Ue/JiObülcj& C\mmOvcücAeU Het Engelsche Luchtschip R101 vergaan Wat zij vergeten hadden 71sle Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 6 October 1930 Derde Blad No. 21642 Boven Fransch gebied tegen den grond geslagen en verbrand ZES EN VEERTIG SLACHTOFFERS - ACHT GEWONDEN FEUILLETON. Or Engeland is in rouw gedompeld. Zooals wij gistermorgen bullitineerden is het Brit- sChe luchtschip de R. 101 boven Frankrijk vergaan en de bemanning en passagiers zijn voor het grootste deel bij deze ramp om het leven gekomen. Op een plaats, waar tijdens den oorlog reeds zoovele Engelschen hun leven moesten geven.... Met hoeveel vertrouwen was Zaterdag avond de reis aanvaard, die Zondagmorgen zoo'n droevig einde zou nemen Het vertrek. Het was een trotsch schouwspel, het ge vaarte aan de landingsmast te Cardington te zien. Tegen het vallen van de duisternis gloeiden geleidelijk de verschillende lichten aan, en een groot aantal belangstellenden was te Cardington aanwezig, om het ver trek van het luchtschip bij te wonen. Het zou de eerste groote reis worden, be doeld tevens als proefvlucht en als voor bereiding voor een eventueel in te stellen vaste luchtschependienst EngelandIndië. Via Frankrijk en de Middellandsche Zee zou het eerste gedeelte van de reis gemaakt worden naar Egypte, waar te Ismaila, nabij het Suez-Kanaal, de eerste landing gemaakt zou worden aan de daar gebouwde landings mast. die van ongeveer dezelfde constructie is als die te Cardington. Te Ismaila zou de R. 101 slechts eenige uren blijven, om via Aleppo, Bagdad en Basra Karachi te be reiken, waar het vliegveld geheel is inge richt als eindstation voor den belangrijken luchtschependienst EngelandIndië. O.a. bevindt zich op het landingsterrein te Ka rachi een groote hangar, waarin het lucht schip ondergebracht kan worden. Reeds lang voor het vertrek was de be manning op het vliegveld te Cardington aanwezig, met hun verwanten en vrienden, die afscheid kwamen nemen. Dat het voor bijna allen een afscheid voor altijd zou zijn, zal wel niemand vermoed hebben. De be manning bestond uit 42 koppen, en de vlucht stond onder commando van luitenant lrwin. Er zouden elf passagiers meegaan, waaronder de Britsche minister voor Lucht vaart, Lord Thomson, Sir Selton Brancker, directeur van den burgerlijken luchtvaart dienst, de ontwerper van het luchtschip kolonel Richmond, de escadrillecommandant Palstra van de Royal Australian Airforce, de Wing Commander Colman en majoor Scott, commandant van het andere groote Britsche luchtschip R. 100. Van de 42-koppige. be manning waren vijf leden officieren. De commandant luitenant Irwm werd bijge staan door den navigator, den escadrille-com mandant Johnson. Te ruim 6 uur terwijl de meeste passa giers reeds aanwezig waren, arriveerde Lord Thomson, de luchtvaartminister. Het was reeds bijna donker, toen het luchtschip van de ankermast werd losgemaakt. Precies te 6 minuten over half acht verhief het ge vaarte zic'h statig in de lucht. Het was een schiterend schouwspel, het verlichte lucht schip omhoog te zien 9tijgen tegen den don keren avondhemel. In de gondels, in de kajuiten en in de salons, brandden de lich ten, en statig verdween de R. 101 in de rich ting van Londen, naar het Zuid-Oosten om nooit meer terug te keeren. Waarschijnlijk is reeds boven het Kanaal de worsteling met de elementen en tegen den opstekenden storm begonnen Vermoe delijk hebben de vijf machtige 585 P.K. motoren het luchtschip niet in bedwang i kunnen houden, hoewel zoowel motoren als navigatie-inrichting bij de proeftochten boven Engeland, die nog de vorige week werden gehouden, alle hebben voldaan. De nationale belangstelling in Engeland was gericht op de beide groote Britsche luchtschepen, de R. 100 en de R. 101. Ook economisch waren de beide luchtschepen voor het Britsche Rijk van het grootste be lang. De R. 100 ondernam de eerste vlucht naar Canada, als proeftocht voor een vaste Transatlantische luchtschependienst. Deze