VERGILIUS-HERDENK1NG IN DE LEIDSCHE UNIVERSITEIT 71ste Jaargang WOENSDAG 22 OCTOBER 1930 No. 21656 Officieele Kennisgevingen. STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. PRIJS DER ADVERTENTIEN 30 Cts. per pegel toot advertentiën uit Leiden en plaatsen waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere advertentiën 35 Cts. pet regel. Kleine Advertentiën uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postrecht Voor evenlueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen Bewijsnummer 5 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 2500 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden 2.35, per week Buiten Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week Franco per post f. 2.35 portokosten. ƒ0.18 ..018 Dit nummer bestaat uit VIER Bladen EERSTE BLAD. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter openbare kennis, dat G. ten Haken, te Leiden, een verzoek heeft inge diend ter bekoming van verlof voor den ver koop van uitsluitend alcoholvrijen drank voor gebruik ter plaatse van verkoop in het perceel Heerenstraat No. 48, alhier. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris.. Leiden, 22 October 1930. 1477 AFSLUITING VROUWENSTEEG. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat de Viouwensteeg, gelegen tusschen de Haar lemmerstraat en dén Apothekersdijk, op Donderdag 23 October a.s., van des v.m. pl.m. 9 uur tot des n.m. pl.m. 4 uur, in ver band met het maken van een aansluiting aan het kabelnet, voor het verkeer met rij en voertuigen zal zijn afgesloten. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 22 October 1930. 1476 INTREEREDE Prof. Dr. J. H. THIEL. De rol der persoonlijkheid in de geschiedenis der Romeinsche republiek. doorsnee officier op den voorgrond, de Romeinsche veldheer is zelden van groote allure. Hier hangt mee samen het merk waardig verschijnsel, dat de Romeinen zoo vaak zware nederlagen leden; zij moeston telkens het strategisch overwicht van den vijand erkennen,, maar wonnen ten slotte eiken oorlog door de homogeniteit van hun gemeenschap. Met de Punische oorlogen komt hierin sterke verandering. De verovering van wingewesten buiten Italië brengt de Romeinen in contact met het Hellenistisch régime; de stadhouder der provincie wordt opvolger van den Hellinistischen monarch en leert zijn persoonlijken machtswil ont plooien. Ook in het algemeen heeft de expan sie buiten Italië de eenvormige agrarische gemeenschap ontwricht. De Romeinsche aris tocraat wordt plutocraat, de boer verarmt door de buitenlandsche oorlogen, de Griek- sche cultuur draagt het bare b\j, om den Romeinschen geest los te maken uit zijn verbondenheid; het individualisme doet zijn intree. Adel en boerenstand, vroeger de gemeenschappelijke dragers van den geest van solidariteit, komen tegenover elkaar te staan en aan beide zijden treden machtige persoonlijkheden in den vernietigenden bur- gerstrijd steeds meer op den voorgrond. Daarnaast dwingt de wereldpolitiek ook tot het geven van steeds grooter macht aan enkelingen op het oorlogsterrein buiten Italië De nauwe banden der oude magistratuur worden steeds meer verbroken Met de expansie buiten Italië begint tevens de ont wikkeling tot de monarchie, die in Caesar en Augustus eindigt. Tot slot werd een beschouwing gewijd aan Scipio, de eerste individueele persoonlijkheid in de Romeinsche geschiedenis, die zich wist door te zetten en die den weg voor de latere ontwikkeling baande. Do oratie werd besloten met de gebrui kelijke toespraken. Prof. Dr. J. H. Thiel. Hedenmiddag heeft dr. J. H. Thiel, door het Leidsch Universiteitsfonds benoemd tot bijzonder hoogleeraar in de Oude Geschie denis aan de Leidsche Universiteit, zijn ambt aanvaard met het uitspreken van een rede over de rol der persoonlijkheid in de Geschiedenis