71ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 17 October 1930 Vierde Blad No. 21652 BOUWKUNSTIG SCHOON. GENEESKUNDIGE BRIEVEN. HISTORISCHE FIGUREN Adelaar. Kreymborg n. Pieterskerkgracht 9. We kennen allen het gebouw Pieters- kea-kgraoht 9. Tot voor enkele jaren was er een Chris telijke school in gevestigd. Verder vindt sinds lange jaren de schilderschool ,,Ars Aeraulae natirra" er onderdak. Vele schil ders van groote beteekenis hebben er ge werkt. Breitner gaf er lessen, welke onder meer een tijdlang gevolgd weiden door Floris Verster. Van der Nat had er zijn atelier; verschillende leden van t,De Kunst om de Kunst" werken er thans. Ook de Leidsche afdeeling van hetGroene Kruis" is er gevestigd. 11SW "'11,U;1 liitUiKifiilt],jlillil'inrI[ffÜUlfaii «3713 Boven de Renahsancepoort staat het jaartal 1689, maar dit geldt voor de aan bouw van den vleugel met de conciërge woning. Een nauwkeurige vergelijking van den baksteen waaruit deze vleugel is op getrokken met dien ran den gevel, doet ons opmerken, dat men getracht heeft mate riaal van dezelfde soort te bezigen. Toch is er in de kleur een nuance van verschil. Ook is er geen overeenstemming tus- sohen den klassidstischen stijl van de poort met het gevdornament. Een gedeelte van den achterbouw is dui delijk gedateerd uit 1619 en wij achten dan ook dit jaartal mei aan zekerheid gren zende waarschijnlijkheid den tijd, waarin de gevel werd opgericht, Straks vermelden we nog een ander oewijs. Het gebouw sohjnt trouwens in zijn kern van nog ouderei datum te zijn, want in de Lakenhal word?n nog bewaard twee kruiskozijnen met gebeeldhouwde stijlen uit het jaar 1543. Wanneer we den gevel in den tegen- woordigen staat bekijken, dan rijst sterfc het vermoeden, dat hij bekroond werd door een top, die later is afgebroken terwijl hij vlak in klassicistischi?n trant werd afge dekt. Daarvoor zouden verschillende gron den kunnen worden aangevoerd. In de eerste plaats eischt het onderhoud van een topgevel met trappen of met in de uit-gezwenkte dekbanden met rolwerk meer zorg en onderhoud, dan wanneer hij is af gedekt met een vlakken kroonlijst. Men herinnert ziek dat Leiden in de 18de eeuw sterk deelde in de aJgemeene economische malaise. Verarmde bewoners die hun sierlijke trapgevels zagen verval len, lieten deze niet restaureeren, maar de top werd weggebreken en de muur hori zontaal afgedekt net een breede kroon lijst. De nokbalk werd ingekort en een schuin stukje dak verrees achter de kroon lijst. Trouwens le klassicistische kroon lijst was in dien tijd in de mode.' Er zijn hier t-a. van woningen, waar men achter de kroorlijst het dak omhoog ziet rijzen. Wij veimoeden, dat hier in heel veel gevallen trapgevels rullen zijn geweest, wat natuurlijk slechts bij een nauwkeurig onderzoek ter plaatse zou kunnen worden bevestigd Ook de ramp van 1807 heeft hier heel wat geveltoppen doen sneuvelen en deze wer den dan niet in den oorspronkelijken staat hersteld, maar ter besparing van kosten bij dt zolderverdieping vlak afgedekt. En nu vermoed ik, dat Pieterslcerkgracht 9 eveneens een topgevel heeft gehad, welke door een van beide oorzaken is ver dwenen. Invloeden van Lieven de Key zijn aan dezen gevel nog heel duidelijk merkbaar. De gevel is opgetrokken van helderroo- den baksteen, waarvan het metselwerk beel nauwkeurig is verzorgd. Afgezien van den doorloopenden dorpelband onder de ramen telt de groadverdieping 7 zandsteenbanden en boven de forsche waterlijst vindt meD er nog 5 ia de eerste