Wat de vrouw draagt.
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 2 Augustus 1930
Vierde Blad
No. 21588
VOOR DE HUISVROUW.
RUSTIEKE SCHOONHEID.
BEN KEUZE MOOIE BLOUSES.
Sedert de blouse wederom zoo in de
inst is als tot op heden nog niet het ge
was, beconcurreeren de verschillende
öde-ateliers elkaar om mooie en aparte
odellen te brengen, temeer daar het dui-
ilijk is, dat de blouse in de toekomst niet
leen in een mantelpak, doch ten alle tijde
dragen zal worden, zoodat men de com-
natie rok-blouse, die toch altijd al zoo-
aanhangsters had, steeds meer zal
en-
Ten gevolge hiervan is het ook niet mo-
lijk een bepaalde richtlijn voor te schrij-
n. Er zijn oneindig veel variaties te be-
iken en de modellen voor het komende
izoen zijn schier eindeloos.
jAl wel kan worden geconstateerd dat de
rases eenvoudig zullen zijn, echter ook
r hetgeen telkens weer in de nieuwe
terug te vinden is zal het op de
aankomen en alleen zij die hierop
|len en er verstand van hebben, zullen
:e fijne klein© werkjes aan het belreffen-
kleedingstuk kunnen ontdekken,
iet materiaal voor de verschillende
jiises kan zeer verschillend zijn en aller-
;t dient er natuurlijk rekening mee ge
iden te worden waar en wanneer ze
;t moeten doen. Practische modellen,
:e men veel draagt, moeten goed
:hbaar zijn en hierdoor toch niet lijden,
dus teleurstellingen te voorkomen let je
wel heel goed op de stof.
'r zijn tegenwoordig zooveel fijne wasch-
e stoffen, te beginnen bij het glanzende
ienlinnen tot de verschillende wasch-
!en toe (zooals voor heeren-overhemden
iniikt worden); ook tussor is nog altijd
gewild, daar dit zi<^h zoo uitstekend
nverken laat.
Voor den namiddag echter kiest men lie-
een der zijden modest off en, waaronder
pe-de-chine; crêpe marocain en crêpe
orgetle wel een eerste plaats innemen.
♦Nieuw op het gebied der blouse-mode is
„flamingo" een poreus weefsel met eigen
aardige ornamentiek.
Interessant is het, dat de blouse langza
merhand zooveel terrein veroverd heeft,
dat men haar er ook voor 's avonds pro
beert in .te brengen en wel degelijk zal er
rekening mee gehouden moeten worden dat
zelfs op avondjes de blouse-rokcombinatie
in een meer luxueus© uitvoering, gedragen
zal worden.
Hiervoor worden meer effectvolle stoffen
gekozen, zooals b.v. crêpe-satin, dat voor
dit doel heel geschikt is.
Een hoofdstuk op zichzelf vormen de
creaties der brei-mode, want zooals bekend
is heeft deze industrie die toch begon met
jumpers en blouses, een enorme vlucht ge
nomen.
Een der laatste slagwoorden op mode-ge
bied is „petit-golf" en hieronder wordt een
kort gebreid blousje verstaan, dat naar de
mode, in den rok gedragen wordt. Het heeft
alle jeugd en gratie, waar de vrouw van
heden zoo dol op is.
Dergelijke blouses" kunnen open en ook
als een lieerenhemd, dus gesloten, gedragen
worden en ze kleeden altijd aardig. De
breimode kan tegenwoordig de verschil
lende details buitengewoon goed imiteeren.
Zoo b.v. ziet u in het midden een „petit-
golf" met fichu, welke ook door de
breimachine werd aangebracht. Met een
geplisseerd gebreid rokje is dit een snoezig
geheel.
Ook de vesten staan in het middelpunt
der belangstelling en vallen op door het
luchtige zomersch-aandoende weefsel. Om
dat aan een ceintuurtje nog steeds de voor
keur gegeven wordt, ziet men slechts bij
hooge uitzondering een knoopsluiting (links
boven).
De volgende blouse van de bovenste rij
stelt een eigenaardige model van flamingo
voor. Hierbij dient gelet te worden op de
gerolde kraag en bollende mouwen. Dit
genre blouses is heel elegant voor den mid
dag en de juiste dracht in een licht zomer-
costuumpje, dat in geen enkele garderobe
mag ontbreken.