der Romeinsche Republiek. Het volgende is hieraan ontleend. Eerst worden beschouwingen gewijd aan de vraag, welke rol de persoonlijkheid heeft gespeelc in de drie eerste eeuwen der Repu bliek. Eén van de meest opvallende trekken van den oud-Romeinschen volksaard is naast volkomen absorbeering in het practische leven een groote eenvormigheid, een sterk overwicht van de groep over den individu, wat weer samenhangt met een sterke rem ming in de geestelijke ontwikkeling. De adel die Rome in deze eeuwen onafgebroken regeerde, was een stand van leiders, die in zijn geheel als groep, aanspraak maakte op de macht. De enkeling staat in den ban van de groep, de persooniijkheiü treeut terug. Dit komt tot uiting in de constitutie, de magistratuur is in haar macht beperkt door de principes der annuïteit en collegi aliteit, ret zwaartepunt verp'aa'st zich naar de collectiviteit van den senaat, waarin de enkelingen schuil gaan. Men kan slechts spreken van senaat politiek, groote staats lieden Irt ".en niet naar voren, de Romeinsche edelman is niet meer dan een representa tieve persoonlijkheid. Dit wil niet zeggen, dat Home in dien tijd geen persoonlijkheden van groot formaat voortbracht, maar als iemand van andere structuur dan het door- sneeregententvpe zich persoonlijk trachtte door te zetten, werd hij door den adel ten val gebracht of althans in zyn macht beknot. Ook aan het militair genie bood de oude Romeinsche republiek slechts geringe ge legenheid tot ontplooiing van zijn gaven door de beperking van den ambtstijd. Ook hier treedt het beeld van den geroutineerden NEDERL. REISVEREENIGING AFD. LEIDEN. Lezing over: „Folkloristisch Nederland". Gisteravond heeft de afdeeling Leiden en omstreken van de Nederlandsche Reis- vereeniging haar serie winterbijeenkomsten geopend met een lezing van den bekenden Nederlandschen folklorist D. J. van der Ven uit Oosterbeek. Het liep reeds tegen negenen toen de voorzitter der afdeeling, de heer J. F. ITardeweg, met een woord van welkom tot allen de bijeenkomst opende. Te meer, daar de afdeeling haar tienjarig bestaan tegemoet gaat, speet het spreker, dat van de 1500 leden, die de afdeeling lelt, niet meer deren aanwezig waren. Met een opwekking tot de leden om toch vooral de samenge stelde feestcommissie in haar werk te steu nen, gaf spr. het woord aan den heer Van- der Ven. Reeds meerdere malen hebben wij het genoegen gehad den heer van der Ven te hooren spreken en de door hem samenge stelde films of lantaarnplaatjes ie bewon deren; maar iedere keer weet hij ons opnieuw te boeien door zijn onderhoudende en heldere wijze van vertellen, vermengd met anecdotes en kleine bijzonderheden, welke ons sterk doen denken aan zijn vriend Felix Timmermans. Immer enthousiast wist de heer Van der Ven van elk plaatje en elke feestelijkheid interessante bijzonderheden te vertellen en analoge gebeurtenissen in het buitenland te vermelden. Onder zijn kundige leiding hebben wij vluchtig een reis gemaakt van het hooge Noorden tot het donkere- Zuiden, door het verre Oosten en de geïsoleerde Wadden eilanden. Wij bezochten carnavals-feesten in Sittard waar de heer van der Ven als eere-lid van de zottenclub der Marotten een gaarne geziene gast is in Boxmeer en in 's-Hertogenbosch; de Paaschfeesten in Twente, de lentefeesten in Valkenburg en op Schiermonnikoog en zagen den Groning- schen Nieuwjaarszanger, den historischen nachtwaker uit Twente, het „skip syle" in Grouw en onlelbare Melchiors, Kaspers en Baithazars in de Bossche straten! En hoewel gelijk gezegd, onze kennismaking mei al deze en nog andere typische volksfeesten vluchtig was. lieten zij niel na een diepen indruk op ons te maken, en ongetwijfeld zullen velen eens een dier feestelijkheden in oogenschouw gaan nemen, in plaats van zooals helaas te veel Nederlanders nog