Uit den Leidschen Raad, HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN 71sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 October 1930 Derde Blad No, 21655 Opnieuw een werkeloosheid-debat. Wolf Kreymborg De agendapunten 1 tot en met 13 werden z. h. st. aangenomen. INTERPELLATIE VAN STRALEN 14o. Interpellatie van den heer van Stra len. in zake de stijgende werkloosheid. De heer VAN STRALEN stelt volgende vragen: 1. Hebben B. en W. kennis genomen van de vooral de laatste weken sterk stijgende werkloosheid te dezer stede? 2. Zijn B. en W. niet van oordeel dat in de allernaaste toekomst het aantal werkloo- zen zeer waarschijnlijk nog beduidend zal toenemen? 3. Indien B. en W, zulks van meening zijn, hebben zij dan reeds bijzondere maat regelen overwogen om door versnelde uit voering van gemeentelijke werken de drei gende werkloosheid zooveel mogelijk te be strijden en zoo ja, waarin bestaan dan deze maatregelen? 4. Zijn B. en W. niet van oordeel dat vooral diegenen, welke ree'ds geruimen tijd door werkloosheid zijn getroffen en daardoor financieel in hoogen nood verkeeren, bij zondere maatregelen, bijvoorbeeld in den vorm van verhoogde ondersteuning, noo- dig zijn? Spr. geeft dan een toelichting. De soc.- dem. fractie oordeelde het noodig dit be langrijke vraagstuk weer aan de orde te stellen, gezien de toeneming der werkloos heid, zooals de cijfers aanwijzen; nu reeds is- het cijfer het dubbele van Juni. Bij vorig jaar vergeleken is de toeneming zelfs ont zettend. Spr. geeft cijfers daaromtrent, om dit te doen uitkomen. De toestand is nu slechter dan sinds 6 jaar het geval was en het zal in de wintermaanden nog erger worden. Nu staan er al 890 ingeschreven bij de Arbeidsbeurs. De meest krachtige maatregelen zijn daarom eisch. Spr. verwijst dan naar het debat van Juni j.l., dat z. i. echter toch geen resultaat heeft opgeleverd, want er is feitelijk nog niet veel gedaan aan de toen door den wethouder ge noemde werken. B.v. de brug aan den Rijn is nog niet eens in den raad geweest. Wethouder SPLINTER: dat werk is al bijna klaar, nadat de raad het goedkeurde. De heer v. STRALEN: den vergis ik me daarin, maar dan is er de Veemarkt, het Levendaal, huizenbouw, badhuisbouw, wer ken, die bij uitvoering toch' arbeiders vra gen. De toestand is ernstig, dat zal de heer Eikerbout nu toch ook moeten erkennen, al vond hij dat 16 Juni niet. Spr. hoopt, dat het antwoord van den wet houder hem zal kunnen bevredigen. Geheel de werkloosheid wegwerken zullen wij hier ook niet kunnen, doch er dient ge daan te worden, wat slechts mogelijk is. En vooral de langdurig werkloos-zijnden verdie nen extra steun, terwijl de steunregeling thans zoo is, dat deze menschen op den duur juist minder krijgen. Namens B. en W. geeft wethouder GOS- LINGA volgend antwoord: Vraag 1 Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Vraag 2. Inderdaad is de werkeloosheid na het stellen van de vragen door den heer v. Stralen beduidend toegenomen. Was toch het aantal ingeschrevenen werkeloozen ou 24 Sept jl 711. op 1 Oct. d.a.v. bedroeg het 812; op 8 Oct.: 866 en op 15 Oct. 890 waar van 806 mannen en 84 vrouwen. Tegenover Den Haag met 5700 werklooze mannen, Utrecht met 3700. Delft met 937. Schiedam met 1514 en Haarlem met 1250 maakt onze gemeente nog niet het slechtste figuur. Ook voor de naaste toekomst wacht het College nog wel stijging der werkeloosheid. Hunner zijds wordt alles gedaan en zal alles gedaan worden om die stijging binnen de engst mogelijke grenzen terug te houden. Vraag 3 Toen dit College in Sept. 1927 optrad was de werkeloosheid niet zoo groot