ll»te Jaargang Donderdag 8 Mei 1930 No. 19 DE ZONDEBOK. NOG EEN NACHTJE! fear het EngeLsch van E. M. BRYANT. Beknopt bewerkt door C. E. de Lalle Hogerwaard. 3) HOOFDSTUK XIY. Een brandende hooiberg. Üp zekeren middag was de predikant in erband met een vergadering afwezig en ou hij niet vóór den volgenden middag enig kunnen zijn. Meneer Rovers was dien ag juist ziek geworden en kon hem dus liet vervangen, zoodat de jongens onder oozicht van Wolters, die de oudste was, chterbleven Wolters voelde zich dan ook verantwoor- elijk en kwam op eens tot de onaange- ame ontdekking, dat Jaap weer „weg''' fas. Na het vertrek van den predikant had iemand hem meer gezien. Intusschen had Jaap dien middag op zijn lanier ook eeD vergadering en wel één Ier .geheime club", die in de schuur van oer JanseD gehouden werd. Hij had de astorie ongemerkt verlaten en trof weldra e anderen aan, die allen meer of min op wonden waren. Niemand zei echter iets, Mr de namen der leden afgeroepen wer en. Toen de laatste naam die van Kees an der Horst afgelezen werd, bleef He* stil. ..Waar is Kees van der Horst V' vroeg de anvoerder. Jaap, streng. Het was tegen de regels, dat één vani Hen afwerie was. tenzij hij hiertoe een eMiee reden had. De andere leden waren reeds op de hoog. 1 van het nieuws en eindelijk mocht het aap niet zonder veel moeite, want ze breeuwden allemaal door elkaar! ge- nkken er achter te komen, wat er eigen- gebeurd was. Het bleek dan, dat Kees niemand meer minder dan meneer Rovers tot het a"htoffer van zijn wekelijksche heiden at!" uitgekozen had door de voordeur an den hulppredikant aan die van zijn nurtnan vast te binden, zoodat het heel at moeite kostte haar open te krijgen en ft relfs niet vee! scheelde, of meneer avers was achterover getuimeld. Hij had hter ontdekt, wie hem die poets gespeeld arl en zich bij de ouders van Kees wei- stelde boerenmensrhen beklaagd. Kees a<j «en flink pak slaag van zijn vader toad en was daarna op zolder ,,op water i brood" gezet. ••En daar zit hij nog opgesloten! Wat °eten we doen V' riepen de jongens door kaar. •.We moeten hom natuurlijk helpen!" ant- oordde Jaap kalm. ,,Hij is één der onzen 0 lijdt ter wille van de club. Wij zullen tro uit zijn gevangenis halen, op de ver kering brengon, hem een feest aanbieden 1 hem weer terug laten gaan. Als zijn der er achter komt, zit er nog meer voor hem öp. We moeten dus voor- totig zijn!" De jongens klakten luid in de handen fa hun bijval te betuigen, en het kostte Jaap heel wat moeite hen weer tot de orde te roepen, terwijl hij hun zijn plannen ontvouwde. Het was een kolfje naar zijn hand: de jongens in groepen in te deelen en zijn bevelen uit te vaardigen. Eindelijk vertrok de heele bende ordelijk in de richting van Van der Horst's boerderij. Jaap en één der andere jongens liepen vooraan, onderwijl druk pratend over allerlei mogelijkheden, welke zich konden voordoen. ,,'t Is lam, dat we aan den voorkant van het huis moeten zijn", zei Jaap. „Zouden we aan den achterkant er niet kunnen in^ komen t" Er werd eindelijk besloten, dat dc aan voerder en twee andere jongens het huis zouden verkennen, terwijl de overigen zich in de onmiddellijke nabijheid er van ver dekt zouden opstellen. Een wachtwoord en eenige andere teekens werden afgesproken .en verder overeengekomen, dat in geval van een nederlaag allen op een veld ach ter den hooiberg zouden samenkomen. •Jaap en zijn beide handlangers naderden behoedzaam het huis; er was echter één vijand, met wien ze geen rekening hadden gehouden en dat was; de waakhond van den boer. Juist waren zij het huis genaderd, toen hij luid blaffend uit zijn hok te voorschijn kwam, dat vlak naast den ingang der boer derij stond. De beide andere jongens zetten het op een loopen. maar Jaap, die opgemerkt had, dat de hond aan een ketting lag begon hem in