HOLLANDSCH ZW1TSERSCHE REEPEN
B33
Is goed en
doedkoop!^
71sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 14 October 1930
Derde Blad
No. 21649
GEMEENTEZAKEN.
KUNST EN LETTEREN.
FEUILLETON.
De verloren Injectienaald.
RECLAME.327
BENOEMINGEN.
In verband met het vertrek van den heer
J N. van den Ende en ziekte van den heer
C. Kok moet tijdelijk voorzien worden in
de functies van leeraren in de natuurkunde
en schoolhygiene en in het Engelsch aan
de Gemeentekweekschool voor Onderwijzers
(essen). Als zoodanig worden resp. voorge
dragen de heer A. van Vianen. cand. in de
wis- en natuurkunde, alhier, en de heer
drs. A. A. Prins, te Amsterdam.
VER. TOT BEVORDERING VAN DEN
BOUW VAN WERKMANSWONINGEN.
Daar de rekening voor 1929 een voor-
deelig saldo van f. 333.35 aangeeft en voor
uitkeering van 3 pCt. dividend f. 1674
noodig is, moet de gemeente f. 1340.641/2
bijbetalen. B. en W. doen een voorstel daar
toe.
VERHUUR VAN GEDEMPTEN GROND.
In verband met de verkeersverbetering
in de omgeving van de Zijlpoort, zal een
gedeelte van de Binnenvestgracht worden
gedempt.
Bij B. en W. is een verzoek ingekomen
van de firma P. Fontein en Zonen, om van
den door de demping te verkrijgen grona
het gedeelte, groot pl.m. 260 vierk. Meter
grenzende aan haar opslagplaats bij de
Zijlpoort, te mogen huren voor den prijs
van f. 0.60 per vierk. Meter per jaar.
De geboden huurprijs van f 0.60 per
vierk. Meter of f. 156.in totaal, komi
B. en W. aannemelijk voor
VERPACHTING
Ingevolge een in 1925 gehouden openbare
verpachting werd aan den heer Jac van
Vliet voor den tijd van 5 jaren, ingaande
1 Januari 1926, tegen een prijs van f. 3200
per jaar verhuurd het bouwland met schu
ren en huis bij „Endegeest", kadastraal be
kend gemeente Oegslgeest. sectie E. Nis 2407
2408 en 2409, groot 8.09 70 H.A.; de huur
eindigt derhalve op 31 December a.s.
Van deze perceelen werd bij raadsbesluit
van 30 September 1929 ten behoeve van
de verbreeding van den Rijksweg 's Graven-
hageHaarlem een gedeelte, waarop zich
de woning c.a. bevindt, aan het Rijk ver
kocht, met bepaling, dat het verkochte op
1 Maart 1931 vrij van opstallen moet wor
den geleverd Onder den koopprijs was een
bedrag f. 11.370.begrepen als vergoeding
voor bedoelde opstallen, welk bedrag door
het Grondbedrijf voor evenlueelen herbouw
werd gereserveerd.
De heer Van Vliet heeft verzocht voor de
huur van het overblijvende land, groot plm.
6.80 00 H.A.. al of niet met een nieuw te
bouwen woning en schuur, weder in aan
merking te mogen komen.
De bouwkosten van een nieuwe woning
met schuur worden geraamd op f, 12000
dus slechts weinig meer dan de voor het af
te breken huis c.a. ontvangen som.
Met de Commissie van Fabricage zijn B.
en W van oordeel, dat het aanbeveling ver
dient tot herbouw over te gaan; de aan
wezigheid van woning en schuur maakt een
complex grond, ter grootte als het onder
havige, voor pachters ongetwijfeld aantrek
kelijker en zal dus zeker ook de financieele
uitkomsten van dit bezit der gemeente gun
stig beinvloeden.
Na met den heer Van Vliet gevoerde on
derhandelingen heeft deze zich bereid ver
klaard het niet verkochte gedeelte van de
meergenoemde perceelen met de te stichten
woning en schuur andermaal voor den tijd
van vijf jaren, ingaande 1 Januari 1931 te
huren en een prijs van f 3500ner iaar
te betalen. Deze nrijs is gebaseerd op het
gebruik v d. grond als teelland voor groen
ten en derveliike gewassen, en niet als
bollenland. Met het oog hierop achten B.
en W. het niet gewenscht in te gaan op het
tevens door belanghebbende gedaan ver
zoek om aan den huurtermijn nog viif optie
jaren toe te voegen Na afloop van den vijf
jarigen termijn dient de gemeente nl vrij
te zijn in het nemen van eon besluit om
trent de verdere verhuring, hetzij als bol
lenland, hetzij als teelland voor ander ge
bruik.
