Wat de vrouw draagt. Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 2 Augustus 1930 Vierde Blad No. 21588 VOOR DE HUISVROUW. RUSTIEKE SCHOONHEID. BEN KEUZE MOOIE BLOUSES. Sedert de blouse wederom zoo in de inst is als tot op heden nog niet het ge was, beconcurreeren de verschillende öde-ateliers elkaar om mooie en aparte odellen te brengen, temeer daar het dui- ilijk is, dat de blouse in de toekomst niet leen in een mantelpak, doch ten alle tijde dragen zal worden, zoodat men de com- natie rok-blouse, die toch altijd al zoo- aanhangsters had, steeds meer zal en- Ten gevolge hiervan is het ook niet mo- lijk een bepaalde richtlijn voor te schrij- n. Er zijn oneindig veel variaties te be- iken en de modellen voor het komende izoen zijn schier eindeloos. jAl wel kan worden geconstateerd dat de rases eenvoudig zullen zijn, echter ook r hetgeen telkens weer in de nieuwe terug te vinden is zal het op de aankomen en alleen zij die hierop |len en er verstand van hebben, zullen :e fijne klein© werkjes aan het belreffen- kleedingstuk kunnen ontdekken, iet materiaal voor de verschillende jiises kan zeer verschillend zijn en aller- ;t dient er natuurlijk rekening mee ge iden te worden waar en wanneer ze ;t moeten doen. Practische modellen, :e men veel draagt, moeten goed :hbaar zijn en hierdoor toch niet lijden, dus teleurstellingen te voorkomen let je wel heel goed op de stof. 'r zijn tegenwoordig zooveel fijne wasch- e stoffen, te beginnen bij het glanzende ienlinnen tot de verschillende wasch- !en toe (zooals voor heeren-overhemden iniikt worden); ook tussor is nog altijd gewild, daar dit zi<^h zoo uitstekend nverken laat. Voor den namiddag echter kiest men lie- een der zijden modest off en, waaronder pe-de-chine; crêpe marocain en crêpe orgetle wel een eerste plaats innemen. ♦Nieuw op het gebied der blouse-mode is „flamingo" een poreus weefsel met eigen aardige ornamentiek. Interessant is het, dat de blouse langza merhand zooveel terrein veroverd heeft, dat men haar er ook voor 's avonds pro beert in .te brengen en wel degelijk zal er rekening mee gehouden moeten worden dat zelfs op avondjes de blouse-rokcombinatie in een meer luxueus© uitvoering, gedragen zal worden. Hiervoor worden meer effectvolle stoffen gekozen, zooals b.v. crêpe-satin, dat voor dit doel heel geschikt is. Een hoofdstuk op zichzelf vormen de creaties der brei-mode, want zooals bekend is heeft deze industrie die toch begon met jumpers en blouses, een enorme vlucht ge nomen. Een der laatste slagwoorden op mode-ge bied is „petit-golf" en hieronder wordt een kort gebreid blousje verstaan, dat naar de mode, in den rok gedragen wordt. Het heeft alle jeugd en gratie, waar de vrouw van heden zoo dol op is. Dergelijke blouses" kunnen open en ook als een lieerenhemd, dus gesloten, gedragen worden en ze kleeden altijd aardig. De breimode kan tegenwoordig de verschil lende details buitengewoon goed imiteeren. Zoo b.v. ziet u in het midden een „petit- golf" met fichu, welke ook door de breimachine werd aangebracht. Met een geplisseerd gebreid rokje is dit een snoezig geheel. Ook de vesten staan in het middelpunt der belangstelling en vallen op door het luchtige zomersch-aandoende weefsel. Om dat aan een ceintuurtje nog steeds de voor keur gegeven wordt, ziet men slechts bij hooge uitzondering een knoopsluiting (links boven). De volgende blouse van de bovenste rij stelt een eigenaardige model van flamingo voor. Hierbij dient gelet te worden op de gerolde kraag en bollende mouwen. Dit genre blouses is heel elegant voor den mid dag en de juiste dracht in een licht zomer- costuumpje, dat in geen enkele garderobe mag ontbreken. Het laatste model