Jaargang Donderdag 7 Augustus 1930 No. 32 HOOGE LOSPRIJS. et Engelsch van V. M. METHLEY. Beknopt bewerkt door E. DE LILLE HOGERWAARD. Hooofdstuk V« eiijk begrepen de jongens, wat het e geluid was: het sohip werd door lanning leeggepompt! esef joeg hun nog meer angst aan. en zonk het schip en zouden zij ken zonder dat iemand er iets van le! Het was een afschuwelijke ge en Lex begroef zijn gezicht in zijn Dick zijn gesmoorde snikken niet hooren. aan één stuk hield het onheilspel- eluid aan en al dien tijd, loeide de en sloegen de golven met kracht et dek boven hun hoofden, bazaans- en tweede mast van het ep door het ruim, vlak langs het beschot, waartegen de jongens la- fet ondergedeelte van den grooten on eveneens vanuit het ruim gezien Er lagen balen stroo omheen ge en een gedeelte was slechts zicht- püng gluurde Lex door een opening hij ontzet uit: )ick, kijk! De mast! Hij breekt door- ad goed gezien! Een Hevige rukwind het schip plotseling op te nemen en de minste waarschuwing zagen de den stevigen mast als een rietje Een geweldig gekraak vertelde iat de groote mast bezweken was! ipen en schreeuwen der bemanning hril en duidelijk. Het geraas had hevigheid toegenomen, maar het ni niet meer veraf en gedempt zoo- i; het scheen plotseling veel dich- •komên te zijn. den hiervan zou spoedig blijken, plaats, waar de halve mast neerge was, vertoonde zich een groote ia het dek en het water kletterde als lerval door deze opening naar be- erden allerlei bevelen gegeven en ter kwam ook de bezaansmast met weid naar beneden. De bark schom- eeselijk heen en weer en het water 1 nog steeds naar beneden. Het ge- r pompen dat korten lijd ver was geweest liet zich opnieuw terwijl de opening in het dek met WTd zeil afgesloten was. 'as nu veel lichter op de plek, waar ins zich bevonden en de nabijheid nschelijke stemmen deed hen hun iheid welke eigenlijk hun grootste ;eweest was vergeten. Nog altijd lij zich niet verstaanbaar maken, it was nu niet erg meer. Ze zouden geschikt oogenblik afwachten vond nog een paar beschuiten en Lex over wat te eten, want ze allebei flauw van den honger. Ein den zij uitgeput van angst en - in een diepen slaap. Het was reeds lang dag, toen Dick wak ker werd. Onmiddellijk herinnerde hij zich den zwaren storm, welken zij meegemaakt hadden, doch tevergeefs luisterde hij naar het pompen. Het had opgehouden! Alles was stil en het eenige, wat zij hoorden, was het klotsen der nu vrij kalme golven en het heen en weer slaan der losgeraakte zeilen. ..Lexl Lex! Word toch eens wakker!" riep Dick, terwijl hij zijn broertje heen en weer schudde. „Do storm is zoo goed als voorbij 1" Het duurde een tijdje, vóór Lex heele- maal wakker was en toen hij eindelijk overeind kwam, was hij stijf en pijnlijk. Hij voelde zich evenals Dick allesbehalve behaaglijk na een groot gedeelte van den nacht in hun nalle kleeren te hebben door gebracht Tot overmaat van ramp hadden ze een reuzehonger.geen kruimeltje beschuit of brood meerl Dick trachtte er den moed nog in le hou den en zei: ,,ICom, vooruitl ouwe jongen 1 Laten we probeeren hier vandaan te komen!" „Maar hoe en waar?" vroeg Lex zonder veel vertrouwen. „Wel daar! Kijk maar! Je kunt er wel met paard en wagen door. Kom maar meel" Dick had gelijk, want op de plaats, waar de hoofdmast gestaan had, was nu 'n groot gat. Het geteerde zeil, dat het aTgesloten had was losgeslagenl Lex liet zioh echter nog niet zoo gemak kelijk moed inspreken en zei: „Dat is alles goed en wel, Dick! Maar als we er door kruipen en ze ons zien, zullen we er van langs krijgen." „Onzin!" antwoordde de oudste van Het tweetal, terwijl hij zich. veel onverschilliger voordeed dan hij in werkelijkheid was. „Dacht je werkelijk, dat ze ons nog zouden afranselen na alles, wat we doorgemaakt hebben? Kom, vooruitl" Dick bukte zich nu en Lex klom op zijn rug. Zoo kon hij gemakkelijk de