HET PRUTTELKIND. ZWART EN ZAMBO II. In den loop van den dag had moede» haar bij zich geroepen en haar gezegd, dat zij voor on-bepaalden tijd bij juffrouw Marks, moeder's vriendin, zou gaan logeeren. ,,'t Kost ons veel, je weg te moeten stu ren, kind," had moeder gezegd, „maar 'tis voor je eigen bestwil. Misschien, als je een poosje weg bent, dat je dan je ouderlijk huis, waar je zóó gelukkig moest zijn, beter kunt waardeeTen. Strijd tegen je slechte ge woonte Suus, wees vriendelijk tegen ieder een, dan wordt je ons „zonnestraaltje", in plaats van „het prufctelkind"." Suze had gesnikt, alsof haar hart zou breken en moeder gesmeekt haar plan te veranderen. Maar vader en moeder bleven bij hun besluit. „Neen, Suze," zeiden ze, „je licht hier zóóveel reden tot 'klagen, daarover mopper je immers altijd?, 't is beter als je nu maar een poosje van huis gaal." Zoo kwam de dag, die voor Suze's ver trek was bepaald. Vader bracht haar weg. Suze's verdriet had plaats gemaakt voor een gevoel van verongelijkt zijn. Meel in hel geheim in haar hartje, beschuldigde zij iedereen, zelfs vader en moeder niet uitge zonderd, van onvriendelijkheid. Zij zag niet hoe moeder haar van achter de gordijnen nakeek met betraande oogen en den inningen wensch in het hart, dat haar Suze tot haar weer mocht keeren als een ander, als een lief en vriendelijk meisje. De ontvangst bij juffrouw Marks was 'heel hartelijk, maar Suze had zich voorgenomen om alles naar te vinden, dus miste het zijn uitwerking. Na een paar uurtjes nam vader afscheid en toen de deur achter hem dichtviel, be greep Suze eerst goed, dat zij nu van huis en alleen, onder vreemden was. Een steelsche blik wierp zij op juffrouw Marks. Die zou haar nu wel de les gaan lezen dacht zij en haar zeggen, dat zij lief en vriendelijk moest zijn. Juffrouw Marks keek ook naar haar. 't Was alsof zij begreep wat het meisje dacht en haar oogen, die iemand zoo vrien delijk aanzagen, antwoordden daarop en zeiden: „Dacht je, dat ik je zou gaan be knorren; 'k denk er niet over, hoor." „Kom, Suze," zei juffrouw Marks, „je koffer is hier gisteren aangekomen, en het is nog vroeg genoeg, zullen wij gaan uit pakken, of ben je te moe van de reis?" En tegelijk was het weer alsof haar oogen lachten en zeiden: „Zoo'n flink meisjes is van zoo'n klein Teisje toch niet moe? Toe Suus, wees flink en vroolijk." Ondanks zichzelf voelde Suze zich door diie oogen aangetrokken. Ze stond op en zei- de: „O, neen. juffrouw, ik ben niets moe, *k wil graag mijn koffer uitpakken." „Dat is best, Suze," was het antwoord. „Maar één ding wil ik je zeggen.(Nu komt het, dacht Suze, nu gaat zij mij tóch de les lezen). „Het woord „juffrouw" wil ik niet meer van je hooren," ging juffrouw Marks voort. ,,'k Ben lang genoeg je moeder's vriendin geweest, en nu jij een poosje in mijn huis komt, sta Ü'k er op, dat je mij „tante" noemt, 'k Ben ook niet zoo erg vreemd als jij denkt, want toen jij nog maar een heele kleine peuter waart, heb ik je dikwijls ge noeg op mijn schoot gehad, al weet jij daar niets meer van." Suze moest lachen! Zij had niet gedacht, dat zij zóó spoedig in hel nieuwe huis lachen zou. Samen met „tante" ging zij naar boven. Een allerlifest kamertje, dat uit zag op den tuin. was voor haar ingericht „Ziezoo. Suze," zei juffrouw Marks, „dat is jouw hokje nu. Maak het maar zoo ge zellig mogelijk en zorg, dat je later met ge noegen aan dit kamertje denken kunt." Alles uit den koffer kroeg nu een plaatsje. En toen de leege koffer naar den zolder was gebracht, had Suze menig bekend voor werp van huis, door moeder's trouwe zorg fingepakt, om zich heen. Toen het avond was, zei juffrouw Marks: door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. In een land, hier ver vandaan Waar veel nikkers wonen, Zal de kleine neger, Zwart, Ons zijn kunst verloonen. Evenals bij ons de jeugd Zich niet mag vervelen, Wil het nikkervolkje daar Dolgraag ook eens spelen. Toch verschilt hun spel heel wat Met het onze snap je? 