1 Hoe Tommy er over dacht. oo 'n 'ochliarvb lil Ie gerust. „Je zult wel gauw wear beter zijn. Blijf maar even stil liggen, terwijl ik mijn natte spullen uittrek." Blij, dat Lex op weg van beterschap wa$, Ontdeed Dich zich nu van zijn natte klee- ren, spreidde ze in de zon uit en genoot .van het weldadige, warme zand. Zij lagen in een dal tusschen twee hoog© 'duinen; de ééne, die, waarvan Diok nattt; beneden gerold was, benam hun het uit- 'zicht op de zee. De andere, welke heel hoog en steil was 'en gedeeltelijk bedekt met droge, prikkende struiken, onttrok hen aan het oog van degenen, die van de landzijde naderden. Ze lagen er ©enigen tijd te sluimeren en toen hun Ideeren weer droog waren, trok ken zij ze aan en gingen op hun eerste 'ontdekkingsreis in een land, dat hen zoo buitengewoon ongastvrij ontvangen had. (Wordt vervolgd). Door CORRY DOMMERING. Het was half één en nog was Tommy er niet. Dat was moeder niet gewend; de school was vlak bij en, als hij school moest blijven, was hij toch nooit later dan tien minuien vóór half één thuis. Zij ging eens naar bui ten om te zien, of Ihaar jongen al in de straat was en zag Willy, zijn klasgenootje, die haar .vertelde, dal Tommy op het veld was om naar den baggermolen te kijken. Moeder ging naar binnen en was nu echt boos. Tommy wist, dat hij altijd rechtstreeks van echool naar Ihuis moest komen om koffie te drinken en dat hij dan daarna wel toestem aning kreeg om ergens heen te gaan. Zij haalde de tafel af en zette een bordje met boterhammen in de kast, er over den kende ,hoe ze hem deze les het beste zou kunnen leeren. Ja, zóó zou ze doen zu nam een paar kousen en ging op den divan zitten stoppen, na de voordeur op een kier te hebben gezet. Het was kwart voor één, toen Tommy de gang in kwTam stormen. Hij floot en scheen zich van geen kwaad bewust. Maar Moeder •kende haar jongen en wist, dat dit zijn ma nier was om zijn kwaad geweten te verber- ben en dal achter deze oogen9chijnlijke on verschilligheid een voldoende male van schuldbesef verborgen lag. Daar kwam hij binnen nu een heel gewoon gezicht zetten en net doen, alsof er niets gebeurd was. „Dag mam9. ik heb een zeven gehad voor m'n sommen". „Zoo jongen, dat doel me plezier. En wat heb je vanmorgen verder op 9chool gedaan? Doe goed je best voor je rapport hoor, want je rekenen is lang niet schitterend". „Ja, dal doe ik ook.Moeder zag, hoe met een vluggen blik zijn oogen naar de klok gingen en van daar naar de tafel. Even later begon hij zoo hard te zingen als hij kon, bang. om in een oogenhlik van stilzwij gen zijn moeder te herinneren aan zijn late thuiskomen. Domme Tom, hij dacbl werke lijk, dat moeder niets gemerkt had, omdat ze er niets van zeien moeder zat hem stilletjes te bestudeeren, wachtende op het kritieke oogenblik, dat de honger hem van zelf zou dwingen de opzettelijk vermeden vraag te doen. Tom hield op met zingen, stopte z'n han den in z'n broekzakken en ging voor het raam staan. Toen draaide hij zich eensklaps om en zei: „Waarom is de tafel niet gedekt? 't Is toch zeker tijd om te eten?" „De tafel gedekt?" deed moeder verwon derd. „Maar jongen, het is toch allang over den tijd, ik heb al gegeten". Tommy's gezicht betrok en moeder zag aan het trillen van zijn onderlip, dat hij dit antwoord heelemaal niet verwacht had. „En ik dan „Jij?" zei moeder, „ik dacht, dat jij het wel zonder eten kon, vandaag, je kwam niet thuis. Ik heb tot over half één op je ge wacht en toen heb ik maar opgeruimd". De bom barstteTommy begon te huilen, eerst zacht en verdrietig, maar toen het tot hem doordrong, dat hij geen boter hammen meer kreeg, zette hij zijn stem uit en begon zóó hard te schreeuwen, dat moe der thejn bij den arm nam en buiten de iWQo rj Neen maar, wal een pocher Was me toch die Hans! Niet zoo lang geleden Kwam hij bij Oom Fïans. Oom zei Beste jongen, Foei, wat poch je weer! Kun je dat niet laten Voor een enk'len keer? Hans keek wat verlegen, Zei: Ik kan hel best, Als ik hel maar wil!Oom, Ziet u daar dat. nest. Boven in dien boomtop? 