Uit den Leidschen Raad,
HET GESTOLEN LUCHTBALLONNETJE of DE GESCHIEDENIS VAN TWEE DEUGNIETEN
71sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 21 October 1930
Derde Blad
No, 21655
Opnieuw een werkeloosheid-debat.
Wolf
Kreymborg
De agendapunten 1 tot en met 13 werden
z. h. st. aangenomen.
INTERPELLATIE VAN STRALEN
14o. Interpellatie van den heer van Stra
len. in zake de stijgende werkloosheid.
De heer VAN STRALEN stelt volgende
vragen:
1. Hebben B. en W. kennis genomen van
de vooral de laatste weken sterk stijgende
werkloosheid te dezer stede?
2. Zijn B. en W. niet van oordeel dat in
de allernaaste toekomst het aantal werkloo-
zen zeer waarschijnlijk nog beduidend zal
toenemen?
3. Indien B. en W, zulks van meening
zijn, hebben zij dan reeds bijzondere maat
regelen overwogen om door versnelde uit
voering van gemeentelijke werken de drei
gende werkloosheid zooveel mogelijk te be
strijden en zoo ja, waarin bestaan dan deze
maatregelen?
4. Zijn B. en W. niet van oordeel dat
vooral diegenen, welke ree'ds geruimen tijd
door werkloosheid zijn getroffen en daardoor
financieel in hoogen nood verkeeren, bij
zondere maatregelen, bijvoorbeeld in den
vorm van verhoogde ondersteuning, noo-
dig zijn?
Spr. geeft dan een toelichting. De soc.-
dem. fractie oordeelde het noodig dit be
langrijke vraagstuk weer aan de orde te
stellen, gezien de toeneming der werkloos
heid, zooals de cijfers aanwijzen; nu reeds
is- het cijfer het dubbele van Juni. Bij vorig
jaar vergeleken is de toeneming zelfs ont
zettend. Spr. geeft cijfers daaromtrent, om
dit te doen uitkomen. De toestand is nu
slechter dan sinds 6 jaar het geval was en
het zal in de wintermaanden nog erger
worden. Nu staan er al 890 ingeschreven
bij de Arbeidsbeurs. De meest krachtige
maatregelen zijn daarom eisch.
Spr. verwijst dan naar het debat van Juni
j.l., dat z. i. echter toch geen resultaat heeft
opgeleverd, want er is feitelijk nog niet veel
gedaan aan de toen door den wethouder ge
noemde werken. B.v. de brug aan den Rijn
is nog niet eens in den raad geweest.
Wethouder SPLINTER: dat werk is al
bijna klaar, nadat de raad het goedkeurde.
De heer v. STRALEN: den vergis ik me
daarin, maar dan is er de Veemarkt, het
Levendaal, huizenbouw, badhuisbouw, wer
ken, die bij uitvoering toch' arbeiders vra
gen. De toestand is ernstig, dat zal de heer
Eikerbout nu toch ook moeten erkennen, al
vond hij dat 16 Juni niet.
Spr. hoopt, dat het antwoord van den wet
houder hem zal kunnen bevredigen.
Geheel de werkloosheid wegwerken zullen
wij hier ook niet kunnen, doch er dient ge
daan te worden, wat slechts mogelijk is. En
vooral de langdurig werkloos-zijnden verdie
nen extra steun, terwijl de steunregeling
thans zoo is, dat deze menschen op den
duur juist minder krijgen.
Namens B. en W. geeft wethouder GOS-
LINGA volgend antwoord:
Vraag 1 Deze vraag wordt bevestigend
beantwoord.
Vraag 2. Inderdaad is de werkeloosheid
na het stellen van de vragen door den heer
v. Stralen beduidend toegenomen. Was toch
het aantal ingeschrevenen werkeloozen ou
24 Sept jl 711. op 1 Oct. d.a.v. bedroeg het
812; op 8 Oct.: 866 en op 15 Oct. 890 waar
van 806 mannen en 84 vrouwen. Tegenover
Den Haag met 5700 werklooze mannen,
Utrecht met 3700. Delft met 937. Schiedam
met 1514 en Haarlem met 1250 maakt onze
gemeente nog niet het slechtste figuur. Ook
voor de naaste toekomst wacht het College
nog wel stijging der werkeloosheid. Hunner
zijds wordt alles gedaan en zal alles gedaan
worden om die stijging binnen de engst
mogelijke grenzen terug te houden.
