle te gaan opnoemen, hun in houd ontrafelen, om dan mee te deelen dat ze werden afgestemd? Het waren over het algemeen technisch vrij ingewikkelde voor stellen, alleen voor de betrokken pachters van belang. Maar ze hadden geen van alle bij de stem ming succes. Een amendement-Ebels, waarvan de strekking de gebruiks-vrijheid van den grond voor den pachter te verruimen, werd met 41 tegen 34 stemmen verworpen; een amen dement-van der Sluis tot uitbreiding van het recht op vergoeding met 42 tegen 31 stemmeneen amendement-Ebels om het recht op schadevergoeding eenigszins te be- perkep, met 39 tegen 33 stemmen; weer andere amendementen, uitbreiding van pachtersrechten betreffend, met 43 tegen 23 en 41 tegen 24 stemmen, en zoo ging het de laatste uren van den middag onverdro ten voort. Met geen enkel amendement hadden de heeren succes het regeerings-ontwerp is tot heden nog ongerept. En: morgen wordt de veldslag voortgezet. Interpellatie. De heer de Visser had weer wat nieuws! Want: nu vroeg hij een interpellatie aan over de verhouding van den Paus als staatshoofd tot onze Regeering en over de vraag in welke verhouding ons parlement tot hero, komt, wanneer de Paus optreedt in maat schappelijke acties. Over deze aanvraag zal Donderdag wor den beslist; het wil ons voorkomen, dat men deze interpellatie wel niet zal kun nen weigeren. Naschrift. Achteraf bezien, moeten wij toch van één feit nog afzonderlijk melding maken. Immers: heel op het eind der vergadering kwa men twee amendementen-van Voorst aan de orde, die de bedoeling hadden aan pach ter en verpachter het recht te geven, om de drie jaar herziening van den pachtprijs te vragen in verband met gewijzigde con junctuur. Minister Rnys verklaarde, in tweeden termijn, deze amendementen on aannemelijk, omdat ze hem te ver gingen. Over deze houding des ministers was men in den katholieken hoek nog al ontevreden, en ook de socialisten hadden verklaard vóór de amendementen te zullen stemmen. 21. Eindelijk kwam er weer beweging, In den platgedrukten man, 'k Wed, zei de fietser, die bleef pompen, Dat hij gauw weer loopen kan. Jan, zei een vrouw, die stond te kijken, Ze droeg een staartje op haar hoed. Wat zoo een fietspomp in de wereld Toch een rare wond'ren doet. 22. 'n Zigeunerfamilie zat te eten, Uit een grooten schotel pap, En met hun groote houten lepels, Namen zij een grooten hap. Een paard liep daar rustig te grazen, Een vrouw voor een wagen zat, Niemand zag. dat uit den hemel, Viel een groote zwarte kat. Maar: worden ze vandaag aangenomen,' dan trekt de Regeering de ontwerpen in. Hoe zal dat af loopen 1 De katholieke arbeider Loerakker riep uit: „Liever géén nieuwe wet, dan zonder deze amendementen!" HAGENAAR. RECLAME. te: om de afzonderlijke deeltjes van een tandpasta te kunnen onder scheiden. U zoudt schrikken, wan neer U de scherpe blokjes en de mesachtige kristalletjes, waaruit goedkoope tandpoetsmiddelen vaak bestaan, kondt zien. Men kan zelfs, wanneer men ze tusschen de vingers wrijft, voelen, hoe grof zij zijn. Odol-tandpasta is anders, zij is buitengewoon fijn, als flu weel, maakt Uw tanden blank zonder ze te beschadigen. 1988 PLUIMVEE. SPROKKELS UIT DE PRAKTIJK. Hoenderhouders, die het bedrijf oordeel kundig uitoefenen, hebben van den rui der hoenders niets geen hinder, om de eenvou dige reden, dat zij in het bedrijf geene over jarige hoenders hebben, slechts jonge hen- ne aan of tegen den leg, uitsluitend en alleen gehouden voor de eierproductie gedu rende den eersten leg van die hennen, zoo dat die dieren dan ook het daaropvolgend jaar tegen den ruitijd door afslachting wor den opgeruimd. Aangezien even vóór, gedu rende en een tijdlang n a de ruiperiode de eieren schaarscher derhalve duurder wor den, zullen de bovenbedoelde hoenderhou ders, dus zelfs voordeel van het ruien hebben. Voor de hoenderfokkers, daarentegen, vooral