rechts is uiterst sportief en hiervoor komt alleen linnen, shantung of een dergelijk materiaal in aanmerking. Het spreekt vanzelf dat het maaksel heel eenvoudig is. Het meest practisch zijn mo dellen met een opengeslagen kraagje, een strak bovenstuk en terzijde banen van kleine plooien, daar ze b.v. (met een wit geplisseerd rokje b.v.) ook voor tennis, weekend e.a. goed gedragen kunnen worden. De crêpe-satin blouse, die ongetwijfeld voor 's avonds groote opgang zal maken en meestal wit of zacht-rose is, heeft iets uiterst eenvoudigs en elegants. Vaak wordt ze gecombineerd met een groote ronde kraag van denzelfden stof, waardoor de mouwen kunnen vervallen, temeer waar thans de lange handschoen weer hoogtij viert, die bij een dergelijk model werkelijk fascineerend staat (links beneden). W. U. ORIGINEELE LAMPEN zijn die voorwerpen in de moderne binnen architectuur welke aan de geheele inrich ting hun eigenaardig cachet verleenen. En daar de lichtbron juist datgene is, waarop ieders aandacht allereerst valt. zal men verstandig doen hieraan zijn uiterste zorg en smaak te besteden. Het belangrijke voor schrift is ook hier „zakelijkheid" en elke lamp, die iets teveel heeft of „gewild" is, zal beslist misstaan. Werkelijk mooi zijn alleen die lampen, welke practisch zijn en daarbij sympathiek aandoen, terwijl zij ook een eigen kunstzinnig iets moeten hebben. Tot de nieuwste types behoort de „bol- lamp" in den vorm van een doorschijnende glazen bol op een voetstuk van veelkleurig ceramiek, dat de vorm heeft van een klein tafeltje (eerste afbeelding)niet minder origineel is een bijzonder diepe kap van perkament, vast gemaakt met artistieke leeren handen. Het voetstuk is gedacht van een edel soort hout (2e afbeelding). HOE MAAKT MEN HALF LANG HAAR OP? RECLAME. 5538 UW HUID GENEEST VLUGCftH NIET pr-|||flC WONDBALSEM UCIffVa 2B on SO 0£KT Dit is voor veel dames een vraagstuk, omdat ze eenerzijds geen lange haardracht wenschen, terwijl ze aan den anderen kant (daar het haar nu eenmaal weer een beetje langer zijn mag) ook niet tot de heel korte haardracht terug willen keeren. Iedere moeilijkheid is eigenlijk heel een voudig uit den weg te ruimen, daar juist de half-lange haardracht velerlei mogelijk heden biedt. Overdag b.v. wordt het haar „naar binnen gerold", zoodat het er niet anders uitziet dan een geonduleerd page kopje en 's avonds kan men er door de nekkrulletjes van alles van maken, dat bij de nieuwe moderichting past. W. U. Dat is óók toevallig: twee lezeressen, die elkaar toch naar ik meen niet kennen, doen mij precies hetzelfde verzoek, n.l. of ik eens iets over de huiswasch, het wasschen van de lichte zomerjurken, dassen, kraagjes, linten, geklenrde zijden stollen enz. wil ver tellen, want dat komt in dezen vacantietijd zoo dubbel en dwars te pasl Eerst een soort algemeene inleiding: zorg altijd ,dat u een mooi sopje heeft als u gaat wasschen. Want pas wanneer het sop flink schnimt. zal het goed geheel schoon worden: het is het schuim dat de vuile stoffen in zich opneemt. Dienstboden denken dikwijls dat ze de wasch 't best schoon krijgen door er met de onopgeloste zeep hard overheen te wrijven, dodh dat is een vergissing: de zeep geeft dan zelfs vlekken op het goed en bovendien gebruikt men méér zeep, dan wanneer men een goede oplossing maakt. De beste manier om een mooi sop te maken is de noodige zeep af te schaven of te raspen, desnoods in schilfertjes te snijden? vervolgens de fijn gemaakte zeep op te los sen in een klein beetje kokend water; dade lijk geducht te kloppen, zoodat er een schuim ontstaat en er daama zóóveel koud of warm water bij te doen als noodig is om het sopje op temperatuur