OVERNEMING STROOKJES GROND.
In verband met be- of verbouwing ter
plaatse moeten de volgende strookjes grond
&an de gemeente worden overgedragen:
a. van J O wel het strookje grond, ter
grootte van pl.m. 6 vierk Meter, deel uit
makende van het perceel, kadastraal bekend
gemeente Leiden. Sectie L, No. 393. gelegen
aan den Maredijk.
b. van de N V Maatschappij tot Exploitatie
van Onroerende Goederen „Broeksloot". ge
vestigd te 's Gravenhage. het strookje grond,
ter grootte van pl.m. 0.7 vierk. Meter, deel
uitmakende van het perceel, kadastraal be
kend gemeente Leiden, Sectie I. no. 2610,
gelegen aan den Nieuwen Rijn, hoek Harte-
steeg.
DE CENTRALE RIOLEERING.
De aanleg van de centrale rioleering, uit
gevoerd overeenkomstig het daarvoor opge
maakte werkprogramma is thans zoover ge
vorderd. dat binnenkort begonnen kan wor
den met de aansluiting van wijk TX. welke
wijk is gelegen tusschen de Oude Vest en
den Ouden Rijn De daartoe uit te' voeren
werkzaamheden zullen bestaan in het leg
gen van een stamriool. wijd 50-75 c M.
in de Oude Vest en de Koestraat, alsmpde
van een plaatijzeren zinkerbuis. inwendig
wijd 600 m.M., in den Ouden Rij; tegenover
de Koestraat.
De kosten van dit werk worden geraamd
op f. 34.000.welk bedrag overeenkomstig
het steeds gevolgde systeem ten opzichte van
do aansluiting van wijken aan de centrale
rioleering uit geldleening zal kunnen wor
den gevonden.
Voorts zullen verschillende werkzaamhe
den aan gasleidingen moeten worden ver
richt waarvan de kosten, geraamd op pl.m
f 1600gelijk gebruikelijk is. voor reke
ning van het bedrijf der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit zullen komen.
CCKES VOOR DE WERKLOOZEN.
Zooals bekend is, wordt in de laatste jaren
aan werkelooze hoofden van gezinnen en
kostwinners, die naar het oordeel van de
Gemeentelijke Commissie voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon of den Gemeentelijken Dienst
voor Sociale Zaken daarvoor in aanmerking
komen, gedurende het winterseizoen cokes
verstrekt. Bovendien komen 6edert 1928
eveneens voor een cokesbon in aanmerking,
gedurende den tijd. dat zij uitkeering uit hun
kas ontvangen de personen, die op 1 Januari
van Maatschapnel ijk Hulpbetoon of den
Dienst voor Sociale Zaken naar hun wer-
keloozenkassen overgaan en dientengevolge
hun inkomsten zien dalen.
In voorgaande jaren ontvingen bovenge
noemde categoriën in November en Maart
wekelijks gedurende 9 weken bons voor
een halve H L gascokes. terwijl in Decem
ber. Januari en Februari wekelijks gedu
rende 13 weken bons voor een heele H L.
werden uitgereikt.
In de barre wintermaanden van 1929
werd meermalen extra coke? verstrekt en
wel parelcokes, die als brandstof goed heeft
voldaan.
In afwüking van voorgaande jaren be
sloot de Raad in het seizoen 19291930
gedurende 22 weken parelcokes te verstrak
ken en wel 1 H L per week D'aara deze
proef geslaagd mag heeten en de Gasfabriek
in den a.s. winter weder over een voldoende
hoeveelheid parelcokes van groote abneting
en zeer goede kwaliteit beschikt, zouden
B en W indien tot cokesverstrekking wordt
besloten, willen voorstellen ook dit winter
seizoen gedurende 22 weken 1 H.L. parel-
cokes te verstrekken
Gedurende het winterseizoen 19291930
zijn door de Gemeenteliike Commissie voor
Maat^happeliik Hulpbetoon 11262 en dooi
den Gom^entelijken Dienst voor Sociale Za
ken 2430 bons voor 1 H.L parel cokes uit
gereikt.