als het aantal fokdieren groot is, is de ruiperiode een tijd van groote zorg, meer dere verzorging, meer uitgaven en minder ontvangsten, willen zij de hoenders zoo goed mogelijk door den rui helpen. Daarvoor is een dagelijksche toegift noodig van „vet" en „dierlijk eiwit" waarvoor tal van voeder middelen ten dienste staan, benevens volop en zoo lang mogelijk versch groenvoer, ter wijl mais een goed groenvoer is. Gedurende die periode zal al spoedig ver schil van ruien zijn waar te nemen. De dieren, welke langzaam en moeilijk ruien, moeten goed worden gadegeslagen, omdat zij vermoedelijk niet als fokdieren in aan merking mogen komen en derhalve bijtijds kunnen worden opgeruimd door afslachting na te zijn vetgemest. Wanneer dan het gros der hoenders door den rui is, wordt het langzamerhand tijd het dagelijksch kwantum krachtvoer droog of nat gegeven van lieverlede te verminde ren, omdat de fokdieren in de thans vol gende rustperiode alleen op onderhoudsvoer moeten worden gesteld. Dat onderhoudsvoer bestaat alleen uit graanvoer grootendeels onder het strooisel geharkt en uit volop groenvoer, dat den geheelen dag ter beschik king van de hoenders moet zijn. Het onthouden van het „tot leggen prik kelend bijvoer (krachtvoer)", geschiedt om de legorganen in de eerstvolgende maanden volstrekte rust te geven. In die maanden kunnen die dieren zich dan geheel herstel len van de vermoeienissen van het afgeloo- pen legjaar. Honger behoeven zij daarvoor niet te lijden, aangezien zij volop groenvoer hebben en steeds groenvoer vinden, als zij maar in het strooisel willen scharrelen, wat voor het „in goede conditie komen" later zeer noodzakelijk is. Gedurende de rustperiode heeft de fokker de gelegenheid zijne fokdieren dagelijks goed waar te nemen. De dieren, welke teekenen geven ongeschikt voor de fokkerij te zullen worden of te zijn. worden al dadelijk ver wijderd en door de gebruikelijke afslach ting opgeruimd. De c*:erige fokdieren wor den aan het eind van den rusttijd stuk voor stuk aan den lijve aan een nauwgezet on derzoek onderworpen, zoodat alleen de ge schikte, liefst nog alleen de meest ge schikte, dieren voor de fokkerij behoudert blijven. Ook de fokhanen welke van de hen nen gescheiden gehouden worden, behan- dele men op dezelfde wijze. Er wordt wel beweerd, dat dan de hanen in den rusttijd te vet worden, maar dan is de behandeling verkeerd of onvoldoende geweest. Wanneer men ,,Heer Haan" flink in beweging houdt, door hem voor elk hapje eten te laten weT- ken, dan zal hij volstrekt niet te vet wor den, maar wel in goede conditie komen. De foktoomen worden aan het eind van de rustperiode uitgezocht en met den fok- haan ter bestemde plaatse gebracht. Eerst die der zware en middelzware, later die der lichte en lichtere rassen. Zij krijgen dan wederom met weinig te beginnen dagelijks krachtvoer, benevens graanvoer. nog steeds grootendeels onder het strooi sel geharkt, doch nu geen mais- en volop groenvoer. Wordt op deze wijze gehandeld, dan heeft de fokker ook alles gedaan, wat van hem gevergd kan worden, <Je klachten omtrent dei kwaliteit (samenstelling) der broedeieren zullen dan tot een minimum worden terug gebracht. De hierboven aangegeven wijze van han delen, kan niet te dikwijls in herinnering worden gebracht, niet voor de werkelijke fokkers, maar meer in het bijzonder voor de beunhazen, op dat gebied, welke ten on rechte vermeenen fokkers te zijn, die zich' niet ontzien van alle beschikbare hennen eieren als broedeieren te verkoopen of zelf die eieren doen uitbroeden, om dt kuikens aan den man te brengen, niettegenstaande zij weten, dat vele hennen daarvoor niet in de termen vallen óf wel, omdat zij nog in den eersten leg zijn óf wel, omdat zij het geheele jaar door tot een straffen leg zijn aangezet, gedurende en na den rui op de« zelfde wijze gevoederd worden, in de hoop, dat zij wederom spoedig aan den leg zullen gaan. Zulke personen meenen daaodoor meer winst te zullen maken, maar behalve de af nemers, zullen zij zelf de dupe worden vari die verkeerde handelwijze, daar op den duur dergelijke hoenderbedrijven te gronde gaan* na vele onheilen te hebben geslicht. Van ALICE CAMPBELL. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door J. E. DE B. K. 20) „Dat heb ik gedaan, maar ik kan niet be loven dat bet voldoende zal helpen," ant woordde hij. „Zij is een lastige vrouw, het is moeilijk met haar om te gaan." Toen ze de zware gestalte, die met kra kende voetstappen de trap afdaalde, nakeek, dacht Esther of de dokter misschien ook de zelfde gedachten als zij koesterde over de geheime gevoelens van lady Clifford. Vrees de hij misschien, dat haar tegenstrevende wenschen verkeerd op den patiënt zouden werken Op zijn koude manier was de dok ter toch zeer nauwgezet. Hij werd hoog ge salarieerd om het leven van den ouden man te redden, en in het leven houden wilde hij hem, wie ook het tegendeel mocht wenschen. Dien middag was miss Clifford iaat bezig zich te kleeden voor het diner, toen er op de deur werd geklopt en haar neef naar bin nen stapte. Hij scheen in onaangename ge dachten verdiept en stond een paar minuten met zijn vingers op de toilettafel te trom melen, wat zijn besluiteloosheid verraadde. „Scheelt er iets aan?" vroeg zijn tante, nadat ze hem tweemaal had aangezien en hij maar steeds niet sprak." „Ja, zoudt u het gelooven als ik u vertelde dat het kabelbericht, waarvan u gesproken hebt, nooit verzonden werd?" „Nooit verzonden?" Miss Clifford legde haar kam neer en keek haar neef met ontstelden blik aan. „Neen. het werd niet verzonden." „Maar dat is onmogelijk, het moet ver zonden zijn." „Het is niet verzonden, het komt niet voor in het register." „Dat moet een vergissing zijn. Thérèse zelf. Ze ging niet verder, maar staarde ver baasd voor zich uit. Toen zag ze schichtig haar neef aan. „Dus je gelooft," zeide ze aarzelend, „dat ze het niet verzonden heeft?" „Dat is buiten kijf, ik weet dat ze het niet deed. Verward schudde de oude dame langzaam haar hoofd. „Maar waarom, ik begrijp niet om welke reden?" Roger viel neer op de Chesterfield sofa en streek het haar van zijn voorhoofd. „Waarom? Wel omdat ze liever niet had. dat ik kwam. U moet toch weten, dat Thé- rèse niet van me houdt." „Maar ik vind het aéllemaal zoo onnoo- zel; je zoudt tocht vroeger of later van de ziekte van je vader gehoord hebben." „Ja, maar ik geloof, dat ze dat wilde uit stellen. Ik heb het me zoo voorgesteld, ze vindt*het vervelend om mij hier te hebben, daarom zond ze het telegram niet, zoodat ik niet van de ziekte van den ouden man kon hooren. Als eT geen bericht van me kwam, dan zoudt u weer telegrafeeren. Dan zou ik vragen of overkomst gewenscht was, dan zou zij het telegram aan mijn vader laten zien, terwijl ze heel goed begreep dat hij er op stond, dat de zaken geregeld werden. Ze weet heel goed, dat, zelfs als hij op het uiterste lag, hij niet zou willen dat het werk door mij in den steek werd gelaten. En dan zou ik heelemaal niet komen, ziet u?" Zijn tante nam de kam weer ter hand en bracht voorzichtig het hoofdhaar in orde. „Het klinkt alles zoo ongelooflijk. Geloof je, dat ze dat alle9 zoo beraamd heeft om je uit den weg te hebben?" „Dat doe ik," zei hij eenvoudig, een siga ret opstekende ,,'t Is moeilijk te gelooven, Roger 1 waar om heeft Thérèse zoo het land aan je?" Hij 9tond op en stapte doelloos door de kamer. „Vraag me iels anders," zeide hij schou derophalend. „Hebben jullie nooit gekibbeld?" „Neen. zeker niet." Hij wilde niet over die ongelukkige épisode spreken. Toen hij de bezorgde blik van zijn tante zag sloeg hij zijn arm om haar heen. ,,'t Spijt me, dat ik over die ellendige ge schiedenis begonnen ben, Dido. Hecht