71sle Jaaraanc MAANDAG 27 OCTOBER 1930 No. 21660 Officieele Kennisgevingen. De aanbieding van het huldeblijk der Leidsche Burgerij aan H.K.H. Prinses Juliana. BURG. STAND VAN LEIDEN Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. PRIJS DER ADVERTENTIEN: 30 Cis. per regel toot advertentiën uit Leiden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd lijn. Voor alle andere advertenties 35 Cts. per regel. Kleine AdvertenliSn uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen Bewijsnummer 6 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. °RIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden 2.35, per week Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week Franco per post f. 2.35 portokosten. 70.18 „0.18 Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen EERSTE BLAD. De Burgemeester en Wethouders van Leiden doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 29c-n September 1930, is vastgesteld de vol gende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 28 April 1898 (Gemeenteblad No. 9), op openbare vermakelijkheden en bijeen komsten, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 30 Jnli 1923 (Gemeenteblad No. 23). Artikel I. Artikel 6bis, eerste lid, van bovenge noemde verordening wordt gelezen als volgt: „De Burgemeester is op grond van den omvang, dien de uitbreiding van mazelen of influenza heeft verkregen of dreigt te verkrijgen, bevoegd het houden van open bare Vermakelijkheden en bijeenkomsten te verbieden, indien door opeenhooping van personen in eene beperkte ruimte gevaar voor besmetting te duchten is". Artikel II. Artikel 12 wordt gelezen: „Overtreding van do bepalingen dezer ver ordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden." Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, gelet op ihet advies der Gezondheids- Commissie d.d. 26 Augustus 1930. No. 15, in zijne openbare vergadering van den 29en September 1930. De Burgemeester, A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. De Secretaris, VAN STRIJEN. Zijnde deze verordening aan de Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van den 13/18 October 1930, B, No. 3300 (2e Afd.) G.S. No. 236, in afschrift medegedeeld. 1760 En is hiervan afkondiging geschied, wxar het behoort, den 27en October 1930. A. VAiN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAiN STRUEN, Secretaris. De Burgemeester en Wethouders van Leiden doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 29en September 1930, is vastgesteld de vol gende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 6 April 1899 (Gemeenteblad No, 4), op het begraven van lijken. Artikel I. In artikel 1 van bovengenoemde veror dening wordt in plaats van: ,,of wanneer een der in artikel 1 der Wet van 4 Decem ber 1872 (Stbl. No. 134) bedoelde ziekten, (blijkens openbare aankondiging van den Bur gemeester. epidemisch in de gemeente voor komt" gelezen: „of wanneer de Burgemeester zulks op grond van den omvang, dien de uitbreiding van eene besmettelijke ziekte in den zin van artikel 1 der Besmettelijke- Ziektewet, Staatsblad 1928, No. 265. heeft verkregen of dreigt te verkrijgen, noodza kelijk acht." Artikel II. Artikel 3 vervalt. Artikel III. In artikel 4, 2de lid, wordt in plaats van: „eene besmettelijke ziekte" gelezen: ,,eene besmettelijke ziekte in den zin van artikel 1 der Besmettelijke-Ziektenwet, Staatsblad 1928, No. 265." Artikel IV. Artikel 7 wordt gelezen: „Overtreding van de bepalingen dezer verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden." Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, gelet op het advies der Gezondheids- Commissie d.d. 26 Augustus 1930. No. 15, in zijne openbare vergadering van den 29en September 1930. De Burgemeester. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. De Secretaris, VAN STRIJEN. Zijnde deze verordening aan de Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van den 13/18 October 1930, B, No. 3300 (2e Afd.) G.S. No. 236, in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, waar 'het behoort, den 27en October 1030. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. De Burgemeester en Wethouders van Leiden doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijn vergadering van den 29en September 1930, is vastgesteld de volgende verordening VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 12 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 17), op de Stiaatpolitie, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 5 Aug. 1929 (Gemeenteblad No. 19.) Eenig Artikel. In artikel 14 van bovengenoemde ver ordening wordt sub a in plaats van: „eene der in art. 1 der wet van 4 December 1872 (Stbl. No. 134) bedoelde besmettelijke ziekten" gelezen: „eene besmettelijke ziekte in den zin van artikel 1 der Be smettelijke-Ziektenwet, Staatsblad 1928, No. 265", en wordt sub b in plaats van: „wanneer eene dier ziekten blijkens open bare aankondiging van den Burgemeester epidemisch in de gemeente voorkomt" ge- Jezen„wanneer de Burgemeester blijkens openbare aankondiging zulks op grond van den omvang, dien de uitbreiding van eene dier ziekteD heeft verkregen of dreigt te verkrijgen, noodzakelijk acht." Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, gelet op het advies der Gezond heidscommissie d.d. 26 Augustus 1930, No. 15, in zijne openbare vergadering van den 29en September 1930. De Burgemeester, A'. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. De Secretaris, VAN STRIJEN. Zijnde deze verordening aan de Gede puteerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun 'bericht van den 13/18 October 1930, B, No. 3300 (2e Afd.) G.S. No. 236, in af schrift medegedeeld. 1761 En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 27en October 1930. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. De Burgemeester en Wethouders van Leiden doen te welen, dat door' den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 29en September 1930, is vastgesteld de vol gende verordening: VERORDENING, hondende intrekking van de verordening van 4 October 1900 (Gemeenteblad No. 2), op het vervoer van lijders aan een besmettelijke ziekte. EENIG ARTIKEL. Bovengenoemde verordening wordt inge trokken. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, gelet op het advies der Gezondheids- Commissie d.d. 26 Augustus 1930, No. 15, in zijne openbare vergadering van den 29en September 1930. De Burgemeester, A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. De Secretaris, VAN STRIJEN. Zijnde deze verordening aan de Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van den 13/18 October 1930, B, No. -3300 (2e Afd.) G.S. No. 236, in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, /rar het behoort., den 27en October 19S0. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders brengen ter algemeene kennis, dat door hen aan M. A. M. van Noort en rechtverkrijgenden vergun ning is verleend tot het oprichten van een banketbakkerij in het perceel Doezastraat No 19, kadastraal bekend Gemeente Leiden Sectie E No. 166/. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN. Secretaris. Leiden, 27 October 1930. 