U&ikadai Tbfóee.
KING
DE VERDWENEN DELORA
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 23 Mei 1930
Derde Blad
No. 21529
LAND- EN TUINBOUW.
INGEZONDEN.
71»** Jaargang
UIT HETPARLEMENT.
IN EGYPTE
FEUILLETON.
ook de blijvende uifckeering der Ongeval
lenwet, die thans ten hoogste 70 percent
bedraagt, op 80 percent te brengen. Dit
werd evenwel met kracht bestreden door
dr. Vos (Lib.), die op wetenschappelijke
gronden uiteenzette, dat men de door een
ongeval getroffenen niet over één kam mag
scheren met de door ziekte bezochten, om
dat men hun aldus den prikkel tot hervat
ting van den arbeid, voorzoover hun krach
ten reiken, ontneemt. Maar nog krachtiger
kwam de minister Verschuur er tegen op..
Hij raamde de kosten van het amendement
op ongeveer anderhalf millioen per jaar
en dat geld kon hij, naar zijn meening,
beter besteden op een andeT punt van
sociale verzekering, terwijl bovendien
aanneming van het amendement stoor
nis zou veroorzaken in zijn plan
nen tot betere organisatie van de
sociale verzekering. Hij noemde dus het
voorstel met nadruk onaannemelijk en hij
bleef daarbij ook toen de heer Kuiper zijn
amendement verzachtte en een percentage
van 75 percent aan de hand deed. De
minister bleef onverzettelijk en de heer
Kuiper trok toen in arren moede zijn amen
dement weer in, waarop de wet werd aan
genomen met aanteekening, dat enkefe
leden, de heeren Van Rappard en Braat,
als tegenstemmers beschouwd wilden
worden.
Daarna heeft de Kamer tot dicht bij
halfzeven beraadslaagd over het wetsont
werp op de Arbeidsbemiddeling. De strek
king is een wettelijken ondergrond te geven
aan het bestaan van de veelal gemeente
lijke arbeidsbeurzen en de onderlinge
samenwerking van de gemeenten in zake
de werkverschaffing beter te crrganiseeren.
Bovendien wordt bij het ontwerp de moge
lijkheid van subsidieering geregeld.
De instemming met de ontworpen rege
ling bleek niet algemeen to zijn. Zoo achtte'
de heer Colijn (A.-R.) het ontwerp over
bodig en door het gebod van onzijdigheid
in geval van werkstaking of uitsluiting
niet zonder gevaar. Ook prof. Van der
Bilt (Lib.) was er weinig mede ingenomen,
omdat het voorstel volgens hem niet ur
gent was. De heer Rutgers van Rozenburg
(C.-H.) had mede bezwaren, omdat hij het
onbillijk vond, dat aan de particuliere ar
beidsbureaus het bestaan onmogelijk zal
worden. Als voorstanders van het voorstel
deden zich kennen mevr. Bakker—Nort
(V.-D.), de heer Smeenk (A.-R.), die dus
in dit opzicht verschilde met den leider
zijner fraotie, en de heer Kupers (S.D.
A.P.), die het met warmte aanbeval. Maj.
Meyer (R.-K.), die de rij der sprekers bij
de algemeene beschouwingen had geopend,
gevoelde wel sympathie voor het ontwerp,
maar ook zij deed een goed woord ten
gunste van de particuliere arbeidsbureaus
hooren.
Minister Verschuur heeft een begin ge
maakt met zijn beantwoording van de ver
schillende sprekers, maar nadat hij ees
aanprijzing van het ontwerp had laten
hooren, schorste de Voorzitter de behande
ling tot -morgen.
DE CRISIS IN DEN LANDBOUW
Een steunmaatregel van de Regeering.
Naar wg rarnemen, heeft de Minister v.
Defensie bepaald, dat bg de esrsteolgenda
aanbesteding voor het leveren ran vleessh
aan het leger alleen binnenlandscb vleK^h
in aanmerking mag komen.
„Msb."
(Builen verantwoordelijkheid der Redactie).
