Ue/JiObülcj& C\mmOvcücAeU
Het Engelsche Luchtschip R101 vergaan
Wat zij vergeten hadden
71sle Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 6 October 1930
Derde Blad
No. 21642
Boven Fransch gebied tegen den grond geslagen en verbrand
ZES EN VEERTIG SLACHTOFFERS - ACHT GEWONDEN
FEUILLETON.
Or
Engeland is in rouw gedompeld. Zooals
wij gistermorgen bullitineerden is het Brit-
sChe luchtschip de R. 101 boven Frankrijk
vergaan en de bemanning en passagiers zijn
voor het grootste deel bij deze ramp om het
leven gekomen. Op een plaats, waar tijdens
den oorlog reeds zoovele Engelschen hun
leven moesten geven....
Met hoeveel vertrouwen was Zaterdag
avond de reis aanvaard, die Zondagmorgen
zoo'n droevig einde zou nemen
Het vertrek.
Het was een trotsch schouwspel, het ge
vaarte aan de landingsmast te Cardington
te zien. Tegen het vallen van de duisternis
gloeiden geleidelijk de verschillende lichten
aan, en een groot aantal belangstellenden
was te Cardington aanwezig, om het ver
trek van het luchtschip bij te wonen.
Het zou de eerste groote reis worden, be
doeld tevens als proefvlucht en als voor
bereiding voor een eventueel in te stellen
vaste luchtschependienst EngelandIndië.
Via Frankrijk en de Middellandsche Zee
zou het eerste gedeelte van de reis gemaakt
worden naar Egypte, waar te Ismaila, nabij
het Suez-Kanaal, de eerste landing gemaakt
zou worden aan de daar gebouwde landings
mast. die van ongeveer dezelfde constructie
is als die te Cardington. Te Ismaila zou de
R. 101 slechts eenige uren blijven, om via
Aleppo, Bagdad en Basra Karachi te be
reiken, waar het vliegveld geheel is inge
richt als eindstation voor den belangrijken
luchtschependienst EngelandIndië. O.a.
bevindt zich op het landingsterrein te Ka
rachi een groote hangar, waarin het lucht
schip ondergebracht kan worden.
Reeds lang voor het vertrek was de be
manning op het vliegveld te Cardington
aanwezig, met hun verwanten en vrienden,
die afscheid kwamen nemen. Dat het voor
bijna allen een afscheid voor altijd zou zijn,
zal wel niemand vermoed hebben. De be
manning bestond uit 42 koppen, en de
vlucht stond onder commando van luitenant
lrwin. Er zouden elf passagiers meegaan,
waaronder de Britsche minister voor Lucht
vaart, Lord Thomson, Sir Selton Brancker,
directeur van den burgerlijken luchtvaart
dienst, de ontwerper van het luchtschip
kolonel Richmond, de escadrillecommandant
Palstra van de Royal Australian Airforce, de
Wing Commander Colman en majoor Scott,
commandant van het andere groote Britsche
luchtschip R. 100. Van de 42-koppige. be
manning waren vijf leden officieren. De
commandant luitenant Irwm werd bijge
staan door den navigator, den escadrille-com
mandant Johnson.
Te ruim 6 uur terwijl de meeste passa
giers reeds aanwezig waren, arriveerde
Lord Thomson, de luchtvaartminister. Het
was reeds bijna donker, toen het luchtschip
van de ankermast werd losgemaakt. Precies
te 6 minuten over half acht verhief het ge
vaarte zic'h statig in de lucht. Het was een
schiterend schouwspel, het verlichte lucht
schip omhoog te zien 9tijgen tegen den don
keren avondhemel. In de gondels, in de
kajuiten en in de salons, brandden de lich
ten, en statig verdween de R. 101 in de rich
ting van Londen, naar het Zuid-Oosten
om nooit meer terug te keeren.
