ZOEKPLAATJE. BIM, HET NEGERJONGETJE WAAR IS DE ANDERE LANDLOOPER? door CORRY DOMMERING. Het negerdorp van Niassa in Zuid-Afrika leek uitgestorven. Het was nacht en het ritselen der bladeren in het woud en het schuren van de wuivende takken van den grooten palmboom tegen het dak van de hut, was het eenige geluid, dat de stilte verbrak. Bim lag ernaar te luisteren op zijn bed van slroo. In den hoek was het rieten dak 6tuk en daar kon hij prachtig de sterren doorheen zien. Hij vond het heerlijk om wakker te liggen en te droomen van din gen, die een zekere geheimzinnigheid met zich mede droegen. Daar was bijvoorbeeld de blanke heer, die vanmiddag met zijn vader gesproken had en die kwam uit een land, waar niets dan menschen woonden wet witte gezichten en waar de kinderen rondliepen in mooie kleeren. Hij betastte onwillekeurig eens zijn naakte buikje en zou het óók wel prettig vinden om kleeren le dragen net als die kinderen in het verre land. Daar kon het sneeuwen, van die prachtige, witte vlokjes wolk die naar be neden kwamen dwarrelen en op den grond bleven liggen. De blanke heer had hem een plaat gegeven en die hing nu boven zijn stroobed. Hij was er echt trotsch op en had nog nooit zoo'n mooi geschenk gekre gen. Het stelde een sneeuwland voor en kinderen, die speelden met de zachte vlok ken, die hij het grootste wonder vond, dat er bestond. Zijn broertje wilde de plaat óók hebben, maar Bim wou niet ruilen nog niet voor de mooiste kralen en arm banden van alle kinderen in het dorp te zamen. Zijn groote zwarte oogen waren nog steeds gericht op het kleine stukje hemel, dat hij zien kon door het kapotte dak, toen op eens zijn aandacht werd afgeleid door stemmen vlak achter den rieten muur. Hij legde er zijn oor tegenaan om te hooren wat er gesproken werd, want één woord was duidelijk tot hem doorgedrongen 9,Numa" Wat moesten ze met Numa? Er was iets niet in orde, dat voelde hij. Vanmiddag had hij vóór de hut gezeten, toen de blanke man sprak met zijn vader onder den palm boom. Het was hem niet ontgaan, dat ze af en toe naar hem keken en dit had zijn nieuwsgierigheid vergroot heel stil was hij dichterbij geschoven, steeds een klein eindje verder, tot hij vlak achter hen was, waar op hetzelfde oogenblik kreeg zijn vader hem in 't oog en joeg hem weg. Bim had liet op een loopen gezet, want hij was bang voor eijn vaders harde handen, waarmee hij reeds dikwijls had kennis gemaakt. Een angstig voorgevoel bekroop hem. Hij luisterde aandachtig en herkende de stem van zijn vader, die zei: „Een goede prijs voor Numa". Biin's oogen rolden in zijn hoofdje van woede, zijn dikke onderlip beefde en hij liet zijn witte tanden zien. Hij richtte zich op cn balde zijn vuistjesNumadat was 't, dat wilde de blanke heerl Numa van hem weghalen I Numa dooden en zijn huid koopenl Dat zou de grootste verschrik king zijn, die hij zich in kon denken. Nu ma en hij hoorden bij elkaar. Numa wist alles van het vreemde land met de witte sneeuw en van de groote booten die je erheen brachten. Uren achtereen had hij Numa verhaaltjes verteld en nu zou hij hem moeten verlaten? Bim nam zich voor, alles te doen om dit te beletten. Op zijn teenen sloop hij naar huiten, na zich ervan te hebben overtuigd, dat nie mand hem zien kon. Hij kroop op handen en voeten langs de wanden der hutten en kwam onopgemerkt aan den achterkant van het dorp, waar, aan den rand van het don kere woud, Numa lag in zijn kooi. Toen Bim naderbij kwam, stond de leeuw op en even later stak Bim vrijmoedig zijn handje door de tralies en streelde zijn neus. Numa en hij kenden elkander Bim had den leeuw zelf