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
DE VERDEELING VAN DEN
ZENDTIJD.
Geachte O. B. Server.
Er is een oud gezegde
,,Geen spitse maakt zoo diepe wonden,
Ais achterklap en booze monden.
Verder is het geen kunst om af te breken.
Ik denk niet, dat het een kwestie is van
1 kwartier werken; er zal wel wat anders
bij komen.
En verder de „morgenwijding"' geeft meer
wijding dan alle andere eigenverheerlijking
bij elkaar.
Ook heb je menschen die dagen werken
en niets presteeren of niets bereiken!
Om 90.000 leden, ja er is er een met
200.000, te krijgen is geen kunst. (Heele
scholen kinderen in de wieg zijn er altijd
wel te vinden).
We moeten hier hebben getallen van toe-
stelbezitters. Zegt u dit niets: de „Radic-
bode" heeft 100.000 zegge en schrijve hon
derdduizend abonné's meer dan alle an
dere radiobladen bij elkaar. Denkt u hier
eens over na en gaat u alles van alle kan
ten eens inderzoeken. Misschien verandert
dan uw vooroordeel.
Het protestRust n i e t in vredeAls
u dat had willen weten,, kom dan even
bij ondergeteekende M. I. Smit, Acasia-
straat 19.
Gij had beter kunnen observeeren
SMIT.
Geachte Heer Redacteur.
Zeer gaarne zag ik onderstaande in uw
blad opgenomen als antwoord, of liever
als vragen aan den heer O. B. Server.
Ik heb na het ingezonden stuk van Ti,
het bericht in Blad No. 21525 oftewel het
blad van Maandag 19 Mei nog eens goed
nagelezen. Ik kon daarin echter niet vinden
dat het protest van de predikanten nu
direct terwille van het kwartier morgen
wijding was.
Dan begrijp ik nog niet goed wat deze
predikanten te maken hebben met het uur
voor de rijpere jeugd bij de N.R.C.V. Is dat
om deze menschen luiheid te kunnen ver
wijten Wordt zooiets wel eens niet insi-
nueeren genoemd Is dat misschien oot
de manier waarop 90.000 leden voor de
V.A.R.A. gewonnen zijn? Ik dacht zoo, dat
het gebrek aan predikanten bij de N.C.
R.V.wel eens het gevolg kon zijn van het
feit, dat verscheidene van hen niets voe
len voor het indeelen in hokjes. Begrijp
goed, dat ik van dit gebrek niets weet,
maar dit alleen opmaak uit uw ingezonden
stuk.
Dan zou ik nog eens iets willen vragen.
Waarom worden in het programmablad van
de V.A.R.A. leden van het personeel van
de A.V.R.O. belachelijk gemaakt? Het be
treft hier menschen, die nooit over den
zendtijd voor de microfoon spreken.
U is vermoedelijk nogal op de hoogte
met de toestanden bij de verschillende
omroepvereenigingen. Weet u ook hoeveel
leden deze vereenigingen hebben Voor
zoover ik weet is de A.V.R.O. de grootste.
Volgens uitlatingen van den V.A.R.A.-secre
taris vertegenwoordigt de A.V.R.O. 20 pCt.
oftewel het kleinste deel van het Neder
landsche volk. Kan u dit raadsel soms op
lossen Dan nog een heel klein vraagje.
Kan u misschien ook het bewijs leveren, dat
RECLAME.
110
{Van onzen parlementairen medewerker).
Den Haag, 22 Mei 1930.
Wijziging van de Ongevallenwet
Besprekingen over het wetsontwerp
op de Arbeidsbemiddeling.
Toen de vrouwelijke leden der Tweede
Jamer hedenmiddag haar zetels innamen,
vonden zij haar lessenaars getooid met een
tos bloeiende brem als hulde voor het met
succes bekroonde streven om aan het vrou
welijk element een plaats te bezorgen in de
gemeentehuishouding, in de eerste plaats
door het burgemeesterschap 'ook voor de
vrouw toegankelijk te maken.