steeds doen zonder het eigen vaderland te kennen, het buitenland gaan bewon deren! Het krachtige applaus aan het einde der causerie bewees, dat de Leidsche N. R V 'ers met groote belangstelling de lezing van den hee/- Van hadden ge volgd en de heer Hardeweg was dan ook zeer zeker aller tolk, toen hij den spreker voor het vertoonde en verhaalde dankte. Tijdens het geanimeerde bal, dat even als den vooravond werd opgeluisterd door de ..Populaire Jazzband" werden eenige oude volksdansen, welke door den muzikalen medewerker van den beer Van der Ven, prof Julius Röntgen, zijn gecom poneerd, tep gehoore gebracht. Het was een bijzonder geslaagde avond, waarop de N. R. V. met genoegen kan terugzien. Voordrachten van prof. Muller en prof. Snijder. Onder auspiciën van de Leid sche Vereeniging voor Weten schappelijke Voordrachten en de Leidsche afdeeling der vereeni ging „Dante Alïghieri" werd gis teravond in het groot-auditorium der Universiteit een Vergilius- herdenkingsavond gehouden, waarvoor groote belangstelling bestond. Onder de aanwezigen mérkten wij o.m. op.den Italiaan- schen gezant, mr. P. J. Idenburg, secretaris der curatoren, prof. dr J. P Vogel en prof. dr J. J. Blanksma, rector-magnificus en secretaris van den Academischer Senaat. De voorzitter van beide bovengenoemde vereenigingen, prof. dr. A. W. Bijvanck, sprak een kort openingswoord en gaf vervolgens hel woord aan prof. dr. F. Muller Jzn., die een rede hield over: Vergilius' kunst en zijn tijd. Vergilius, wiens tweeduizendste geboortedag den 15 October van dit jaar op vele plaatsen herdacht is, plaatst evenals Augustinus en Dante den modernen beschouwer, telkens voor de vraag, of hij in hooger mate het verleden afsluit, dan wel de toekomst opent. Deze eigenaardigheid, kenmerk van vele groote geesten, richt vanzelf den blik op een tweede vraag, hoe warm de beoordeeling is geweest, die Vergilius bij Augustinus en Dante heeft gevonden. En de waardeering der middeleeuwen, die een wel doener. alwijze en toovenaar in hem zjjn gaan zien, voegt zich als een begrijpelijke voortzetting daarbij. Waaruit is de aantrekkingskracht, die Ver gilius de eeuwen door heeft uitgeoefend, te verklaren? De vraag eischt een beant woording in de eerste plaats, voor den tijd, waarin de dichter geleefd heeft, de eeuw voor Christus' geboorte. De stemmen van tjjdgenooten zijn hier welsprekend om ons de overtuiging bij te brengen, dat Vergilius inderdaad na de honderd jaar burgeroor logen zijn leven op een keerpunt der tijden geplaatst voelde. De groote spanning, die door het geheele werk van Vergilius heen trilt, is als een zuiver antwoord op de vele vragen, die zijn tijd aan hem en zijn lotgenooten heeft voor gelegd. Niet slechts zijn zwakke gezondheid, ook zijn aanvankelijk zwakke economische positie vraagt onze aandacht, zoodra wij trachten ons een beeld van den man en zijn levens werk te vormen. Ook elders, vooral in het gebruik dat hij van zijn moedertaal, het Latijn gemaakt heeft en in de grootsche beelden, waarin hij gedachten kleedt, vinden wij getuigen van deze voortdurende span ning en strijd in- eigen binnenste. Enkele voorbeelden aan zijn gedichten ontleend, werpen hierop een helder licht. Want de bonte inhoud van zijn Herderszangen op merkelijk op zichzelf tast toch. dank zjj deze spanning, de eenheid van deze ge dichten geen oogenblik aan. Is het hier de allegorie, die nog vele moeilijk lieden aan de verklaring van deze ingewikkelde ge zangen bereidt, in de Aeneis, zijn laatste en meest beroemde werk zrjn het veeleer de hoofdgedachten over het geheele werk ver breid en met opmerkelijke trouw tot in de fijnste vertakkingen vervolgd, die ons ook thans nog vele malen tot de bekentenis nopen, dat wij de bedoeling van den dichter hebben miskend. Aan een voorbeeld, de verhouding van het