Üe/iAacfaó CïmmOtac/cM
PUROL
DE VERDWENEN DELORA
71ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 2 Juni 1930
Derde Blad
No. 21536
INGEZONDEN.
KUNST EN LETTEREN.
DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE.
LAND- EN TUINBOUW.
SCHEEPSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
[Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
[DE VERDEELING VAN DEN
ZENDTIJD.
Mijnheer de Redacteur.
It wilde den heer heer Laterveer even
«rroeken om aan een anders woorden geen
verkeerde uitlegging te geven. De opmerking
iras tusschen haakjes gesteld achter den
naam Bomli.
U schrijft dat o.a. ook ik mij schuldig
maak aan waardelooze argumenten (derge
lijke uitdrukkingen behooren ook niet onder
•net open vizier komen, net zoomin als de
verkondiging „halve en heele onwaar-
leden"). Aantoonen, zonder omheen gedraai
of gepraat.
Dat de VARA. aangevallen is, is eigen
aohuld (zie ingezonden stukken o.m. Server
en den heer Bomli).
Dank voor de plaatsruimte,
SMIT.
DE VERDEELING VAN DEN
RADIO-ZENDTIJD.
Leiden, 1 Juni 1930.
Mijnheer de Redacteur.
Mag ik nog eenige plaatsruimte in Uw
Had?
Mijnheer Bomli, u drijft van de zaak aJ.
De A.V.R.O. doet niet aan politiek en wat
leeft de A.V.R.O. met ontwapening te
maken?
Kaar aanleiding van Uw geschrijf wilde
U nog het volgende onder oogen brengen
Ontwapening zou er allang geweest zijn, zoo
er Tan politieke zijde niet steeds gewerkt
werd op verdoelen; en daar wordt door de
S1DA.P. aan medegewerkt. Net zoomin ais
met den radio-omroep, moet de politiek zich
met het vredeswerk bemoeien; want ook
daar verknoeit ze de zaak deerlijk. Zoolang
de arbeiders zich laien opzetten tegen elkaar
ai dit wel zoo blijven.
Een tegenstelling tusschen Pers en Micro
foon komt nu al uit, en wel: vele krijgen
Jhuis in een krant wat goed voor hen is
o.a. ook met afbreking en bespotting, maar
bij de radio een draai en men weet hoe an
daren denken en hun leer verkondigen. Dan
komt het oordeel en men krijgt een inzicht,
zoo men ten minste daar zelf over nadenkt
en tracht te onderzoeken.
U noemt de A.V.R.O. een bedrijf en geen
cultuur-instelling, de andere omroepen wel.
Buiten andere beteekenissen is cultuur:
veredeling, beschaving en ontwikkeling;
hierbij kan ik niet vinden het genieten over
en zich blij maken met het afbreken van
een bloeiend bedrijf. Cultuur is ook nog
teelt, de andere omroepvereenigingen telen
verdeeldheid en wat dat betreft zijn het
goede cultuurinstellingen.
Drastische maatregelen nemen is geen
binst, maar ze zoo te nemen, dat ze goed
zijn, daar komt heel wat meer voor kijken
dan een handomdraai.
Een coöperatie is toch een instelling van
samenwerking tusschen personen tot goed-
kooper inkoop, waardoor goedkooper ver-
p. Lk zal bij den bakker blijven. In de
coöperatie kost een brood toch even duur
als bij een particulieren bakker, wel wordt
dividend uitgekeerd, maar andere bakkers
geven toch procenten? Men helpt toch op
die manier den levensstandaard hoog houden
ea dan verdwijnt de noodzakelijkheid van
een coöperatie.
Ergernis opwekken is gemakkelijker dan
ze te vermijden. U heeft het weer over be
paalde uitzendingen en ook over hooghartige
afwijzing (veel bereden stokpaardjes). Maar
hoe kan en wil men samenwerken met een
bloeiend bedrijf, dat men zoo wraakt!
U wilt woningen bouwen van geld der
gemeenschap en een deel dier gemeenschap
daarvan laten genieten. De huisjesmelkers
willen die algemeenheid net zoomin als de
VARA. c.s., die in den radio-omroep wil
len. Vandaar het streven tot het ten gronde
richten van een gewraakt bloeiend bedrijf,
ocprebouwd van vrijwillige bijdragen.