Waarschijnlijk is reeds boven het Kanaal
de worsteling met de elementen en tegen
den opstekenden storm begonnen Vermoe
delijk hebben de vijf machtige 585 P.K.
motoren het luchtschip niet in bedwang i
kunnen houden, hoewel zoowel motoren als
navigatie-inrichting bij de proeftochten
boven Engeland, die nog de vorige week
werden gehouden, alle hebben voldaan.
De nationale belangstelling in Engeland
was gericht op de beide groote Britsche
luchtschepen, de R. 100 en de R. 101. Ook
economisch waren de beide luchtschepen
voor het Britsche Rijk van het grootste be
lang. De R. 100 ondernam de eerste vlucht
naar Canada, als proeftocht voor een vaste
Transatlantische luchtschependienst. Deze
tocht van de R. 101 moest de voorbereiding
zijn van de vaste verbinding door de lucht
mèt Indië. Tragisch is de groote onderne
ming geëindigd Heel Engeland, heel het
Britsche Rijk, welks vertegenwoordigers
juist nu te Londen bijeen zijn is in diepen
rouw gedompeld.
Tijdens de vlucht.
Op het vliegveld te Le Bourget kwamen
volgende radioberichten sinds het vertrek
binnen
Te 18.40 uur (Greenwich) meldde het
luchtschip zijn vertrek, dat te 18.30 uur
heeft plaats gehad.
Te 20.40 uur vloog de R. 101 over Londen.
Te 22.25 uur wettelijken tijd passeerde het
luchtschip de kust in de nabijheid van Has
tings. Het regende toen hevig en de wind
was Zuidwest. De snelheid van het lucht
schip bedroeg op dat oogenblik 54 knoopen.
Te 22.40 wettelijken tijd bevond het lucht
schip zich 2 mijlen ten Noorden van Has
tings, welke inlichting gegeven werd door
een Engelsch radiostation.
Te 23.30 uur passeerde het luchtschip de
Fransche kust bij Point Saint Quentin.
Te 24 uur Greenwichtijd was de positie
van het luchtschip 15 mijlen ten Z.W. van
Abbeville.
De laatste positiemelding, die het lucht
schip heeft gegeven te 1.50 uur was 1 K.M.
ten Zuiden van Beauvais.
Op dat moment werd per radio medege
deeld, dat de passagiers een uitstekenden
tocht hadden gemaakt. Zij hadden in den
loop van den avond een sigaartje gerookt
en bereidden zich voor om rust te nemen.
Te 2.08 uur was er geen enkel bericht,
maar op dat moment zag de terrein wacht
van Beauvais een groot lichtschijnsel bij
het bosch van Beauvais.
Het was het luchtschip, dat naar bene
den was gevallen.
Daar de ramp
Daar dus, vlak bij Beauvais, departe
ment Oise, 80 K.M. van Parijs, heeft de
ramp plaats gevonden. Een ooggetuige, de
EngelschmaD George Darling die te Beau
vais woont, vertelde:
Om het luchtschip te zien, waarop kan9
bestond, was ik opgebleven. Ongeveer te
kwart voor twee zag ik het luchtschip in
de richting van Beauvais vliegen. Het lucht
schip maakte echter vreemde bewegingen
het ging op en neer en ik veronderstelde,
dat het in moeilijkheden verkeerde. Ik ben
met m'n auto het luchtschip gevolgd. Plot
seling zag ik de R. 10] den grond raken.
Een geweldige slag volgde en op hetzelfde
oogenblik sloegen de vlammen uit het
luchtschip. Ik sprong uit mijn wagen en
rende onmiddellijk naar de plaats waar het
gevaarte was neergekomen. Daar vond ik
eenige mecaniciens in half-verdoofden toe
stand, die uit het luchtschip waren ont
snapt.
De eerste overlevende, die ik sprak, was
de mecanicien Leech. Deze vertelde mij,
dat niemand aan boord van het luchtschip
had geweten, dac de R. 101 in moeilijk
heden verkeerde, tot enkele oogenblikken
voor de ramp. De opvarenden wisten al
leen, dat de commandant, luitenant lrwin,
trachtte een commando naar de machine
kamer door te geven om de motoren te
doen stoppen. Toen stortte het gevaarte
plotseling naar omlaag en sloeg tegen de
helling van een heuvel. Onmiddellijk daar
op volgde een ontploffing, waardoor het
luchtschip in brand vloog.