Daar te verwachten is. dat de werkeloos
heid gedurende het a.s winterseizoen aan
merkelijk grooter zal zijn dan in het voor
gaande zullen de kosten berekend naar pl m.
14 000 HL. voor Maat-^happeliik Hulpbe
toon en pl.m. 7000 H L voor den Socialen
Dienst vermoedeliik bedragen pl.m f 16 800
Waar B en W van meening zijn. dat de
economische toestand aanleiding g^eft om
ook gedurende het a.s. winterseizoen dezer.
bijzonderen 9teun te verstrekken eii wet
van Zaterdag 1 November 1930 tot en met
Maandag 30 Maart 1931, geven zij in over
weging te besluiten aar. werkelooze hoof
den van gezinnen en kostwinners, die naar
het oordeel van de Gemeentelijke Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon of den
Gemeentelijken Dierst voor Sociale Zak^n
daarvoor in aanmerking komen, van ge
meentewege wekelijks een bon te den uit
reiken. waarop hun gedurende hat tijdvak
1 November 1930 tot en met 30 Maart 1931
door de Stedelijke Lichtfabrieken 1 H.L.
parelcokes zal worden verstrekt.
RECLAME.
825
NIEUWE
MUURSCHILDERINGEN
IN DE ST. PETRUSKERK
Het is alreeds een aantal jaren geleden,
dat de St. Petruskerk, „de kerk aan de
Ruïne", zooals het gebouw in den volks
mond nog wel heet, werd vergroot.
Men weet. dat deze kerk in 1838 werd ge
bouwd, ongeveer in den zelfden tijd, dat ook
de kerk aan de Hartebrug en die van „Mom
Pére" verrezen. Tot voor enkele jaren be
stond het gebouw alleen uit een midden
schip evenals de Hartebrugskerk, maar dan
minder lang.
Daar de St. Petrus-parochie zich steeds
uitbreidde, werden ter weerszijden twee
traveeën aangebouwd. In plaats van door de
oorspronkelijke zijmuren werd de kap nu
geschoord door terweerszijden een drietal
fraaie rondbogen rustend op pilaren.
De oplossing was in zooverre gelukkig, dat
de koiommen weinig hinderlijk waren voor
het gezicht op het hoogaltaar, waar zooais
men weet zonwat alle belangrijke plechtig
heden plaats vinden De oorspronkelijke ge-
brand-schilderde zijramen werden in de
nieuwe muren geplaatst. Maar dit waren
dan ook de eenige decoratieve elementen in
de nieuwe vleugels. Het spreekt van zelf
dat de versche specie van muren en pla-
fonds niet onmiddellijk beschilderd werd,
I of men had onmiddellijk zijn toevlucht tot
sgraffito moeten nemen of tot fresco's, waar
toe wellicht de middelen niet direct toerei
kend waren.
Het spreekt ten overvloede van zelf, dat
de onderwerpen voor dergelijke technieken
i onmiddellijk in het architectonisch plan had
den moeten worden opgenomen.
Intusschen is nu sinds eenige jaren de
heer Th M. Beukers, een zeer kunstzinnig
man, pastoor der St Petruskerk. Behalve
voortreffelijk musicus, die de Katholieke
kerkmuziek kent als weinigen en die een
belangrijke rol speelt in de beweging tot
herstel van het Gregoriaansch in zijn ouden
luister, is hij grondig kenner der liturgie.
Deze dingen hangen trouwens ten nauwste
samen. Wat betreft de keuze en de plaat
sing van de nieuwe schilderingen op de
muurvlakten en de plafonds, was de ar
tistieke liturgische leiding volkomen aan
hem toevertrouwd.
De compositie en de uitvoering der ver
schillende gegevens berustte bij den bekwa
men Haagschen kerkschilder Jansen, die
zich voortreffelijk van zijn taa-k heeft ge
kweten.
De figuren zijn krachtig neergezet en van
een stijlvolle plastiek. Men zou kunnen zeg
gen: er spreekt, vooral uit de groepen, een
sober en beheerscht ralisme, waardoor ten
slotte het geestelijk moment naar voren
komt, dat dan weer geaccentueerd wordt
door verschillende liturgische attributen.
