LEIDSCH DAGBLAD
71st® Jaargang
Donderdag 24 April 1930
No. 17
DE ZONDEBOK.
IIUSl
iaar het Engeisch fan E. M. BRYANT.
Beknopt bewerkt door
G. E. da Lille Hogerwaard.
i;
Hoofdstuk XII.
Waarin een schoorsteen verstopt raakt.
Jaap was onrustig en greep elke gele-
mheid aan, die hem afleiding kon be-
irgen. De reden ran zijn onrast wie,
it hij sinds eenigo weken niéts gehoord
si van zijn vader, die opnieuw een vlieg-
eht ondernomen had.
Als mevr. Swaters thuis geweest was,
>n ze zgn geheim al lang ontdekt hebben,
aar de predikant had het te druk en
aakto zich bovendien ongerust over de
Kondheid van zijn vrouw om bijzonder
Ja3p te letten. Wanneer hij aan den
ingen dacht, was het met een zucht van
"dichting, omdat tot zoover zelfs het
larto schaap zich goed gedroeg.
Zoo was Jaap dus zonder beschermengel,
over hem waakte, miste hg het geael-
ap van Hanna eu George en was hg voel
in zichzelf overgelaten.
Toen hg dan ook op zekeren dag over
ieime bgeenkomsten la=, kr&eg hg plotse-
ig een inval. Hg wierp zgn boek weg
i ho'.de naar het dorp. Daar kwam hg al
icedig eenige jongens tegen, die even ver-
it op kattekwaad-uitvoeren waren als ligt
ei duurde dan ook niet lang, of kg had
a chib gevormd, waarvan hg zelf da
ider was en waarvan het eenige doel
fcs: zich te verzetten tegen alles wat in
ia oogen tirannie was.
Een andere bepaling luidde, dat elk lid
rp'.icht was eens per week een daad te
nichten, welke van moed getuigde en
da wekelgksche bgeenkomst medege-
<fa moest worden.
Deze vergaderingen zouden gehouden
irden in de oude schuur van boer Jansen,
rwijl de jeugdige Jansen tot één der
ders van de club behoorde.
Er gingen nu eenige weken voorbij,
Brin Jaap de ziel der geheime club was,
ch daardoor zgn huiswerk zóó verwaar-
6de ,dat hg menig standje opliep.
Hke week voerde hg zgn troepje aan,
'g grappige liedjes of las opwindends
thalen voor. De oude schuur bad heel
ii kunnen vertellen, als zij gewild had!
„Wat zal ik vandaag eens doen?" dacht
ip op een Woensdagmorgen. „De veld-
chtere worden zóó lastig, dat ik maar
s wat dieper de bosschen moet ingaan-,
roorbeeld naar Bosehwgk. Ja, dat zal ik
ffl!"
Hg verdween onmiddellgk na de koffie
*as om zes uur nog niet terug.
.Waar is Jaap?" vroeg de predikant,
o hg diens leege plaats aan tafel zag.
Ik denk, dat hg is gaan wandelen. Hg
«isschien verdwaald!" zei Bart Wolters.
-Bij moet zorgen aan de maaltgden aan-
'g te zgn", merkte dominee Swaters
ongeduldig op. „Hg zal natuurlijk wel weer
allerlei kaltekwaad uitvoeren. Zoodra hg
thuis komh moet hg onmiddellgk bij mij
komen".
,,'t Is te hopen, dat hg een geldige reden
voor zgn lang uitblgven heeft", zei Jan
Meerdink, terwgl de jongens ach naar de
leerkamer begaven. „Er zal anders wat
voor hem op zitten! De baas keek zoo
kwaad!"
„fk geloof, dat hg zich erg ongerust over
Mevrouw maakt", zei Wolters. „Zg scfignt
nog niet hard vooruit te gaan. Stom vin
Jaap, zich juist nu misschien weer in een
wespennest te steken!"
De jongens waren nog aan het werk, 'oen
de predikant plotseling binnenkwam en
vroeg:
„Is Jaap nog niet terug?"
Het antwoord luidde ontkennend.
Omstreeks half tien werd er gebeld en
was er iemand, die vroeg den predikant te
mogen spreken.
„Als bet maar niet iets met Jaap is", zei
Bob Nederhage.
Intusschen ontving de predikant in zgn
studeerkamer een eenvoudig gekleed man,
die zei
„Goeien avond, dominee. Ik kom u eens
vragen, of het uw bedoeling is, dat mgn
vrouw en ik ons huis uitgerookt worden?"
„Wat bedoel je?" vroeg de predikant
verbaasd. „Ik weet niet eens, wie je bent
en nog veel minder, waar je woont. Hoe
zou ik je dus iets onaangenaams kunnen
toewenschen?"