verdieping. U herinnert u verder dat het metselwerk in de grondverdieping is uitgemetseld tot drie paar gekoppelde pilasters. Boven elk pilasterpaad vindt u telkens twee forsch geprofileerde zand steen blokken. Boven de waterlijst, welk eop deze blokken rust, zetten de pilasters zich voort en worden opnieuw gekoppeld. Boven de koppeling van elk pila&erpaar ziet u een geprofileerd zandsteenblck, dat- op zijn beurt boven de kroonlijst seD obelisk draagt. Alleen de middelste piramyde is verdwenen. Deze obelisken iloen denken aan Lieven de Key, waarvoor we ons maar even den raadhuis gevel in ierinnering behoeven te brengen. U begrijmt natuurlijk heel goed, dat ei in de midden geen obelisk voor bet tegen woordige dakvenster kan hebben gestaan. Hij heeft waarschijnlijk niet vrij gestaan maar zal als ornament opgenomen zijn ge wcest in den vroege reu topgeveL Het is trouwens 'n nuttelooze speculatie zich te verdiepen in de vraag, hoe de gevel precies is geweest, als ons geen oude teeke- ningen ten dienste staan. Boven de ramen der grondverdieping be merken we forsche waaierstrekken met vijf radicaal geplaatste sluitsteenen. De middelste daarvan is versierd met een ge beeldhouwd kopje en afhangende vruchten. De structuur dezer strekken herinnert weer sterk aan de Timmerwerf. Prototype hiervan vinden we aan de trappen van het Haarlemsche raadhuis. Boven de ramen der eerste verdieping ziet u twee eenvou dige gevelsteenen met de woorden rVst baart LVst Met LVst coDt rVst. Als u hieruit de groot 'gedrukte letters bijeenzoekt, krijgt u in Romeinsche cijfers het volgende getal MDLLVWV 1620. 't Is wel niet de gewone schrijfwijze van dit getal in Romeinsche cijfers, maar u weet, dat op dergelijke wijze wel meer een getal verscholen lag in een vers. U denkt maar aan het tijdvers boven een der poor ten van het stadhuis, waarin het jaartal en het aantal dagen van 't beleg van Lei den was uitgedrukt. Treffen we elders in 't gebouw het jaar tal 1619 aan. uit dit tijdvers mogen we wel toesluiten, dat het in 1620 werd voltooid. De raamverdecling in het behouden ge deelte van den gevel wijst ons bedunkens op een rhythmische voortzetting in den top. We zien, hoe de ramen der eerste ver dieping iets minder lang en breed zijn dan die van de grondverdieping. De eigenlijke verticale uitviering van den gevel, met zijn vele zandsteenbanden ont breekt. Zooals het nu is, overheerscht het horizontale element, wat geheel in strijd is met het stijlgevoel van den tijd. Denken we ons een hoogen topgevel, dan ontstaat er evenwicht, zoo goed als bij de Timmer werf, de Lat. school, 't Weeshuis en Oude- Singel 72. Het rijke gebruik van zand steenbanden drukt bij geen enkel goed ge proportioneerd gebouw het verticale accent wat hier wel het geval is, omdat de logi sche aesthetische uitviering niet meer aan wezig is. Omtrent de ramen kunnen we nog op merken, dat zij door een zwaar kalf in tweeën zijn gedeeld en dit kalf valt juist in de lijn van een „speklaag". Over den klassicistischen stijl van de school spraken we reeds. Men behoeft slechts weinig stijlgevoel te bezitten, om te voelen dat de renaissancistische rond boog gevat in blokwerk van zandsteen, waarboven een fries met het jaartal 1689 en de spreuk „Pax huic Domini" niet uit denzelfden tijd als de gevel dateert. De gevel wijst op laat-Gothieke barok met een sterken, zin voor het picturale. SPECIALISTEN. Volgens Van Da-Ie is een specialist „iemand, die in een of ander vak zeer uitmunt, daarvan zijn bijzondere studie