als thans doch wel langduriger. Dit blijkt hieruit., dat over de eerste 9 maanden van 1927 aan steungelden.' i9 uitbetaald rond f. 70.000 en over het correspondeernde tijd vak van 1930 (bij verhoogde steunbedragen) rond f. 50.000, Bij de behandeling van de begrooting 1928 is toen over de werkeloos heid gesproken in het bijzonder over de be strijding daarvan door werkverruiming. Zoo wel door den Voorzitter van ons College die bij deze debatten als waarnemend Wet houder van fabricage optrad als door den Wethouder voor Sociale Zaken is toen toe gezegd, het ter hand nemen van verschil lende openbare werken. Aan deze beloften is het College niet ontrouw geweest. Immers sedert het najaar van 1927 tot opheden is door uwen Raad op voorstel van ons College gevoteerd voor Openbare Wer ken een bedrag van f. 2431.721 gespecifi ceerd als volgt: Straat en wegaanleg en verbetering f 750.612; Bruggen en waterwerken f. 525.600; Plantsoenen en speeltuinen f. 21.770; Rioleeringen f. 418.000; Gebou wen f. 197.362; Lichtfabrieken f. 518.377; tot. f. 2.431.721. terwijl bovendien door de Lichtfabrieken in het afgeloopen driejarig tijdvak is verwerkt aan buitengewone wer ken een bedrag van f. 300.000 waarvan al leen f. 220.000 aan grondwerk. Voor nieuwbouw en uitbreiding van bij zondere scholen voteerde uw Raad in dit tijdvak f. 251.000. Dit is samen een totaal van f 3 millioen. Van de hierboven genoemde openbare werken tot een bedrag van f. 2.431.721 zijn momenteel nog in uitvoering een aantal werken waarvoor f. 1.200.247 is toegestaan Daarvan is verwerkt een bedrag van f 429 300 zoodat dus nog verwerkt moet wor den f 770.947. Bij het college en bij de onderscheidene Commissies van bijstand, advies en beheer zijn op dit oogewblik nog in overweging een aantal openbare werken waarvan de ge raamde kosten beloopén f. 2.658.700 zonder de bouwplannen voor de 298 vereenigings- woningen die te samen rond f. l.OOO.OOO zullen kosten. Ook bij de Lichtfabrieken zijn nog een aantal uitbreidingen in voor bereiding die ten minste voor f. 100.000 per jaar gedurende eenige jaren werk zullen geven. Aan al deze zaken wordt door de onder scheiden diensten Commissies en door ons College gewerkt in een tempo dat naar 't gevoelen van ons College geen versnelling toelaat. De technische uitvoering zou er door in gedrang komen. Wel. zijn én Ge meentewerken én de Lichtfabrieken er op bedacht geweest een aantal onderhoudswer ken als schilderwerk, betegelingen enz. tot den winter uit te stellen. Wat de werken in uitvoering betreft, deze zijn grootendeels aanbesteed, met een ter mijn van oplevering. Indien de werken be hoorlijk voortgang hebben kan het College de aannemers niet bedwingen meer arbei ders te werk te stellen dan zij deden. Aan het College zijn evenwel geen geval len gerapporteerd waarin de voortgang van het werk door het te werk stellen van een onvoldoend aantal arbeiders wordt ge traineerd. Overigens tracht het College door het met den meesten spoed verleenen van bouw vergunningen en de bevordering van den verkoop van bouwgrond, getuige de voor stellen die heden bij aanvullingsagenaa werden ingediend, de werkeloosheid in de bouwvakken te verminderen. Het College verheugt er zich in. d"t niet zonder aan drang zijnerzijds de besluiten van 7 Juli j.l. iDzake den vereenigingsbouw door den Minister en Gedeputeerde Staten zijn goed gekeurd en dat dus de aanbestedingen thans kunnen plaats hebben. Vraag 4: In antwoord op de 4© vraa& deelt het College mede, dat het reglement op de Steunverleening eerst in 1923 is her zien en dat daarbij de in 1927 door den heer v. Stralen ingediende