Verder ingaan op geschrijf als het Uwe is
onzin en mal.
Mijnheer de Redacteur, dank voor de
plaatsruimte.
9MIT.
SNELHEIDSMANIA TE WATER.
De snelheidsmania begint zich ook op het
water te demonstreerenWanneer men aan
het water woont, dam kan men op Zon. en
feestdagen verscheidene motorbootbezitters
waarnemen, die zoo hard varen, dat het
water over de schoeiingen 9laat en dat de
bootjes aan den kant op allerhande manie
ren beschadigd worden Dat men racen wil
op breed open water, daarin kan men zich
denken, doch toch niet op de Haarlemmer-
trekvaart binnen de haven Leiden en daar,
waar deze vaart zeer smal i9. Bovendien
zijn er voorschriften, in de allereerste plaats
die der beleefdheid en dan die der gemeente
en die van het waterschap. Aan de vroeger
bekende „politesse marine" is thans vrij
wel een einde gekomen. Iedereen vaart
maar zooals hij wil zonder kennis zelfs van
de rijksreglementen op de binnenscheep,
vaart (Hoofdstuk III, artikelen 19-33) Op
het rijwiel en op den motor langs den weg
weet een ieder, dat men linka langs pas9ee-
ren moet, wanneer men iemand, die voor
rijdt, inhaalt Op het water weet blijkbaar
niemand, dat men een boot, die passeeren
wil in de zelfde richting aan stuurboord,
dus rechts, ruimte moet geven. Talrijke
motorbootvaarders weten ook niets van het
zeilen af, waaraan vele aanvaringen toe te
schrijven zijn. Zelf ook motorbootvaarder en
watersportliefhebber heeft ondergeteekende
vele aanvaringen van tevoren kunnen zien
aankomen. Men kan ook seinen geven met
een hoorn op het water. Het maakt een
groot verschil, of men één of twéé keer toe
tert! Laat dus een ieder, die vaart, al is het
in een simpel kamootje, beginnen met de
reglementen op de binnenscheepvaart na
te lezen en laat de politie zorgen, dat men
de komende feestdagen en in de komende
maskeradeweek met een waterfeest, een
ieder kalmpjes vaart met de voorgeschreven
snelheid of zoo, dat schade aan de aan het
water wonenden vermeden wordt!
R. VAN EECKE.
RECLAME.
Doorzitten I
Zonnebrand i
1914
IfEDERATIE VAN
ZANGERSBONDEN.
Te Utrecht is een bijeenkomst gehouden
van afgevaardigden van 17 zangersbonden,
onder voorzitterschap van den heer Piet
Versloot, uit Nijmegen, zoorzitter van den
bond van koordirigenten in Nederland, die
in een uitvoerig betoog de zi. groote en be
langrijke voordeelen van het brengen van
de zangersbonden in een federatief verband
heeft uiteengezet. Op deze inleiding volgde
een uitvoerige gedachlenwisseling.
Ten slotte werd met algemeene stemmen
besloten, dat een commissie de zaak van de
totstandkoming van een federatie van zan
gersbonden in Nederland, voornamelijk wat
•405. Om Duimpje's hals werd de band geknoopt en Duim
klom weer over de goot. „Zachtjes maar, Lange", zeide
Jobko, „kalm, het gevaar is niet heel erg groot. Kalmpjes
aan, dan breekt het lijntje niet eji verzamel al je moed.
Denk er aan, Lange, dat deze weg ons redding brengen
moot."
406. „Houd je vast, Duim en wees niet bang, ik houd je
stevig vast, de band, die houdt het ook wel uit, je bent
geen zware last. Terwijl Jokko den band vieren liet, daalde
Duimpje zachtjes neer. „Glijd langs de regenpijp", zei de
aap, „mij zie je spoedig weer".
de wijze van vorming betreft, nader onder
de oogen zal zien en ter hand zal nemen.