Darling vertelde verder, dat hij aan de
zijde, het verst van de vlammen verwij
derd, in het luchtschip klom, door een ruit
stuk te slaan. Hij kwam in een der ma
chineruimtes. Hij liep door, maar werd
door de vlammen teruggedreven.
Het was hopeloos, te trachten iets te
doen; het eenige was zoo spoedig moge
lijk hulp te halen.
Het luchtschip vormde toen het was
neergestort, een brandende massa. Spoe
dig was het een nog narookende gloeiende
ijzermassa van ongeveer 15 meter hoogte.
Het reddingswerk was buitengewoon moei
lijk. De ramp had plaats, toen de meeste op
varenden in hun kooien lagen. Voor de na
vigatie en de bediening der motoren deden
op dat oogenblik 12 leden van.de beman
ning dienst.
Direct na de catastrophe hebben de plaat
selijke autoriteiten de regeering te Parijs
gewaarschuwden reeds vroeg in den mor
gen vertrokken de F ransclie minister voor
Luchtvaart Laurent Evnac en de Engelsche
militaire attaché te Parijs per' auto naar
Beauvais.
De slachtoffers.
De autoriteiten namen onmiddellijk de
noodige maatregelen om zoo mogelijk nog
opvarenden te redden Acht personen kon
den levend uit het luchtschip komen. De
overige 46 personen, die zich aan boord
bevonden, zijn omgekomen. Zij zijn allen
tengevolge van het in brand vliegen van het
luchtschip overleden.
De meeste lijken waren onherkenbaar
verminkt Niet minder dan 25 slachtoffers
werden in de groote cabine van de R. 101
gevonden. Alle vijf officieren, onder wie de
commandant, luitenani lrwin, befaooren lot
de slachtoffers. Evenals'de groote leidende
figuren der Engelsche luchtvaart, boven
vermeld.
In de omgeving van de plaats, waar het
wrak van de R. 101 op Frankrijk's bodem
is neergekomen, liggen ta'llooze voorwerpen,
van het luchtschip afkomstig, verspreid.
Toiletartikelen, schoenen en andere eigen
dommen van de opvarenden worden overal
teruggevonden
De acht geredden zijn alle leden van de
bemanning, die op het oogenblik van de
ramp dienst deden. De namen zijn: Cook,
Disley, Radcliff, Savory, Leech, Benks, Bell
en Church.
Drie hunner, Leach, Bell en Binks, alle
drie chefs-mecanicien, kwamen er zonder
noemenswaardige verwondingen af, de
mecaniciens Cook en Savory, alsmede de
marconist Disly hebben brandwonden aan
gelaat en handen opgeloopen, terwijl de
luchtschipmatrozen Church en Radcliffe
met ernstige verwondingen in het zieken
huis liggen. Voor hun leven wordt evenwel
niet gevreesd.
RECLAME.
8153
Op velerlei wijze heeft de bevolking van
het kleine Arlonne, waar het luchtschip
neerviel, met de ramp meegeleefd. Des
nachts opgeschrikt door de knal van de ont
ploffing en door het vuur, dat uit het lucht
schip laaide, waren het de brandweerman
nen van Arlonne, die, tezamen met de gen
darmerie ter plaatse de eerste hulp ver
leenden, de gewonden verbonden en voor
het transport naar het ziekenhuis van
Beauvais zorg droegen. Een droevere arbeid
wachtte de bewoners echter nog, toen hen
van de zijde der autoriteiten het verzoek
bereikte, zorg le villen dragen voor de le
vering van 46 doodkisten om de lijken der
slachtoffers te bergen. Onmiddellijk toog
men aan het werk; vrijwillig meldden de
mannen zich om het ruwe hout gereed te
maken om te verwerken, waarna een klein
aantal kistenmakers de ruwe, eenvoudige
kisten in elkaar timmerde, die door de sol
daten van het te Beauvais gedetacheerde
51ste Regiment naar den top van den heuvel
werden gebracht, waar de lijken tusschen
het struikgewas waren geborgen. Na door
de soldaten gekist te zijn, werden zij door
met paarden bespannen boerenwagens, den
heuvel af en naar het raadhuis van Alonne
gebracht. De Mairie van Alonne was ge
heel ingericht als chapelle ardente Bij drie
en vier tegelijk werden de kisten met hun
droeve last door de boerenwagens afgeleverd
en in den namiddag was de hal van hei
gebouw geheel gevuld met 46 kisten, allen
bedekt met een wit laken, dat geleidelijk
verdween onder de bloemen, die door de
bevolking werden aangedragen.