Vraag 3 Toen dit College in Sept. 1927
optrad was de werkeloosheid niet zoo groot
als thans doch wel langduriger. Dit blijkt
hieruit., dat over de eerste 9 maanden van
1927 aan steungelden.' i9 uitbetaald rond
f. 70.000 en over het correspondeernde tijd
vak van 1930 (bij verhoogde steunbedragen)
rond f. 50.000, Bij de behandeling van de
begrooting 1928 is toen over de werkeloos
heid gesproken in het bijzonder over de be
strijding daarvan door werkverruiming. Zoo
wel door den Voorzitter van ons College die
bij deze debatten als waarnemend Wet
houder van fabricage optrad als door den
Wethouder voor Sociale Zaken is toen toe
gezegd, het ter hand nemen van verschil
lende openbare werken. Aan deze beloften is
het College niet ontrouw geweest.
Immers sedert het najaar van 1927 tot
opheden is door uwen Raad op voorstel van
ons College gevoteerd voor Openbare Wer
ken een bedrag van f. 2431.721 gespecifi
ceerd als volgt:
Straat en wegaanleg en verbetering
f 750.612; Bruggen en waterwerken
f. 525.600; Plantsoenen en speeltuinen
f. 21.770; Rioleeringen f. 418.000; Gebou
wen f. 197.362; Lichtfabrieken f. 518.377;
tot. f. 2.431.721. terwijl bovendien door de
Lichtfabrieken in het afgeloopen driejarig
tijdvak is verwerkt aan buitengewone wer
ken een bedrag van f. 300.000 waarvan al
leen f. 220.000 aan grondwerk.
Voor nieuwbouw en uitbreiding van bij
zondere scholen voteerde uw Raad in dit
tijdvak f. 251.000. Dit is samen een totaal
van f 3 millioen.
Van de hierboven genoemde openbare
werken tot een bedrag van f. 2.431.721 zijn
momenteel nog in uitvoering een aantal
werken waarvoor f. 1.200.247 is toegestaan
Daarvan is verwerkt een bedrag van
f 429 300 zoodat dus nog verwerkt moet wor
den f 770.947.
Bij het college en bij de onderscheidene
Commissies van bijstand, advies en beheer
zijn op dit oogewblik nog in overweging een
aantal openbare werken waarvan de ge
raamde kosten beloopén f. 2.658.700 zonder
de bouwplannen voor de 298 vereenigings-
woningen die te samen rond f. l.OOO.OOO
zullen kosten. Ook bij de Lichtfabrieken
zijn nog een aantal uitbreidingen in voor
bereiding die ten minste voor f. 100.000 per
jaar gedurende eenige jaren werk zullen
geven.
Aan al deze zaken wordt door de onder
scheiden diensten Commissies en door ons
College gewerkt in een tempo dat naar 't
gevoelen van ons College geen versnelling
toelaat. De technische uitvoering zou er
door in gedrang komen. Wel. zijn én Ge
meentewerken én de Lichtfabrieken er op
bedacht geweest een aantal onderhoudswer
ken als schilderwerk, betegelingen enz. tot
den winter uit te stellen.
Wat de werken in uitvoering betreft, deze
zijn grootendeels aanbesteed, met een ter
mijn van oplevering. Indien de werken be
hoorlijk voortgang hebben kan het College
de aannemers niet bedwingen meer arbei
ders te werk te stellen dan zij deden.
Aan het College zijn evenwel geen geval
len gerapporteerd waarin de voortgang van
het werk door het te werk stellen van
een onvoldoend aantal arbeiders wordt ge
traineerd.
Overigens tracht het College door het met
den meesten spoed verleenen van bouw
vergunningen en de bevordering van den
verkoop van bouwgrond, getuige de voor
stellen die heden bij aanvullingsagenaa
werden ingediend, de werkeloosheid in de
bouwvakken te verminderen. Het College
verheugt er zich in. d"t niet zonder aan
drang zijnerzijds de besluiten van 7 Juli j.l.
iDzake den vereenigingsbouw door den
Minister en Gedeputeerde Staten zijn goed
gekeurd en dat dus de aanbestedingen thans
kunnen plaats hebben.