Het laatste model rechts is uiterst sportief
en hiervoor komt alleen linnen, shantung
of een dergelijk materiaal in aanmerking.
Het spreekt vanzelf dat het maaksel heel
eenvoudig is. Het meest practisch zijn mo
dellen met een opengeslagen kraagje, een
strak bovenstuk en terzijde banen van
kleine plooien, daar ze b.v. (met een wit
geplisseerd rokje b.v.) ook voor tennis,
weekend e.a. goed gedragen kunnen worden.
De crêpe-satin blouse, die ongetwijfeld
voor 's avonds groote opgang zal maken en
meestal wit of zacht-rose is, heeft iets
uiterst eenvoudigs en elegants. Vaak wordt
ze gecombineerd met een groote ronde
kraag van denzelfden stof, waardoor de
mouwen kunnen vervallen, temeer waar
thans de lange handschoen weer hoogtij
viert, die bij een dergelijk model werkelijk
fascineerend staat (links beneden).
W. U.
ORIGINEELE LAMPEN
zijn die voorwerpen in de moderne binnen
architectuur welke aan de geheele inrich
ting hun eigenaardig cachet verleenen. En
daar de lichtbron juist datgene is, waarop
ieders aandacht allereerst valt. zal men
verstandig doen hieraan zijn uiterste zorg
en smaak te besteden. Het belangrijke voor
schrift is ook hier „zakelijkheid" en elke
lamp, die iets teveel heeft of „gewild" is,
zal beslist misstaan. Werkelijk mooi zijn
alleen die lampen, welke practisch zijn en
daarbij sympathiek aandoen, terwijl zij ook
een eigen kunstzinnig iets moeten hebben.
Tot de nieuwste types behoort de „bol-
lamp" in den vorm van een doorschijnende
glazen bol op een voetstuk van veelkleurig
ceramiek, dat de vorm heeft van een klein
tafeltje (eerste afbeelding)niet minder
origineel is een bijzonder diepe kap van
perkament, vast gemaakt met artistieke
leeren handen. Het voetstuk is gedacht van
een edel soort hout (2e afbeelding).
HOE MAAKT MEN HALF LANG HAAR OP?
RECLAME.
5538
UW HUID GENEEST VLUGCftH NIET
pr-|||flC WONDBALSEM
UCIffVa 2B on SO 0£KT
Dit is voor veel dames een vraagstuk,
omdat ze eenerzijds geen lange haardracht
wenschen, terwijl ze aan den anderen kant
(daar het haar nu eenmaal weer een beetje
langer zijn mag) ook niet tot de heel korte
haardracht terug willen keeren.
Iedere moeilijkheid is eigenlijk heel een
voudig uit den weg te ruimen, daar juist
de half-lange haardracht velerlei mogelijk
heden biedt. Overdag b.v. wordt het haar
„naar binnen gerold", zoodat het er niet
anders uitziet dan een geonduleerd page
kopje en 's avonds kan men er door de
nekkrulletjes van alles van maken, dat bij
de nieuwe moderichting past.
W. U.
Dat is óók toevallig: twee lezeressen, die
elkaar toch naar ik meen niet kennen, doen
mij precies hetzelfde verzoek, n.l. of ik
eens iets over de huiswasch, het wasschen
van de lichte zomerjurken, dassen, kraagjes,
linten, geklenrde zijden stollen enz. wil ver
tellen, want dat komt in dezen vacantietijd
zoo dubbel en dwars te pasl
Eerst een soort algemeene inleiding: zorg
altijd ,dat u een mooi sopje heeft als u gaat
wasschen. Want pas wanneer het sop flink
schnimt. zal het goed geheel schoon worden:
het is het schuim dat de vuile stoffen in
zich opneemt. Dienstboden denken dikwijls
dat ze de wasch 't best schoon krijgen door
er met de onopgeloste zeep hard overheen
te wrijven, dodh dat is een vergissing: de
zeep geeft dan zelfs vlekken op het goed
en bovendien gebruikt men méér zeep, dan
wanneer men een goede oplossing maakt.
De beste manier om een mooi sop te
maken is de noodige zeep af te schaven of
te raspen, desnoods in schilfertjes te snijden?
vervolgens de fijn gemaakte zeep op te los
sen in een klein beetje kokend water; dade
lijk geducht te kloppen, zoodat er een
schuim ontstaat en er daama zóóveel koud
of warm water bij te doen als noodig is om
het sopje op temperatuur te brengen.