ondergaande Troia en het tot nieuwen luister verrijzende Rome, wordt dit toegelicht. Rijk aan gegevens en vaak vol verrassende resultaten is zelfs een vluchtige vergelijking met zjjn grooten voorganger, met Homerus. Van verschillende zijden dit vraagstuk nade rende, geeft spr. een karakteristiek van beider kunst, waarin het lineaire van Ho merus tegenover het concentrische karakter der uitbeelding bij Vergilius wordt gesteld. Een schets van het laatste hoek der Aeneis laat dit eigenaardig verschil zeer duidelijk aan het licht treden. Het ligt in de lijn van een dergelijke kunstenaarspersoonlijkheid dat zij niet slechts in haar kunst doch ook in haar leven en levensbeschouwing de éénheid en synthese met alle krachten zoekt te verwerkelijken. Een korte beschouwing van de drie groo- tere werken van Vergilius: de Bucolica, de Georgica (zangen van het Land en van den Landbouw) en de Aeneis laa* deze een heid zeer overtuigend blijken. Kort kan men De groote Romeinsche dichter Vergilius. dezen drietrap formuleeren als s dichters opgang naar Rome. waarbij Vergilius eerst tijdens ziin scheppingsperiode de oogen ge opend werden voor Rome's positie, wereld- beheerschend niet slechts in politieken zin, doch ook leidend de wereldcultuur dier dagen. Vergilius was door dit diepe inzicht, doch ook door zijn zuiver menschelijk sen timent beter dan zijn tijdgenooten in staat het Rome zijner dagen tot een vruchtbare zelfbezinning op te roepen en daardoor het heden hechter in het verleden te verankeren, om daarop een toekomstbeschouwing te bouwen, die de geschiedenis tendeele als profetie, tendeele als utopie heeft leeren aanvaarden of verwerpen. Vervolgens was het woord aan prof. dr. G. A. S. Snijder uit Amsterdam, die sprak over: Vergilius en de beeldende knust van zijn tijd. Spreker behandelt in de eerste plaats de bekende passage, waarin Vergilius den Romein als taak en ideaal het regeeren stelt en aan andere volkeren gaarne laat, dat zij de kunsten en wetenschappen beter be oefenen. Hij wijst er op, dat in deze verzen een patriotisch ideaal, niet ben feit wordt uitgedrukt en dat de verwezenlijking van dit ideaal ten slotte zaak is van een klein gedeelte van het volk. De meerderheid wijdt zich aan dagelijksch werk, al erkent deze ook het gesteld ideaal als nationaal. In zooverre heeft het geheele volk daaraan deel en draagt het tot zijn verwerkelijking bij. Ook de beeldende kunstenaar. Dat diens sociale positie onaanzienlijk was, doet wei nig ter zake. Hij deelt deze mutatis mutandis, met Phidias, Dürer, Rembrandt. Spr. gaat vervolgens na. welke leidende gedachten in het werk van Vergilius lot uitdrukking komen. Al in zijn jeugd vatte h\j het plan op, de Romeinsche Geschiedenis te schrijven, en ook in zijn eerste werken, d? Bucolica en de Georgica, breekt telkens zijn hartstochtelijke liefde voor zijn vader land, zgn trouw aan Augustus door. In de Aeneas wordt zijn jeugdwensch vervuld. Hier behandelt hij de Vaderlandsche Geschiedenis, tegelijkertijd die van de familie van Augus tus, zoo nauw verbonden, dat dit werk niet slechts een meesterlijk nationaal epos wordt, maar tevens van politiek belang voor Augus tus: hier werd zijn bewind gerechtvaardigd, zijn machtspositie historisch ge'uideenl. En dit alles geschiedt op een wiiz?. die Griek- sche verfijning met Romeinschen aard ver bindt, zoodat Vergilius' gedicht voor het volk en den geletterde gelijkelijk aanneme- lrjk is. In de kunst wordt een dergelijke synthese tot stand gebracht. De oud-Romeinsche volks kunst, geheel on-Grieksch in proportie's en compositie, maar met een sterk vermogen tot karakteriseeren en mededeelen, wordt veredeld. Spr bespreekt ui'voerig de reliefs der Ara Pacis Augustae. waarin deze svn- these bijzonder duidelijk is, en wijst dan op de ook in Aeneis zoo sterk aan den dag tredende specifiek-Augusteïsche neiging rond BINNENLAND. Inangnreele rede van prof. dr. J. H. Thiel als hoogleeraar te Leiden (Stadsnieuws, le Blad). Vergilius-herdenking in de Leidsche Uni versiteit (Stadsnieuws, hste Blad). Het voor-ontwerp van wet inzake de in stelling van bedrijfsraden (Binnenland, 2e Blad). Het voorloopig verslag der Tweede Kamer over de begrooting van bnitenlandsche Zaken (Binnenland. 