Het schilderwerk is gehouden in mooie niet
te felle kleurvlakken en forsche contour
lijnen. Het doet rustig en overtuigend aan
en verhoogt, ook door zijn symboliek en de
symbolische plaatsing de gewijde stemming
van het kerkgebouw.
Als we dit betreden begeven we ons eerst
naar het middenpad dat naar het hoogaltaar
leidt, en richten onze blikken omhoog.
Op den friesband van den ouden kroonlijst
zien we de eerste woorden van het „Credo"
geschilderd. Dit was er reeds. Maar even
daar beneden staat in gouden letters: „Mu-
sius wordt gefolterd en sterft den martel
dood te Leiden 10 Dec. A. D. 1572".
Men zal zich herinneren, dat Cornelis
Musius rector van St. Aagtenklooster te Delft
was en dat hij de vriendschap genoot van
den Prins van Oranje De beruchte Lumey
van der Mark die destijds eveneens te Dei ft
woonde eischte van de Stedelijke Overheid,
dat deze den dood een zijner soldaten zou
wreken, desnoods op Musius. Deze, wien dit
ter oore kwam vroeg op 9 Dec. den Zwijger
verlof zich naar Den Haag te mogen be
geven, hetwelk werd toegestaan. Onderwijl
werd Musius bij den Prins beschuldigd, zich
naar Utrecht naar den vijand te willen be
geven. Enkele ruiters werden uitgezonden
om hem naar Delft terug te voeren. Ze haal
den de slede in de nabijheid van Den Haag
in en aanvaardden den terugtocht.
Op hun beurt werden zij overvallen door
een afdeeling soldaten van Lumey. die Mu
sius onmiddellijk naar Leiden voerden.
Te Delft werden pogingen aangewend om
van den Prins een bevelschrift tot invrij
heidstelling te verkrijgen, waaraan nog
dienzelfden nacht werd voldaan.Maar het
was reeds te laat. Musius was aanvankelijk
ondergebracht in de woning van Gijsbertus
van Duivenvoorde, waar een Calvinistisch
predikant en andere hem poogden afvallig te
maken, waaraan de 72-jarige grijsaard niet
voldeed Toen werd hij vervoerd naar het
huis van Cornelis van Veen aan het Pieters
kerkhof, waar Lumey verblijf hield. Het
heeft geen zin hier het verhaal van de af
schuwelijke martelingen te doen. waaraan
Musius bloot stond. Eindelijk werd hij daar
van daan gesleept en naar den Blauwen
Steen gebracht, waar hij zijn leven eindigde
aan de galg.
Drie tafreelen zijn aan Musius gewijd:
eerst bij den absis Musius in het klooster te
Delft, waaronder het wapen van Delft is ge
schilderd, bij den ingang van het schip een
voorstelling van de marteling in den kelder
van het huis aan het Pieterskerkhof, met
het wapen van Leiden en onder en boven do
middenpilaar, de moord op den Blauwen
Steen met als achtergrond een deel van het
oude stadhuis, n.l dat van voor 1596.
Aan de linkerzijde dus boven de pilaren
en bogen tegenover die waarop aan Musius
wordt herinnerd, lezen we de woorden:
„Voor Hem uit Hem en in Hem wordt aan
God alle eer en glorie gebracht", waaronder
een drietal passend© symbolische voorstel
lingen.
Zoo staat tegenover het aardsche lijden en
krachtig strijden, verzinnebeeld door de tra
giek van den Leidschen martelaar de ge
dachte der hemelsche heerlijkheid voor hem,
diè op Christus hun hoop en vertrouwen
stellen.
Begeven we ons thans naar de Epistelzijde
der kerk. Slaan we onze oogen omhoog, dan
ontdekken we. dat de beide achtdeelige
stergewelven der traveeën op smaakvolle
en voorname wijze zijn beschilderd. In het
midden van elk gewelf is een geschulpt©
cirkelvorm met tekst, daarbinnen geome-
trisch ornament, waarvan blauw de
hoofdkleur is. In elk der acht smalle schel
pen van het gewelf is een heiligen figuur ge
schilderd. O. i. heeft de schilder al deze figu
ren uitnemend in het vlak geplaatst. Het
heeft natuurlijk geen zin, de namen van ai
deze heiligen te noemen; wij zouden met
die van de geweifschelpen ter overzijde tol
32 namen komen.