te brengen. Wanneer u zoo uw wasscherij heeft voor bereid, kunt u eenzelfde sopje voor ver schillende kleedingstukken gebruiken: als u er alleen maar aan denkt nooit lichte stof fen in water stoppen, waarin u donkere reeds behandelde; wel kunt u omgekeerd doen- donkere kleeren wasschen in 't sop van lichte. Verder is 't ook verkeerd om wol- lotjes en katoentjes, ongekleurde en ge* kleunde stoffen in 't zelfde bad te stoppen Om nu geklenrde stoiien te wasschen kan ik u de volgende voorzorgsmaatregelen geven: wanneer u iets wenscht te reinigen, dat zijn kleur afgeeft in het wate-r, dan moet u het vóór het wasschen. 8 1 10 uur in water met zout zetten; ook nieuw goed, al geeft het niet af, moet zqp behandeld wor den; stoffen, die al meermalen gewasschen zijn. kunnen geweekt worden in koud water zonder zout Gebruik liever geen warm water voor gekleurde stoffen; de meeste kleuren worden daar lichter van. Wees dus voor zichtig en let goed op, wanneer u het water wat wilt verwarmen, of u geen verandering ziet in de kleur. Bonte handdoeken, blauw verpleegsters- linnen en andere sterk gekleurde stoffen zijn wel bestand tegen warm water. Het beste is het 1 A 2 maal in lauw zeepsop te wasschen;' denk er om dat het «nel moet gebeuren; gekleurd goed mag niet in zeepsop blijven liggen; wanneer u gestreept of gebloemd goed heeft, mogen de strepen of bloemen niet te veel tegen elkaar gewreven worden, want dan kan de kleur ook uitloopen. Spoel ten slotte in koud water na tot er geen spoor van zeepwater meer afkomt. Lichte gekleurde stoffen als serge, vyella, mousseline e.d. moeten vóór ze in bad gaan gemeten worden, om 't krimpen of rekken te controleeren; week in lauw, bijna koud water of water met zout als het nieuw is; verder wasschen en spoelen als boven. Denk er vooral ook om van te voren haakjes, knoopen en spelden, kortom, alles wat roes ten of vlekken maken kan, van de kleeding stukken te verwijderen; anders heeft u kans, dat het geheele stuk bederft. Zijde moet heel vlug behandeld worden. Week haar 5 minuten in een bijna koud sopje van b.v. Spaansche of Sfarseillezeep; klop of knijp de zijde hierin; zo mag niet gewreven of heen en weer getrokken wor den. Wasch haar daarna in een 2de sop:' spoel 4 i maal goed na in lauw water;1 druk het water er uit, knijp de zijde in een schoonen doek en Strijk haar dadelijk op. Zij mag niet direct aan de goede zijde ge streken worden: eerst aan den achterkant tot de zijde geheel droog is; daarna opstrijken op den rechten kant. Gekleurde zijde, b.v. van kraagjes, sjaals, dassen e.d.. moet eveneens 5 minuten wee ken; doch in koud water; en als de zijde afgeeft, moet er wat zout in het water wor den opgelost. Overigens gebeurt de behande ling net als met effen witte zijde. Donker gekleurde zijde wil wel eens gaan glim men. In dat geval moet u over een doek strijken, dus niet direct op de zijde. Hetzelfde moet u doen met gewasschen lint. Want dit krijgt, omdat het dikker is als zijde, gauw bruine vlekken van het ijzer en ook wordt lint spoedig hard. Doch u kunt dit alles voorkomen wanneer u het lint vóór het strijken met een doek bedekt; strijk het dan eerst aan den ver keerden, vervolgens aan den goeden kant en voor de derde maal zonder doekbedek king op. De meeste soorten zijde mogen niet te véél drogen vóór tiet strijken. Zij worden daar leelijk en rimpelig van. Shantung en tussor echter, zoowel de gekleurde als do meeste naturel-soorten, moeten vóór het strijken door en door droog zijn; anders komen er glimmende plekken en strepen in. Het verstandigste doet u, in geval u een stofje nog piet kent, om er eerst een afzon derlijk stuk of een hoekje van te wasschen;' daarnaar