heeft gemaakt, specialiteit, inz. in de ge neeskunde". De laatste bijvoeging, dat het woord inzonderheid in de geneeskunde wordt gebruikt-, is in overeenstemming met het feit, dat men in den regel niet van een „geneeskundig specialist" spreekt en dat „specialist" zonder meer regelma tig wordt opgevat als betrekking hebbende op een geneeskundige, die een bepaald on derdeel van het vak tot zijn werkkring heeft gekozen. De toevoeging van dat on derdeel van het vak, specialist in heelkun de, in longziekten, in nierziekten enz. toont trouwens duidelijk aan, dat een ge neeskundige bedoeld wordt. Het woord specialist heeft gelukkig het vroeger veelvuldig gebruikte „specialiteit" zoo goed als geheel verdrongen. Zelfs vol gens van Dale zou het nog wel gebruikt kunnen worden, maar zijn omschrijving „bijzonderheid" wijst er toch voldoende op, dat met dit woord iets anders wordt bedoeld. Het is zeker ten volle op zijn plaats voor een variété-artist met een zeer bijzondere prestatie of voor een taart, zoo. als alleen één bepaalde banketbakker in staat is te vervaardigen. Het bevat een element van reclame, dat wij ook volgeüB de tegenwoordig nog geldende medische ethiek liever niet voor artsen gebruikt zien. Wat is nu het kenmerk voor den spe cialist? Een wettelijk kenmerk bestaat niet. Er is maar geneeskundig examen, n.l. dat van ,,arts". Wie het artsexamen met goed gevolg heeft afgelegd, heeft daarmee do bevoegdheid gekregen, de genees-, heel- en verloskunde in vollen omvang uit te oefenen. Als de arts verkiest van zijn ver kregen bevoegdheid niet in vollen omvang gebruik te maken, doch zich bepalen wil tot een zeker gedeelte daarvan, dan is er dus niets, dat hem dit belet. Zoo zijn er tal van artsen, die al dadelijk groote stuk ken van de geneeskundige praktijk laten varen en zich niét beschikbaar stellen voor bijv. oogziekten, heelkunde, verloskunde enz. Er is nooit iemand geweest-, die hier tegen bezwaar had. Geheel anders wordt het, zoodra een arts aankondigt, dat hij zich uitsluitend op een bepaald gebied wenscht- te bewegen. Principieel is dit eigenlijk hetzelfde; hij sluit alle orderdeelen van het vak uit, be halve dat eene. Hij gevoelt zich -slechts geroepen, patiënten met afwijkingen van dien bepaalden aard in behandeling te nemen. voor de overigen houdt hij zijn deur gesloken Op die wijze is hij even wel nog niet specialist in de beteekenis, welke algemeen aan dat woord gehecht wordt. Wel zal de mogelijkheid niet ont kend kunnen worden, dat er groote kans bestaat, dat hij het op den duur zal wor den. Wie zich uitsluitend met één bepaald onderdeel van een vak bezig houdt, zal onwillekeurig daariD grootere ervaring en meer kennis krijgen. Het komt ook voor, dat een arts in de algemeene praktijk spe ciale aandacht wijdt aan ziekten van een bepaalde soort en daarvan veel studie maakt. Op die wijze zal hij onwillekeurig op dat terrein gaan uitmunten en als van zelf als specialist erkenning verdienen. Iedere arts kan zich derhalve vestigen als specialist in welk onderdeel van het vak ook. dat hij maar verkiest, zonder dat hij de wet overtreedt. Maar in wer kelijkheid wordt toch aangenomen, en het publiek weet ook niet beter, dat zulk een vestiging niet plaats vindt dan alleen, wanneer de desbetreffende arts door bijzon dere studie zich meer dan andere artsen voor dit vak bekwaam heeft weten tc ma ken. Van de meeste specialisten kan dan ook gezegd worden, dat zij na het arts examen eenige jaren aan hun bijzondere studie gewijd hebben, bijv. door