2de Blad). Ons parlementair overzicht (3de Blad). De voorstellen tot statutenwijziging van het kaascontrole-station Zuid-Holland ver worpen; een motie aan de regeering (Land en Tuinbouw, 3de Blad). Het conflict in de typografie; een nienwe bespreking tnsschen werkgevers en werk nemers (Laatste Ber., 1ste Blad). BUITENLAND. Het ontzettende mijnongeluk in Dnitsch- land eischt toch nog meer dan 200 slacht offers (3de Blad en Tel., 1ste Blad). Aftreden van Zionistische leiders (Buiten land, 1ste Blad). Het voorloopig antwoord van de Stahl- helm aan Hervé (Buitenland, l9te Blad). De uitslag der Noorsche verkiezingen. (Buitenland, 1ste Blad). om de persoon van Augustus niet slechts het heden, maar ook het verleden te groe- peeren, niet alleen aan de Ara Pacis, maar aan tal van andere monumenten uit alle deelen van het Romeinsche rijk. Slechts zel den bestaat een directe relatie tusschen het litteraire en het beeldende kunstwerk, zonder dat men kan aantoonen, welk van beiden gevend is geweest. Een vergelijkende be spreking van Aeneas' verwonding, beschreven in boek VIII en een muurschildering te Pompeji, maakt echter uitdrukkelijk dat dich- 1 ter en schilder hetzelfde willen, hetzelfde uitdrukken. In grooter samenhang blijkt dit, wanneer men de maiestas popnli romani beschouwt, zooals deze zich uit in de Aeneis en spreekt uit het beeld van Augustus uit Primaporta. Met een korte karakteri3eering 1 van de weliswaar onzekere portret- j ten van Vergilius en zijn persoonlekheid, diens heilige overtuiging en onwankelbaar plichtsbesef eigenschappen, die ook ziin hela Aeneas sieren besloot spreker zijn rede. LEERLINGEN AVOND „TOONKUNST" Wij hebben nu reeds verscheidene leer lingenavonden van de muziekschool ,,Toon kunstbijgewoond en we deden dit steeds met belangstelling en genoegen! Niet altijd wa9 dit genoegen geheel onverdeeld, het geen ook moeilijk van de muzikale presta ties der jeugd te verwachten is. Maar toch was er altijd zooveel aantrekkelijks bij dat veel voor de toekomst beloofde, toch werd er immer met zulk een merkbaar genoegen durf, enrst en intensiteit gemusiceerd, dat slechts een nurks zich aan evenlueele hin derlijke fouten kon storen Zoo was 't ook gisleavond: vlot en vriendelijk liep alles van stapel, de tech- niék stond op een voor den leeftijd te prij zen peil. maar bovenal getuigde dit spel van studielust en dat is tegenwoordig al heel wal! E. Gorfor. A Beering. F. Wensink en M. Bruining verplaatsten ons met het quartet in D dur in Mozart's ..Zonneland der schoon heid" en deden dil op 'n veelzins aangenaam sireelende wijze. Vooral in het Allegro molto ontwikkelden zij een vaardig samen spel. waardoor de vereischte climax goed werd opgevoerd. De eersle violist bezil al een volle, durvende streek en mooie toon, ook de altist, hoewel in bescheidener mate, produceerde Eenige rhvlhmische oneven wichtigheden kondpn gelukkig spoedig op geheven wonden Mej Petit kwam met eenige van die overbekende, doch toch zoo muzikaal geschreven études van Heller, waaraan tallooze generaties zich te goed deden en die aan vplen reeds plezier in het muziekmaken hebben gegeven Deze ver tolking had een groot en welverdiend suc ces: een goede aanslag, die op de uitsteken de vleugel voortreffelijk tof haar recht kwam, zal haar zeker op den ingeslagen weg naar een hooger doel voorthelpen. Ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 1