kunt u beoordeelen hoe u het wasschen moet. Ook zwarte zijde en lint is te reinigen. Dat geschiedt het beste in een oplossing van koude gekookte thee met een beetje suiker, of in licht tafelbier. Daar klopt u de zijde of het lint dooitheen; u mag het daarna niet naspoelen, doch moet de zijde oprollen, uil- drukken en lusschen doeken met een warm ijzer, waar u flink op drukt, droogstrijken, eerst aan de achterzijde en daarna aan den goeden kant. Als de zijde er niet van gaat glimmen kunt u haar met een bijna koud ijzer nog nastrijken zonder doek. Zitten er speciale vlekken in de stoffen, dan dient u deze er eerst uit te halen. Hier over vertel ik nog wel iets j.n mijn volgenden brief. -0- VII. De meeste menschen wandelen altijd in middaguren. Dat is prachtig als je be- laduwde wegen of 'een bosch tot je be- likking hebt. In de omgeving van Leiden 'ten we nu eenmaal niet zoo heel veel chaduwde wegen en voor het ruiken van boschlust moeten we naar Wassenaar, als t kan geef ik de voorkeur aan een "genwandeling liefst voor 12 uur, „nieuwe 'e wandeling, welke we nu gaan onder^ :s uiterst geschikt voor de morger.- Alles is nu frisch en er is levendiger - en insectenleven dan gedurende de al warme middaguren. 6 verzamelen ons bij de Morschpoort volgen den Morschweg. Er is aanvanke- mets bijzonders te zien dan huizen aan "vkanten en daar kijken we niet naar, Beer omdat ze troosteloos eenvormig zijn er niets bijzonders aan valt op te merken, et eerste vrije gezioht over -het veld krij- we rechts, waar de Lage Morschweg zich theidt Wij volgen evenwel den Hoogen smweg. Links is het al een heel eind lebouwd met moderne woningen. Rechts dit waarschijnlijk niet gebeuren. Er ligt sioot met allerlei moerasvegetatie en naast de spoorweg, 't Uitzicht over de jjroaan interesseert ons nog niet veel. adat we de voormalige Amphora- et; de terreinen van de Beton-maat- en..vari "3° Bataafsche Import- 'tschappij ..Shell" zijn gepasseerd, nade- we den overweg. jet zou al een wonder zijn. als we hier voor neergelaten slagboomen een e moesten wachten. In dit geval hin- niet, want we hebben geen haast tonnen op ons gemak eens uitkijken. - nier werkelijk wel aardig. Links voor "Kende „Vink" en „Ter Wadding" ih Rnoomte verscholen en het groen van naar Voorschoten. Meer naar moeten we of we willen of niet. van- 11*'iin volgen welke geteekend I ™or heel en half in geboomte ver- 11 buisjes, die langs den Hoogen Morschweg staan en die afgesloten wordt door het geboomte van „Rbijnbof". Jtog weer verder kijken we over de velden in de richting van Oegstgeest. Opnieuw kunnen we nu de opmerking maken, hoe steeds rondom Leiden het Hol- landsche landschap zijn afsluiting vindt in bosschage. Het is wijd en tooh intiem. Het strekt zich ver en is toch besloten. Gelukkig! De spoorboomen gaan open na dat ons een paar .stofzuigers" voorbij zijn geraasd. Wij wandelen nu langs den Hoogen Morschweg. Er staan hier nog enkele oude woningen links, die we even opnemen. Zoo herinner ik u aan een oud tuitgeveltje met een aardige topbekroning. Soms hebt ge tus- sohen deze arbeiders- en tuinderswoningen door even een aardig gezicht op den Rijn. Aardig dat de huizen meest links van den weg staan. De menschen verkozen een vrij uitzicht. Wat rechts staat is bijna altijd nieuwer dus wat links staat natuurlijk steeds van Leiden, uitgerekend. Intusschen letten we rechts nog eens even op de akkers met groenten en allerlei snijbloemen, die hier in allerlei kleuren worden gekweekt. Ziet u wel een eenige honderden meter het land in de boschjes van wilgenopslag? Er loopen paden heen, maar die zijn we»r voorzien van bordjes met het opschrift: Art. •461 Wetboek