langen tijd als assistent bij een hoogleeraar in dat vak te hebben gewerkt, door andere klinieken, zoowel in binnen- als in buitenland bezocht te hebben en dikwijls leggen publicaties van hun hand op dit gebied de vruchten van hun studie voor ieder bloot. Deze wijze van handelen mag voor ons land wel als regel gelden. Er zijn wel eens misbruiken voorgekomen, bijv. dat een arts een paar maanden naar Berlijn of Parijs ging, daar meer theaters dan klinieken be zocht en zich dan bij zijn terugkomst als specialist uitgaf. En ook zijn veel aanmer- kingen gemaakt op hen, die naast de ge wone praktijk ook nog als zoodanig, vooral l als kinderarts, gingen fungceren. Maar over het- algemeen behooren deze dingen toch tot de uitzonderingen. En langzamerhand heeft zich de scheiding tusschen huisartsen en specialisten scherper afgeteekend en i dat vindt o.a. uitdrukking in afzonderlijke organisaties van beide groepen in de Ned Maatschappij tot Bevordering der Genees kunst- Dat er niettemin nog misstanden bestaan blijkt wel het duidelijkst uit het op de laatste algemeene vergadering dier Maat schappij genomen besluit om over te gaan tot het aanleggen van een lijst van er kende specialisten, terwijl eveneens onder het oog gezien zal worden het samenstel len van een lijst van erkende specialismen. Over dit besluit zijn reeds vele pennen in beweging gekomen. Eenerzijds wordt dit voorstel ten zeerste toegejuicht als een middel van den medischen stand om zich tegen zijn eigen uitwassen te beschermen. Een practischo zijde heeft het vraagstuk in verband met de nieuwe Ziektewet, waarbij aan de patiënten vrije artsenkeuze gewaarborgd behoort te worden en ieder te goeder naam en faam bekend staande arts het recht moet hebben, zich als deel nemer te laten inschrijven. Maar billijkheidshalve dient dit dan ook te gelden voor de aapi .ziekenfondsen ver bonden specialisten èri 'dan 'is het noodig, dat het publiek we té, wie als zoodanig zijn te beschouwen Anderzijds wordt de voorgestelde maat regel beschouwd als een terugkeer "tot den ouden tijd der gilden. Naast de volkomen vrijheid, door de wet aan de artsen toe gekend om zich te bewegen in elke door hen gewenschte richting, zou door dezen maat regel een soort nakeuring in het leven ge roepen worden, misschien niet zonder de on uitgesproken hijgedachte, dat later de Regee ring in dezelfde richting zou willen meegaan en er wettelijke sanctie aan verleenen. Men zou dan gemakkelijk verder kunnen gaan en evenals vroeger bij de gilden, een soort leer lingwezen in het leven roepen. Door een arts werd onlangs in een dagblad gewe zen op de moeilijkheid voor het publiek om zich een goed denkbeeld van de medische ethiek te vormen. Hem was door een oude dame toegevoegd- ..Het lijkt wél of bij de dokters nog de etiquette van het hof van Lodewijk heerseht!" Wanneer nog een twee de examen voor artsen werd ingevoerd, dan zou het dikwijls nog noodiger zijn voor de practiseerende artsen, als zij bijv. na eenige jaren nog steeds teerden op de van de aca démie meegebrachte kennis en daarna aan de studie niet veel meer hadden gedaan. Hij wijst er op. dat door het aanleggen van zulk eer. lijst een soort selectie gemaakt wordt, die in flagrante tegenspraak is mei de door de artsen zoo voortdurend op den voorgrond geplaatste vrije artsen-keuze. Zonder twijfel is de vrije-artsenkeuze voor huisartsen iets geheel anders dan voor spe cialisten. In de verhouding van patiënt tot huisarts speelt de persoonlijke factor een veel