'k Klim er vlug heen, 0,om! Sprak u van „gevaarlijk"? Wel, dal i9 geen boom! Als je maar kunt klimmen, Is er heusch niets aan! Ik zal wel eens even Naar dat nest toe gaan! Hans, je moet het laten! En je weet heel best, Dat je niet moogt raken Aan een vogelnest! Hans wou weer niet hooren En klom in den boom, /oor tot schrik van Tante, Maar ook van zijn Ooml 'k Ben er bijna! riep hij 'k Doe de vogels niets! En ik kan er bij, hoor! Nee, het scheelt nog ielsl Hansje klom nog hooger Dlots'ling klonk het: Krak! 't Was de tak van Hansje, Die doormidden brak 1 Hans viel naar beneden, Deed zich leelijk pijn! Kermde: Oom. och, zou er Iets gebroken zijn? Oom sluurd' om den dokter, Hansje moest naar bedl Had veel pijn. Het liggen, Dat was lang geen pret! D'OTme pocher gaf zich Zelf een zware straf, MaaT hij leerde 't pochen Nu toch eind'lijk af! li kamer zette. Ze keek hem even heel streng aan en zei: „Ga naar je kamer je kunt be neden komen wanneer je toont, spijt te heb ben. Als je dan lief om een boterham vraagt, kun je die nog krijgen. Je huilt niet. omdat je ondeugend bent geweest, maar omdat je geen boterhammen krijgt denk daar maar eens over 11a en kom beneden, als je het begrepen hebt." Moeder ging naar binnen en Tom vloog de trap op naar zijn kamertje, waar hij eenige minuten zoo hard schreeuwde en huilde als hij kon. Toen werd het op eens muisstil en even later kraakte heel zacht de trap en was er bijna onmerkbaar geschuifel in de gang. De deur van de huiskamer ging open en Tommy stapte binnen, zijn oogen rood van het Ihuilen en zijn onderlip ver vooruit gestoken, wat bij hem berouw belee- kénde. Langzaam kwam hij naar moeder toe en bleef vlak vóór haar staan. Toen stak hij voorzichtig zijn handje uit en legde dat op haar schouder. Moeder bleef doorstoppen en wachtte op het goede oogenblik om haar jon gen te hulp te komen. „Mams Tom keek haar aan met smeekende oogen en het was haar bijna niet mogelijk zoo stug te blijven zitten; het liefst had ze hem op haar schoot getrokken en geknuffeld, maar ze moest even hard zijn en het heir» niet te gemakkelijk maken. „Mams „Ja, jongen?" „Ik wou graag een boterham". 'Moeder schoot bijna in den lach, toen zc naar het gezonde, roodbehuilde gezicht van haar jongen keek ja, die boterham was het zwakke punt, dit beteekende meer dan zijn verzuim en dat wa3 haar bedoeling niet. Hij wist heel goed, wat er van hem verlangd werd en het was alleen koppigheid, dat hij deel, asof hij niet wist, waar het om ging. Zij pakte hem hij zijn kin en keek hem diep in de oogen. Schuldbewust sloeg Tom ze „Waarom heb je zoo gehuild? Omd geen boterham kreeg of omdaf je zoo thuis kwam?" Het antwoord bleef uil en zü moest vraag herhalen. Toen antwoordde Tom: de boterhammen Het was eerlijk gezegd en moeder hem voor dat antwoord niet beknorren was het antwoord van een gezonden, le\ lusligen jongen. Maar ze kon het er ook bij laten en zei: „Je bent zoo gewend moeder voor je zorgt dat je het niet meer waardeert. Je beseft niet, dat tegenover staat, dat jij je plicht moet en dat, als je dit niet doet, je moeder meer voor je klaar staat. Of vindt je, moeder moet wachten met koffiedrii tot haar jongen belieft thuis te komen? is toch zeker de omgekeerde wereld? plaats dat je nu zegt: „Moeder, het spijl dat ik zoo laat ben thuisgekomen, hi alleen maar verdriet omdat je geen ham hebt gekregen". Tommy begon opnieuw te huilen, zijn stemmetje was nu echt verdrietig sloeg de armen om moeders hals en si „lk.... ik heb er ook spijt van, maa heb heelemaal niet gevoeld, dat ik had, toen ik op het land was en hel vanzelf zoo laat. Mag ik dan nu een ham, mams?" Het bordje kwam uit de kast te voors en Tommy's gezichtje werd één lichte Hij keek zijn moeder aan en zed guitig als ik dat geweten hadik heb maal voor niets gehuildmaar u toch een extra zoen, omdat u wat voo bewaard hebt". Moeder lachte.'... Tom was onverb lijk.... A

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 12