voorstellen goed deels zijn overgenomen, terwijl voorts daar bij ernstige aandacht is geschonken aan de door den heer Heemskerk geuite wenschen inzake den steun voor groote gezinnen. Mede in verband met de daling van de prijzen der eersle levensbehoeften en de kans dat verhoogde steunuitkeeringen licht leiden tot grooter toename van de werkeloosheid, meent het College, dat er geen aanleiding is de steunbedragen te verhoogen. Een vergelijking met de steunregelingen die op 1. Oct. k 1. bestonden in een 20 tal gemeenten die met Leiden kunnen worden vergeleken leert, dat onze steunregeling den tcets zeer goed kan doprstaan en dat deze op schier alle punten even gunstig of gun- sliger is dan in die andere gemeenten. De heer SOHüLLER geeft in verband met de genoemd© 3 millioen een opgave van het aantal personeel, dat bij diverse werken is gebezigd volgens een weekstaat van 27 Sept., in totaal 123 personen, waarvan nog 23 van buiten 1 Dat geeft tocfh wel een ander beeld De heer v. STRALEN vraagt of de overige partijen hebben afgesproken de interpellatie dood te zwijgen (Tal van ontkenningen). De heer WILMER: de wethouder is toch een lid van onze fracties. De heer v. STRALEN zegt, dat die poli tiek toch niet zou opgaan, want dan brengt zijn fractie de volgende zitting de kwestie weer ter sprake. Spr. is door het antwoord van den wethouder allerminst bevredigd. Hij heeft dezen vorig jaar geprezen, doch hij volgt thans blijkbaar zijn voorganger, den heer Sanders, na. Dat Leiden geen slecht figuur maakt, zegt niet9, evenmin als al die cijfers. Het gaat er toch alleen maar om hoeveel werk- loozen worden geholpen. Dat bespoediging van werken onmogelijk is, betwijfelt spr. ten zeerste. Wat zullen B. en W. dan doen als de werkeloosheid nog sterker toeneemt? Blijven toezien? Er is de laatste jaren veel gedaan, dat is waar, doch er was hier zooveel te doen en dat beteekent niet, dat er nog niet meer te doen is, integendeel. Plannen dienen be spoedigd te worden. Wat weten we van de Veemarkt b.v.? En kan binnen zes maan den geen plan klaar zijn voor het Leven daal? Spr. ontkent niet, dat de steunregeling hier niet ongunstiger is dan elders, doch daarom is deze nog niet voldoende voor den noodtoestand der gezinnen en daarom dringt hij nogmaals aan op verhoor van zijn ver zoek. De heer PARMENTIER ontkent, dat er rechts een afspraak is om te zwijgen. Ook spr Vindt de werkloosheid een bezoeking. De heer v. Stralen wil ter bestrijding ver snelling van werk-tempo, slechts een klein middel. Voor de veemarkt kan echter geen versneld tempo, de heer Schüller kan dit weten (Deze zegt het niet te weten) o.a. door de spoorwegen-kwestie etc. Met het Levendaal is het dito. Ook daar kan geen bespoediging. Een werkstaat van 27 Sept is het eenige antwoord van den heer Schüller op de 3 millioen van den wethouder (Wanneer de heer Schüller interrumpeert, verzoekt de voorzitter dit achterwege te laten). Er bestaat hier een subcommissie voor werkverschaffing. Heeft de wethouder ech ter ooit daarvan iets gehoord? Dat was toch een prachtige gelegenheid om plannen te j berde te brengen. De heer WILMER meent, dat ook nu weer bij deze interpellatie geen enkel concreet argument naar voren is gebracht, waarin B. en W. nalatig zijn. En dat is toch eisch voor zoo'n interpellatie. Spr. wijst ook naar de subcommissie voor werkverschaffing, waarin partijgenooten van den heer Van iü Mri 1 O'.'Ü'iU'1- 5. De jongens liepen rond, met 't geld op zak. Toen ze 'n man met luchtballons zagen; „Ik zou zoo'n ballon willen hebben," zei Wim, „Wat zou de koopman daarvoor vragen?" „Houd je geld op zak," fluisterde Pim, „Je moet net doen of je wilt koopen, Heb je eenmaal zoo'n ding in je hand, Dan zet je het gauw op een loopen." 