Aan de orde was een wijziging van de
Ongevallenwet en de Land- en Tuinbouw-
ongevallenwet, ten einde deze in overeen
stemming te 'brengen met de nieuwe Ziek
tewet, welke in geval van ziekte een uit-
keering van 80 percent van het loon toe
kent, teTwijl de Ongevallenwet voor de
eerste zes weken een maximum uitkeering
van 70 percent bepalen. De regeering hai
voorgesteld de eerste zes weken deze 70 op
60 te brengen, maar de permanente uit
keering op 70 percent te handhaven. Bij
de algemeene beschouwingen hebben m
het bijzonder de vrienden van den landbouw
tegen deze verhooging geprotesteerd.
Vooral de heer Braat (Plattel.) heeft er
tver getoornd en zijn hart er over uitge
stort, dat de overheid niets doet om den
landbouwer te helpen, maar er altijd voor
te vinden is om hem zwaarder te belasten.
Daartegenover heeft minister Verschuur,
toinister van Arbeid, uiteengezet, dat het
hier slechts was een kwestie van billijkheid
en dat men niet logisch handelt om deze
verhooging, welke bij de behandeling van.
'de Ziektewet reeds in uitzicht was gesteld,
te bestrijden op grond, dat de landbouw op
het oogenblik een moeilijken tijd door
maakt. De kosten zijn bovendien niet van
beteekenis. Zij zijn op niet meer dan 36.000
gulden geraamd.
Bij de behandeling van de artikelen had
de heer Kuiper (R.-K.) met enkele partij-
genooten een amendement ingediend om
RECLAME.
kende men reeds vanaf
de ondste tijden de op>
wekkende en verfris-
schende eigenschappen
van de echte pepermunt,
zoodat men de peper-
muntplant (menta pipe-
rita) als cultuurgewas
verbouwde.
PEPERMUNT
ontleent haar eigen,
schappen aan hetzelfde
origineele natuurpro
duct en is daardoor voor
iedereen een onmisbaar
middel ter opwekking
en verfrissching.
3
1156
Door E. PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER
(Nadruk verboden.)
321
„Neen. De zaak heeft zich afgespeeld in
fen inrichting van ietwat slechte reputatie.
Ik geloof niet, dat ik er nog iets over zal
hooren, tenzij van Tapilow zelf."
..Nu, dan laten we de zaak maar verder
lusten", besloot Ralph met een hoofdknikje.
,Ji) hebt niets naders gehoord?"
..Niels I" antwoordde hij kortat. We laten
Terder de zaak rusten."
Aldus sprak ik met hem niet verder over
rijn eigen zaken. Zijn knecht bracht de post
(n de couranten binnen, pookte het vuur op
en deelde mede. dat het ontbijt klaar stond.
„Eet je mee, Austen?" vroeg hij
Ik heb niets meer genoten dan een kop
Koffie en een broodje", antwoordde ik. „Ik
vermoed, dat het mij dus wel zal smaken."
"Ik heb een brief van Dicky gehad", ver
leide hij eenige oogenblikken later. ,,Hij
Jjeeft mij verzocht zoo mogelijk een vrien
delijkheid te bewijzen aan een paar men
schen, die in Brazilië buitengewoon hulp-
aardig voor hem geweest zijn. Het zijn be-
zitters van plantages."
..Maakt Dicky het goed?"
•wat schijnt van wel", antwoordde Ralph.
i ,ck>r w*s onze jongste broer, een harts
tochtelijk reiziger.
„Hoe heeten de lui, die uit Brazilië naar
Engeland komen?"
„Nog al een rare naam", antwoordde
Ralph. „Ik meen dat ze Delora heeten."
Ralph had intusschen de „Times" geno
men om het blad even in te kijken en hij
bemerkte niet, hoe ik als het ware op
schrikte. Ik keek hem met 9tomme verba
zing aan. Eindelijk zeide ik: „Ralph, heb je
den brief van Dicky bij je?"