Vraag 4: In antwoord op de 4© vraa&
deelt het College mede, dat het reglement
op de Steunverleening eerst in 1923 is her
zien en dat daarbij de in 1927 door den
heer v. Stralen ingediende voorstellen goed
deels zijn overgenomen, terwijl voorts daar
bij ernstige aandacht is geschonken aan de
door den heer Heemskerk geuite wenschen
inzake den steun voor groote gezinnen. Mede
in verband met de daling van de prijzen
der eersle levensbehoeften en de kans dat
verhoogde steunuitkeeringen licht leiden tot
grooter toename van de werkeloosheid,
meent het College, dat er geen aanleiding
is de steunbedragen te verhoogen.
Een vergelijking met de steunregelingen
die op 1. Oct. k 1. bestonden in een 20 tal
gemeenten die met Leiden kunnen worden
vergeleken leert, dat onze steunregeling den
tcets zeer goed kan doprstaan en dat deze
op schier alle punten even gunstig of gun-
sliger is dan in die andere gemeenten.
De heer SOHüLLER geeft in verband
met de genoemd© 3 millioen een opgave van
het aantal personeel, dat bij diverse werken
is gebezigd volgens een weekstaat van 27
Sept., in totaal 123 personen, waarvan nog
23 van buiten 1 Dat geeft tocfh wel een ander
beeld
De heer v. STRALEN vraagt of de overige
partijen hebben afgesproken de interpellatie
dood te zwijgen (Tal van ontkenningen).
De heer WILMER: de wethouder is toch
een lid van onze fracties.
De heer v. STRALEN zegt, dat die poli
tiek toch niet zou opgaan, want dan brengt
zijn fractie de volgende zitting de kwestie
weer ter sprake. Spr. is door het antwoord
van den wethouder allerminst bevredigd.
Hij heeft dezen vorig jaar geprezen, doch
hij volgt thans blijkbaar zijn voorganger,
den heer Sanders, na.
Dat Leiden geen slecht figuur maakt,
zegt niet9, evenmin als al die cijfers. Het
gaat er toch alleen maar om hoeveel werk-
loozen worden geholpen. Dat bespoediging
van werken onmogelijk is, betwijfelt spr.
ten zeerste. Wat zullen B. en W. dan doen
als de werkeloosheid nog sterker toeneemt?
Blijven toezien?
Er is de laatste jaren veel gedaan, dat is
waar, doch er was hier zooveel te doen en
dat beteekent niet, dat er nog niet meer te
doen is, integendeel. Plannen dienen be
spoedigd te worden. Wat weten we van de
Veemarkt b.v.? En kan binnen zes maan
den geen plan klaar zijn voor het Leven
daal?
Spr. ontkent niet, dat de steunregeling
hier niet ongunstiger is dan elders, doch
daarom is deze nog niet voldoende voor den
noodtoestand der gezinnen en daarom dringt
hij nogmaals aan op verhoor van zijn ver
zoek.
De heer PARMENTIER ontkent, dat er
rechts een afspraak is om te zwijgen. Ook
spr Vindt de werkloosheid een bezoeking.
De heer v. Stralen wil ter bestrijding ver
snelling van werk-tempo, slechts een klein
middel. Voor de veemarkt kan echter geen
versneld tempo, de heer Schüller kan dit
weten (Deze zegt het niet te weten) o.a.
door de spoorwegen-kwestie etc.
Met het Levendaal is het dito. Ook daar
kan geen bespoediging.
Een werkstaat van 27 Sept is het eenige
antwoord van den heer Schüller op de 3
millioen van den wethouder (Wanneer de
heer Schüller interrumpeert, verzoekt de
voorzitter dit achterwege te laten).
Er bestaat hier een subcommissie voor
werkverschaffing. Heeft de wethouder ech
ter ooit daarvan iets gehoord? Dat was toch
een prachtige gelegenheid om plannen te j
berde te brengen.
De heer WILMER meent, dat ook nu weer
bij deze interpellatie geen enkel concreet
argument naar voren is gebracht, waarin
B. en W. nalatig zijn. En dat is toch eisch
voor zoo'n interpellatie. Spr. wijst ook naar
de subcommissie voor werkverschaffing,
waarin partijgenooten van den heer Van
iü Mri 1
O'.'Ü'iU'1-
5. De jongens liepen rond, met 't geld op zak.
Toen ze 'n man met luchtballons zagen;
„Ik zou zoo'n ballon willen hebben," zei Wim,
„Wat zou de koopman daarvoor vragen?"