1828 Zaterdagmiddag hebben het volledig be stuur van het Prinses Juliana Comité hier ter stede en een 20-tal comitéleden zich naar Het Loo begeven, om aan H. K. H. Prinses Juliana namens de Leidsche Bur gerij het geschenk aan te bieden, waarvan wij in ons Blad van Zaterdag j.l. een af beelding gegeven hebben. Het Leidsche Comité, w.o. de eere-voor- zitter Mr. A. van de Sande Bakhuyzen werd ontvangen door Baron Baud, Kamerheer van II. K. II. en naar één der zalen van het Paleis geleid. Na een kort oogenblik ver scheen de Prinses, gekleed in een groen middagtoilet, vergezeld van freule Harden- broek van Hardenbroek. De voorzitter van het Comité, Mr. F. K. de Haan nam hierop het woord en vertolkte de gevoelens der Leidsche burgerij in de volgende toespraak: Koninklijke Hoogheid! Wanneer ik thans, als Voorzitter van het Comité, dat zich uit de Leidsche Burgerij gevormd heeft, met verlof van Uwe Koninklijke Hoogheid, het woord lot U richt, dan zij dit in de allereerste plaats een woord van diepgevoelde erkentelijkheid en dank. Dank aan Uwe Koninklijke Hoogheid voor het feit, dat juist de Leidsche Academie door U werd uitverkoren om aldaar Uwe studiën aan te vangen, voort te zetten en het mag met blijdschap erkend worden met zoo veel succes te voleindigen. Dank zeer zeker in niet geringere mate. aan Uwe Koninklijke Ouders, dat Zij, ten deze een traditie volgende, Leiden hebben aangewezen als de stad, wier Academie zulk een "belanrijk aandeel zoude hebben in het bekwamen van Uwe Koninklijke Hoogheid voor de hooge moeilijke taak, die Uwe Ko ninklijke Hoogheid in de toekomst wacht. Leiden is daar en met recht trotsch op, doch aan den anderen kant meende onze stad, als ik het zoo mag uitdrukken, een op de historie gebaseerd recht verkregen te hebben op de eer, Leden van ons Konings huis aan haar Universiteit te zien studeeren en gedurende Hun studietijd geregeld bin nen hare veste te zien vertoeven. De band, die tusschen Uw Huis en onze stad bestaat en op het voortbestaan waar van zoowel Uwe Koninklijke Ouders als U Zelve blijk hebben gegeven prijs te stellen, dateert trouwens waarlijk niet van den laat- sten tijd. Even onmogelijk als het is, zich een zui ver beeld te vormen van het ontstaan en de ontwikkeling van ons Koninkrijk zelve, zonder daarbij te zieri en te erkennen den grooten en overwegenden invloed, dien Uw Voorgeslacht daarop gehad heeft, even on mogelijk is het" zich de Leidsche Academie in te denken zonder steeds en bij herhaling te worden herinnerd aan Uw Huis. Zonder mij al te zeer in de historie te wil len verdiepen, moge ik er U slechts aan her inneren. dat het Uw onvergetelijke Voor vader Prins Willem I was, die aan Leiden zijn Hoogeschool schonk als erkenning voor hetgeen deze stad in ellende had doorstaan voor de groote zaak, waaraan Hij Zelve alles, ja tenslotte Zijn leven geven zou. Door alle daarop volgende eeuwen heen hebben Prinsen van den Bloede de Leidsche Academie bezocht. Geen wonder derhalve dat de inwoners van Leiden in 1927 met vreugde en trots aanvankelijk het gerucht, later de bevesti ging vernamen, dat de traditie zou worden voortgezet en opnieuw een Telg van ons Vorstenhuis als Studente aan hiün Universi teit zou worden ingeschreven. De tijd, gedurende welken Uwe Konink lijke Hoogheid al9 zoodanig geregeld, ik zou bijna zeggen dagelijks, zich onder de Leid sche Burgerij bewoog, is voor die Burgerij een onvergetelijke tijd geworden. Men voelde zich in die jaren, méér dan anders, dé Oranjestad in het bijzonder en bet mag dan ook geen verwondering wekken dat men, ten dage dat Uwe Koninklijke Hoogheid tot Doctor Honoris Causa in de Faculteiten der Letteren en wijsbegeerte promovèerdet en daarmede in hoofdzaak Uwe studiën aan de Leidsohe Academie beëindigdet, naast ge voelens van vreugde over de aan Uwe Koninklijke Hoogheid te beurt gevallen onderscheiding, een zeker gevoel van droef heid niet kon onderdrukken omdat men wel inzag en begreep, dat van toen af het ge regeld