Hij reikte mij het papier toe. Ik liep vlug
het eerste gedeelte er van door, tot ik aan
het gedeelte kwam, dat mij in het bijzonder
interesseerde. Het luidde:
„Ik heb een tijdje doorgebracht op
een verschrikkelijk mooie plantage vlak
bij de Pampa's. Deze behoort aan een
familie Delora. Een der broeders maakt
juist een reis naar Europa met een of
andere regeeringsopdracht en zal ver
moedelijk met zijn nichtje eenigen tijd
te Londen doorbrengen. Hij heeft ka
mers gereserveerd in het hotel Milan,
en ik zou het ontzettend aardig van je
vinden ,als je hem eens opzocht of hem
bij j* inviteerde. De heele familie is
werkelijk alleraardigst voor mij ge
weest."
Ik schoof den brief weer naar Ralph toe
en vroeg:
„Heb je er nog iels aan gedaan?"
„Neen. ik dacht, dat jij misschien geen
bezwaar zou maken om in mijn plaats de
menschen eens op te zoeken. Ik wil graag
een beleefdheid bewijzen aan wie vriende
lijk voor Dicky is geweest. Houdt hij van
jagen, dan heb ik er niets op tegen, dat je
hem meeneemt naar Feitham. De logeer
kamers staan daar altijd tot je beschikking."
„Ik zal wel uit jouw naam de visite ma
ken", antwoordde ik. „Je kunt het aan mij
overlaten Het is wel merkwaardig, maar
ik geloof, dat ik dien Braziliaan al te Parijs
heb ontmoet."
Mijn broeder interesseerde zich slechts
matig daarvoor en ik was blij, dat ik mij
achter de „Daily Telegraph" verdekt kon op
stellen. Nu had ik ten minste eenig houvast.
Die Delora was dus geen oplichter. Hij was
waarvoor hij zich uitgaf, en zeker een rijk
man. Ik begon plotseling een anderen kijk
op de dingen te krijgen. Wat was dat laf
van me geweest om te willen verdwijnen I
Er kon toch een zeer aannemelijke verkla
ring voor alles worden gegeven, zelfs voor
die samenkomst van het meisje met Louis!
Wij eindigden met het ontbijt en mijn
broeder strompelde naar het raam. Daar
bleef hij een tijdlang slaan, turend in de
9traat met een gezicht alsof hij niet goed
wist. hoe hij zijn dag zou besteden.
„Wat ben je van plan te doen ^vandaag,
Austen?" vroeg hij ten slotte.
„Ik heb geen vast plan, maaT dacht er
over om in den loop van den dag een visite
te gaan maken bij die Delora's."
Ralph knikte en zich tot zijn knecht wen
dend zeide hij:
„Gorcham, laat de auto over een uur
voorkomen. Kom je vandaag bij me eten,
Austen?" liet hij er op volgen, zich tot mij
wendend. „In de eerste dagen ga je toch
niet naar Feitham."
„Met alle genoegen", antwoordde ik.
„Waar denk je heen te rijden?"
Ralph antwoordde een weinig vaag. Hij
had een paar boodschappen te doen en ver
der had hij nog geen bepaald plan gevormd.
Ik nam na een paar minuten afscheid van
hem en ging de straat op Ik liep in Weste
lijke richting, maar toen ik een eindje weg
•was, zag ik onverwachts een bekende ge-
de K.R.O., N.C.R.V. en V.A.R.A. tezamen
80 pCfc. van het volk achter zich hebben
Bij deze vraag denk ik n.L nog eens even
aan de predikanten van het kwartier mor
genwijding eD aan meerdere personen die
een andere politieke overtuiging hebben
dan de A.V.R.O. wordt aangewreven en
die toch voor de A.V.R.O. zijn. Uit boven,
staande ziet. u wel, dat ik niet erg op de
hoogte ben. Ik hoop, dat u mij kan en wil
inlichten. Misschien wordt ik dan ook nog
wel lid van de V.A.R.A. Bij voorbaat mijn
dank.