„Houd je geld op zak," fluisterde Pim,
„Je moet net doen of je wilt koopen,
Heb je eenmaal zoo'n ding in je hand,
Dan zet je het gauw op een loopen."
6. Wim had wel ooren naar den slechten raad,
Hem door zijn vriend Pim gegeven.
Stelen wilde hij. Begreep hij niet wat
Door hem zou worden misdreven?
De koopman vroeg beleefd: „Jongeheer
Wilt U zoo'n ballonnetje koopen,
Houdt U het maar goed," zei de man,
„Moet ik 't touw om uw vinger knoopen?"
RECLAME.
In dc grimmige kou der
onmetelijke Siberische
steppen beschermt Moe
der Natuur den Wolf
door een dichtbehaarden
ondoordringbaren pels.
Elke moeder zal zoo heur
jongens willen bewaren
voor dc gevaren der
barre winterkou. Wat
kunt ge beter daarvoor
nemen Moeder, dan een
zuivere natuurwollen
Kreymb org-Winterjas,
die als een dekentje zoo
warm is 1 Uwe jongens
zien er dan in het vlotte
model en de chique snit
der Kreymborg-Coupc
op zijn best uit. Het oog
wil toch ook wat heb
ben. Daarom als U nu
voor uwe jongens nieu
we Winterjassen noo
dig heeft, denkt er dan
om: Kreymborg-coupel
HAARL.STR. 143
'1327
Stralen. Als er iets te doen was, waarom
daarover dan niet aan B. en W. geadvi
seerd?
Men praat weer ins Blaue hinein. Dat er
inderdaad iets vlugger kon geschieden wordt
niet aangetoond. Zoo kan men uren langs
elkaar heenpraten.
Spr. raadt den heer Van Stralen aan studie
te maken over een plan voor werkverschaf
fing, dan te treden in overleg met den
wethouder en als die dan medewerking
weigert, bij den raad te komen, die dan niet
zal aarzelen zijn afkeuring uit te spreken.
De heer ROMIJN- noemt het vraagstuk te
gewichtig om daarover klakkeloos te durven
oordeelen en hij vindt het vraagstuk te ern
stig voor dilettantisme.
Hoe rijmt zich daarmede de strijd in de
typografie in zoo'n periode van malaise en
werkeloosheid, vraagt hij zich af.
Spr. wijst dan op de vergissing van den
heer v Stralen inzake de brug over den
Rijn,hetgeen toch niet mag voorkomen en
betreurt de eenzijdigheid van interpellant,
die wel op meer spoed aandringt, doch de
economische verschijnselen niet voldoende
'bebordeelt. Kan het b.v. niet zijn, dat de
bouwvakarbeiders, die zich speciaal in de
belangstelling van den heer v. Stralen mo
gen verheugen, verkeeren in de positie der
diamantbewerkers te Amsterdam?
De heer v. ECK meent, waar blijkbaar de
interpellatie volkomen onbegrepen wordt
(zie het oordeel van den heer Wilmer, over
deze kwestie) en iets te moeten zeggen. De
opzet is niet B. en W. in gebreke te stellen,
doch verbetering voor de werkeloozen. Lei
den kan het vraagstuk niet oplossen, alleen
iets doen voor de werkeloozen. Een middel
daartoe is bespoediging van werken dat toch
de werkeloosheid verkleint. Als de toestand
nog ernstiger wa9, dan twijfelt hij niet. of ook
B. en W. zouden bespoediging wel mogelijk
oordeelen. Van ons te verlangen precies iets
aan te geven, is een onmogelijke eisch.
In de houding van B. en W. vindt men
niet die ernst, die noodig is en in zooverre
kan men spreken van een in gebreke stellen
van het college.
Trots alle cijfprs neemt men toch groeiende
werkloosheid waar.
De heer WILMER: over de geheele wereld
is dat zoo.
De heer v. ECK: onder den drang der
omstandigheden.
De heer Romijn meent zeker, al bleef hij
vaag, dat vele arbeiders te hooge loonen
hebben, doch spr. dacht dat dit toch gemeen
goed wa9 geworden, dat de werkeloosheid
zoo groot is tengevolge van te weinig koop
kracht van de groote massa.
Spr. zal hierop echter nu niet verder
ingaan en wachten op de begrooting-behan-
deling.