grootere rol Het is waar. dat vele pa- tienten buiten den huisarts om naar den specialist gaan. Maar wanneer men nog waarde blijft hechten aan de beteekenis van den waren huisarts, wat zonder eenige twij fel ten zeerste in het belang van de patiën ten is. dan behoort toch als regel de spe cialist in tweede inslantie geroepen te wor den. En waar het bij den specialist vooral op zijn speciale kennis betreffende onder zoek en techniek aankomt, zal de huisarts de aangewezen man zijn. om den voor een bepaald geval meest geschikten uit te zoe ken. Wie zonder de voorlichting van zijn huisarts een specialist opzoekt, heeft kans al is die kans ook niet groot, juist iemand te treffen, die op de door de Maatschappij ge wenschte lijst geweigerd zou worden. Maar dat is dan zijn eigen schuld. H. S. A. ONZE TELEFOONNUMMERS DIRECTIE en ADMINISTRATIE 2^00 (op 2 lijnen} REDACTIE v.; C!ZSiI»XCC»:A3K 1507 IN DE TUILERIEEN. Pépa. II. Pépa. schatmeesteres va.ii de keizerin, ge trouwd met een sergeant van de garde, die om zijn huwelijk le luitenant werd ge maakt en daarna snel opklom tot den rartg van kolonel, het leek ongelooflijk, maar het was werkelijkheid, een werkelijkheid, zooals er meer te zien zijn gegeven onder de Bonapartes. Het hof ergerde zioh; de offieierskrmg was verontwaardigd, maar Pépa had geze gevierd en zou haar triomf ten volle genie ten. Kolonelsvrouw, prachtig! Maar nu nog iets meer...Nu de vervulling van haar grootsten wensch...! Die wensch lijkt eerst komisch; d.e wensch was in dien tijd misschien alleen in haar hoofd opgekomen; mogelijk ook nog wel in dat van haar man. Doch... het komische, het haast ongedachte gebeurt en doet sterk denken aan madame Sans-Gêne, in herhaling vijftig jaar later... Maar dan moet men pardon wagen aan madame Sans-Gêne. Pépa, de kolonelsvrouw, wilde... ten hove gepresenteerd worden. Met alle ge weld wilde zij dat. Men meende, dat het zoo vei niet zou komen. Pépa aa»n het hof als ondergeschikte, als draagster van een bepaalden titel, dat ging no^. Pépa ten hove gepresenteerd, dat. was al te gek. „Zij was", aldus vertelt ons een kroniek schrijver van haar, „een klein, mager mensohje, heel donker, met zwarte, door borende oogen, een smallen mond, bijna zonder lippen, even droog van hart als van lichaam, vulgair in haar manieren, maar met een buitengewoon bewegelijk en intel ligent gezioht". Schrijven kon zij niet en lezen ternauwernood, zoodat zij een van de Beyletjes noodig had voor het organi- seeren van haar administratie cn het hou den van haar kasboeken. Met sergeant Pollet had zij niet noodig gehad te corres- pondeeren. Gewikst, maar onbegrijpelijk onkundig, zoo was zij. En zoo iemand zou aan het hof gepresenteerd worden...! Maar keizerin Eugénie kon „haar lieve Pépa" niets weigeren en eens op een avond stapte do vroegere dienstmeid zoo trotsch als een pauw de groote receptiezaal der Tuilerieën binnen aan den arm van gene raal Roll in. Dat was echter zoo gemakke lijk niet gegaan. De keizerin had zich eeTst tot mijnheer De X. gewend, met verzoek „haar lieve Pépa" tot cavalier te willen dienen. De heer De X. meende eerst niet goed verstaan te hebben. Ma» daarna, toen hij begrepen had, wAt er van hem gevraagd werd, boog hij diep en ant woordde. „Het doet mij leed, Uwe Majesteit te moeten teleurstellen en mijn arm heden avond madame Pollet niet te kunnen aan bieden. Mijn moeder is ongesteld en ik ben verplicht haar te bezoeken. Ik veroorloof mij derhalve Uwe Majesteit te verzoeken, mijn afwezigheid op haar