Wanneer u zoo uw wasscherij heeft voor
bereid, kunt u eenzelfde sopje voor ver
schillende kleedingstukken gebruiken: als u
er alleen maar aan denkt nooit lichte stof
fen in water stoppen, waarin u donkere
reeds behandelde; wel kunt u omgekeerd
doen- donkere kleeren wasschen in 't sop
van lichte. Verder is 't ook verkeerd om wol-
lotjes en katoentjes, ongekleurde en ge*
kleunde stoffen in 't zelfde bad te stoppen
Om nu geklenrde stoiien te wasschen kan
ik u de volgende voorzorgsmaatregelen
geven: wanneer u iets wenscht te reinigen,
dat zijn kleur afgeeft in het wate-r, dan moet
u het vóór het wasschen. 8 1 10 uur in
water met zout zetten; ook nieuw goed, al
geeft het niet af, moet zqp behandeld wor
den; stoffen, die al meermalen gewasschen
zijn. kunnen geweekt worden in koud water
zonder zout Gebruik liever geen warm water
voor gekleurde stoffen; de meeste kleuren
worden daar lichter van. Wees dus voor
zichtig en let goed op, wanneer u het water
wat wilt verwarmen, of u geen verandering
ziet in de kleur.
Bonte handdoeken, blauw verpleegsters-
linnen en andere sterk gekleurde stoffen zijn
wel bestand tegen warm water. Het beste is
het 1 A 2 maal in lauw zeepsop te wasschen;'
denk er om dat het «nel moet gebeuren;
gekleurd goed mag niet in zeepsop blijven
liggen; wanneer u gestreept of gebloemd
goed heeft, mogen de strepen of bloemen
niet te veel tegen elkaar gewreven worden,
want dan kan de kleur ook uitloopen. Spoel
ten slotte in koud water na tot er geen
spoor van zeepwater meer afkomt.
Lichte gekleurde stoffen als serge, vyella,
mousseline e.d. moeten vóór ze in bad gaan
gemeten worden, om 't krimpen of rekken
te controleeren; week in lauw, bijna koud
water of water met zout als het nieuw is;
verder wasschen en spoelen als boven. Denk
er vooral ook om van te voren haakjes,
knoopen en spelden, kortom, alles wat roes
ten of vlekken maken kan, van de kleeding
stukken te verwijderen; anders heeft u kans,
dat het geheele stuk bederft.
Zijde moet heel vlug behandeld worden.
Week haar 5 minuten in een bijna koud
sopje van b.v. Spaansche of Sfarseillezeep;
klop of knijp de zijde hierin; zo mag niet
gewreven of heen en weer getrokken wor
den. Wasch haar daarna in een 2de sop:'
spoel 4 i maal goed na in lauw water;1
druk het water er uit, knijp de zijde in een
schoonen doek en Strijk haar dadelijk op.
Zij mag niet direct aan de goede zijde ge
streken worden: eerst aan den achterkant tot
de zijde geheel droog is; daarna opstrijken
op den rechten kant.
Gekleurde zijde, b.v. van kraagjes, sjaals,
dassen e.d.. moet eveneens 5 minuten wee
ken; doch in koud water; en als de zijde
afgeeft, moet er wat zout in het water wor
den opgelost. Overigens gebeurt de behande
ling net als met effen witte zijde. Donker
gekleurde zijde wil wel eens gaan glim
men. In dat geval moet u over een doek
strijken, dus niet direct op de zijde.
Hetzelfde moet u doen met gewasschen
lint. Want dit krijgt, omdat het dikker is
als zijde, gauw bruine vlekken van het
ijzer en ook wordt lint spoedig hard.
Doch u kunt dit alles voorkomen wanneer
u het lint vóór het strijken met een doek
bedekt; strijk het dan eerst aan den ver
keerden, vervolgens aan den goeden kant
en voor de derde maal zonder doekbedek
king op.
De meeste soorten zijde mogen niet te
véél drogen vóór tiet strijken. Zij worden
daar leelijk en rimpelig van. Shantung en
tussor echter, zoowel de gekleurde als do
meeste naturel-soorten, moeten vóór het
strijken door en door droog zijn; anders
komen er glimmende plekken en strepen in.
Het verstandigste doet u, in geval u een
stofje nog piet kent, om er eerst een afzon
derlijk stuk of een hoekje van te wasschen;'
daarnaar kunt u beoordeelen hoe u het
wasschen moet.