verkeer van Uwe Koninkliike Hoog heid in onze stad, een einde zoude nemen. Onder de Burgerij is toen spontaan het plan opgekomen, om aan U een geschenk aan te bieden, dat er toe zou kunnen bij dragen. bij Uwe Koninklijke Hoogheid de herinnering levendig te houden aan den tijd, gedurende welken Uwe Koninklijke Hoog heid als Studente op zoo ongedwongen wijze te midden van haar verloefdet. Het Comité, dat uit de Leidsche Burgerij gevormd werd om deze plannen uit te wer ken en uit te voeren, heeft gemeend het best aan de bedoelingen dier Burgerij te beant woorden, indien als geschenk aangeboden werd een practisch gebruiksvoorwerp waar van verwacht mocht worden, dat het na de overhandiging a. h. w. dagelijks onder de oogen van Uwe Koninklijke Hoogheid zou komen en aldus op sprekende wijze telkens en bij herhaling de herinnering van Uwe Koninklijke Hoogheid aan deze stad leven dig zou houden, een geschenk tevens, dat een specifiek Leidsch karakter zou dragen en dat in onverbrekelijk verband zou slaan met het verblijf van Uwe Koninklijke Hoog heid aan de Leidsche Academie. Ons Comité is van oordeel, dat het ge schenk, hetwelk ik de eer heb heden na mens de geheele Leidsche Burgerij aan Uwe Koninklijke Hoogheid te overhandigen, aan alle hiervoren genoemde eischen voldoet. Ik moge hieraan nog toevoegen dat, even als de gedachte om aan Uwe Koninklijke Koogheid een herinneringsblijk aan te bie den, is voortgekomen uit de Leidsche Bur gerij, ook slechts Leidsche burgers aan het tot stand komen daarvan hebben medege werkt. De heer A. Coert, waarnemend directeur van het Stedelijk Museum ,,de Lakenhal", heeft het kunstvoorwerp ontworpen, terwijl de uitvoering daarvan werd opgedragen aan den heer M. Brinks. Het schrijnwerk werd verricht door den heer van Weeren en het étui, eveneens ont worpen door den heer Coert, werd uitge voerd door de Firma Labree. Na deze bijzonderheden wat de totstand koming betreft, moge ik dan overgaan tot de overhandiging van het herinneringsblijk zelve. Ik verzoek Uwe Koninklijke Hoogheid eer biedig bij het aanvaarden van dit geschenk, wel te willen bedenken, dat daarginds, ach ter onze duinenrij, een stad ligt, op de trouw van wier inwoners ten allen tijde door Uwo Koninklijke Hoogheid zal kunnen worden slaat gemaakt. Namens de inwoners van die stad 9preek ik, bij het aanbieden van dit geschenk, de hoop uit» dat God U en Uw Huis moge zege nen en sparen en dat nimmer mogen ver broken worden de banden, die beslaan tus schen Uw Huis en de stad Leiden. Nadat de Prinses het geschenk bad be wonderd, richtte Zij zich tot het Comité en bedankte met eenige gevoelvolle woorden voor het schitterend kleinood Haar aange boden en gaf daarbij de verzekering, dat dit geschenk Haar steeds zou doen terug den ken aan de buitengewoon aangename jaren, die Zij te Leiden had doorgebracht. Met nadruk verzocht Zij aan alle Leidsche ingezetenen, die aan de totstandkoming van dit geschenk hadden medegewerkt Haar oprechten en hartelijken dank te willen overbrengen. Nadat de heer Coert, de ontwerper van het kleinood, H. K. II. eenige nadere toe lichting had gegeven, werd elk der aanwezi gen aan de Prinses voorgesteld en met een ieder onderhield Zij zich eenige oogen- blikken. Terwijl de thee werd rondgediend ver scheen tot ieders verrassing H. M. de Ko ningin, vergezeld van freule van Tets en baron de Smeth. Eerst bewonderde H. M. het aangeboden geschenk, waarna ook Zij alle aanwezigen aan Zich liet voorstellen. Bij de korte gesprekken met de verschillende gasten uitte Zij telkenmale Haar vreugde over het feit, dat de Leidsche burgerij zoo goed -de bedoeling begrepen had van het student-zijn van Haar Dochter en wel door H. K. H. niets in den