tocht van de R. 101 moest de voorbereiding zijn van de vaste verbinding door de lucht mèt Indië. Tragisch is de groote onderne ming geëindigd Heel Engeland, heel het Britsche Rijk, welks vertegenwoordigers juist nu te Londen bijeen zijn is in diepen rouw gedompeld. Tijdens de vlucht. Op het vliegveld te Le Bourget kwamen volgende radioberichten sinds het vertrek binnen Te 18.40 uur (Greenwich) meldde het luchtschip zijn vertrek, dat te 18.30 uur heeft plaats gehad. Te 20.40 uur vloog de R. 101 over Londen. Te 22.25 uur wettelijken tijd passeerde het luchtschip de kust in de nabijheid van Has tings. Het regende toen hevig en de wind was Zuidwest. De snelheid van het lucht schip bedroeg op dat oogenblik 54 knoopen. Te 22.40 wettelijken tijd bevond het lucht schip zich 2 mijlen ten Noorden van Has tings, welke inlichting gegeven werd door een Engelsch radiostation. Te 23.30 uur passeerde het luchtschip de Fransche kust bij Point Saint Quentin. Te 24 uur Greenwichtijd was de positie van het luchtschip 15 mijlen ten Z.W. van Abbeville. De laatste positiemelding, die het lucht schip heeft gegeven te 1.50 uur was 1 K.M. ten Zuiden van Beauvais. Op dat moment werd per radio medege deeld, dat de passagiers een uitstekenden tocht hadden gemaakt. Zij hadden in den loop van den avond een sigaartje gerookt en bereidden zich voor om rust te nemen. Te 2.08 uur was er geen enkel bericht, maar op dat moment zag de terrein wacht van Beauvais een groot lichtschijnsel bij het bosch van Beauvais. Het was het luchtschip, dat naar bene den was gevallen. Daar de ramp Daar dus, vlak bij Beauvais, departe ment Oise, 80 K.M. van Parijs, heeft de ramp plaats gevonden. Een ooggetuige, de EngelschmaD George Darling die te Beau vais woont, vertelde: Om het luchtschip te zien, waarop kan9 bestond, was ik opgebleven. Ongeveer te kwart voor twee zag ik het luchtschip in de richting van Beauvais vliegen. Het lucht schip maakte echter vreemde bewegingen het ging op en neer en ik veronderstelde, dat het in moeilijkheden verkeerde. Ik ben met m'n auto het luchtschip gevolgd. Plot seling zag ik de R. 10] den grond raken. Een geweldige slag volgde en op hetzelfde oogenblik sloegen de vlammen uit het luchtschip. Ik sprong uit mijn wagen en rende onmiddellijk naar de plaats waar het gevaarte was neergekomen. Daar vond ik eenige mecaniciens in half-verdoofden toe stand, die uit het luchtschip waren ont snapt. De eerste overlevende, die ik sprak, was de mecanicien Leech. Deze vertelde mij, dat niemand aan boord van het luchtschip had geweten, dac de R. 101 in moeilijk heden verkeerde, tot enkele oogenblikken voor de ramp. De opvarenden wisten al leen, dat de commandant, luitenant lrwin, trachtte een commando naar de machine kamer door te geven om de motoren te doen stoppen. Toen stortte het gevaarte plotseling naar omlaag en sloeg tegen de helling van een heuvel. Onmiddellijk daar op volgde een ontploffing, waardoor het luchtschip in brand vloog. Darling vertelde verder, dat hij aan de zijde, het verst van de vlammen verwij derd, in het luchtschip klom, door een ruit stuk te slaan. Hij kwam in een der ma chineruimtes. Hij liep door, maar werd door de vlammen teruggedreven. Het was hopeloos, te trachten iets te doen; het eenige was zoo spoedig moge lijk hulp te halen. Het luchtschip vormde toen het was neergestort, een brandende massa. Spoe dig was het een nog narookende gloeiende ijzermassa van ongeveer 15 meter hoogte. Het reddingswerk was buitengewoon moei lijk. De ramp had plaats, toen de meeste op varenden in hun kooien lagen. Voor de na vigatie en de bediening der motoren deden op dat oogenblik 12 leden van.de beman ning dienst. Direct na de catastrophe hebben de plaat selijke autoriteiten de regeering te Parijs gewaarschuwden reeds vroeg in den mor gen vertrokken de F ransclie minister voor Luchtvaart Laurent Evnac en de Engelsche militaire attaché te Parijs per' auto naar Beauvais. De slachtoffers. De