In die commissie zullen de op deze verga
dering vertegenwoordigd zijnde bonden twee
leden of één lid aanwijzen. Deze commissie
zal, onder leiding van den heer J. A. Kreiage
voorzitter van den Bond van arbeiderszang-
vereenigingen in Nederland, het eerst bij
eenkomen op Zaterdag 28 dezer te Utrecht.
„SURSUM CORDA".
Op Woensdag 11 Juni a.s. hoopt het Ge
mengd Koor „Sursum Corda", des avonds
te 8 uur, m de Pieterskerk zijn gewone jaar-
lijksche kerkconcert te geven. Der traditie
getrouw zullen ditmaal weer een paar be
rijmde Psalmen, door den dirigent Hubert
Cuypers op de bekende illustratieve wijze
getoonzet, ten gehoore worden gebracht, n.l.
Ps. 33 en 1'16. De vocale polyfonie der oude
'beroemde meesters wordt vertegenwoordigd
door „Sicut Cervus" (Ps. 42) van Palestrina,
„Ecce quomodo" van J. Gallus en Ps. 135
van onzen Hollandschen Sweelinck. Van
den voorlooper van Bach. Heinrich Schulz
hooren we het slotkoor uit diens Mattheus-
Passion.
Het mannenkoor van „Sursum Corda" zal
een paar uiterst fraai en gevoelig door
(Hubert Cuypers gecomponeerde Latijnsche
hymnen uitvoeren.
Ter afwisseling met het gemengd koor
heeft „Sursum Corda" ditmaal als soliste ge-
engageerd mevr. E. Mak van WaayDoore
mans uit Dordrecht, die als kerkzangeres
een goeden naam bezit. Haar programma is
zeer gevarieerd samengesteld uit composities
op Latijnsche, Italiaansöhe, Fransc'he en
Duitsche teksten van Cherubini, Bononcini,
Cesar Frank, Beethoven en anderen. Zij
wordt op het orgel begeleid door den voor
treffen jken organist Anth. van der Horst,
die ook nog solonummere van Bach, Fran
cois Couperin ten beste geeft.
Moge diit in algemeene trekken aangeduide
programma, dat zeer zeker op voortreffelijke
wijze zal worden uitgevoerd, talloos velen,
die houden van te Leiden spaarzaam gege
ven zomereoncerten. naar de Pieterskerk
lokken.
BEN EN ANDER OVER SIERGRASSEN.
Deze planten kunnen een sieTaad voor
den tuin zijn. Men. wende ze aan bij vij-»
vers, en als solitair-plant. Ook wel in bor
ders, tusschen hoogbloeiende planten zijn
zij op haar plaats.
Behalve als sierplanten in den tuin, zijn
ze onmisbaar bij droge bouqetten als ver
siering in de kamer. Niet alle pluimen van
siergrassen zijn geschikt voor bouquetten,
maar zulke munten dan. weer op andeTé
wijze uit, door sierlijken vorm of forsch-
heid, zooals o.a. de Bamboesoorten.
Zij moeten een zonnige plaats hebben.
We hebben lage en hooge soorten Zwenk,
gras (Festuca), met blauwgroen loof. Ge
schikt voor droge plaatsen is de Festucag-
lauca, wordt plm. 20 c.M. hoog. Verder
Goudhaar (trisetum distichophyllum) plm.
50 c.M. Sasa districha (plm. 50 c.M.) don
kergroen, breed blad, met witte strepen.
Er zijn soorten, die een hoogte van 2 M.
bereiken. Zij worden gebruikt als achter
grond of solitair planten. Deze vragen veel
ruimte, want in een groote ruimte komt de
schoonheid het beste uit.
Dan ontwikkelen zij zich tên volle.
Onder de hooge gras-soorten zijn te rang
schikken Gynerium argentea, het Pampas,
gras, het lange, grijsgroene èn scherpe loof
bereikt een lengte van ruim 1 M., de plui
men worden 2 M. hoog.
Panieum Virgata-m met smal gröen blad
'en vertakte pluimen.
Een mooi soort voor vochtiger grond, is
Phalaris arundinaeae, met kort geel ge
streept blad (1.50 M. hoogte).
Een andere groep, die alleen in een groö-
ten park-aanleg tot haar recht komt, kan
hier onbesproken blijven, 'omdat aanplan
ting in tuinen te ontraden valt".