Waarschijnlijk zullen de lijken der slacht
offers aan boord van een Engelsch oorlogs
schip over het Kanaal worden gebracht.
Het tijdstip staat nog niet vast.
De vlag van het luchtschip, die aan den
achtersteven had gewapperd en niet ver
brand teruggevonden is, werd aan den
Britsrhen militairen attaché uit Parijs over
handigd.
Verhalen van overlevenden.
Bell verteld: „Ik had de wacht in de
achterste motorcabine. Ik was juist afgelost
door den mecanicien Binks. die ook gered
werd. Ik bleef echter nog eenige seconden
in de cabine om een paar woorden met hem
te spreken. Dit gesprek heeft mijn leven
gered. Indien ik buiten de cabine was ge
gaan dan zou ik zeker zijn gedood.
Toen ik met Binks stond te spreken,
kwam opeens het sein de motoren langzaam
te doen draaien. Het luchtschip maakte
plotseling een scherpen hoek en de neus
van de R 101 dook naar de aarde. Plotse
ling sloegen wij tegen den heuvel Een
ooiverdoovend gekraak volgde, terwijl on
middellijk daarop de vlammen uitsloegen
Binks en ik werden tegen elkander ge
gooid toen plotseling de water-ballasttank,
die boven de motorcabine was aangebracht,
uit elkaar sloeg. Wij werden door het water
overstroomd en daaraan hebben wij onze
redding te danken. Wij hielden natte lap
pen voor on9 gelaat en zochten een uitweg
door het ontwrichte geraamte van het wrak
en konden op den grond komen. De ramp
is. voor zoover ik het weet, een volledig
mysterie. Alle motoren liepen op kruissnel
heid, toen wij op den heuvel sloegen De
heuvel, waarop het luchtschip verpletterd
werd. is zeven honderd voet hoog. Er was
een hevige wind en het regende, toen de
ramp plaats had. doch wij schenen goede
vorderingen te maken."
Ook uit de beschrijving, die Disly, do
marconist, geeft, blijkt dat de ramp de be
manning volkomen verrast heeft. „Van
mijn positie in het schip, boven den con-
tróle-gondel, kon ik. aldus Disly aan een
correspondent van de „Crt." ik elk geval
niet veel zien van wat er buiten gebeurde.
Ik sliep tot ongeveer even voor de botsing
Het schip had te kampen met een zwaren
storm, doch al lag het niet erg rustig, de
situatie was toen niet abnormaal genoeg
om mij te verontrusten. Ik werd wakker
door het slaan van de gong. waarmee de
oïder wordt gegeven om de motoren lang
zaam te laten gaan. Ik had het toezicht op
het schakelbord, waarmede de eleclrisehe
9troom door het geheele schip geregeld
wordt, en daar de vermindering van snel
heid een verandering in stroomverbruik
beteekende. ging ik naar mijn schakelbord"
„Wat er toen gebeurde weet ik eigenlijk
niet. Plotseling dook het schip snel naar
voren en raakte den grond. Ik hoorde een
geweldige botsing en een reeks ontploffingen
OveTal om mij heen schoten verblindende I
vlammen op. Het vuur loeide van den boef
tot aan den achtersteven."