6. Wim had wel ooren naar den slechten raad, Hem door zijn vriend Pim gegeven. Stelen wilde hij. Begreep hij niet wat Door hem zou worden misdreven? De koopman vroeg beleefd: „Jongeheer Wilt U zoo'n ballonnetje koopen, Houdt U het maar goed," zei de man, „Moet ik 't touw om uw vinger knoopen?" RECLAME. In dc grimmige kou der onmetelijke Siberische steppen beschermt Moe der Natuur den Wolf door een dichtbehaarden ondoordringbaren pels. Elke moeder zal zoo heur jongens willen bewaren voor dc gevaren der barre winterkou. Wat kunt ge beter daarvoor nemen Moeder, dan een zuivere natuurwollen Kreymb org-Winterjas, die als een dekentje zoo warm is 1 Uwe jongens zien er dan in het vlotte model en de chique snit der Kreymborg-Coupc op zijn best uit. Het oog wil toch ook wat heb ben. Daarom als U nu voor uwe jongens nieu we Winterjassen noo dig heeft, denkt er dan om: Kreymborg-coupel HAARL.STR. 143 '1327 Stralen. Als er iets te doen was, waarom daarover dan niet aan B. en W. geadvi seerd? Men praat weer ins Blaue hinein. Dat er inderdaad iets vlugger kon geschieden wordt niet aangetoond. Zoo kan men uren langs elkaar heenpraten. Spr. raadt den heer Van Stralen aan studie te maken over een plan voor werkverschaf fing, dan te treden in overleg met den wethouder en als die dan medewerking weigert, bij den raad te komen, die dan niet zal aarzelen zijn afkeuring uit te spreken. De heer ROMIJN- noemt het vraagstuk te gewichtig om daarover klakkeloos te durven oordeelen en hij vindt het vraagstuk te ern stig voor dilettantisme. Hoe rijmt zich daarmede de strijd in de typografie in zoo'n periode van malaise en werkeloosheid, vraagt hij zich af. Spr. wijst dan op de vergissing van den heer v Stralen inzake de brug over den Rijn,hetgeen toch niet mag voorkomen en betreurt de eenzijdigheid van interpellant, die wel op meer spoed aandringt, doch de economische verschijnselen niet voldoende 'bebordeelt. Kan het b.v. niet zijn, dat de bouwvakarbeiders, die zich speciaal in de belangstelling van den heer v. Stralen mo gen verheugen, verkeeren in de positie der diamantbewerkers te Amsterdam? De heer v. ECK meent, waar blijkbaar de interpellatie volkomen onbegrepen wordt (zie het oordeel van den heer Wilmer, over deze kwestie) en iets te moeten zeggen. De opzet is niet B. en W. in gebreke te stellen, doch verbetering voor de werkeloozen. Lei den kan het vraagstuk niet oplossen, alleen iets doen voor de werkeloozen. Een middel daartoe is bespoediging van werken dat toch de werkeloosheid verkleint. Als de toestand nog ernstiger wa9, dan twijfelt hij niet. of ook B. en W. zouden bespoediging wel mogelijk oordeelen. Van ons te verlangen precies iets aan te geven, is een onmogelijke eisch. In de houding van B. en W. vindt men niet die ernst, die noodig is en in zooverre kan men spreken van een in gebreke stellen van het college. Trots alle cijfprs neemt men toch groeiende werkloosheid waar. De heer WILMER: over de geheele wereld is dat zoo. De heer v. ECK: onder den drang der omstandigheden. De heer Romijn meent zeker, al bleef hij vaag, dat vele arbeiders te hooge loonen hebben, doch spr. dacht dat dit toch gemeen goed wa9 geworden, dat de werkeloosheid zoo groot is tengevolge van te weinig koop kracht van de groote massa. Spr. zal hierop echter nu niet verder ingaan en wachten op de begrooting-behan- deling. De heer WILBRINK oordeelt de inter pellatie niet noodig vooral waar de heer v. Stralen zelf erkende, dat dit college in