Vragen op Tuinbouwgebied aan dé Redac
tie onder motto „Tuinbouw".
RECLAME.
4740
STOOMVAART-MIJ. „NEDERLAND".
RIOUW, 31 Mei v. Hamb. te Ameterdam.
KON. NED. STOOMBOOT-MI).
JUNO. 31 Mei v. Amst. n. W.-Indië.
ERATO, 31 Mei v. Amst. n. Bordeaux.
MARS, 31 Mei v. Am6t. n. Middl. Zee.
EAARN, 29 Mei ran Cristobal n. Buena
ventura.
ARES, arr. 29 Mei te Callao.
HOLLAND—AMERIKA LIJN.
EDAM, vertr. 3 Juni v. New Orleans naar
Rotterdam.
ROTTERDAM—Z.-AMERIKA LIJN.
ALTHACCA, uitr., p. 30 Mei Las Palmas.
ROTT. LLOYD.
FATRIA, uitr., 3 Juni te Tanger verwacht
HOLLAND—AFRIKA LIJN.
TEXELSTROOM, thr., 28 Mei v. Sassandra.
AMSTELKERK, thr., 30 Mei' v. Kotonou.
HOLLAND-O. AZlE-LIJN.
OUDERKERK, thr., 31 Mei v. Shanghae.
JAVA—PACIFIC LIJN.
EJNTANG, 29 Mei v. Paoifio Kust te Ma
kassar.
DIVERSE STOOMVAAR TB ERJCHTEN.
FRIESLAND, sleepb., 30 Mei v. Dakar td
St. Nazaire.
HAVIK, m.s., 31' Mei v. Weeseling te Eo-
gense.
KEILEHAVEN, Moermanskust n. Stettin, p.
30 Mei Bergen.
LEKHAVEN, 31 Mei v. Antw. n. Montreal,
MAASBURG, 30 Mei v. Oran n. Wabana.
NOORDWIJK, 30 Mei v. Bayonne n. Pert
Talbot
STAD ZWOLLE, 28 Mei v. R'dam te BlytK.
TELA, 29 Mei v. Oran te Huelva.
TRENT, 30 Mei v. Kiel te Frederikshaven.
VREDENBURG, 30 Mei v. Narvik n. Rott.
JONGE ANTHONY, 31 Mei v. R'dam te Ma.
Door E. PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr, G. KELLER
(Nadruk verboden.)
891'
«Nu goed! In het kort komt het hier op
neer, dat ik' het verblijf moet te weten ko
men van den heer, die gisterenavond met
den Chinees in jouw restaurant is geweest."
De man keek mij met zekere verbazing
aan en vroeg:
„Weet u dat dan niet?"
..Neen en daarom is het jouw taak dat
adres uit te vinden."
„En wat krijg ik er voor, als ik de ver
blijfplaats van dien heer weet mede te doe
len?"
Een bankbiljet van tien pond", antwoord
de ik, „contant uitbetaald."
Een flauw glimlachje verscheen op zijn
Celaat, terwijl hij zeide:
..Dan kan ik het u wel dadelijk mededee-
«en. Heeft u de (ien pond bij de hand?"
„Onmiddellijk", antwoordde ik, opstaan-
de ..Kom aan, Fritz, je bent een flinke kerel
en ik beloof je, dat het niet bij tien pond zal
blijven."
,Js n dat ernst?" hield Fritz aan. „Het is
Web geen grapje?"
„Volstrekt nietl Hoe kom je daaraan."
„Omdat," vervolgde hij, terwijl zich nu
een breede glimlach op zijn gelaat vertoon
de. .die heer zijn inlrek heeft genomen in
dit eigenste hotel."
Een oogenblik keek ik hem zwijgend aan.
"e' leek mij onmogelijk.
„Maar hoe ter wereld weet je dat?" vroeg
ten slotte.