van Strafrecht. Toch kan ik er dit wel van zeggen: die wilgenboschjes verbergen aan den binnenkant moerassig land, waarin riet, biezen en allerlei hout opslag te vinden is. De boeren doen geen moeite er vruchtbaar weiland van te ma ken daar zij bang zijn dat de moeite niet loonend is. En nu wordt ons meteen de naam Morsch nog eens duidelijk. Door Lage en Hooge Morschweg en het stuk van den grooten weg. dat van de Haagsche Schouw naar do boerderij de „Slaagh" loopt wordt een rechthoek gevormd. Juist in de kom van dien rechthoek ligt dat moerassige stuk. En Morsch met zijn nevenvormen Mersch en Marsch beteekent laag, moerassig land. We passeereD nog de groote. aan den weg erkervormig uitgebouwde boerderij „Welge legen" en komen nu weldra aan den grooten weg, dien we bij „Rhijnhof" oversteken. We volgen nu het „Rhijnhoflaantje" voortzet ting van den Hoogen Morschweg. Het laantje is smal en de boomen zijn hoog. Men hoeft maar een vijftigtal meters te zijn ge- loopen, om zich in een dicht bosch te wa nen. Een groene schemering valt door het bladerdak van hooge eiken en linden. Links en rechts klinkt, vooral in do morgenuren het gekweel van vogels, ofschoon de meeste zangertjes al weer stil zijn. Het Tuinflui- tertje evenwel is onvermoeid en fluit aan een stuk door. Maar ik hoor ook het korte vlug in allegrettotempo steeds herhaalde verhaaltje van den I-'itis terwijl dc Tjif-tjaf in onverstoorbaar metrum zijn eigen naam roept van een hoogen eikentak. Ku even heel stil zijn en goed kijken! 't Is heel moei lijk. die kleine snuiters in 't visier te krij gen en als we zoo'n vogeltje omhoog op een tak zien zitten, dan is het bijna onmogelijk goed de kleuren te onderscheiden. Het sil houetje zien we wel: maar de kleuren zijn dezelfde als die van 't groen grijs blad. Heel dichtbij zien we kleuren, maar 't eigen aardige is. dat we ze zelden van heel dicht bij te zien krijgen, of we moeten er een uurtje geduldig wachten voor over hebben. Schuw zijn ze volstrekt niet. Ge hoort ze zingen een paar meter van u af soms. maar als ge zoo'n vogeltje ziet. ziet het u ook en onmiddellijk zit het weer verborgen vlak bij u, maar toch verborgen en het zingt zijn hoogste lied, als om u uit te lachen. Het grijs bruine boomkruipertje, dat u toeroept: „Ziet, ziet, ziet!" kan u natuurlijk niet be driegen. ofschoon ge het ook moeilijk in 't oog kunt houden, want het kruipt in een spiraal lijn om een ouden stam heen en verdwijnt dus zoo nu en dan Maar het blijft toch af en toe even hangen om nauwkeurig de reten en barsten van den schora te onderzoeken. Het aardigst was bij mijn laatste bezoek ter plaatse een heele Koolmeezenfamilie: papa, mama en een viertal spruiten, die zoo druk op insecten aasden, dat zij zich rustig lieten bekijken. Grauwe en zwarte lijsters vertoeven hier bij menigte en in de morgenuren is al dat volkje even woelig en druk en zanglustig. Welda wordt het boomgewas doorzichtiger en bjj de keurig onderhouden hoeve „Bouw- lust" krjjgen we weer een vrij gezicht over het veld en een heel mooi gezicht. De bosschen van Endegeest, waar de toren van Oegstgeest prachtig boven uitrijst begrenzen hier den horizon, 't Kan hier zoo mooi zjjn als de lucht vol is van een heel fijnen nevel en er wolkjes met donzen randen drijven even boven den horizon. Even voorbij „Bouwlost'' begint ter weers zijden van den weg allerlei opslag van wilgen, esschen, eschdoorn, iepen en elzen en daartusschen allerlei forsche bermplan- ten. Er staan op 't oogenblik planten van de groote blit en van de wilde zuring, die manshoog zjjn. De groote blit begint thans zijn paarse bloemen te openen en de zuring pi ijkt met vruchtentrossen die in hun