De heer WILBRINK oordeelt de inter
pellatie niet noodig vooral waar de heer
v. Stralen zelf erkende, dat dit college in
versneld tempo werkt. Meer is z.i. niet te
vragen. Nog een instelling als Gemeentewer
ken kan gevormd worden, zeker, doch er is
toch ook nog gemeente-economie! B. en W.
kunnen bovendien niet alleen zich bezig
houden met de werkeloosheid, dan zouden
zij in ander opzicht te kort schieten.
De heer v. ECK: is u«bang, dat B. en W.
te veel zullen doen?
De heer WILBRINK: daar ben ik niet
bang voor. doch de interpellatie is bedoeld
om B. en W. aan te wrijven te weinig te
doen en daarvoor i9 geen enkel bewijs bij
gebracht. Als het staatje van den heer
Schüller iets zou bewijzen, dan is het dit,
dat 1 millioeri weinig beteekent voor de
werkeloozen! Dan zou de vraag gewettigd
zijn of het resultaat de uitgaven wel waard
was. Spr. is overtuigd, dat B. en W. alle.s
doen, wat mogelijk is Verder gaan in steun
verleening kunnen we niet, volgens spr. op
dat niet uitgekeerd worden bedragen, die
anderen niet eens verdienen. In individueele
gevallen zou men misschien nog wel iets
willen doen. doch daarmede is niet alge
meen te regelen. Ook om Leiden niet te
maken tot een stad voor werkschuwen.
Wethouder SPLINTER wijst er op, hoe de
heer v. Stralen geen nieuwe gezichtspunten
naar voren kon brengen sinds de interpella
tie van Juni. B. en W. zijn volslagen op de
hoogte der werkeloosheid, even goed als de
S. D. A. P.
Al zou er in 9neller tempo gewerkt kun
nen worden hetgeen niet het geval is
dan dient men toch rekening te houden met
de instanties, die alle plannen moeten door-
loopen na Gemeentewerken te hebben ver
laten. En ook daar kan niet spoediger ge
werkt worden, zie b.v. het verloop der
woningbouwkwestie. dat spr. uitvoerig weer
geeft om te doen uitkomen, hoe daar zelfs
getraineerd wordt bij de vereenigingen. Als
de heer v Stralen eerst achter de groene
tafel zit, zal hij ook wel merken, dat te spre
ken van bespoediging makkelijk is, het doen
niet.
Het aantal werklieden, door den heer
Schüller genoemd, beteekent z.i. nog wel
iets, gelet op de loonen.
Het is bij B. en W. volle ernst met de
werkeloosheid-bestrijding.
Wethouder GOSLINGA zegt, dal het debat
nu gelukkig anders is gevoerd dan in Juni.
Nu is pa9 aan het slot ge-komen de beschul
diging dat het B. en W. niet ernst is met de
bestrijding der werkeloosheid, blijkbaar als
dooddoener. Dat de werkeloosheid hier min
der i9 dan elders, zou dat ook niet kunnen
liggen aan B. en W.7 Het college doet toch
alles wat het kan, spr. geeft voorbeelden
daarvan. Maar alle werkelcczan kunnen
B. en W. niet helpen.
In kleine gemeenten is veelal niet eens
een steunverleening. zooals die hier is dank
zij ons werken.
De S. D. A. P. roept: neen, dank zij ons
werken, de zweep!
De WETHOUDER acht dit toch bewezen
en wijst erop, hoe de S. D. A. P. door haar
destructieve finantieele voorstellen juist
alle9 deed om het slechter te maken. Spr.
geeft dan vergelijkende cijfers om te doen
uitkomen, hoe de werkeloosheid wel snel is
opgekomen, doch nog niet langdurig is.
Wordt dit wel het geval, dan zullen B. en
W. nog eens overwegen, of er wat te doen
is. De zweep van den heer v. Stralen heeft
het college "niet noodig.
De heer v. STRALEN: en of....
De WETHOUDER: bij de strenge kou
waren we ook op alle punten voor!
De heer v. STRALEN; heelemaal niet. Ook
toen waren wij de voortrekkers.
De WETHOUDER ^omt dan nog op, wat
de L chtrabrieken dezen w.n er zuilen doen
om werk te geven. Zelf heeft hg zielsmede
lijden met de werkeloozen, waarvoor hg
alles doen wil. Als er gelachen wordt, komt
de heer Goslinga daar tegenover op, dit een
schande noemend. Hg verzekert, dat dit
de waarheid is.
De heer WILMER: Hij doet geen inter
pellatie!