„Ik ben de boschwachter van mal. van
Houweninge en mgn huisje staat op Boseh
wgk. Ik woon er nog maar kort, want ik
heb pas mgn voorganger opgevolgd. Maar
wat ik zeggen wilde: toen mgn vrouw van.
avond tegen zessen naar het dorp ging om
een paar boodschappen te doen, brandde
de kachel gewoon, maar toen ze terug
kwam, was het heele huis vol rook een
rook om te stikken!"
De man onderbrak even zgn woorden
vloed en de predikant haastte zich te zeg
gen: „Het spgt me voor je, maar ik be-
grgp nog niet, wat ik daaraan doen kan".
„Daar kom ik nou juist aan toe, dominee",
ging de mau voort. „Ziet u, ik ging eens op
bet dak om te zien, of er soms wat aan den
schoorsteen mankeerde en laat ik er nou
deze oude zakken o, ik heb ze in de
hall laten liggen in vinden! Uw naam
staat er op, dominee en dus dacht ik, dat
ik maar regelrecht naar u toe moest gaan".
De eerste ingeving van den predikant
was om het geval te lachen. Dat hij, domi
nee Swaters, ervan beschuldigd werd, den
schoorsteen van den boschwachter te var-
stoppen, was toch al te dwaas! Plotseling
werd zgn gezicht echter ernstig en vroeg
hg:
„Verdenk je soms iemand? Heb jeic-mand
in de bnnrt gezien? Hadt je misschien on
genoegen met iemand, die wraak heeft wil
len nemen?"
Het roode gezicht van den man werd nu
nog donkerder, terwgl hg na eenige aarze
ling antwoordde: j
„Ja, ziet u, dominee, dat is het nou juist!
Den heelen middag heeft er een jongen
in de buurt rondgeloopen en ik had hem
gezegd weg te gaan. Hg wou niet vertellen,
waar hg woonde en omdat ik pas in deza
streek ben, ken ik hem niet. Het was geen
gewone jongen, ik bedoel: 't was meer een
jongeheer, al was hg dan ook zoo brutaal,
dat ik nou ja, 'k had 't eigenlgk niet
moeten doen! hem een flink paik slaag
gegeven heb. Maar toen ik later uw naam
op die zakken zag, begreep ik, dat het één
van uw jongens moest zgn, die zich had
willen wreken, omdat ik hem afgeranseld
bad.
„Je had hem niet mogen slaan", zei
dominee Swaters nu op strengen toon. „Ja
hadt hem dadelijk naar den veldwachter
moeten brengen en niet je eigen rechter
mogen zgn. Maar daar je er al meer dan
genoeg onaangename gevolgen van onder
vonden hebt, zal ik er verder maar niets
meer van zeggen. Is de aangerichte
schade groot?"
„Alles is zwart gerookt, domineel" ant
woordde de man.
„Hier heb je dan wat om het weer in
orde te maken, zei de predikant, terwijl hij
den boschwachter wat geld in de hand
stopte. „Laat de rest maar aan mij over.
Goeien avond!"
De man bedankte en ging heon.
Even later liet dominee Swaters WolLrs
bg zich komen en zei:
„Wolters, kgk eens even, of Jaap thuis
is en kom het mg dan onmiddellgk zeggen".
Wolters keek verbaasd, doch deed wat
hem gezegd werd. Spoedig bracht hg de
tgding, dat Jaap in bed was.
Eén minuut later w% Jaap, die onrustig
heen en weer lag te woelen, als verlamd
van schrik bg het zien van den predikant,
die plotseling in zgn kamertje verscheen
en het electrisch licht opknipte.
Dominee fc'waters was heel boos en Jaap
sloeg zgn blik neer.
„ik wensch een volledige bekenteni.*,
Jaap", klonk het, „van hetgeen je vanmid
dag en vanavond hebt uitgevoerd. Waar
ben je geweest?""
„In het bosch, dominee".
„In welk bosch?"
„Dat van Bosehwgk".
„Hadt je toestemming?"
„N nee, dominee".
„Dus je hebt je weer op verboden ter
rein begeven! En wat gebeurde er
verder?"
„Ik werd door dien ellendigen, nieuwen
bocchwachter gepakt en kreeg een pak
slaag. Het ging dien vent niets aan, dat ik
daar was1"
„Jaap!" klonk het nn zóó streng, dat Se
opgewonden jongen in elkaar kromp.
„Wat is er verder gebeurd?" ging de pre
dikaat voort met vragen.
Jaap gaf geen aotwoord. Hg wist eigen
lgk niet goed, hoe hg 't gebeurde vertellen
moest. Toen hg bleef zwggen, zei dominee
Swaters
„Dan zal ik je zeggen, wat er verder
gebeurde. Je hebt om je te wreken den