versneld tempo werkt. Meer is z.i. niet te vragen. Nog een instelling als Gemeentewer ken kan gevormd worden, zeker, doch er is toch ook nog gemeente-economie! B. en W. kunnen bovendien niet alleen zich bezig houden met de werkeloosheid, dan zouden zij in ander opzicht te kort schieten. De heer v. ECK: is u«bang, dat B. en W. te veel zullen doen? De heer WILBRINK: daar ben ik niet bang voor. doch de interpellatie is bedoeld om B. en W. aan te wrijven te weinig te doen en daarvoor i9 geen enkel bewijs bij gebracht. Als het staatje van den heer Schüller iets zou bewijzen, dan is het dit, dat 1 millioeri weinig beteekent voor de werkeloozen! Dan zou de vraag gewettigd zijn of het resultaat de uitgaven wel waard was. Spr. is overtuigd, dat B. en W. alle.s doen, wat mogelijk is Verder gaan in steun verleening kunnen we niet, volgens spr. op dat niet uitgekeerd worden bedragen, die anderen niet eens verdienen. In individueele gevallen zou men misschien nog wel iets willen doen. doch daarmede is niet alge meen te regelen. Ook om Leiden niet te maken tot een stad voor werkschuwen. Wethouder SPLINTER wijst er op, hoe de heer v. Stralen geen nieuwe gezichtspunten naar voren kon brengen sinds de interpella tie van Juni. B. en W. zijn volslagen op de hoogte der werkeloosheid, even goed als de S. D. A. P. Al zou er in 9neller tempo gewerkt kun nen worden hetgeen niet het geval is dan dient men toch rekening te houden met de instanties, die alle plannen moeten door- loopen na Gemeentewerken te hebben ver laten. En ook daar kan niet spoediger ge werkt worden, zie b.v. het verloop der woningbouwkwestie. dat spr. uitvoerig weer geeft om te doen uitkomen, hoe daar zelfs getraineerd wordt bij de vereenigingen. Als de heer v Stralen eerst achter de groene tafel zit, zal hij ook wel merken, dat te spre ken van bespoediging makkelijk is, het doen niet. Het aantal werklieden, door den heer Schüller genoemd, beteekent z.i. nog wel iets, gelet op de loonen. Het is bij B. en W. volle ernst met de werkeloosheid-bestrijding. Wethouder GOSLINGA zegt, dal het debat nu gelukkig anders is gevoerd dan in Juni. Nu is pa9 aan het slot ge-komen de beschul diging dat het B. en W. niet ernst is met de bestrijding der werkeloosheid, blijkbaar als dooddoener. Dat de werkeloosheid hier min der i9 dan elders, zou dat ook niet kunnen liggen aan B. en W.7 Het college doet toch alles wat het kan, spr. geeft voorbeelden daarvan. Maar alle werkelcczan kunnen B. en W. niet helpen. In kleine gemeenten is veelal niet eens een steunverleening. zooals die hier is dank zij ons werken. De S. D. A. P. roept: neen, dank zij ons werken, de zweep! De WETHOUDER acht dit toch bewezen en wijst erop, hoe de S. D. A. P. door haar destructieve finantieele voorstellen juist alle9 deed om het slechter te maken. Spr. geeft dan vergelijkende cijfers om te doen uitkomen, hoe de werkeloosheid wel snel is opgekomen, doch nog niet langdurig is. Wordt dit wel het geval, dan zullen B. en W. nog eens overwegen, of er wat te doen is. De zweep van den heer v. Stralen heeft het college "niet noodig. De heer v. STRALEN: en of.... De WETHOUDER: bij de strenge kou waren we ook op alle punten voor! De heer v. STRALEN; heelemaal niet. Ook toen waren wij de voortrekkers. De WETHOUDER ^omt dan nog op, wat de L chtrabrieken dezen w.n er zuilen doen om werk te geven. Zelf heeft hg zielsmede lijden met de werkeloozen, waarvoor hg alles doen wil. Als er gelachen wordt, komt de heer Goslinga daar tegenover op, dit een schande noemend. Hg verzekert, dat dit de waarheid is. De heer WILMER: Hij doet geen inter pellatie! Wethouder