„Ik kan niet vertellen hoe de brand ont
stond, maar ik geloof, dat hij middenscheeps
uitbrak en niet in den boeg. De vlammen
waren verschrikkelijk, onmogelijk te be
schrijven. Het was een massa vuur loeiend
als een oven. Ik had maar één gedachtp en
dat was: Uit het schip te komen. Ik trachtte
het omhulsel stuk te scheuren, maar dat
lukte niet. Toen ging ik zitten en plotseling
kwam ik tot de ontdekking, dat ik op nat
gras zat. Het omhulsel bleek aan de onder
zijde reeds gescheurd te zijn en ik kroop
nu langzaam langs die scheur verder, tot
ik mij buiten het brandende schip bevond."
„Ik liep toen nog langs het luchtschip om
te zien of ik iemand helpen kon, maar er
was niets meer voor mij te doen. Alles was
in een minuut gebeurd."
Een Franschman vond Disly verdoofd
langs het schip loopen en nam hem mee
naar zijn woning. Disly weigerde naar een
ziekenhuis te gaan voordat hij naar het:
Britsche ministerie van Luchtvaart had ge
telefoneerd en alles had gedaan wal in zijn
vermogen was om hulp te roeoen.
De oorzaak.
Over de oorzaak tast men nog in het
duister. Een van de geredden heeft de oor
zaak van de botsing geweten aan een defec
ten staart Dat blijkt uit de verklaring die
ir Leech voor eenige autoriteiten heeft af
gelegd. Hierin heeft hij gezegd, dat niemand
aan boord van het luchtschip heeft geweien
d:at het in moeilijkheden verkeerde, tot op
het allerlaatste oogenblik de commandant,
luitenant lrwin, een bericht doorgaf aan de
machine-kamer om de motoren te doen stop
pen. Op het zelfde oogenblik stortle het ge
vaarte reeds naar omlaag en sloeg tegen da
helling van een heuvel.
De motoren werkten op hel oogenblik van
de botsing normaal. Er dook wel een gerucht
op in Beauvais. dat de motoren niet goed
zouden hebben gewerkt, hetgeen door eenige
van de inwoners zou zijn opgemerkt, maar
dat werd door ir Leech, die een van de con
structeurs van het luchtschip is en het vin
haver tot gort kent, pertinent tegengespro
ken Hij wist zeker, dat op het oogenblik
van de botsing alle motoren goed hadden
gewerkt.
Driemaal heeft het luchtschip, zoo ver
klaarde hij verder, den grond geraakt Bij
den tweeden keer heeft de commandant do
reeds bekende order gegeven om de moto
ren van toerental te doen veranderen. Dat
is een wanhopige poging geweest om het
schip nog op het allerlaatste oogenblik nog
omhoog le krijgen, maar die poging is niet
gelukt. De staart is gebarsten en volgens
ir. Leech reeds voordat de noodlottige bot
sing plaats vond. Dit klopt dus met de mee
ning van diegenen, die in een defect raken
van den staart de oorzaak zoeken.
De deelneming.
Ontzettend was natuurlijk de indruk, die
de tijding der ramp in Engeland veroor
zaakte. En van alle zijden kwamen tele
grammen van deelneming.
Alle staatshoofden bijkans gewaagden
van hun medeleven.
Koning George heeft het volgende tele
gram aan den eersten minister MacDonald
gezonden
,,Ik ben diep ontsteld bij het vernemen
van deze nationale ramp en het vreeselijk
verlies aan raenschenlevens, als gevolc
daarvan, waaronder dat van Lord Thom
son, mijn minister voor de Luchtvaart. De
Koningin en ik betreuren diep hen, die
zijn omgekomen in den dienst van hun land
en de gewonde overlevenden."
Een groote menigte wachte diep ontroerd
voor het ministerie van luchtvaart op na
dere gegevens.
Een commissie van onderzoek.