„Dat zal ik u zeggen. Op een avond nog
niet lang geleden, kwam hij met dien Chi-
neeschen heer in ons restaurant. Zij zaten
zeer lang te praten en ten slotte werd ik
ontboden in het kabinet particulier, waar zij
zaten te eten. De heer schreef een briefje
en gaf mij dat. Hij voegde er bij: „Neem
een taxi en rijd naar het Claridge Hote'.,
Geef dit briefje aan den kassier, dan krijg je
van hem een pakje, dat jij mij moet bren
gen". Ik zeide dat ik niet weg kon, maar hij
had reeds met den directeur gesproken en
deze had het goedgevonden. Ik ging dus met
het briefje naar het hotel en kwam terug
met een in bruin papier gewikkeld pakje."
„Fritz", zeide ik. „zet je in dien fauteuil
en bedien je van een whiskey soda. Het
spijt me, dat ik geen bier voor je heb. maar
je moet je maar behelpen met wat wij ge
woonlijk drinken. Steek ook een sigaar op.
Maak het je zoo gemakkelijk mogelijk. Ik ga
naar beneden naar het kantoor. Als het mij
blijkt, dat je mij de waarheid hebt gezegd,
kom ik terug met (wee bankjes van vijf
pond in de hand. welke voor jou bestemd
zullen zijn."
„Best", zei Fritz, met kalme zelfgenoeg
zaamheid mijn gastvrijheid aanvaardend. Ik
ging naar het kantoor en vond daar alleen
een klerk, die een romannetje zat te lezen.
Ik begreep wel. dat mijn taak niet zoo ge
makkelijk zou zijn, daar het hoogst onwaar
schijnlijk leek, dat Delora onder zijn eigen
naam kamera zou hebben besproken.
„Ik zou gaarne weten", begon ik, „of hier
een heer. Delora genaamd, is gelogeerd."
De klerk schudde ontkennend het hoofd
en antwoordde: „Niemand van dien naam i9
hier gelogeerd, mijnheer."
„Eigenlijk verwachtte ik niet anders", ver
klaarde ik. „Immers de heer, dien ik zoek
en die, naar ik zeker weet, hier heeft gelo
geerd of nog logeert, gaf een anderen naam
op dan zijn eigen en dien anderen naam
weet ik niet. U kent mij toch?,"
„Zeker mijnheer u bent kapitein Rotherby,
broeder van lord Welminglon."
„Nu, dan zult u, hoop ik, ook wel begrij
pen, dat indien ik u vragen stel, welke on
bescheiden lijken, ik er alleen mee voor den
dag kom omdat zij in verband staan met
een zaak van gewicht en niet uit ijdela
nieuwsgierigheid voortspruiten."
„Ja, daar ben ik van overtuigd, mijnheer",
verzekerde de jongeman mij, „en ik ben ook
gaarne bereid u in te lichten voor zoover het
in mijn vermogen ligt."
„De heer, dien ik zoek, is vermoedelijk
Woensdag 1.1. fes avonds van het vasteland
hier aangekomen. Ik weet niet welken naam
hij heeft opgegeven, maar ongetwijfeld is het
niet de naam van Delora geweest. Hij is ta-
mkelijk lang. bleek en mager en zijn uiter
lijk verraadt duidelijk, dat hij een vreemde
ling is. Hij heeft zwarte oogen. een zwarten
sik en ziet er uit ais een Zuid-Amerikaan,
wat hij denkelijk ook wel is. Brengt dit sig
nalement u op een spoor?"
„Ik vermoed van wel, mijnheer. Weet u
misschien ook bij toeval, of hij bevriend is
met den Chineeschen gezant?"
„Dat acht ik zeer waarschijnlijk", ant
woordde ik. „Is hij dus hier gelogeerd?"
„Nog slechts enkele uren geleden had hij
hier een kamer", verklaarde de klerk. „Om
ongeveer tien uur kwam hij hier van avond
binnen, ging toen dadelijk naar zijn kamer,
liet zijn rekening brengen en verliet
zoo haastig mogelijk het hotel. Ik her
inner mij dat alles zoo bijzonder goed,
omdat hij zijn vertrek niet te voren had
aangekondigd, en uit de manier waarop hij
terugkeerde en zijn overhaast vertrek viel
wel af te leiden, dat hij zelf niet gedacht
had zoo spoedig Ie zullen vertrekken."
