3d
HERMAN'S DROOM.
#*7
RAADSELS.
OPLOSSINGEN.
Toen Herman nog maar een heel klein
indje was, dat nog in de wieg lag, was het
begonnen.
Den heelen dag was hij zoet en lachte te
il iedereen, die bij hem kwam. Maar er
-as één uurtje op den dag dat hij niet zoet
Dan gilde hij zoo hard hij kon.
Weet je wanneer dat was? Dat was
morgens als hij gewasschen moest wor-
!D. O, o, wat had dat kleine kereltje toch
er» hekel aan wasschen! Hij huilde maar
an het begin tot het eind, net zoolang tot
klaar was. En ja, als hij dan weer in zijn
eg lag. dan had hij schik. Soms lagen de
nen nog op zijn wangen, als hij alweer
chte.
Maar dal is nu al heel lang geleden.
Nu ligt Herman niet meer in zijn eigen
Hij heeft nu een ledikant om in te sJa-
n Herman is nu ook al vijf jaar en vindt
hzelf wat een grooten jongen.
Maar weet je wat zijn Moesje zegt?
Herman," zegt zijn Moe. „jij bent geen
oote jongen zoolang je blijft huilen bij hel
schen.
Hadden jullie dat wel gedacht kinderen,
il Herman nog altijd huilde als hij gewas
hen werd? Hij was toch al vijf jaar! 't Is
aar, hij huilde nu wel niet meer lederen
tg zooals vroeger. Als Moe alleen zijn ge-
ht en handen maar waschte. dan trok hij
el een lip, maaT er kwamen toch geen tra
il voor den dag.
Maar o wee, als het Zaterdag was, en hij
t bad moest. Dan huilde hij net zoolang
hij klaar was en Moe hem een schoone
nsop had aangedaan. Maar op zekeren
er gebeurde er iets dat maakte dat Her-
,\n nooit meer huilde als hij gewasschen
erd.
Willen jullie graag weten wat er dan ge-
rde? Nu, luister maar, dan zal ik het je
rtellen.
Op zekeren Zaterdag was Herman weer in
t bad geweest. O, o, wat had hij gehuild,
ast nog erger dan anders. Moe was een
•tje boos op hem.
Maar Herman," zei ze, „wanneer zul je
toch eens afleeren, zoo te huilen als je
wasschen wordt? Je lijkt wel een baker-
id. 'k Vind hef niets lief van je. kom! Je
at maar dadelijk naar bed en ik wil geen
htzoen van je hebben."
Och, wat had onze Herman nu een ver
iet. Als anders Zaterdags het wasschen
,ar was. mocht hij een poosje bij Moe zit-
En dan vertelde deze o, zulke mooie
haaltjes. Maar daar kwam nu niets van.
•e stopte hem in bed en gaf hem geen
Zonder iet? té zeggen ging ze de kamer
Een heelen tijd bleef Herman zachtjes
len, toen Moe weggegaan was Maar ein-
lijk viel hij- toch in slaap
En weet je wat er toen gebeurde? Toen
ig hij droomen Zeker van het wasschen,
aken jullie? Mis! Hij droomde juist dat hij
iit gewasschen behoefde te worden.
Morgens niet en 's avonds niet en Za-
dags ook niet. O o. wat was hij nu bTij.
Nooit gewasschenI 't Was haast te heerlijk
om waar te kunnen zijnl Maar hij droomde
nog meer. Hij droomde dat hij op zekeren
keer in den tuin aan het spelen was. Moe
zat in de kamer, die zag hem niet. Daar op
eens hoorde hij buiten muziek. O, wat was
dat mooi!
Daar wou hij naar toe, dadelijk.
Moe had wel gezegd, dat hij nooit alleen
buiten den tuin mocht gaan, maar daar
dacht hij nu niet aan. Hij ging de straat in
en daar zag hij o, zoo'n prachtig orgel. Dat
orgel maakte die mooie muziek. Telkens als
het orgel een paar wijsjes gespeeld had,
ging het een straat verder. En steeds liep
onze Herman maar mee.