P. THIJS.
Geachte Redactie,
Mag ik een kleine plaatsruimte aan U
verzoeken voor een wederwoord op de in
zending van O. B. Server in Uw Blad van
21 dezer?
De hierbedoelde inzending met haar vrij
onschuldigen inhoud zou, als zoo veel
anders, aan ons zijn voorbij gegaan, indien
inzender zijn blijkbaar als smalend be
doelde slotwoorden aan het adres van de
A.V.R.O.-luisleraars in de pen had gehou
den. Naar aanleiding van die in deze be
wogen radio-dagen onwillekeurig prikke
lende woorden, zou ik mijn mede-landge
noot dit willen opmerken.
Waarde Observer, het weldenkend deel
van het radio-beluisterend Nederlandsche
publiek gunt ook aan de V A R A. van harte
de verkregen zendgelegenheid-uitbreiding,
eene uitbreiding waarop zij in verband met
ihaar in den laalsten tijd sterk toegenomen
ledental, volkomen aanspraak kreeg. Dat
weldenkende deel zou zich onder andere
omstandigheden met de V.A.R.A.-leden
verheugd hebben in deze verbetering. De
aanleiding tot deze mede-verblijding wordt
thans echter aanzienlijk bekoeld nu de ver
betering voor de eene groote groep werd ver
kregen ten koste van een onnoodigen ach
teruitgang voor een nog grooter groep. Juist
in die onnoodigheid schuilt de oorzaak van
den thans met meer heftigheid dan ooit te
voren ontbranden radiostrijd, een strijd die
heusch niet met een accuut opwellenden,
coch ook weer even snel bedarenden stroom
van felle protesten, heftige vergaderingen,
enz. enz. binnen zeer korten tijd zal luwen.
Hij of zij. die zich daarmede vleit, geeft blijk
van een wel zeer kortzichtigen blik op de
mentaliteit van ons overigens in tal van
opzichten flegmatiek volk. Hier werd op
&1 te ruwe en plompe wijze ingegrepen in de
huiselijke-haard-verpoozing van honderd
duizenden Nederlandsche gezinnen. Deze
strijd zal nijdig en heftig zijn en dit blijven
tot inderdaad „recht" is gedaan aan gansch
een volk en niet alleen aan bepaalde uitver
koren grootere en kleinere groepen.
Ware deze voorgenomen verdeeling van
den zendtijd noodzakelijk geweest om zui
vere billijkheid zooveel mogelijk te bena
deren, ware 't dus noodzakelijk geweest dat
de eene groep van zijn overvloed, zij 't dan
ook noode, een deel had moeten afstaan ten
behoeve van zijn minder bedeelde mede-
groep, aan een blijvende verontwaardiging
zou elke redelijke basis hebben ontbroken.
Deze basis ontbreekt thans helaas aller
minst.
Wij kunnen ons begrijpen dat er vreugd©
heerscht rond het kampvuur van de groe
pen, die door de nieuwe verdecling verrui
ming van hun zendtijd hebben te boeken,
niet begrijpen kunnen wij ons dat deze
groepen zich te buiten gaan aan een „sma
lende bejegening" en „hu-geroep" jegens
een blijkbaar overwonnene. Een dergelijk
vreugde-gejoel getuigt allerminst van ridder
lijkheid jegens den verliezer," die toch zeker
wel waardig was. Zelfs in den thans zoo
alom bestreden oorlog zoekt men tever
geefs naar een soortgelijk optreden. Wor
den er daar wonden geslagen, dan beijvert
na afloop van den slag de ambulance zich
om verzachting en lafenis te brengen aan
de gewonde krijgers, daarbij niet vragende
naar vriend of vijand. Niet aldus hier. Hier
wordt de A.V.R.O. op afschuwelijke wijze en
mogelijk nog minder noodzakelijk dan in
een oorlog, verminkt en misvormd en ter
wijl zij bloedt uit vele gapende wonden,
voeren de alleen door moordlust vereemgde
tegenstanders, een woeste vreugdedans uit
rond den kreunenden vijand. Men schopt in
nooit te voren mogelijk gedachte eensgezind-
stalte te voorschijn komen uil de deur van
een groot, van grauwe baksteen opgetrokken
huis. Wij stonden bijna neus aan neus op
het trottoir tegenover elkaar. Het was de
man, wiens leven ik vermoedelijk had gered
nog slechts enkele uren geleden. Hij nam
den hoed voor mij af, terwijl zijn donkere
oogen mij met een vragenden blik aan
keken.