niet te veel waarde aan wat ik zeide. We heb ben allemaal onze kleine eigenaardigheden en nu heb ik me gestooten aan een van Thérèse. Dat is alles. Ze bedoelt geen kwaad. Staat u eens op en laat me u eens bekijken. Is dat een nieuwe japon?" Haar openhartige blijdschap bewees dat dit zoo was. Ze deed een lange ketting aan van schildpadden kralen, die Roger haar bij zijn laatste bezoek had gege'ven, en bekeek zich in den spiegel om het effect te zien, denkende hoe lang het geleden was dat men haar bewonderd had. „Beste jongen," zeide ze na een kort stil zwijgen, „ik geloof, dat ik met Thérèse eens over dat telegram moet spreken." „Doe dat niet," zeide snel haar neef. „Ze kan van twee dingen maar één ding zeg gen, of dat ze het vergeten heeft, of ze kan de 9chuld leggen op het telegraafkantoor. We gelooven haar toch niet, en het resultaat zou zijn, dat er een onprettige atmosfeer werd geschapen Laten we het laten rusten." „Ik geloof, dat je gelijk hebt," zeide zijn tante, „maar het geeft mij een onplezierig gevoel." ,,'t Zou ons nog onplezieriger stemmen om Thérèse in een van haar pruilerige buien om ons heen te hebben, vooral met vreemden in huis. Het kan me niet schelen voor den dok ter, hij trekt het zich niet aan, maar dio kleine verpleegster bijvoorbeeld." „Ze is lief. vindt je niet? En ze is een dame. Dat zag ik dadelijk. Ik herinner me nu, dat ze in de kamer was, toen ik Thérèse vertelde dat je komen zoudt en, hoewel ze het niet getoond heeft, ben ik toch over tuigd dat ze opmerkte hoe overstuur Thé- Tèse was. 't Was heel naar." „Zoo, was Thérèse overstuur?" zeide Ro ger, peinzend dat zijn theorie hierdoor ver sterkt werd. „Wat zouden de twee verpleeg sters van haar denken?" „Thérèse is tegen beiden allervriendelijkst. De nachtzuster, die van den beginne af hier geweest is, zou alles voor haar doen. Zc zingt altijd den lof van haar bekoorlijkheid." l.Wel zoo," zeide hij, zich geeuwend uit rekkend, dat doet me plezier. „Ik heb den indruk, dat die kleine Canadeesche zuster een goeden kijk op karakters heeft, al ziet ze er nog zoo jong en onschuldig uit. Toen hij de kamer van zijn tante verliet, ging hij naar de zijne. Hij was tevreden over de uitlegging, die hij over het telegram ge geven had. Hij alleen wist hoe ellendig Thérèse het vond met met hem onder één dak te zijn. Wat zal ze woedend zijn geweest toen haar plan schipbreuk leed. Hij lachte luidkeels, zoo verdiept was hij in de psychische schil-* dering van haar verdriet, dat hij een jongt mensch in smoking aanliep, die juist Thét rèse's zitkamer wilde binnengaan. Stilt staande, keek hij rond om te zien wie of daar zoo rondliep als ware hij thuis, en. tegelijkertijd draaide de bezoeker zich om, met een air van nonchalante verwaandheid-, „Holliday". „O, ben jii daar Clifford?" De begroeting, hoewel niet onvriendschapt pelijk, miste alle warmte aan beide kanten* „Ik hoordo door de telefoon, dat je vert waoht tferd. Hoe was het in de groote, nieuwe wereld?" „Prachtig. Ik veronderstel, dat je hier eet?" „Wel neen, ik had met Thérèse hier of daar heen willen gaan. Ze is een beetje moe, het arme kind. Ze dacht, dat ze beter zou slapen als ze eens een paar uur uit was geweest. Wat is dat ellendig met je vader. Typhus is heusch geen grapje op zijn leef* tijd". .lij „Hij maakt het nog al goed". „Dat hoor ik. Ik heb een beetjé met Sar tori us gebabbeld. Hij is oen groot vriend van mij". „Ja, tante vertelde mij, dat hij groote dingen aan je gedaan had". „Grootl" zeide hij met een korten lach, „nu. dat zal waar zijn. Je had me toen moe ten zien. Ik was op het punt mijn matjes op te rollen, zooals je Yankee vrienden zou den zeggen. Hij is een toovenaar, dat is hij. Hij zal nooit de medicus van de beau-monde worden; daarvoor heeft hij niet genoeg am. bi tie"-. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13