'k Hoorde van een negerjong* Nee, 't is heusch geen grapje! Die een nijlpaard had als vriend. 't Diertje zelf dresseerde En het spelende al gauw Leuke kunstjes leerde. Zambo noemde hij het dier, Dat ook op kon zitten. Keurig netjes rechtop, hoor! Er viel niets te vitten. Op zijn neushoorn ving hij vlug 'n Aantal houten ringen, 't Was, of hij zelf schik heusch In die ronde dingen. IV Wie het niet gelooven wil, Kijkt maar naar het plaatje: Zwartje gooit en Zambo steekt Juist zijn hoorn door 'l gaatje Wil je 't soms eens „echt" gaan Dan moet je gaan reizen, 'k Zal stel: Moeder vindt het Je den weg wel wijzen. Maar bedenk: 't is ver van hier, Waar de negers wonen, En waar Zwart en Zambo ons Graag hun kunst vertoonen. ,,'k Zou vanavond maar vroeg naar bed gaan, meiske, want al dat nieuwe en onge wone maakt je moe. Dan beginnen we mor gen met nieuwen moed." Maar lang nog lag Suze wakker. 't Was haar als moest moeder nog bin nen komen, om haar dochtertje goeden nacht te zeggen. Den volgenden morgen, 'twas juist zeven uur geslagen, werd Suze gewekt door een kloppen op haar kamerdeur. „Suze, sta je op?" hoorde zij een slem vragen. Even was het Suze vreemd te moede. Was 3at moeder? Toen wist zij het alles weer! „Ja, juffrouwtante, ik kom," ant woordde zij. Met weerzin stond zij op. Wat zou deze dag haar wel brengen? Langzaam kleedde zij zich aan. Daar viel hoar oog op hel boe kenrekje aan den wand. In 't zelfde oogen- blik had zij een boek gegrepen en zat te lezen, 't Boeide haar zóó, dat zij uur en lijd vergat. Toen ging de kamerdeur open en stond „tante" op den drempel. „Suze," zeide zij, „om acht uur ontbijten wij, jij en ik, samen. Wil je voortaan zor gen dan beneden te zijn en je bed en waschtafel dan in orde te hebben?" Het booze antwoord, dat Suze thuis zeker zou gegeven hebben, had zij reeds op de lippen, maar tante's oogen zagen haar zóó vriendelijk aan, dat zij zich 'haastig bedacht en zeide: „Jawel, tante." ,/k Heb voor dezen keer maar eens op je gewacht," lachte tante, toen zij beneden aan het ontbijt zalen, „dus moeten wij straks maar dubbel hard voortmaken, om onze schade in te halen, want 't is een drukke dag vandaag." Suze deed haar eerste vraag. „Wal moeten wij dan allemaal doen, tante?" „Wel," antwoordde tante, „dat zal ik je eens vertellen. Vóór de koffie gaan wij samen het huiswerk doen; wat daarbij jouw taak is ,zal ik je wel wijzen. Dan gaan wij koffiedrinken en dan kun je mij h< naaikist uit te pakken Vanmiddag hier meisjeskrans. Dan komt hier e meisjes bijeen, dat ik naailes geef. arme kinderen, de kleederen, die z zijn voor haarzelf. Je zult eens zi aardig je het vindt." De morgen vloog om. Het werk, frouw Marks Suze te doen gaf, g goed van de hand en Suze zag met gierig verlangen naar den middag Om twee uur gingen zij het naaig leggen. Suze was een en al bew voor de keurige juikjes en mantel de meisjes maakten. Nog had de kl drie geslagen, daar ging de bel ovei „Kom, Suze," zei juffrouw Maiks zij Suze's arm door den hare lr< gaan samen open doen.' Voor de deur stond een heel groep jes. Tien. twaalf.telde Suze gauw zij kon. „Komt maar binnen, meisjes, frouw Marks, „je bent mooi op tijd. jullie maar. hier in huis heb i'k een meisje." ,,'t Is een logeetje van mij. Ze he en ze wil heel graag een vriendin lie zijn. Suze, dat is nu mijn clubj jes; wacht, ik zal ze je eens voorste! achterste daar dat is Mina, naa Cato, dat is Anna, en zoo noemde Marks achtereenvolgens alle nam- 't Geheel e clubje begaf zich nu ni huiskamer, waar het naaiwerk ger* Ieder scheen er zijn eigen plaaitsje ben. Suze wilde zich naast tanü zetten. „Neen, Suze," zei juffrouw Mar gaat niet, hier is Mina's plekje en zij vriendelijk tegen een kreupel meisje, op den stoel plaats nam. „Suze," zei juffrouw Marks, vandaag maar een handwerkje, dat toch zeker wel bij je, dan kun je gende keer wel aan iels beginnen, mag je dan óók thee voor ons sc (Sl< sch

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 14