Ook zwarte zijde en lint is te reinigen. Dat
geschiedt het beste in een oplossing van
koude gekookte thee met een beetje suiker,
of in licht tafelbier. Daar klopt u de zijde
of het lint dooitheen; u mag het daarna niet
naspoelen, doch moet de zijde oprollen, uil-
drukken en lusschen doeken met een warm
ijzer, waar u flink op drukt, droogstrijken,
eerst aan de achterzijde en daarna aan den
goeden kant. Als de zijde er niet van gaat
glimmen kunt u haar met een bijna koud
ijzer nog nastrijken zonder doek.
Zitten er speciale vlekken in de stoffen,
dan dient u deze er eerst uit te halen. Hier
over vertel ik nog wel iets j.n mijn volgenden
brief.
-0-
VII.
De meeste menschen wandelen altijd in
middaguren. Dat is prachtig als je be-
laduwde wegen of 'een bosch tot je be-
likking hebt. In de omgeving van Leiden
'ten we nu eenmaal niet zoo heel veel
chaduwde wegen en voor het ruiken van
boschlust moeten we naar Wassenaar,
als t kan geef ik de voorkeur aan een
"genwandeling liefst voor 12 uur, „nieuwe
'e wandeling, welke we nu gaan onder^
:s uiterst geschikt voor de morger.-
Alles is nu frisch en er is levendiger
- en insectenleven dan gedurende de
al warme middaguren.
6 verzamelen ons bij de Morschpoort
volgen den Morschweg. Er is aanvanke-
mets bijzonders te zien dan huizen aan
"vkanten en daar kijken we niet naar,
Beer omdat ze troosteloos eenvormig zijn
er niets bijzonders aan valt op te merken,
et eerste vrije gezioht over -het veld krij-
we rechts, waar de Lage Morschweg zich
theidt Wij volgen evenwel den Hoogen
smweg. Links is het al een heel eind
lebouwd met moderne woningen. Rechts
dit waarschijnlijk niet gebeuren. Er ligt
sioot met allerlei moerasvegetatie en
naast de spoorweg, 't Uitzicht over de
jjroaan interesseert ons nog niet veel.
adat we de voormalige Amphora-
et; de terreinen van de Beton-maat-
en..vari "3° Bataafsche Import-
'tschappij ..Shell" zijn gepasseerd, nade-
we den overweg.
jet zou al een wonder zijn. als we hier
voor neergelaten slagboomen een
e moesten wachten. In dit geval hin-
niet, want we hebben geen haast
tonnen op ons gemak eens uitkijken.
- nier werkelijk wel aardig. Links voor
"Kende „Vink" en „Ter Wadding" ih
Rnoomte verscholen en het groen van
naar Voorschoten. Meer naar
moeten we of we willen of niet. van-
11*'iin volgen welke geteekend
I ™or heel en half in geboomte ver-
11 buisjes, die langs den Hoogen
Morschweg staan en die afgesloten wordt
door het geboomte van „Rbijnbof".
Jtog weer verder kijken we over de velden
in de richting van Oegstgeest.
Opnieuw kunnen we nu de opmerking
maken, hoe steeds rondom Leiden het Hol-
landsche landschap zijn afsluiting vindt in
bosschage. Het is wijd en tooh intiem. Het
strekt zich ver en is toch besloten.
Gelukkig! De spoorboomen gaan open na
dat ons een paar .stofzuigers" voorbij zijn
geraasd.
Wij wandelen nu langs den Hoogen
Morschweg. Er staan hier nog enkele oude
woningen links, die we even opnemen. Zoo
herinner ik u aan een oud tuitgeveltje met
een aardige topbekroning. Soms hebt ge tus-
sohen deze arbeiders- en tuinderswoningen
door even een aardig gezicht op den Rijn.
Aardig dat de huizen meest links van den
weg staan. De menschen verkozen een vrij
uitzicht. Wat rechts staat is bijna altijd
nieuwer dus wat links staat natuurlijk
steeds van Leiden, uitgerekend. Intusschen
letten we rechts nog eens even op de akkers
met groenten en allerlei snijbloemen, die
hier in allerlei kleuren worden gekweekt.
Ziet u wel een eenige honderden meter
het land in de boschjes van wilgenopslag?
Er loopen paden heen, maar die zijn we»r
voorzien van bordjes met het opschrift: Art.