Ik gevoelde mij een oogenblik uit het veld
geslagen. Het was dan ook wel een tegen
valler, zoo dicht bij het beoogde doel te zijn
gekomen en dit op het laatste oogenblik te
zien ontsnappen. Het was bovendien te dol,
te weten, dat gedurende al dien tijd de man
in hetzelfde hotel had vertoefd als ik, die er
zoo sterk naar verlangde hem te ontmoeten.
„Maar heeft hij misschien een adres ach
tergelaten?"
„Niets van dien aard, mijnheer", ant
woordde de klerk. „De jongste bediende
vroeg hem nog, waarheen hij zijn brieven
opgestuurd wilde hebben, maar hij ant
woordde, dat hij er geen enkele verwachtte.
Ik meen, dat hij later heeft verklaard, dat
hij onmiddellijk naar het buitenland moest,
maar dat hij nog zou aankomen alvorens
het land te verlaten, om te vernemen of er
nog brieven of boodschappen voor hem wa
ren gekomen."
„Weet u nog onder welken naam hij hier
heeft vertoefd?"
„Onder dien van Van der Poel."
„En hij was, naar ik vermoed, alleen?"
„Geheel alleen. Hij heeft een paar bezoe
ken gehad, maar meestentijds was hij op
zijn kamer. Is u er werkelijk ernstig op ge
steld te weten waar hij heen is gegaan, dan
is de nachtportier, die hem uitgeleide heeft
gedaan, misschien wel in staat u wat nader
in Ie lichten."
„Dan zou ik dien zeer graag even willen
spreken", verklaarde ik.
De klerk drukte op een bel en kort daarop
verscheen de nachtportier.
„Herinner je je nog, dat de heer Van der
Poel hedenavond is vertrokken vroeg hem
de klerk.
„Zeker, mijnheer, dat moet zoo tegen elf
uur geweest zijn."
„Stapte hij in een cab?"
„Neen, hij had een taxi genomen", ant
woordde de portier.
„Kun je je nog herinneren, welk adres hij
aan den chauffeur heeft gegeven?"
De portier keek een oogenblik peinzend
voor zich uit, doch antwoordde ten slotte:
„Ik herinner me daar absoluut niets van,
maai wel weet ik, dat hij den naam noem
de van een der groote spoorwegstations."
De klerk wendde zich nu weer tot mij
met de vraag:
„Wilt u misschien den man nog iels vra
gen?"
„Neen, wel bedankt inlusschen. Ik vrees,
dat er voor het oogenblik niets nadere is te
vernemen."
Toen ik op mijn kamer terugkeerde, zat
Frils vol spanning op mij te wachten, en ik
haastte mij te zeggen:
„Je hebt gelijk gehad, maar ook ongelijk.
Do heer Delora heeft hier gelogeerd, maar
is van avond weer vertrokken."
„Vertrokken?'
„Ja, om ongeveer elf uur. Hij moet mij
hier hebben gezien en vermoedelijk wist hij
wel, dat ik hem zocht. Hier heb je intus-
schen al vast de helft van het beloofde
geld", vervolgde ik, terwijl ik hem een bil
jet van vijf pond in de hand duwde. „Wat
we nu in de eerste plaats hebben te doen,
is te onderzoeken waar hij is heengegaan en
daarbij kun je mij vermoedelijk van dienst
zijn."
„Wat moet ik dan doen?"
„In de eersle plaats moet je alle groote
stationshotels ailoopen en van een der por
tiers trachten te vernemen, of er iemand
een kamer heeft genomen, die hedenavond
tusschen elf uur en middernacht met een
taxi is komen aanzetten en wiens signale
ment overeenkomt met dat van Delora. !!c
vermoed, dat daar morgen wel je gehee'e
ochtend mee heen zal gaan. Wanneer je
daarmee klaar bent. vervoeg je dan bij mij
in het Milan Hotel en laat mij hooren, hoe
je gevaren bent en wat je hebt ontdekt
„Best", zei Frilz opstaande, „dat is een
goed werkje voor morgenochtend. Ik zal het
wel te weten komen, ik ken de raeesten van
hen en zal ze wel uithooren."
„Nu, wel te rusten dan", besloot ik, „en
veel succes 1"
(Wordt vervolgd)*