Wethouder GOSLINGA vindt het vraag
stuk te ernstig voor een politiek spel.
De heer VERWEY: juist, daarin zgn we
het eens.
De VOORZITTER gelooft, dat het nu
voldoende is. Ieder lid zou nog wel uren
kunnen praten, doch daarmede is de werke
loosheid niet gebaat.
Verder discussie kan geen nut meer
sorteeren.
Voldoende is gebleken ieder standpunt, en
hij doet een beroep op den raad het hier
nu bij te laten.
De heer VERWEY acht zich eenigszins
gekrenkt door de wgze van optreden van
wethouder Goslinga. Hg zegt, dat zijn fractie
zoo dikwgls de zaak te berde zal brengen
als hg dit noodig oordeelt als afgevaardigde
van het volk dat zij vertegenwoordigen.
Ook spr. noemt het immoreel de ellende
van anderen te gebruiken voor politieke
doeleinden, hetgeen echter juist wethouder.
Goslinga ervan maakte. Hij zou dit voor
beeld kunnen volgen en politieke munt kun
nen slaar uit hetgeen de wethouder op
merkte hij geeft een voorbeeld, hoe
doch zal dit nalaten.
Ernstig protesteert spr. tegen den poli-
tieken en wel minderwaardig politieken onder
grond van het antwoord van den wethouder.
Wij kunnen niet anders (jan praten, zegt
spr., dit wordt eenvoudig over het hoofd
gezien, niet beschikkend over zekere hulp
middelen.
De heer v. STRALEN, de wethouder heeft
indruk gevestigd alsof wij uit publiek oog
punt deze interpellatie hebben gehouden en
dat is niet het geval, verzekert hij. Wft
zgn, zegt spr., van oordeel, dat er meer
kan gebeuren.
De heer WILMER wat dan?
De heer v. STRALEN men kan toch van
ons geen uitgewerkte plannen eischen.
De heer WILMER: Hoe weet u dan, dat
B. en W. in gebreke zgn?
Do heer PARMENTIER: toch wel aan-
wgzigingen. Noem dan eens wat!
De heer v. STRALEN: B.v. de Vee
markt. Als B. en W. willen, dan is daar
wel iets te doen, aandringend op spoed
bij betrokken partijen etc.
Met woningbouw zijn B .en W. zeker 2
jaar in gebreke.
Wethouder SPLINTER: Och kerel, je
weet er niets van.
De heer v. STRALEN wijst dan nog
maals op het Levendaal, waarmede men
veel verder zou kunnen zijn. Het coLlege is
van goeden wille, dat wil spr. aannemen,
doch het handelt z.i. niet zoo dringend als
gewenscht is. Zoo is zijn indruk en die der
fractie.
Er zou wel iets te bereiken zijn, zoo
de andere partijen mee wilden werken.
Van destructieve politiek is geen sprake
Als spr hierop doorgaat, vraagt de VOOR
ZITTER dat bij de begrooting te behan
delen.
De heer v, STRALEN houdt dan tegen
over den heer Wilbrink staande, dat de
steun feitelijk onvoldoende is, al is deze
hier niet slechter dan elders. Dat het hier
beter is dan ten plattelande is een eer,
toekomend aan onze fractie, die steeds voor
de werkeloozen op de bres heeft gestaan.
Het is geen demagogie, die juist de wet
houder bezigde door zich zelf de eere-
palm toe te kennen, dit nu te zeggen.
De heer SCHüLLER vindt het vreemd,
dat de heer Parmentier in de C. v. F. zelf
altijd meer spoed vraagt. Op aandrang van
den VOORZITTER, die er op wijst, dat
het toch niet aangaat geregeld van die
duels te houden, gaat de heer SCHüLLER
daar niet verder op door, als voorbeelden,
noemend sneller tempo van uitvoering,
snellere rioleering (niet genoeg personeel
aan gemeentewerken het sneller bouw-
rijp-maken van gronden, snellere gemeen-
te-woningbouw. Zie naar plaatsen waar
zijn partijgenooten wethouder zijn, daar
wordt gebouwd en gewerkt.
Nadat de voorzitter nog eenige vragtn
uit vorige zitting heeft beantwoord, vraagt
de heer Romijn, of het Stadhuisvraagstuk
voor of bij de begrooting zal worden be
handeld. De voorzitter zegt van er voor.
Dan gaat de raad in geheime zitting.