„U was toch niet op weg om mij te bezoe
ken?" vroeg hij.
Het hoofd schuddend antwoordde ik:
„Niet alleen had ik geen vermoeden waar u
woonde, maar ik ken zelfs uw naam niet
„Beide feiten kunnen u ook slechts matig
belang inboezemen", antwoordde hij kalm.
Ik keek het huis een9 aan, waamil hij was
gekomen en merkte op:
„Het wil mij toeschijnen, dat u er diplo
matieke connecties op na houdt."
„Ja, waarom ook niet? Maar", ging hij
na een oogenblik van nadenken voort, „ik
zie niet in. waarom mijn naam een geheim
voor u zou blijven, kapitein Rotherby."
Hij haalde een kaartje uit zijn binnenzak
en bood mij dat aan. Met moeilijk te ver
helen nieuwsgierigheid las ik wat er op
stond:
ALFONSO LAMARTINE.
Braziliaansche Legatie.
12 Porchesler Square.
„U is dus een Zuid-Amerikaan?" vroeg ik
haastig.
„Van geboorte wel, doch ik heb mijn leven
grootendeels te Parijs en Londen gesleten."
„Maar u kent den heer Delora uit Bra
zilië dan toch wel?"
„Ik ken de familie. Het zijn menschen
van veel invloed. Ik heb u mijn naam doen
kennen, kapitein", vervolgde hij, „omdat ik
heid naar den fieren, thans zwaar ge-
kwetsten leeuw! Niemand denkt zelfs aan
nobeler, mooier geste.
En als daarin nu voorgaan de gepronon
ceerde volgelingen van den grootslen Vredes
vorst aller eeuwen en de dragers van de
nieuwe gedachte die moet brengen een
mooiere, een betere een rechtvaardiger
menschen maatschappij, wat dan wel 1©
denken van het resteerende en nog niet uit
verkoren deel van ons eenmaal door een
dracht zoo krachtige en machtige Neder
landsche volk?
Zoude het niet beier zijn indien de geluk
kige winners in dit pas gespeelde hazard
spel zich nu eens afzijdig hielden in den
strijd welke de A.VJt.O. thans tot lijfsbe
houd moet gaan voeren?
Verliest de A.V.R.O. in dien strijd, (en daf
zal zij aanvankelijk) dan blijft de situatie
voor K.R.O., V.A.R.A. en N.C.R.V. ongewij
zigd, wint de A.V.R.O. (en dat zal zij op den
duur, omdat een overwinning van macht
boven recht nimmer blijvend
stand hield) dan beteekent zulks voor die
groepen nog meer zendt ij d dan hun
thans rgeds wordt toegedacht. Is „onzijdig
heid" dan niet mogelijk, dan zou ik zoo
zeggen dat het zelfs in hel belang van die
groepen zou zijn indien zij den A.V.R.O.-
strijd steunden inslede van het omgekeerde.
%t vriendelijken dank voor de verleende
o
STRATEN-KLACHT.
Geachte Heer Redacteur.
Beleefd verzoek ik u, i<n het belang van
het algemeen, onderstaande als „Ingezon
den" te willen opnemen.
DezeT dagen maakte ik een uitstapje vatf
Leiden over Oegstgeest naar Sassenheim,
Jangs den Rijksstraatweg.
Eenigszins bekend met de techniek der
best/ratingswerken, is het vaak mijn ge
woonte, het oog te richten naar de kwali
teit der bestrating, die in den laatsten tijd
veel te wenschen overlaat, omdat zoo vele
werklieden de tneening zijn toegedaan, ge
makkelijk straatraaker of hulp-straatmaker
te kunnen zijn, ondanks zij nog niet eens
bij machte zijü om als hulp-straatmaker
op te treden, en veelal het beroep van'
handlanger of stamper nog niet verstaan.