Maar daar bemerkte hij opeens dat hij
in een heel vreemde buurt was terecht ge
komen. En, wat nog het eTgste was. hoe hij
ook zocht, en hoe hij ook keek, hij kon zijn
huis niet terug vinden Toen begon Herman
te huilen. De tranen liepen langs zijn vuile
wangen en maakten dat hij er nog viezer
uitzag. Een voorbijganger vroeg aan Her
man hoe hij heette en .waar hij woonde Ge
lukkig. dal wist de kleine baas.
,.Dan zal ik je wel even thuisbrengen,
beste jongen," zei de vriendelijke man. O,
wat wa9 Herman nu blijl Vroolijk liep hij
met den vreemden man mee Toen hij bij
zijn huis was, belde de man voor Herman
aan Moeder deed open en Herman liep op
zijn Moeder toe en pakte haar beet
De vreemde man vertelde onderwijl aan
Moeder dat Herman verdwaald was en hij
hem daaTom maar even thuis bracht.
Toen zei Moe- „Maar dat is mijn jongen
niet. Mijn Herman is een schoon kind En
kijk dat jongetje eens vuil zijn. Je kunt hem
met geen tang aanraken!
Herman begon te huilen
„Heusch Moe, ik ben Herman Kijkt u
tnaar," snikte hij.
Maar Moe zei: „Jij bent Herman niet. Jij
bent een vieze, vuile jongen. Je kunt hier
niet blijven."
Moe pakte hem bij een arm en zette hem
buiten de deuT.
O, o. wat had Herman een verdriet. Hij
snikte alsof zijn hartje zou breken.
„Moeder, Moes!" riep hij, „ik ben heusch
Herman 'k Zal mij altijd wel laten was-
schenl"
Verschrikt kwam moeder nu Hermans
slaapkamertje binnen loopen.
„Maar Herman," zei ze, „wat scheelt er
toch aan? Waarom huil je zoo?"
Herman werd wakker.
•„Bent u daar, Moe?" vToeg hij. „Ik dacht
dat u me niet meer kende, omdat ik zoo
vuil was."
„Je hebt gedroomd, Herman," zei Moe.
„Ga maar gauw weer slapen en geef me
dan eerst een kus."
,,'k Zal nooit meer huilen als ik gewas
schen word, Moe," beloofde Herman.
„Dat is goed. hoor," zei Moe, „dan word
je ook mijn groote jongen."
Herman heeft woord gehouden.
Nooit heeft hij meer gehuild als hij in het
bad moest.
FRANCINE.
REBUS.
1
6
>4
4
\y 9
s>M.
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TB
KIEZEN, DE GROOTEREN 4. DE
KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden ^oor Annie Brouwer.
Van welke gaven kan een mensch nooit
rijk worden?
n.
Ingezonden door N. N.
Mijn geheel is iets waar we heel di&
wijls op kijken; onthoofd men mij dan
word ik iets dat op het hoofd zit, verander
de eerste letter dan word ik iets dat het
hoogste is van hot huis.
III.
Ingezonden door Jan en Tinus v. d .Born,
Welke noot eet niemand op?
IV.
Ingezonden door Gretha Lamme. 'H
Wat weegt zwaarder een pond veeren ol
een pond lood?
V.
Ingezonden door Johan Cornelissen, f
Mijn geheel is eene stad in Noord-HoL
land van 7 letters, 7, 5,- 6, 9 is niet rajsj
3, 1, 2, 4 is een ander woord voor kalm, j
VI. I'
Ingezonden door Niniehe Bruynsteen.
x de laatste letter v. 'tab?
s x ait in sommige vruohten.
x 'een ander woord voor
plaat in een boek.
v x een zwart vruchtje,
xxxxxxxxx de gevraagde stad.
x v een nachtvogel die veel Sü
kerktorens huist*
x r een gedroogde vrucht.
t x k 'een boom.
x de 5e letter van het a b
VII.
Ingezonden 'door Piet Nieböer.
Wat. is het meest verwant aan dé éeüe
helft van een blad papier?
VIII.
Ingezonden door Jo Gusseftloo.
Wat is klein in Parijs en groot in Schie
dam
OPLOSSINGEN DER RAADSELS TOT HET
VORIGE NUMMER.
1. De rivieren.
2. Suikergoed.
3. H j
pap
C 1 a r a
Haarlem
lelie
de»
m
i Een naald.
5. Een stofzuiger.
6. Klem melk.
7. Gijs ijs wijs.