over daad iets van tropische weelde tentoonsprei den. Het aardigste is op te merken, hoe vooral de groote klit in de morgenuren allerlei vlinders tot zich trekt. Ik zag er de gewone koolwitjes, maar ook de z.g. kleine Vos of Vanessa de prachtige wieken spreiden in 't morgenlicht. En ook Atalanta's kwamen aanwaaien en zetten zich op de paarse bloemenhoofdjes. Ik hep weer geprobeerd de getallen op de vleugels te ontcijferen. Is het nu 1881, 7887 of 9889? Er is in het eerste en laatste, cjjfer bij verschillende exemplaren eenige variatie. De geleerden moeten maar eens uitzoeken, van welke tijdrekening dit jaar tal is. A Verder wandelend komen we voorbij de groote steenbakkerij van De Ridder, waar we weer een vrij uitzicht hebben. Hier treft de vegetatie van den Oosteljjken bouw van den weg mij altijd. Ik ga u niet opsommen, welke oude bekenden we hier aantreffen. Alleen wjjs ik u op den grooten overvloed van Haagwinde, welke zich hier om de andere p'anten slingert en krult. De bloemen van den Haagwinde zjjn niet wit, maar, wat niet zoo heel veel voorkomt, fijn rose men zou haast zeggen: een kruising van Haagwinde en Akkerwinde. Even verder tiert aan weerszijden van den weg weer allerlei houtopslag, waarvan de abeelen het grootste deel in beslag ne men. U weet dat is dat grasgroene blad, van onderen zilverwit, verwant van de popu lier, zoodat het minste windezuchtje de blaad jes doet zwatelen. Altijd zijn deze in be weging. En nu merken we meteen iets anders op. De grond wordt zandig. De akkers liggen hooger. Van het veen zijn we op den geest grond gekomen. Inplaats van weiland zien we bouwakkers met haver, tarwe, bieten, aardappelen en ook groenten-kweekerijen. In groote glazenkasten groeien hier de to maten. Intusschen zien we ook de wilde vegetatie langs den weg veranderen. Karak teristiek daarvoor dunkt me wel een groote gele schermbloem met onregelmat'ge scher men, de z.g. pastinaak of pinksternakel. Ik wil wedden, dat velen, dat gele onkruid geen oogopslag waardig keuren. Maar dan moet men eens door een vergrootglas één zoo'n klein bloempje van een geheel scherm bekijken en opmerken, hoe prachtig de 5 gele kroonblaadjes naar binnen zjjn gerold en hoe aardig de meeldraden naar buiten steken. Het zou met de mooi gevormde bladeren kunnen dienen als patroon voor een weefsel. Het is eigenaardig, dat we nu langs den weg ook in groote hoeveelheid de Akker- winde vinden, met haar fraaie rose klokjes bloemen. Hier op de bermen doet ze geen kwaad, maar de boeren zijn niet erg op haar gesteld. Doordat ze zoo diep wortelt, is ze haast niet uit te roeien en de links windende stengel heeft er slag van de koren halmen in hun groei te belemmeren. Maar mooi is ze! De weg, nog altijd de Hooge Morschweg, volgt de bochten van den Rijn en dat maakt zoo'n wandeling altijd interessant. We komen eindelijk aan een driesprong, waar een wegje afslaat naar Oegstgeest. Dat volgen we evenwel niet. Er ligt hier een huis met wat geboomte er omheen. Als we dat zijn gepasseerd, hebben we ineens eert heel mooi uitzicht. De Rijn maakt een bocht en het aan het einde daarvan zien we het torentje van Valkenburg even boven het ge boomte uitpuntn, wat naar rechts ligt Kat- wijk-aan-den-Rijn in geboomte verscholen;' nog wat verder troont Rijnsburg met zijn ouden abdijtoren, terwijl weer een eindje verder naar rechts het Groene Kerkje ligt. Het vergezicht is hier weer heel mooi, te meer ook omdat de velden hier allerlei af wisseling vertoonen door de zeer gevarieerde bebouwing. 1Ve gaan verder tot een laantje ons naar de steenfabriek voert. We gaan er omheen en staan voor den Rijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13