Tegen den muur, die dien rechtervleugel
afsluit staat het St. Barbara-altaarter
weerszijden hier van moet nog eenigo ba-
schildering worden aangebracht, die de illu
sie wekt van een achtergrond. Ook de doop--
kapel in den zijwand moet van binnen nog
worden beschilderd. Overigens is hier alles
klaar.
Aan de Epistelzijde van de kerk bevindt
zich de kansel, vanwaar de geloovigen wor
den onderricht. Onmiddellijk tusschen den
kansel en het Barbara-altaar staat symbo
lisch de geweldige figuur van Mozes, die de
wetstafel omhoog heft. Ter andere zijde van
het altaar staat de dreigende figuur van Jo
hannes den Dooper, den wegbereider van
Christus. Beide figuren zijn geenszins con
ventioneel, maar vol actieve kracht.
Het heeft natuurlijk zijn goede reden dat
Johannes de Dooper is geplaatst dicht in de
buurt van kansel en doopkapel
Wat de zijmuur betreft, deze is beneden
de raamdorpels sober gehouden. Een paar
geschilderde banden met blad ornament ge
ven relief aan de kruiswegstaties welke hier
zijn opgehangen. Het zijn de oude geschil
derde staties maar op nieuw gezet in
rustige, breede mordern aandoende lijs
ten. Zooals men weet is boven elke statie
steeds een kruis aangebracht, gewoonlijk tra
ditioneel Latijnsch of Gothisch van vorm.
Men heeft nu in aansluiting bij de lijsten en
in aansluiting ook bij de meer moderne op
vatting van de muurschilderingen den vorm
van het Grieksche kruis gekozen even
lange armen met een gestvleerden door
nenkroon als achtergrond.
Tusschen de ramen was gelegenheid tot
het aanbrengen van vier schilderingen. Van
den altaarwand af zien we eerst de voor
stelling van den evangelist Mattheus. In een
stralen schietende medaillon boven hem
zien we zijn speciaal attribuut een „gevleu
geld mensch" de evangelist begint met
de menschelijke afstamming van Christus
Daarna zien we een symbolische voorstel
ling van den tekst: „Het volk stond verbaasd
en zeide. is deze niet de Zoon van David?"
waarboven weer een medaillon met een duif,
als zinnebeeld van den H. Geest. Men be
merkt dat dit al weer op de prediking en uit
leg der leer betrekking heeft.
Vervolgens zien we den Evangelist Mar
kus, wiens attribuut, de leeuw, boven in een
medaillon is gevat. Het Evangelie van Mar
kus vangt aan met Johannes den Dooper,
de steun der roependen in de woestijn de
leeuw. En eindelijk vinden we een illustra
tie van den tekst: „Die na mij komt is mach
tiger dan ik en hij zal u doopen met den H.
Geest", een woord, zooals men weet van
Joh. den Dooper.
Boven een groep troont God de Vader en
boven Hem is in een medaillon het wooM
Jahve gevat.
Aan den achterwand van dezen vleugel
vinden we twee schilderingen, illustraties
van de teksten. „Volgt mij en ik zal u vis-
schers van menschen maken" en Wees ge
rust. vreest niet, ik ben het". De eerste is
een voorstelling van de roeping der discipe
len, arme visschers van de Zee van Ga-
Iilea, de tweede doet ens Christus aanschou
wen op een scheepje in den storm te midden
Zijner angstige jongeren.
Begeven we ons thans naar den anderen
vleugel van de kerk, aan de Evangeliezijde
gelegen Ook hier weer zijn, zooals we reeds
opmerkten, in de beide achtdeelige sterge
welven der traveeën heiligen figuren ge
schaard, waarvan de groepeering natuurlijk
een liturgische gedachte verraadt.
Van ALICE CAMPBELL.
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch
door J. E. DE B. K.
6)
De avonden in haar hotelkamer waren wat
saai, ze ging niet graag alleen naar het casi
no en de bioscoop uitgezonderd wa9 er niet
veel om naar toe te gaan. Toch speet het
haar niet9 dat ze in Cannes was gebleven.