autoriteiten namen onmiddellijk de noodige maatregelen om zoo mogelijk nog opvarenden te redden Acht personen kon den levend uit het luchtschip komen. De overige 46 personen, die zich aan boord bevonden, zijn omgekomen. Zij zijn allen tengevolge van het in brand vliegen van het luchtschip overleden. De meeste lijken waren onherkenbaar verminkt Niet minder dan 25 slachtoffers werden in de groote cabine van de R. 101 gevonden. Alle vijf officieren, onder wie de commandant, luitenani lrwin, befaooren lot de slachtoffers. Evenals'de groote leidende figuren der Engelsche luchtvaart, boven vermeld. In de omgeving van de plaats, waar het wrak van de R. 101 op Frankrijk's bodem is neergekomen, liggen ta'llooze voorwerpen, van het luchtschip afkomstig, verspreid. Toiletartikelen, schoenen en andere eigen dommen van de opvarenden worden overal teruggevonden De acht geredden zijn alle leden van de bemanning, die op het oogenblik van de ramp dienst deden. De namen zijn: Cook, Disley, Radcliff, Savory, Leech, Benks, Bell en Church. Drie hunner, Leach, Bell en Binks, alle drie chefs-mecanicien, kwamen er zonder noemenswaardige verwondingen af, de mecaniciens Cook en Savory, alsmede de marconist Disly hebben brandwonden aan gelaat en handen opgeloopen, terwijl de luchtschipmatrozen Church en Radcliffe met ernstige verwondingen in het zieken huis liggen. Voor hun leven wordt evenwel niet gevreesd. RECLAME. 8153 Op velerlei wijze heeft de bevolking van het kleine Arlonne, waar het luchtschip neerviel, met de ramp meegeleefd. Des nachts opgeschrikt door de knal van de ont ploffing en door het vuur, dat uit het lucht schip laaide, waren het de brandweerman nen van Arlonne, die, tezamen met de gen darmerie ter plaatse de eerste hulp ver leenden, de gewonden verbonden en voor het transport naar het ziekenhuis van Beauvais zorg droegen. Een droevere arbeid wachtte de bewoners echter nog, toen hen van de zijde der autoriteiten het verzoek bereikte, zorg le villen dragen voor de le vering van 46 doodkisten om de lijken der slachtoffers te bergen. Onmiddellijk toog men aan het werk; vrijwillig meldden de mannen zich om het ruwe hout gereed te maken om te verwerken, waarna een klein aantal kistenmakers de ruwe, eenvoudige kisten in elkaar timmerde, die door de sol daten van het te Beauvais gedetacheerde 51ste Regiment naar den top van den heuvel werden gebracht, waar de lijken tusschen het struikgewas waren geborgen. Na door de soldaten gekist te zijn, werden zij door met paarden bespannen boerenwagens, den heuvel af en naar het raadhuis van Alonne gebracht. De Mairie van Alonne was ge heel ingericht als chapelle ardente Bij drie en vier tegelijk werden de kisten met hun droeve last door de boerenwagens afgeleverd en in den namiddag was de hal van hei gebouw geheel gevuld met 46 kisten, allen bedekt met een wit laken, dat geleidelijk verdween onder de bloemen, die door de bevolking werden aangedragen. Waarschijnlijk zullen de lijken der slacht offers aan boord van een Engelsch oorlogs schip over het Kanaal worden gebracht. Het tijdstip staat nog niet vast. De vlag van het luchtschip, die aan den achtersteven had gewapperd en niet ver brand teruggevonden is, werd aan den Britsrhen militairen attaché uit Parijs over handigd. Verhalen van overlevenden. Bell verteld: „Ik had de wacht in de achterste motorcabine. Ik was juist afgelost door den mecanicien Binks. die ook gered werd. Ik bleef echter nog eenige seconden in de cabine om een paar woorden met hem te spreken. Dit gesprek heeft mijn leven gered. Indien ik buiten de cabine was ge gaan dan zou ik zeker zijn gedood. Toen ik met Binks stond te spreken, kwam opeens het sein de motoren langzaam te doen draaien. Het luchtschip maakte plotseling een scherpen hoek en de neus van de R 101 dook naar de aarde. Plotse ling sloegen wij tegen den heuvel Een ooiverdoovend gekraak volgde, terwijl on middellijk daarop de vlammen uitsloegen Binks en ik