bal wel te willen verontschuldigen." Des avonds is het feest in vollen gang daar bemerkt de keizerin den heer De X. onder de lachende en joelende genoodig- den. Als een pijl van een boog schiet zij op hem af en zegt met spitse stein: „Mevrouw uwe moeder is sedert vanmid dag weer geheel hersteld, mijnheer de X V' Waarop de ander, zonder zich in het minst van de wijs to laten brengen, ant woordt „Zonder geheel beter te zijn is haar toe stand toch veel minder zorgelijk en ik ben den hemel dankbaar, die mij voor een groot onheil heeft behoed." Bij het woord „onheil" accentueerde de spreker even. De keizerin begreep hem, beet zich op de lippen en boudeerde een weekje, maar daarna was alles vergeven en vergeten. Zwaar nam men de dingen niet op aan het hof van Napoleon III. Ge neraal Rollin had zich immers laten vinden om Pépa de vrouw van den kolonel Pollet aan zijn arm binnen te leiden in het voor haar beloofde land van maatschappelijke schittering. Pépa's officieele receptie ten hove ver wekte groot schandaal, zoowel in de Fran- sche hofkringen als in die der diplomaten. Een Spaansche gezantschapsraad aarzelde zelfs niet, in weerwil zijner groote verec- ring voor de keizerin, luide to spreken over „de onhandigheid" om „zulk een vrouw" toe te laten. Wat hij zeide, dachten de anderen. De keizer zelf was van die- raeening, maar hij kon er niets tegen doen. Het „hof van Napoleon III" was in waarheid een „hof van keizerin Eugénie" en deze zou haar „lieve Pépa" zelf ten hove gepresenteerd hebben, zoo generaal Rollin zijn arm niet geleend had om het bruine intrigantje naar binnen te lood sen. De generaal ssputterde eerst wel tegen maar hier was het de vrouw van een kolo nel. Als militair meende hij er zich niet aan te mogen onttrekken, doch hij maakte over de vrouw en het hiiwelijk van den kolonel eenige opmerkingen, die een paar dagen lang het hof vermaakten en van mond tot mond gingen. Men moet niet denken, dat Pépa, nu zij aan het hof ontvangen was, haar gewone bezigheden liet varen. Geenszins! Zij bleef doorgaan met het vermogen van de keize rin te beheeren. Tevens had zij de zorg voor de garderobe van haar meesteres en, naar haar gewoonte, liet zij niet na, daar uit „munt te 6laan", in letterlijken zin. De keizerin had n.l. de gewoonte om haar vertrouwelinge de beschikking te laten over alle toiletten, die niet meer gedragen wer den. De kamenier-kolonelsvrouw vond nu het volgende uit De toiletten der keizerin, die elkaar met groote snelheid opvolgden, werden door Pépa in haar appartement op de hoogste verdieping van het „Paviljoen van RECLAME. Wat een spreiding in die vleugels, hoe krach tig vol zelfvertrouwen cn koninklijk die hou ding, hoe doelmatig en schoon dat kleed van veeren en slagpennen. Zóó moet ook goede klceding zijn: doelmatig èn schoon. Elk draadje, elk naadje op zijn juiste plaats, elke lijn sluitend om het lichaam en al die 6 jnc lijnen tezamen vor mend een meesterstuk van fijn naaldwerk: dat Is Kreymborg-Coupe. Heeft Uw Klceding ook dit persoonlijk cachet der Krcymborg-coupel HAARL.STR. 143 Ziet in onze etalages de fijn bewerkte modellen: Mac Donald en Hollywood 1062 Flora" op geregelde tijden ten toon ge steld. Die uitstallingen waren zeer be1- kend en bijzonder in trek bij de elegantej vrouwen heele en halve mondaines van het Tweede Keizerrijk. Zij verdron gen er elkaar en deden er inkoopen, die» vergeleken met de waarde der toiletten, buitenkansjes voor haar waren, maar diet aan de verkoopster aardige sommetjes op