Ze schreef lange brieven aan haar zuster
in Canada, aan miss Terris in Bousaada,
aan een zekeren jongen dokter in New-York
die haar reeds vele jaren trouw was toege
wijd. Zij dacht aan hem vaag. als behoorend
bij een ander leven. Zij had zich nieuwe ge
woonten eigen gemaakt, ook haar wijze van
denken was verfrischt. Zij maakte planne
tjes voor uitstapjes op Zaterdagmiddag en
Zondag, zich voornemend zooveel mogelijk
van de streek te zien, zoo lang er gelegen
heid voor was. „Was Joan nu maar hier,
wat zouden wij een pret hebben", dacht ze
met eenigen spijt
Joan was haar lievelingszuster, zij was
in een boekhandel in Montreal. Op 't eind
van de week gebeurde er iets. Laat op den
middag kwam er zonder iets afgesproken te
hebben eep patiënt Jacques liet haar binnen
meldde toen haar komst aan den dokter, die
meende, dat de bezopken waren afgeloopen
en terugkomende ging hij naar Esther in de
èetkamer
„Het is lady Clifford," fluisterde hij. „Het
is de tweede maal, dat zij op die manier
komt. Vroeger zou de dokter altijd naar haar
gaan."
Esther kende den naam. In hel boek had
zij gezien dat d» dokter geregeld lady Clif
ford bezocht.
Zij ging de bezoeken voor den volgenden
dag na. Ja. daar stond het, Donderdag lady
Clifford 11.30.
Op den trap hoorde zij den zwaren stap
van den dokter, dus zette zij haar gesteven
witte mutsje weer op, dat zij even te voren
had afgedaan en begaf zich naar de ontvang
kamer. Bij het venster stond een slanke
vrouw naar buiten te kijken, terwijl ze met
haar voet haastig en zenuwachtig op den
vloer trappelde Ze was keurig in het zwart
met om den hals een prachtigen zilvervos.
„Wilt u hierheen komen als het u belieft."
zei Esther. „De dokter wacht u."
De vrouw draaide zich haastig om, en
Esther was ten hoogste verrast. Het was de
blonde vrouw van de Restaurant des Am
bassadeurs Daar zij een Fransche was, was
het niet bij Esther opgekomen, om haar te
vereenzelvigen met de onbekende lady Clif
ford. Even was zij bevreesd, dat de mooie
patiënte haai zou herkennen Maar reden
tot vrees was er niet. de Fransche ging haar
voorbij met onverschilligen blik. Hoogst
waarschijnlijk had ze bij die vorige gelegen
heid Esther niet eens opgemerkt, en zoo ze
dit wel had gedaan was het verpleegster-
costuum voldoende om haar een volslagen
anderen indruk te laten maken. Wie was
toch dat prachtige wezen. Fransch met een
Engelschen naam Esther's nieuwsgierigheid
was wederom ten volle opgewekt Dr Sax-
lorius stond zwaar en star bij zijn mahonie
houten schrijftafel Hij zette geen schrede
vooruit, wat toch de beleefdheid eischte. Nog
nooit had Esther zoo'n onvriendelijken medi
cus gezien.
„Vergeef me dokteT, dat ik zoo maar kom,"
zeide de patiënt ietwat nerveus. „Maar mor
gen kan ik niet thuis zijn en ik mis niet
graag mijn inspuiting."
„Heel goed. u kunt haar nu krijgen."
Dit was zijn grommig antwoord op een
verzoek zoo vriendelijk gedaan. Vrouwen en
haar bekoring hadden in zijn leven niets to
zeggen.
„O. dat is vriendelijk van u. Het maakt
mij sterker en 'k heb al mijn kracht noodig.
Ik", even hield ze op om haar lippen te be
vochtigen. „ik zou ook graag eens met u
over mijn man spreken."
„Zoo."
Ze had haar handschoenen uitgetrokken
en afwisselend opende en sloot ze haar
handen
„Ja, ik ben niet meer zoo tevreden over
zijn toestand. Ik zou u wel willen viagen
Terwijl ze sprak opende de dokter, na aan
Esther een wenk te hebben gegeven om te
blijven, een lade, waaruit hij vele kleine
fleschjes nam. die hij een voor een mon
sterde.