werden tegen elkander ge gooid toen plotseling de water-ballasttank, die boven de motorcabine was aangebracht, uit elkaar sloeg. Wij werden door het water overstroomd en daaraan hebben wij onze redding te danken. Wij hielden natte lap pen voor on9 gelaat en zochten een uitweg door het ontwrichte geraamte van het wrak en konden op den grond komen. De ramp is. voor zoover ik het weet, een volledig mysterie. Alle motoren liepen op kruissnel heid, toen wij op den heuvel sloegen De heuvel, waarop het luchtschip verpletterd werd. is zeven honderd voet hoog. Er was een hevige wind en het regende, toen de ramp plaats had. doch wij schenen goede vorderingen te maken." Ook uit de beschrijving, die Disly, do marconist, geeft, blijkt dat de ramp de be manning volkomen verrast heeft. „Van mijn positie in het schip, boven den con- tróle-gondel, kon ik. aldus Disly aan een correspondent van de „Crt." ik elk geval niet veel zien van wat er buiten gebeurde. Ik sliep tot ongeveer even voor de botsing Het schip had te kampen met een zwaren storm, doch al lag het niet erg rustig, de situatie was toen niet abnormaal genoeg om mij te verontrusten. Ik werd wakker door het slaan van de gong. waarmee de oïder wordt gegeven om de motoren lang zaam te laten gaan. Ik had het toezicht op het schakelbord, waarmede de eleclrisehe 9troom door het geheele schip geregeld wordt, en daar de vermindering van snel heid een verandering in stroomverbruik beteekende. ging ik naar mijn schakelbord" „Wat er toen gebeurde weet ik eigenlijk niet. Plotseling dook het schip snel naar voren en raakte den grond. Ik hoorde een geweldige botsing en een reeks ontploffingen OveTal om mij heen schoten verblindende I vlammen op. Het vuur loeide van den boef tot aan den achtersteven." „Ik kan niet vertellen hoe de brand ont stond, maar ik geloof, dat hij middenscheeps uitbrak en niet in den boeg. De vlammen waren verschrikkelijk, onmogelijk te be schrijven. Het was een massa vuur loeiend als een oven. Ik had maar één gedachtp en dat was: Uit het schip te komen. Ik trachtte het omhulsel stuk te scheuren, maar dat lukte niet. Toen ging ik zitten en plotseling kwam ik tot de ontdekking, dat ik op nat gras zat. Het omhulsel bleek aan de onder zijde reeds gescheurd te zijn en ik kroop nu langzaam langs die scheur verder, tot ik mij buiten het brandende schip bevond." „Ik liep toen nog langs het luchtschip om te zien of ik iemand helpen kon, maar er was niets meer voor mij te doen. Alles was in een minuut gebeurd." Een Franschman vond Disly verdoofd langs het schip loopen en nam hem mee naar zijn woning. Disly weigerde naar een ziekenhuis te gaan voordat hij naar het: Britsche ministerie van Luchtvaart had ge telefoneerd en alles had gedaan wal in zijn vermogen was om hulp te roeoen. De oorzaak. Over de oorzaak tast men nog in het duister. Een van de geredden heeft de oor zaak van de botsing geweten aan een defec ten staart Dat blijkt uit de verklaring die ir Leech voor eenige autoriteiten heeft af gelegd. Hierin heeft hij gezegd, dat niemand aan boord van het luchtschip heeft geweien d:at het in moeilijkheden verkeerde, tot op het allerlaatste oogenblik de commandant, luitenant lrwin, een bericht doorgaf aan de machine-kamer om de motoren te doen stop pen. Op het zelfde oogenblik stortle het ge vaarte reeds naar omlaag en sloeg tegen da helling van een heuvel. De motoren werkten op hel oogenblik van de botsing normaal. Er dook wel een gerucht op in Beauvais. dat de motoren niet goed zouden hebben gewerkt, hetgeen door eenige van de inwoners zou zijn opgemerkt, maar dat werd door ir Leech, die een van de con structeurs van het luchtschip is en het vin haver tot gort kent, pertinent tegengespro ken Hij wist zeker, dat op het oogenblik van de botsing alle motoren goed hadden gewerkt. Driemaal heeft het luchtschip, zoo ver klaarde hij verder, den grond geraakt Bij den tweeden keer heeft de commandant do reeds bekende order gegeven om