brachten. De dames uit de beide aristocra tische faubourgs haalden er volstrekt den neus niet voor op om voor achthonderd francs een japon van vierduizend te koo- pen. In haar hart lachend over het hof van „le roi Pétaud" dit „rommel-hof" wipten ze, goed gesluierd, de Tuilerieën binnen om langs een zijtrap te verdwijnen in het „Paviljoen van Flora", waar ma dame Pollet haar handel dreef. Deze merkwaardige uitverkoop der kei zerlijke garderobe onder het dak zelf van' het keizerlijk paleis is geen bedenkseltje van iemand, dit het hof vijandig gezind was. Neen. Meer tlnn het weinige, dat hier medegedeeld wordt, zou vermeld kunnen worden. De namen der koopsters zijn be kend. Enkele blaadjes uit Pópa's verkoop- boek, zeer nauwkeurig door een der Bey letjes bijgehouden, zouden de twijfelaars gemakkelijk kunnen overtuigen. Wat Pépa deed met de japonnen, diö de keizerin niet meer droeg, deed bij oolfj op ander gebied. Zij maakte akkoordjes met alle leveranciers, wat trouwens in een land als Frankrijk, waar destijds het fooienstelsel van „le sou du franc" (2*/fl cent per franc) algemeen heerschend was, niemand -verwonderde. Zij kwanselde en schacherde zoo hard ze maar kon, liet do kunstenaars op de betaling hunner werken wachten, zoodat het geld inmiddels rente opbracht, of kneep er een sommetje ten. eigen bate af. Geen wonder, dat haar par, ticulier vermogen toenam en James Ghana- brier, zooals ik in mijn vorig artikel aan haalde, kon spreken van een „spaarpotje"- van 600.000 francs, dat madame Pollet, alias Pépa, in korten tijd bijeen had. Toen haar man, de kolonel, die in haat leven blijkbaar niet veel meer dan een do- coratief aanhangsel is geweest, op een goe den dag den tact had te sterven, versche nen op een avond, onverwacht en met veel onhandig gedoe, een Normandische boer en boerin in de Tuilerieën. Dat waren Pol- let's ouders. Hun „jongen" was dood; hij was rijk; het fortuin van Pépa was op zijn naam geplaatst; ze kwamen dus om het op te eischen. Want kinderen waren er niet uit het huwelijk van den kolonel en de sohatmeesteres der keizerin. De scène van woede, die toen volgde, en waarin Pépa, gierig als ze was en thans in haar intiemste, haar geldbelangen be dreigd, zich als een wild dier gedroeg, maakte heel wat ontsteltenis. Zij drong door de deuren van het hoogö ..Paviljoen" heen en noodzaakte de keizer rin om lusschenbo'de te komen. Deze be- laslle den notaris Mocquart met de vereffe ning van het geschil en beklaagde in zijn tegenwoordigheid de ..arme Pépa", die zoo door haars mans ouders werd afgezet. Die arme Pépa!Vermoedelijk heeft zelfs de keizerin groote oogen opgezet, toen zij korten tijd later van den notaris le hooren kreeg: „Waarschijnlijk is madame Pollet toch. niet zoo „arm" als Uwe Majesteit vermoedt, Is het Uwe Majesteit bekend, dat haar schat- meesteres een vermogen bezit van ongeveer twee millioen francs en bovendien in de Banque de France voor een bedrag van 800.000 francs aan juweelen heeft gedepo neerd?" De hebzucht en de onbeschoftheid van Pépa werden echter een drukkende last voor de omgeving van de keizerin. Ook voor den keizer. Meestal zweeg hij. haalde de schou- desr op en liet toe. wat hij niet kon of wat hem niet lustte te verhinderen. Bekend is echter, dat hij zich eens over Pépa en haai' onwaardig gedoe beklaagde en daarvoor generaal Lepicjn den arm nam Deze was bekend om zijn oprechtheid. Hij nam niet gauw een blad voor den mond, ook niet in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13