WEERPROFETEN. Van kaboutertje Raw het elfje Wista. 14 In 't t/uintje bij de buren, Daar staat een zonnebloem, De bijtjes garen honing; 't Ig er een heel gezoem. Wat ziet het tuintje vaoolijk! De zonnebloem spreidt licht, Dat komt, omdat zij 't oog steeds Naar 't zonlicht houdt gericht. Je weet toch: zonnebloemen, Die kijken naar de zon, Wat zou het een geluk zijn, Als iedereen dat kon! Als niemand zat te kniezen, Maar met een blij gezicht Alleen keek naar het goede: Het hald're zonnelicht Dhd zou er geen gemopper, Geen boos humeur ooit zijn, Geen ruzie, maar steeds vrede En warme zonneschijn! De zonnebloem in 't tuintje Der buren leerde mij Een zonnetje te wezen, Steeds opgewekt en blij En zij vonden allerlei heerlijkheden in de provisiekast van het schip. Aan drink water hadden ze eigenlijk alleen gebrek, want ze konden de watervaten niet vinden, al kwamen ze gelukkig wel een kruik tegen, die half gevuld was. In de hut van den timmerman ontdekten ze een massa gereedschap, evenals spijkers en schroeven. Ja, er was zelfs veel meer dan ze noodig zouden hebben. Een kaart, welke met punaises op een ■tafel was bevestigd, gaf aan, waar de bark zidh twee dagen geleden om twaalf uur in den namiddag bevonden had. Haar loop, was aangegeven door korte, rechte lijnen, die alle eindigden in een kringetje, waarin een datum geschreven was. Blijkbaar waren ze in het Zuiden van de Golf van Biscaye, maar een eind ten Westen van Spanje, voor zoover zij konden nagaan. Toen zij weer op het dek teruggekomen waren, tuurden de beide jongens den hori zont af naar voorbijgaande schepen, tot hun oogen er pijn van deden. Zij ontdekten ech ter niets, heelemaal niets! Zij vonden een los touw, dat door een blok onder een stuk van den mast doorliep. Daaraan maakten zij een vlag, die zij ge vonden hadden, vast. Nu wisten Dick en Lex uit hun zêemansboeken, dat een vlag, die onderstboven (hangt, een teeken van nood is. Zij heschen haar daarom zoo hoog, als het ging. Mocht er een of ander 9chip in de verte voorbijkomen, dan zou deze vlag aan zijn bemanning te kennen geven, dat de op varenden hulp noodig hadden. Tegen zonsondergang waren de jongens ermee klaar en ze hadden voor het oogen- blik niet anders te doen. Ze picnicten nu vóór het nog steeds brandende vuur en gin gen daarna naar kooi. Zelfs Dick lag niet lang wakker en de jongens sliepen dien nacht even goed als in het gemakkelijkste bed. .(Wordt vervolgd). Het eenige zekere van het weer is het onzekere ervan. Toch zijn er menschen, die voelen, wat voor weer er op komst is. Voor al zij, die aan rheumatiek lijden, weten wanneer het zal gaan regenen, sneeuwen of stormen. Ook in het dierenrijk zijn verschillende weerprofeten ert het is de spin, die daarbij de eersle plaats bekleedt. Zij is zeer gevoe lig voor weersveranderingen. Deze zijn van het grootste gewicht voor haar, omdat de insecten, waarmee zij zich voedt, niet buiten komen bij vochtig weer. Als de spin dus rust, mogen we regen verwachten. Is zij daaren tegen ijverig aan het spinnen van haar web, waarin zij haar slachtoffers hoopt te vangen, dan is dit een teeken van naderend mooi weer. De spin vergist zich maar zelden. Zoo ïs het ook met muggen. Ziet men ze 's avonds dansen, dan zal men den volgen den dag op fraai weer kunnen rekenen. Bijen zijn eveneens kleine barometers. Wanneer zij ver van hun kasten of korven wegvliegen, beteekent dit, dat het mooie weer waarscïïijnlijk nog eenigen tijd zal aanhouden. Het