„Zuster Rowe," zeide hij, „ze zijn alle
maal leeg. Op de bovenste plank van de
eikenhouten kast in het laboratorium zult u
een volle vinden. Wilt u mij die brengen?"
Hij gaf haar een leeg fleschje om het op
schrift te bekijken.
„Ja dokter, ik ben in een oogenblik terug,"
zeide Esther, en vlug de kamer uitgaande
sloot zij de deur achter zich. Zij liep de twee
trappen op. zonder even te rusten om adem
te halen en keek in de Normandische kast,
maar nergens vond ze wat ze zocht Ze zocht
nog eens den heelen inhoud van de kast na,
om zeker te zijn en las de namen van aller
lei drankjes, chemicaliën, serums en cul
turen. Wat was eT in die nieuwe flesch?
Tetanus, afschuwelijk! Ze rilde even toen ze
bedacht dat er in die flesch genoeg voorraad
was om de helft van de inwoners van Can
nes de klem te bezorgen. Neen. de dokter
had het mis, de oplossing was er niet.
Langzamer dan ze naar boven was ge
gaan kwam ze naar beneden. Op het onderste
portaaltje luisterde ze aandachtig.
„Neen ik kan het niet doen en ik wil
het niet."
Het was de stem van de Fransche dame,
hoog, vol emotie, het protest scheen haar in
foltering ontlokt te worden Wat zeide Z6
toch? Toen een stortvloed van Fransch,
waarvan Esther geen woord verstond, daarna
een paar duidelijk uitgesproken zinnetjes.
„Ik zweer het u, ik zou sterven
Daar tusschen klonk de stem van den dok
ter, overheerschend, brutaal zelfs, er was
een klank in die Esther deed ontstellen; zij
klemde zich vast aan de trapleuning
„Houd op, houd op met die nonsens. Bent
u nu heelemaal gek geworden."
't Was alsof hij een hond beval om dood
te liggen. Stilte volgde, toen een bedwon
gen snik.
HOOFDSTUK IV.
Esther's eerste gedachte was, waarom laat
ze zich zoo toespreken? Ik zou het geen mi
nuut verdragen. Het was alsof hij al zijn
latente verachting voor het andere geslacht
in dien hevigen uitval had geconcentreerd, i
Ja. daar waren geneesheeren, die zulke over
gevoelige patiënten met ruwheid behandel
den. Dif was waarschijnlijk ook de methode
van Sartorius. Zij geloofde zeker, dat lady
Clifford behoorde tot dat onbeheerschte type,
dat zoo gemakkelijk al haar gevoelens lucht
gaf. Misschien vond de dokter dit de beste
manier om met haar om te gaan. Nog in
twijfel of zij de kamer binnen zou gaan,
hoorde zij den dokter zeggen: „Ga zitten en
gedraag u als een redelijk wezen. Herinner
u al wat ik u verteld heb. Waarom u zoo
van streek te maken?"
Het antwoord was niet te hooren. Esther
ging de trap een paar treden op, daalde toen
met vluggen tred naar beneden en opende
de deuT. Zij vond lady Clifford, met onder
worpen gezicht zittend op een stoel; ze beet
op haar onderlip en verfrommelde een fijn
kanten zakdoekje tusschen haar vingers. De
dokter vulde met onbewegelijk gezicht het
spuitje uit een klein fleschje.
,,'t Spijt me dokter, maar er is niet meer
van die oplossing."
Doch hij onderbrak haar met de woorden:
„Neen zuster, het is best, ik heb hier nog
wat gevonden. Wilt u lady Clifford helpen
met haar japon?"
„U geeft het zeker in de heup?"
„Ja in de heup."
Op de blanke huid, juist onder de heup,
was een blauwe plek, zoo groot als een
franc, het zichtbare teeken van herhaalde
inspuitingen. Esther reinigde een nieuwe
plek en de dokter stak met kalme onver
schilligheid de lange naald in de huid. Da
delijk sloot de vrouw op de rustbank als een
poes met welbehagen de oogen Esther kreeg
den indruk, dat zij de pijn van de prik
preltig vond. Ze sloeg met belangstelling de
hartstochtelijke beweging van het lichaam
der patiënt en het stuipachtige omknellen
van den rand der rustbank gade.
{Wordt vervolgd).