•461 Wetboek van Strafrecht. Toch kan ik
er dit wel van zeggen: die wilgenboschjes
verbergen aan den binnenkant moerassig
land, waarin riet, biezen en allerlei hout
opslag te vinden is. De boeren doen geen
moeite er vruchtbaar weiland van te ma
ken daar zij bang zijn dat de moeite niet
loonend is. En nu wordt ons meteen de
naam Morsch nog eens duidelijk. Door Lage
en Hooge Morschweg en het stuk van den
grooten weg. dat van de Haagsche Schouw
naar do boerderij de „Slaagh" loopt wordt
een rechthoek gevormd. Juist in de kom van
dien rechthoek ligt dat moerassige stuk. En
Morsch met zijn nevenvormen Mersch en
Marsch beteekent laag, moerassig land.
We passeereD nog de groote. aan den weg
erkervormig uitgebouwde boerderij „Welge
legen" en komen nu weldra aan den grooten
weg, dien we bij „Rhijnhof" oversteken. We
volgen nu het „Rhijnhoflaantje" voortzet
ting van den Hoogen Morschweg. Het
laantje is smal en de boomen zijn hoog. Men
hoeft maar een vijftigtal meters te zijn ge-
loopen, om zich in een dicht bosch te wa
nen. Een groene schemering valt door het
bladerdak van hooge eiken en linden. Links
en rechts klinkt, vooral in do morgenuren
het gekweel van vogels, ofschoon de meeste
zangertjes al weer stil zijn. Het Tuinflui-
tertje evenwel is onvermoeid en fluit aan
een stuk door. Maar ik hoor ook het korte
vlug in allegrettotempo steeds herhaalde
verhaaltje van den I-'itis terwijl dc Tjif-tjaf
in onverstoorbaar metrum zijn eigen naam
roept van een hoogen eikentak. Ku even
heel stil zijn en goed kijken! 't Is heel moei
lijk. die kleine snuiters in 't visier te krij
gen en als we zoo'n vogeltje omhoog op een
tak zien zitten, dan is het bijna onmogelijk
goed de kleuren te onderscheiden. Het sil
houetje zien we wel: maar de kleuren zijn
dezelfde als die van 't groen grijs blad. Heel
dichtbij zien we kleuren, maar 't eigen
aardige is. dat we ze zelden van heel dicht
bij te zien krijgen, of we moeten er een
uurtje geduldig wachten voor over hebben.
Schuw zijn ze volstrekt niet. Ge hoort ze
zingen een paar meter van u af soms. maar
als ge zoo'n vogeltje ziet. ziet het u ook en
onmiddellijk zit het weer verborgen vlak
bij u, maar toch verborgen en het zingt zijn
hoogste lied, als om u uit te lachen. Het
grijs bruine boomkruipertje, dat u toeroept:
„Ziet, ziet, ziet!" kan u natuurlijk niet be
driegen. ofschoon ge het ook moeilijk in 't oog
kunt houden, want het kruipt in een spiraal
lijn om een ouden stam heen en verdwijnt
dus zoo nu en dan Maar het blijft toch af
en toe even hangen om nauwkeurig de reten
en barsten van den schora te onderzoeken.
Het aardigst was bij mijn laatste bezoek ter
plaatse een heele Koolmeezenfamilie: papa,
mama en een viertal spruiten, die zoo druk
op insecten aasden, dat zij zich rustig lieten
bekijken.
Grauwe en zwarte lijsters vertoeven hier
bij menigte en in de morgenuren is al dat
volkje even woelig en druk en zanglustig.
Welda wordt het boomgewas doorzichtiger
en bjj de keurig onderhouden hoeve „Bouw-
lust" krjjgen we weer een vrij gezicht over
het veld en een heel mooi gezicht. De
bosschen van Endegeest, waar de toren van
Oegstgeest prachtig boven uitrijst begrenzen
hier den horizon, 't Kan hier zoo mooi
zjjn als de lucht vol is van een heel fijnen
nevel en er wolkjes met donzen randen
drijven even boven den horizon.