de moto ren van toerental te doen veranderen. Dat is een wanhopige poging geweest om het schip nog op het allerlaatste oogenblik nog omhoog le krijgen, maar die poging is niet gelukt. De staart is gebarsten en volgens ir. Leech reeds voordat de noodlottige bot sing plaats vond. Dit klopt dus met de mee ning van diegenen, die in een defect raken van den staart de oorzaak zoeken. De deelneming. Ontzettend was natuurlijk de indruk, die de tijding der ramp in Engeland veroor zaakte. En van alle zijden kwamen tele grammen van deelneming. Alle staatshoofden bijkans gewaagden van hun medeleven. Koning George heeft het volgende tele gram aan den eersten minister MacDonald gezonden ,,Ik ben diep ontsteld bij het vernemen van deze nationale ramp en het vreeselijk verlies aan raenschenlevens, als gevolc daarvan, waaronder dat van Lord Thom son, mijn minister voor de Luchtvaart. De Koningin en ik betreuren diep hen, die zijn omgekomen in den dienst van hun land en de gewonde overlevenden." Een groote menigte wachte diep ontroerd voor het ministerie van luchtvaart op na dere gegevens. Een commissie van onderzoek. In den loop van den middag arriveerde per vliegtuig op het terrein van de ramp de door het Britsche ministerie van lucht vaart ingestelde commissie van onderzoek, onder leiding van den opper-maarschalk voor de luchtvaart Sir John Salmon, met den directeur van den Britschen techni- schen luchtvaartdienst Holt. Ook een groot aantal Engelsche journalisten arriveerde per vliegtuig. Na toestemming te hebben gekregen .van de Fransche autoriteiten 6telden de Britsche commissie-leden in het wrak van het luchtschip een voorloopig onderzoek in. door ELISE WESSELINK—RUTGERS. Een groote auto, waarin twee mannen waren gezeten, reed langzaam voort over een der hobbelige, stijgende wegen van het Arrée-gebergte in het kaalste, onvrucht baarste gedeelte van Bretagne. Een hooggeladen vracht-auto volgde. „Je zult eens zien", sprak de oudste der beide mannen, „hoe uitnemend ik geslaagd hen." „Dat moet wel", glimlachte de ander. „Het huis is tenminste bijna even moeilijk te bereiken als 'n arendsnest op een rots.'" „Nu overdrijf je. Wij kunnen er met de auto komen. Dat zegt, dunkt mij, nogal wat." „En de weg is zoo gemakkelijk", spotte de ander. Op hetzelfde oogenblik werden de reizi gers onzacht tegen elkander aangegooid. Beiden grepen terstond naar de lange, platte kist, die op de voorbank stond, oin die voor vallen te behoeden. „Langzamer", riep Mare Lemoine den chauffeur toe. „En kijk beter uit je oogen", vulde zijn jongere metgezel verontwaardigd aan. „Zou het gehinderd hebben?" wendde hij zich daarop tot Mare Lemoine. „Ik denk het niet", antwoordde deze op geruststellenden toon. „Alles is secuur ver pakt." „De vent zal ons nog in het ravijn rij den", mopperde Pierre Denis. „De wagen was bijna gekanteld." „Het huis is rondom door tuin omge ven", vertelde Marc, die de aan den toclit verbonden onaangenaamheden heel wat kalmer opnam dan de ander „Of „tuin" is eigenlijk wel wat veel gezegd. Een stuk grond met hier en daar een pluk gras en wat magere boompjes erop, dat is juister uitgedrukt. De man. die daar zijn woning heeft gebouwd, moet wel een zonderling, een menschenhater zijn geweest. Hij i? sinds jaren dood en het huis heeft sindsdien leeggestaan". ..Maar zeg eens, wij zullen daarboven toch zeker wel alles kunnen krijgen, wat wij noodig-hebben?" „Maak je niet ongerust. De vrouw, die ik als kookster heb aangenomen, beweert, dat in het een kwartier verder gelegen dorp alles te krijgen is. Voor de eerste da gen heb ik bovendien een heelen voorraad levensmiddelen in den vrachtwagen laten pakkpn." „Je hebt blijkbaar niets vergeten." „Ik vergeet zelden iets. Ik bekijk de din gen steeds van alle kanten en houd reke ning met mijn bevindingen. Als jij maar niets vergeten hebt." „Dat is haast niet mogelijk. Wel drie maal heb ik het schoon leege laborato rium nog eens doorzocht, om er zeker van te