krassen van uilen is zeker geen aan genaam geluid, maar wanneer het regen achtig weer is, zal het toch prettig zijn het te hooren, daar het ons zegt, dat er een verandering ten goede ophanden is. Dit is slechts een greep uit vele, want ook kikvorschen, krekels, koekoeken, ja zelfs pauwen geven aan, wat voor weer men ver wachten kan. De menschen, die buiten wonen, verstaan gewoonlijk hun taal en doen er hun voordeel mee. o nel Er was eens een kabouterj dit heette. Zijn vader was een groot 5, toen Rawaar van de kabouter»: had hij een klein stukje van zi werkplaats gekregen, om ook T bouwen. i ■Nu, dat wilde Rawaar graa; een groot bouwer worden. Als hi 'r met werken klaar was, ging hij van andere groote bouwers lezer QC knap te worden. Maar als het la: J alle kabouters en elfen in het b'os 'j dan bleef Rawaar maar zitten lezi Een glimworpje verlichtte dan z '5 en Rawaar las en las en soms 11 ochtend ging hij pas naaT bed. J1 Je moet wel heel sterk zijn, om 1 gens weer te kunnen werken. Slei w waar niet. Dus ging hij maar zel< r' morgen naar de werkplaats. h Van zijn holletje naar de weri een mooie rechte laan met piacl boomen. Daar nestelden de vofi 3 bosch en zongen er hunne liedere voeten van de boomen bloeid schoone bloemen. En nergens in scheen de zon zoo heerlijk als di laan was het dus vroolijk mooi e Als Rawaar van huis naar zijn had hij dan ook altijd mooie ged; wilde graag zoo bouwen, dat alle in het bosch gelukkig zouden lev Hoe het nu kwam, dat wist Ra zelf niet. maar op een middag, I zijn holletje kwam, ging hij niel maar sloeg op zij van den weg e kronkelend pad in. Dat pad kwa mooien weg dicht bij zijn vaders uit. En voortaan ging hij rn^ar a dat donkere weggetje. Nu woonde er in het bosch ve Een van de elfjes heette Wista. dat Rawaar telkens het donkere insloeg en dacht, als hij daar hl; gaah hij verkeerd denken en ka goed bouwen „Ik moet naar kabouter Ra' dacht Wista. toen zij op een n stond. Ik zal hem zeggen, dat hij loopen moet. Zij legde haar bedje Toen ging zij van de blaadjes d dauwdroppeltjes verzamelen, haal uit de hloemen en gebruikte daa ontbijt. Daarna moe9t zij nog we! tig elfjes op bezoek. Zij had ee morgen en toen zij het veerligsU goeden dag gezegd, wilde ze nog waar. Maar om naar Rawaar 1 daar was zij veel te moe voor. Geli men net een paar muisjes voorb; wagentje voorttrokken. Wista mo wagentje stappen en de muisjes haar tot dicht bij het holletje va: Wista bedankte de muisjes voor delijkheid en toen ging zij het h< Rawaar binnen. Zij moest een trapje af, een ga: en toen kwam Wista in een kamt Rawaar was er niet. Zij zag deurtje en achter dat deurtje hooi stommel. Och, ja, Rawaar had i den geheelen nacht gelezen en eens gewasschen en aangekle bleef Wista zitten. Even late: deurtje open en Rawaar stapte b: zag Wista zitten. Rawaar vond he taal van haar, om zoo maar in zi te komen. Hij werd er werkelijk b Wista stond op, gaf Rawaar eet zei: „Dag RawaarI" Maar Rawaar liet dadelijk haai en zei: „Ik heb nog nooit met jou Verschrikt viel Wista weer stoeltje neer. Ook Rawaar ging zi' werd het een poosje heel 6til lus waar en Wista. Even later zei Wista: „Je mot het licht gaan loopen, Rawaar, da lijkt me zoo donker waar je nu al Rawaar zei niets. Hij keek V Toen vroeg bij„Woon jij niet in c bollen boom aan den kant van he „Ja", zei Wista, „daar woon „Wat ga je vandaag doen, Rawaar weer. „Ik ben klaar", zei Wista,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 12