Even voorbij „Bouwlost'' begint ter weers
zijden van den weg allerlei opslag van
wilgen, esschen, eschdoorn, iepen en elzen
en daartusschen allerlei forsche bermplan-
ten. Er staan op 't oogenblik planten van
de groote blit en van de wilde zuring, die
manshoog zjjn. De groote blit begint thans
zijn paarse bloemen te openen en de zuring
pi ijkt met vruchtentrossen die in hun over
daad iets van tropische weelde tentoonsprei
den. Het aardigste is op te merken, hoe
vooral de groote klit in de morgenuren
allerlei vlinders tot zich trekt. Ik zag er
de gewone koolwitjes, maar ook de z.g.
kleine Vos of Vanessa de prachtige wieken
spreiden in 't morgenlicht. En ook Atalanta's
kwamen aanwaaien en zetten zich op de
paarse bloemenhoofdjes.
Ik hep weer geprobeerd de getallen op
de vleugels te ontcijferen. Is het nu 1881,
7887 of 9889? Er is in het eerste en laatste,
cjjfer bij verschillende exemplaren eenige
variatie. De geleerden moeten maar eens
uitzoeken, van welke tijdrekening dit jaar
tal is. A
Verder wandelend komen we voorbij de
groote steenbakkerij van De Ridder, waar
we weer een vrij uitzicht hebben.
Hier treft de vegetatie van den Oosteljjken
bouw van den weg mij altijd. Ik ga u niet
opsommen, welke oude bekenden we hier
aantreffen. Alleen wjjs ik u op den grooten
overvloed van Haagwinde, welke zich hier
om de andere p'anten slingert en krult.
De bloemen van den Haagwinde zjjn niet
wit, maar, wat niet zoo heel veel voorkomt,
fijn rose men zou haast zeggen: een
kruising van Haagwinde en Akkerwinde.
Even verder tiert aan weerszijden van
den weg weer allerlei houtopslag, waarvan
de abeelen het grootste deel in beslag ne
men. U weet dat is dat grasgroene blad,
van onderen zilverwit, verwant van de popu
lier, zoodat het minste windezuchtje de blaad
jes doet zwatelen. Altijd zijn deze in be
weging.
En nu merken we meteen iets anders op.
De grond wordt zandig. De akkers liggen
hooger. Van het veen zijn we op den geest
grond gekomen. Inplaats van weiland zien
we bouwakkers met haver, tarwe, bieten,
aardappelen en ook groenten-kweekerijen.
In groote glazenkasten groeien hier de to
maten. Intusschen zien we ook de wilde
vegetatie langs den weg veranderen. Karak
teristiek daarvoor dunkt me wel een groote
gele schermbloem met onregelmat'ge scher
men, de z.g. pastinaak of pinksternakel.
Ik wil wedden, dat velen, dat gele onkruid
geen oogopslag waardig keuren. Maar dan
moet men eens door een vergrootglas één
zoo'n klein bloempje van een geheel scherm
bekijken en opmerken, hoe prachtig de 5
gele kroonblaadjes naar binnen zjjn gerold
en hoe aardig de meeldraden naar buiten
steken. Het zou met de mooi gevormde
bladeren kunnen dienen als patroon voor
een weefsel.
Het is eigenaardig, dat we nu langs den
weg ook in groote hoeveelheid de Akker-
winde vinden, met haar fraaie rose klokjes
bloemen. Hier op de bermen doet ze geen
kwaad, maar de boeren zijn niet erg op
haar gesteld. Doordat ze zoo diep wortelt,
is ze haast niet uit te roeien en de links
windende stengel heeft er slag van de koren
halmen in hun groei te belemmeren. Maar
mooi is ze!
De weg, nog altijd de Hooge Morschweg,
volgt de bochten van den Rijn en dat maakt
zoo'n wandeling altijd interessant.
We komen eindelijk aan een driesprong,
waar een wegje afslaat naar Oegstgeest. Dat
volgen we evenwel niet. Er ligt hier een
huis met wat geboomte er omheen. Als we
dat zijn gepasseerd, hebben we ineens eert
heel mooi uitzicht. De Rijn maakt een bocht
en het aan het einde daarvan zien we het
torentje van Valkenburg even boven het ge
boomte uitpuntn, wat naar rechts ligt Kat-
wijk-aan-den-Rijn in geboomte verscholen;'
nog wat verder troont Rijnsburg met zijn
ouden abdijtoren, terwijl weer een eindje
verder naar rechts het Groene Kerkje ligt.
Het vergezicht is hier weer heel mooi, te
meer ook omdat de velden hier allerlei af
wisseling vertoonen door de zeer gevarieerde
bebouwing. 1Ve gaan verder tot een laantje
ons naar de steenfabriek voert. We gaan
er omheen en staan voor den Rijn.