gevonden in het woud, toen hij nog heel klein was en hem mee naar het dorp genomen. Nu was Numa groot gewor- ddn, maar hij en Bim waren nog altijd de beste vrienden. De andere kinderen waren bang voor hem, maar Bim zat soms uren lang in zijn kooi. Toen hij Numa over zijn kop streelde, begon hij te huilen en vertelde met horten en stooten, dat de blanke heer hem wilde weghalen Op eens hield hij op met huilen en zei: „Numa,. ik laat je niet gaan, ik blijf bij je. Als ze je dood willen maken Plotseling werd hij bij zijn arm gegrepen en voelde zich een heel eind van den grond bengelen. Een barsch stem voegde hem toe: „Wat voer jij hier uit? Maak dat je weg komt"! Het was zijn Vader en Bim wist niet, hoe gauw hij uit de voeten moest ko men, zoodra hij werd los gelaten. Den volgenden dag kwam de blanke man in het negerdorp terug. Bim had urenlang op de loer gelegen om hem te zien komen en was hem tegemoet geloopen. Zijn lijfje was beladen met kralen kettingen en zijn bee- nen en armen waren zwaar van de banden, die hij er omheen had geschoven. Onder zijn ééne armpje droeg hij een rol, die hij stevig vastknelde. Toen hij den blanken heer genaderd was, viel hij op zijn knietjes en smeekte om redding voor Numa dat de groote heer hem niet weg zou halenniet zou dooden, want dat Numa en hij niet konden scheidennee, alles liever dan dat Numa moest bij hem blijven, zoo wreed kon de blanke heer niet zijn. Alles kon hij van hem krijgen alle mooie kralen alles wat hij bezat.... Bim deed een paar kettingen van zijn hals en hield ze omhoog, zijn groote droeve oogen op het gelaat van den blanken heer gericht, maar zijn gevoelige zieltje begreep, dat dit niet voldoende was om hem te overtuigen. Hij nam de rol en vouwde haar open en met een laatsten blik op de mooie sneeuw en de spelende kin deren, zei hij met bevende lippen: „Hier, alles mag de groote heer hebben, alles wat Bim bezit, maar laat hem Numa houden. Hij hoorde wel de vriendelijke woorden, die tot hem gesproken werden, maai konden hem niet schelen. Hij wachtte een paar woordendat Numa niet hoefde anders wilde hij niet hoe maar hierop wachtte hij vergeefs eD begreep, dat zijn smeeken nutteloos geweest. Op eens hief hij zich in v lengte op en zijn oogen fonkelden onl spellend, terwijl de kralen rinkelden zijn onverwachte beweging. „Als Ni heengaat, ga ik ook!" mompelde hij. 1 holde hij weg naar het dorp. Om den grooten palmboom stond groepje negers geschaard en toen Biin's der zag, dat hij zich bij hen wilde vos nam hij hem kort en krachtig in zijn en bracht hem in de hut, met de woon „Kom er niet uit, versta je?" Bim's hart klopte fel. Er was onraad ze gingen iets met Numa doen, wat goed was. Daarom mocht hij er niet bij i Het was een vreeselijke gedachte en hij den leeuw niet in den steek laten. Hij 't niet, hij wilde bij hem zijn. Maar b De hut was afgesloten en hij kon er on gelijk uit. Op eens dacht hij aan het gi het dak. Hij nam een dikken bamboe zette dien met het ééne einde in de opei en klauterde met veel moeite langs gladden stam naar boven. Toen kroop verder langs de schuine helling van het tot hij over den rand heen kon kijken 1 hij zag, vervulde hem met afgrijzen.. Nuina lag dood in zijn kooi Numa, lieve kameraad! Er kwam een brok in zijn keel en was, alsof hij op eens zoo overmand door zijn verdriet, dat hij niet meer dei kon alleen wist hij met ontzettende kerheid, dat Numa verloren wases hein niet in den steek kon laten. Met een luiden kreet stortte hij zich het dak en viel met zijn hoofdje op grond Bim was Numa gevolgd...,*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 12