GOSLINGA vindt het vraag stuk te ernstig voor een politiek spel. De heer VERWEY: juist, daarin zgn we het eens. De VOORZITTER gelooft, dat het nu voldoende is. Ieder lid zou nog wel uren kunnen praten, doch daarmede is de werke loosheid niet gebaat. Verder discussie kan geen nut meer sorteeren. Voldoende is gebleken ieder standpunt, en hij doet een beroep op den raad het hier nu bij te laten. De heer VERWEY acht zich eenigszins gekrenkt door de wgze van optreden van wethouder Goslinga. Hg zegt, dat zijn fractie zoo dikwgls de zaak te berde zal brengen als hg dit noodig oordeelt als afgevaardigde van het volk dat zij vertegenwoordigen. Ook spr. noemt het immoreel de ellende van anderen te gebruiken voor politieke doeleinden, hetgeen echter juist wethouder. Goslinga ervan maakte. Hij zou dit voor beeld kunnen volgen en politieke munt kun nen slaar uit hetgeen de wethouder op merkte hij geeft een voorbeeld, hoe doch zal dit nalaten. Ernstig protesteert spr. tegen den poli- tieken en wel minderwaardig politieken onder grond van het antwoord van den wethouder. Wij kunnen niet anders (jan praten, zegt spr., dit wordt eenvoudig over het hoofd gezien, niet beschikkend over zekere hulp middelen. De heer v. STRALEN, de wethouder heeft indruk gevestigd alsof wij uit publiek oog punt deze interpellatie hebben gehouden en dat is niet het geval, verzekert hij. Wft zgn, zegt spr., van oordeel, dat er meer kan gebeuren. De heer WILMER wat dan? De heer v. STRALEN men kan toch van ons geen uitgewerkte plannen eischen. De heer WILMER: Hoe weet u dan, dat B. en W. in gebreke zgn? Do heer PARMENTIER: toch wel aan- wgzigingen. Noem dan eens wat! De heer v. STRALEN: B.v. de Vee markt. Als B. en W. willen, dan is daar wel iets te doen, aandringend op spoed bij betrokken partijen etc. Met woningbouw zijn B .en W. zeker 2 jaar in gebreke. Wethouder SPLINTER: Och kerel, je weet er niets van. De heer v. STRALEN wijst dan nog maals op het Levendaal, waarmede men veel verder zou kunnen zijn. Het coLlege is van goeden wille, dat wil spr. aannemen, doch het handelt z.i. niet zoo dringend als gewenscht is. Zoo is zijn indruk en die der fractie. Er zou wel iets te bereiken zijn, zoo de andere partijen mee wilden werken. Van destructieve politiek is geen sprake Als spr hierop doorgaat, vraagt de VOOR ZITTER dat bij de begrooting te behan delen. De heer v, STRALEN houdt dan tegen over den heer Wilbrink staande, dat de steun feitelijk onvoldoende is, al is deze hier niet slechter dan elders. Dat het hier beter is dan ten plattelande is een eer, toekomend aan onze fractie, die steeds voor de werkeloozen op de bres heeft gestaan. Het is geen demagogie, die juist de wet houder bezigde door zich zelf de eere- palm toe te kennen, dit nu te zeggen. De heer SCHüLLER vindt het vreemd, dat de heer Parmentier in de C. v. F. zelf altijd meer spoed vraagt. Op aandrang van den VOORZITTER, die er op wijst, dat het toch niet aangaat geregeld van die duels te houden, gaat de heer SCHüLLER daar niet verder op door, als voorbeelden, noemend sneller tempo van uitvoering, snellere rioleering (niet genoeg personeel aan gemeentewerken het sneller bouw- rijp-maken van gronden, snellere gemeen- te-woningbouw. Zie naar plaatsen waar zijn partijgenooten wethouder zijn, daar wordt gebouwd en gewerkt. Nadat de voorzitter nog eenige vragtn uit vorige zitting heeft beantwoord, vraagt de heer Romijn, of het Stadhuisvraagstuk voor of bij de begrooting zal worden be handeld. De voorzitter zegt van er voor. Dan gaat de raad in geheime zitting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9