zijn, dat ik geen pakje, geen schroefje, geen snippertje papier had laten liggen. Neen. wij hebben niets vergelen." „Daarboven kunnen wij ongestoord wer ken." „Geen last van buren, die mopperen over een beetje geraas en gehamer en geknal." „En geen nieuwsgierigen." „Wees daar maar niet al le zeker van. En zijn al méér, die naar hetzelfde zoeken als wij Wij moeten steeds op bespieders zijn bedacht" „Mijn beste jongen, als je gezien hebt, hoe volmaakt het huis afgesloten en ge blindeerd kan worden, zul je tevreden zijn Wij hebben onze plannen bovendien strikt geheim gehouden. Iedereen denkt, dat wij naar het Zuiden zijn getrokken." „Als wij nu maar slagen." „Wees niet zoo weifelmoedig. Wij slagen natuurlijk. Kijk, daar kun je het arends nest al zien liggen. Het lijkt dichtbij, maar het duurt nog wel een uur, vóór wij het be reikt hebben. De weg wordt hoe. langer hoe lastiger." De mannen zwegen geruimen tijd. Zij hadden trouwens al hun aandacht noodig voor de doozen, pakjes, koffertjes, die in den wagen rondom hen waren opgestapeld. De groote vrachtauto was genoodzaakt, vaart te verminderen, om de steenblokken, waarmede de weg lag bezaaid en gevaar lijke kuilen te vermijden. Beiden slaakten een zucht van verlich ting, toen zij eindelijk hun toekomstige wo ning heelhuids hadden bereikt Een oude vrouw, met de eigenaardige Bretonsche muls op en een vriendelijk, maar dom gelaat, trad naar buiten, om hen te verwei komen. „Om hoe laat -willen de heeren eten?" vroeg zij aan Mare Lemoine. „Zoo gauw mogelijk, moeder", antwoord de hij. „Wij hebben honger. Ga dus maar aan het kokkerellen. Wij zullen in dien lijd ons boeltje binnendragen De chauffeurs die vóór donker weder op veiliger terrein wenschten te zijn, die bo vendien rekenden op een flinke fooi. hiel pen ijverig mee en het duurde niet lang, of het laatste stuk bagage was onderge bracht in het huis. dat de beide mannen gemeubileerd, zooals het reilde en zeilde van den in Parijs wonenden eigenaar had den gehuurd, voorgevend, dat zij schilders waren, die de natuur, de menschen en do dingen van Bretagne op het witte doek wil den vereeuwigen. Twee dagen later hadden zij het grootste vertrek geheel als laboratorium ingericht. Het bleek, dat zij niets van hetgeen zij gebruiken moesten, vergeten hadden. „Een groot geluk", merkte Pierre Denis op. „Het zou minder aangenaam zijn, om voor de een of andere kleinigheid die reis nog eens te moeten ondernemen." „Nog daargelaten, sprak Lemoine, dat wij groot gevaar zouden loopen gevolgd te worden, als wij tusschen onze schuilplaats en Parij® heen en weer trokken Met de menage zal het wel gaan. dunkt jc ook niet?" „O ja en in dien veilig ommuurden tuin hebben wij gelegenheid genoeg, om lucht te happen, en wat beweging te nemen. Onze ontberingen zullen niet zwaar zijn in het betooverde slot. Op den vijfden dag van hun verblijf vroeg de oude Bretonsche met iets al9 wan trouwen in haar iet wat verbleekte donke re oogen. "Wat doen de heeren daar toch in die kamer „Werken moeder", antwoordde Mare Lemoine. „Schilderen? De heeren zijn toch immers schilders?" De beide mannen wisselden een snellen blik. daarop sprak Mare: „Ga er eens even bij zitten moeder Wij I zullen u in ons vértrouwen nemen, want wij begrijpen wel. dat onze werkzaamhe den in die veilig afgesloten kamer uw ach terdocht moe'.er wekken. Wij zijn neen schilders" „Dat schreef mijnheer Deville toch!" „Wij hebben hem dat maar wijs gemaakt omdat dat zoo in onze kraam te pas kwam." „Maar wat ben u dan?" ..Uitvinders Ja, u kijkt ons verwond-nd aan. U begrijpt er natuurlijk niets van. Maar u hebt toch zeker wel eens gehoord, dat nieuwe machinerieën, nieuwe. nieu we medicijnen.... nieuwe, laten wij zeg gen: verfstoffen en weet ik. wat al meer, door ingenieur* of andere menschen uit gevonden moeten worden Nu. zoo zoeken wij samen naar iets, dat van groot helang zal blijken le zijn." (Slot volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9