weg te leggen bij het bewaren van Haar incognito. Nadat H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana ongeveer een uur temidden der Comitéleden vertoefd hadden, trokken zij zich terug, waarop onze stadgenooten, opgetogen over de bijzonder hartelijke, bij kans intieme ontvangst, de terugreis weder om aanvaardden. ONDERTROUWD. G. A. Anokkée wedr 57 j. en A. C. Plu wed. 55 j. H. J. Webbers jm. 23 j. en J. F. Dubbelaar jd. 21 j. F. F. E. Marquenie jm. 28 j. en E. van den Berg jd. 28 j. L. Gijsman jm. 27 j. en G. J. van Ovost jd. 26 j. P. Plu jm. 24 j. en J. van Abswoude jd. 23 j. II. Schrijver wedr 37 j. en M. Érades jd. 36 j. A. D. Rovers jm. 20 j en L. Prevoo ]d. 21 j. S. L. van Wersch jd. 27 j. en M. C. Höttges jd. 29 j. J. L. H. Schramp jd. 30 j. en M. M. van der Steen jd. 34 j. J. G. Teske jm. 23 j. en W. A. van ITensbergen jd. 22 j. W. van Zuijlen jm. 22 j. en J. H. de Boer jd. 19 j. A. C. P. Seebregts jm. 33 j. en.G. G. B. J. Janssens jd. 28 j. A. L. Deegenaars jm. 27 j. en W. G. Oudshoorn jd. 26 j. W. F. van Ton geren jm. 25 j. en M. Martijnis jd. 25 j. BINNENLAND. Aanbieding van het huldeblijk der Leid sche burgerij aan H. K. H. Prinses Jnliana. (Stadsnieuws, le Blad). De burgemeester van Groningen, jhr. Bosch, ridder van Rosenthal, zal benoemd worden tot burgemeester van 's-Gravenhage. (le Blad). Verschenen zijn de voorloopige verslagen der Tweede Kamer over de begrootingen van Einnenlandsche Zaken en Landbouw, en van Arbeid, Handel en Nijverheid. (Binnen land, 2e Blad). De positie der particuliere binnenschip pers; maatregelen tot verbetering noodza kelijk. (Binnenland, 2e Blad). De Néderlandsche schoenfabrikanten drei gen met een boycot van Dnitsche machines. (Binnenland, 2e Blad). De toestand van de Nieuwe Bcerhaave. (Gemengd, 2e Blad). De moord in de Faber van Riemsdijkstraat in Den Haag; verdachte is vrijgesproken. (Rechtzaken, le Blad). BUITENLAND. Duitschland opnieuw door een ernstige mijnramp geteisterd. Meer dan 90 slacht offers.,(3e Blad en Tel., le Blad). Hitler's antwoord inzake de wijziging der vredesverdragen. (Buitenl., le Blad). Het huwelijk van prins Boris van Bulgarije met prinses Giovanna van Italië. (Buitenl., le Blad). Antwoord van Mc Donald aan Smuts inzake Palestina. (Buitenl., le Blad). Nu de opstand in Brazilië zegevierde. (Buitenl., le Blad). DEN HAAG'S NIEUWE BURGEMEESTER. De benoeming van jhr. Bosch, ridder van Rosenthal te verwachten Jhr. Bosch, ridder van Rosenthal. Naar wij vernemen is per 1 December a.s. de benoeming te verwachten van jhr. mr. dr. L. H: N. Bosch, ridder van Rosenthal tot burgemeester van 's-Gravenhage met gelijk tijdig eervol ontslag als burgemeester van Groningen. Jhr. mr. clr. L. H. N. Bosch ridder van Rosenthall, werd in April 1884 te Dordrecht, geboren. Zijn vader was bekend en zeer bemind als Officier van Justitie aldaar. De zoon studeerde aan de Universiteit te Lei den, waar hij - in 1909 promoveerde tot doctor in de Rechtswetenschappen. Daarna studeerde hij te Utrecht, waar hij in 1911 werd bevorderd tot doctor in de Staats wetenschappen. Hij vestigde zich als advo caat en procureur te Zutphen, waar hij in 1916 gekozen werd tot lid van den Gemeen teraad en in 1917 tot wethouder. Den 21sten November 1917 werd hij benoemd tot bur gemeester van Brummen en den 13en Mei 1924 tot burgemeester van Groninger, welk ambt hij op 16 Juni van dat jaar aan vaardde. De heer Bosch van Rosenthall behoort niet tot een politieke partij maar neigt het meest naai de Christolijk-Histo- rische partij. Hij is lTd van de Staatscom missie voor Waterschapswetgeving en be stuurslid van verscheidene waterschappen in Gelderland.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 1