sussende bewoordingen toe te spreken. Het was echter reeds te laat: het alarm sein was gegeven en nog vóór de aanvoer der den tijd had iets meer te doen dan een waarschuwenden kreet te slaken, werd M5 Hoor den boer geerepen en haTdhandiz door elkaar geschud Nu kwam de ondervinding, welke hij met boschwachters had opgedaan, Jaap goed te pas en de sluwste boef zou een agent niet handiger weten te ontsnap pen dan Jaap het den boer deed. Na een behendige worsteling was hij dan ook vrij en holde hij weg. terwijl drie man nen hem achterna zaten. Hij was verstan dig genoeg om niet dadelijk naar het veld bij den hooiberg to gaan en liep eenigen tijd in de tegenovergestelde richting, om ten slotte zijn achtervolgers het spoor bijsteT te doen worden en zich naar dé plok te spoedeD, waar hij wist de anderen te zullen aantreffen. Intusschen waren dezen, die op zijn waar schuwingskreet de vlucht hadden geno men, naar het afgesproken terrein gegaan, waar zij met teleurgestelde gezichten luis terden naar de beide jongens, die Jaap vergezeld hadden en nu vertelden, dat hun aanvoerder in handen van den vijand ge vallen was. Enkelen hunner beweerden, dat de aan voerder hen in een val had gelokt on hij nu zijn verdiende loon kreeg, wanneer hij door den boer gevangen genomen werd, maar de meesten van hen stemden toch voor: „redding" en „wraak". Zoo kwam hedat Jaap op hot opgenblik, waarop hij zich bij hen voegde, een dreigend gemom pel hoordo. dat hem kippenvel krijgen deed. „Laten we zijn hooiberg in brand ste ken 1 Hij is de grootste booswicht, die er be staat I We zullen zijn hooiberg in brand stekeD! Kom meel" klonk het. Hijgend van wanhoop, üep Jaap over het veld achter de jongens aan, die in orde- looze groepen naar den hooiberg stormden. „Jongens, hou op! Er is niets gebeurd 1 Hou op! Ik ben er!" riep hij, maar hij was zóó buiten adem van het harde loopen.; dat hij nauwelijks uit zijn woorden komen kon. Toch hadden enkele jongens nem ver staan en keerden terug. „Hou op!" riep Jaap opnieuw. Een geest vaD opstand en verzet scheen onder hen losgebroken te zijn en ze riepen hem toe, dat zij wraak gingen nemen. Zij lachten om zijn bevelen en dreigementen. Jaap rende mee, tot het laatste toe hopend, de jongens nog van hun voorgenomen plan te kunnen afhouden. Aan zichzelf dacht hij in deze oogenblikken niet. Hij bevond zich in de positie van een aanvoerder van rebellen, die niet meer naar hem luis terden. Hetgeen nu volgde was verschrikkelijk; weldra stond de hooiberg in brand 1 Plotseling hoorden de jongens, die als door den duivel bezeten om den hooiberg heen dansten, de mannen aankomen, die Jaap achtervolgd hadden De jeugdigo boosdoener? maakten zich haastig uit de voeten en verspreidden zich naar alle kan ten. Alleen de aanvoerder ging over het veld in de richting der pastorie, zonder zich rekenschap te geven van het feit, dat hij gevaar liep gegrepen en opgesloten te wor den. Misschien hadden de knechts van den boer het te druk met het blusschen der vlammen, misschien ook waren zij tevreden met de vangst, welke zij reeds gedaan had den. Hoe het zij. Jaap bereikte veilig do pastorie en wierp zich op zijn bed, te ver slagers en te ellendig om aan eten of drin ken ook maar te kunnen denken! (Wordt vervolgd). Den avond vóór je jaardag, vent, wil je graag vroeg naar bed, en boven kijk je rond, of Moes al wat heeft klaar gezel Maar neen, er staat niets niemendal en alle3 is gewoon, tóch zie je dit en hoor je dat, heel anders klinkt Moes' toon» 'lis net, of Moes geheimpjes heeft I wat xou er toch wei zijn? Moes weet vast véél, maar zegt nog niets!. nog maar één nachtje, fijn! Moes stopt je toe en zegt heel zacht: „slaap nu maar heerlijk, ventl „doe gauw je oogjes dicht en droom „maar van eem mooi presentl" HER MANNA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 11