In den loop van den middag arriveerde
per vliegtuig op het terrein van de ramp
de door het Britsche ministerie van lucht
vaart ingestelde commissie van onderzoek,
onder leiding van den opper-maarschalk
voor de luchtvaart Sir John Salmon, met
den directeur van den Britschen techni-
schen luchtvaartdienst Holt. Ook een groot
aantal Engelsche journalisten arriveerde
per vliegtuig. Na toestemming te hebben
gekregen .van de Fransche autoriteiten
6telden de Britsche commissie-leden in het
wrak van het luchtschip een voorloopig
onderzoek in.
door
ELISE WESSELINK—RUTGERS.
Een groote auto, waarin twee mannen
waren gezeten, reed langzaam voort over
een der hobbelige, stijgende wegen van het
Arrée-gebergte in het kaalste, onvrucht
baarste gedeelte van Bretagne.
Een hooggeladen vracht-auto volgde.
„Je zult eens zien", sprak de oudste der
beide mannen, „hoe uitnemend ik geslaagd
hen."
„Dat moet wel", glimlachte de ander.
„Het huis is tenminste bijna even moeilijk
te bereiken als 'n arendsnest op een rots.'"
„Nu overdrijf je. Wij kunnen er met de
auto komen. Dat zegt, dunkt mij, nogal
wat."
„En de weg is zoo gemakkelijk", spotte de
ander.
Op hetzelfde oogenblik werden de reizi
gers onzacht tegen elkander aangegooid.
Beiden grepen terstond naar de lange,
platte kist, die op de voorbank stond, oin
die voor vallen te behoeden.
„Langzamer", riep Mare Lemoine den
chauffeur toe.
„En kijk beter uit je oogen", vulde zijn
jongere metgezel verontwaardigd aan.
„Zou het gehinderd hebben?" wendde hij
zich daarop tot Mare Lemoine.
„Ik denk het niet", antwoordde deze op
geruststellenden toon. „Alles is secuur ver
pakt."
„De vent zal ons nog in het ravijn rij
den", mopperde Pierre Denis. „De wagen
was bijna gekanteld."
„Het huis is rondom door tuin omge
ven", vertelde Marc, die de aan den toclit
verbonden onaangenaamheden heel wat
kalmer opnam dan de ander „Of „tuin"
is eigenlijk wel wat veel gezegd. Een stuk
grond met hier en daar een pluk gras en
wat magere boompjes erop, dat is juister
uitgedrukt. De man. die daar zijn woning
heeft gebouwd, moet wel een zonderling,
een menschenhater zijn geweest. Hij i?
sinds jaren dood en het huis heeft sindsdien
leeggestaan".
..Maar zeg eens, wij zullen daarboven
toch zeker wel alles kunnen krijgen, wat
wij noodig-hebben?"
„Maak je niet ongerust. De vrouw, die
ik als kookster heb aangenomen, beweert,
dat in het een kwartier verder gelegen
dorp alles te krijgen is. Voor de eerste da
gen heb ik bovendien een heelen voorraad
levensmiddelen in den vrachtwagen laten
pakkpn."
„Je hebt blijkbaar niets vergeten."
„Ik vergeet zelden iets. Ik bekijk de din
gen steeds van alle kanten en houd reke
ning met mijn bevindingen. Als jij maar
niets vergeten hebt."
„Dat is haast niet mogelijk. Wel drie
maal heb ik het schoon leege laborato
rium nog eens doorzocht, om er zeker van
te zijn, dat ik geen pakje, geen schroefje,
geen snippertje papier had laten liggen.
Neen. wij hebben niets vergelen."
„Daarboven kunnen wij ongestoord wer
ken."
„Geen last van buren, die mopperen over
een beetje geraas en gehamer en geknal."
„En geen nieuwsgierigen."
„Wees daar maar niet al le zeker van.
En zijn al méér, die naar hetzelfde zoeken
als wij Wij moeten steeds op bespieders zijn
bedacht"
„Mijn beste jongen, als je gezien hebt,
hoe volmaakt het huis afgesloten en ge
blindeerd kan worden, zul je tevreden zijn
Wij hebben onze plannen bovendien strikt
geheim gehouden. Iedereen denkt, dat wij
naar het Zuiden zijn getrokken."
„Als wij nu maar slagen."