opening bereiken en trok hij even later Dick er ook door. Het dek was geheel verlaten! Nergens was een levende ziel te bekennen en °r heerschte de grootste wanorde. Vol ontzet ting keken de jongens naar stukken hout, reepen zeil en verward touwwerk. De sluur- kamer was verlaten en er was niemand aan het stuurrrad. Het heele stuurrad was zelfs weg. evenals een gedeelte van den achtersteven! Arme jongensI Niets toch biedt zoo'n Iroosteloozen aanblik als een verlaten schip. Een gevoel van doodelijken angst maakte zich dan ook van hen meester. „Moed verloren, alles verloren 1" zei Dick nog, tevergeefs trachtend zijn stem meer vastheid te geven. „We zullen beneden wel iemand vinden. Laten we maar eens gaan kijken I" Nergens ontdekten zij ecihler iemand. Het eenige. wat zij vonden, waren kleeren van de bemanning. Ze zochten wat uit, dat huil" niet a 1 te groot was en verwisselden dit met hun eigen natte kleeren. ^Hun bagage was ook heelomaal doorweekt, dus daar had den ze niet veel aan), Plotseling liep. Dick haastig weg om iets te onderzoeken. Zijn vermoeden werd helaas bewaarheidI De reddingbooten waren ver-, dwenen! De bemanning van de Zeevogel was er in weggevaren! Gedurende eenige oogenblikken stond Dick als versuft. Zij waren alleen op een verlaten en hulpeloos schip, dat niet alleen ontredderd was, maar waarschijnlijk zelfs zou zinken, daar de kapitein en de bemanning het verla ten hadden. Beroofd van masten en zeilen was het een prooi van wind en golven! Eén boot, dio nog aanwezig was, bleek een wrak te zijn en de jongens waren niet in 9taat een vlot te maken. Hun eenige kans op behoud was een toevallig voorbijkomend schip, maar degenen, die de zee en haar ui fa gestrektheid kennen, weten hoe gering deze kans was. Dick wilde echter volkomen zekerheid hebben, vóór hij Lex zijn bevindingen me-, dedeelde en stelde daarom een nauwkeurig onderzoek in. Overal heerschte de grootste verwarring. Nergens kon de jongen eenig menschelijW wezen ontdekken. Alleen in het stookruim zag hij een smeulend vuur ten teeken, dat de bemanning het schip nog niet zoo heel lang geleden verlaten had Bij dit vuur droogden zij nu hun klee* ren, terwijl Dick zijn broertje zijn bevin- dingen meedeelde. Lex nam alles echte» nogal kalm op en zei min of meer verlicht.*: „In elk geval krijgen we geen standje, als er niemand aan boord is! Daar was ito eigenlijk nog het meest bang voor. Laten we eens kijken, of we wat eetbaars kunne* vinden". „Er zal genoeg zijn", antwoordde Dick, door het voorstel van zijn broertje al wat opgemonterd. Het tweetal ging nu op ontdekking uit en vond wat scheepsbeschuit en een emmertje jam. „En hier is gecondenseerde melk!" riep Lex uit. „O Dick, we kunnen thee, warme thee drinken! Wat fijn!" Eten en warm drinken deden Dick een anderen kijk op de dingen krijgen en hij wa3- het bijna met Lex eens, dat het geheel niet veel meer dan een opwindend, wonderlijk avontuur was. dat wel goed zou afloopen. ,,'t Is net iets uit een boek", zei de jong ste. ..Denk eens even: wat leuk, alles aan boord te moeten zoeken. En als we maarzon het scüiip blijven en veilig een haven bin nenvaren, zullen we een hoop geld verdien nen bergloon noemen zo dat, geloof ik". Dick, die zijn. jonger broertje den moed niet wilde benemen, vroeg maar niet, hoe ze de Zeevogel een haven zouden doen bin nenzeilen, zelfs al zou het schip lang ge-, noeg blijven drijven om een poging daartoe aan te wenden. Hij voelde zich dikwijls veefr ouder dan Lex, meer dan de twee jaren, die in werkelijkheid slechts verschilden en wa3 onzelfzuchtig genoeg om zich to verheugen over bet feit, dat alle verschrikkingen van hun toestand niet heelemaal tot zijn broer tje doordrongen. ..Het is natuurlijk erg opwindend", gaf hij toe. „Laten we onze ontdekkingsreis nog maar eens voortzetten".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 11