Een en ander is de. oorzaak dat veel af
keurenswaardig straatwerk is te constatee-
ren, ondanks het kostbaar en van goede
kwaliteit zijnde materiaal, voor welke kos
ten, dc gemeenschap de lasten heeft te dra*
gen. Vele der werkelijke straatmakers zijat
aan bovenstaande niet onschuldig door
maar al te vaak lijdende te zijn aan zelf
overschatting. van meening zijnde dat zti
wel f. 60, f. 70 vaak f. 80 en hooger mo
gen ontvangen en hun helpers, handlan-»
gers of stampers, met een Iood van f. 20.
f. 25, ten hoogste f. 30 naar hun gezin zen
den, ondanks dat deze arbeiders toch ook
genoopt zijn, aan het afmattend tariefwerV
deel te nemen. Daardoor komt het, dac
laatstgenoemde arbeiders, na zeer kort in'
het bedrijf werkzaam te zijn, zelf naar de
straathamer grijpen en zich bij onweten
den voor straatmaker uitgeven en door
beunhazerij trachten eerstgenoemde loonen
machtig te worden.
Reden dat ik mij de vrijheid veroorloof
heeren Autoriteiten beleefd te verzoeken,
eens een kijkje te gaan nemen, op den door
mij genoemden Rijksstraatweg, waar is te
constateeren, dat de klinkerbestrating zoo
slordig is afgewerkt, dat vele der steenen
2:jn gekanteld en vaak plat liggen, door de
al te ruime voegen, welke op enkele
plaatsen met diggels zijn volgestopt om het
kantelen te voorkomen, 'en dat m dezen
tiid met zulk een verkeer.
Te meer mijn beleefd verzoek, omdat dë
nog zoo jeugdige en kleine vakbond van'
straatmaker9 hier tegenover machteloos
staat, door vrees voor verlies van leden
en contributie.
Inmiddels mijn dank aan de Rcdactië
voor de opname.
W. FREEKE.
Leiden 22 Mei '30. St. Jorissteeg 10.
niet zou weten, waarom wij niet open kaart
met elkander zouden spelen. Ik ben nu een
maal verplicht belang te stellen in het doen
en laten van den heer Delora en zijn nicht.
En u schijnt op de een of andere wijze ver
strikt te zijn in het net van intriges dat hzn
omgeeft."
Ik stak een arm onder de zijnen en wij
liepen verder op.
„Laat ik u verzekeren", verklaarde ik,
„dal u het goed heeft geraden. Er bestaat
geen enkele reden, waarom wij geheimen
voor elkander zouden hebben. Ik zou alleen
zoo zielsgraag willen weten, hoe het moge
lijk is. dat menschen van hun stand con
necties hebben met lui als Louis en con
sorten."
Mijn metgezel strekte een hand uit. bleef
stilstaan op het trottoir en riep met een
heftig gebaar uit:
„En u vraagt mij daarnaar? Ik had juist
gehoopt van u inlichtingen op dat punt te
krijgen! Ik weet niets, absoluut nietsl Mijn
opdracht luidt niet anders dan den heer
Delora bij zijn aankomst te Londen te ont
vangen en hem van dienst te zijn waar d.'.
mogelijk is. Ik ga naar het station om hem
af te halen en hij is verdwenen' Ik begeef
mij naar zijn kamers, hij is niet aangeko
men 1 Zijn nichtje weet van niets Ik probeer
in zijn kamers binnen te djingeD en mijn
leven loopt gevaar."
„Wacht even", zeide ik. „U sprak daar
van een opdracht. Wie had u die gegeven?"
„Mijn regeering", antwoordde hij een
beetje kortaf. „De heer Delora heeft enkele
particuliere zaken van groot belang in Enge
land in orde te maken en de regeering «s
daarbij belanghebbende."
(Wordt vervolgd).