„Wees niet zoo weifelmoedig. Wij slagen
natuurlijk. Kijk, daar kun je het arends
nest al zien liggen. Het lijkt dichtbij, maar
het duurt nog wel een uur, vóór wij het be
reikt hebben. De weg wordt hoe. langer hoe
lastiger."
De mannen zwegen geruimen tijd. Zij
hadden trouwens al hun aandacht noodig
voor de doozen, pakjes, koffertjes, die in
den wagen rondom hen waren opgestapeld.
De groote vrachtauto was genoodzaakt,
vaart te verminderen, om de steenblokken,
waarmede de weg lag bezaaid en gevaar
lijke kuilen te vermijden.
Beiden slaakten een zucht van verlich
ting, toen zij eindelijk hun toekomstige wo
ning heelhuids hadden bereikt
Een oude vrouw, met de eigenaardige
Bretonsche muls op en een vriendelijk,
maar dom gelaat, trad naar buiten, om hen
te verwei komen.
„Om hoe laat -willen de heeren eten?"
vroeg zij aan Mare Lemoine.
„Zoo gauw mogelijk, moeder", antwoord
de hij. „Wij hebben honger. Ga dus maar
aan het kokkerellen. Wij zullen in dien lijd
ons boeltje binnendragen
De chauffeurs die vóór donker weder op
veiliger terrein wenschten te zijn, die bo
vendien rekenden op een flinke fooi. hiel
pen ijverig mee en het duurde niet lang,
of het laatste stuk bagage was onderge
bracht in het huis. dat de beide mannen
gemeubileerd, zooals het reilde en zeilde
van den in Parijs wonenden eigenaar had
den gehuurd, voorgevend, dat zij schilders
waren, die de natuur, de menschen en do
dingen van Bretagne op het witte doek wil
den vereeuwigen.
Twee dagen later hadden zij het grootste
vertrek geheel als laboratorium ingericht.
Het bleek, dat zij niets van hetgeen zij
gebruiken moesten, vergeten hadden.
„Een groot geluk", merkte Pierre Denis
op. „Het zou minder aangenaam zijn, om
voor de een of andere kleinigheid die
reis nog eens te moeten ondernemen."
„Nog daargelaten, sprak Lemoine, dat
wij groot gevaar zouden loopen gevolgd te
worden, als wij tusschen onze schuilplaats
en Parij® heen en weer trokken Met de
menage zal het wel gaan. dunkt jc ook
niet?"
„O ja en in dien veilig ommuurden tuin
hebben wij gelegenheid genoeg, om lucht
te happen, en wat beweging te nemen.
Onze ontberingen zullen niet zwaar zijn
in het betooverde slot.
Op den vijfden dag van hun verblijf
vroeg de oude Bretonsche met iets al9 wan
trouwen in haar iet wat verbleekte donke
re oogen.
"Wat doen de heeren daar toch in die
kamer
„Werken moeder", antwoordde Mare
Lemoine.
„Schilderen? De heeren zijn toch immers
schilders?"
De beide mannen wisselden een snellen
blik. daarop sprak Mare:
„Ga er eens even bij zitten moeder Wij
I zullen u in ons vértrouwen nemen, want
wij begrijpen wel. dat onze werkzaamhe
den in die veilig afgesloten kamer uw ach
terdocht moe'.er wekken. Wij zijn neen
schilders"
„Dat schreef mijnheer Deville toch!"
„Wij hebben hem dat maar wijs gemaakt
omdat dat zoo in onze kraam te pas kwam."
„Maar wat ben u dan?"
..Uitvinders Ja, u kijkt ons verwond-nd
aan. U begrijpt er natuurlijk niets van.
Maar u hebt toch zeker wel eens gehoord,
dat nieuwe machinerieën, nieuwe. nieu
we medicijnen.... nieuwe, laten wij zeg
gen: verfstoffen en weet ik. wat al meer,
door ingenieur* of andere menschen uit
gevonden moeten worden Nu. zoo zoeken
wij samen naar iets, dat van groot helang
zal blijken le zijn."
(Slot volgt).