Ue/iAad&& (Mussd&cAa fmmLs Algem. Vergadering der Chr. Hist. Unie DE VERDWENEN DEL0RA 71ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 23 April 1930 Derde Blad No. 21503 Openingsrede van mr. Schokking. BINNENLAND. DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE. FEUILLETON. X Coalitie-moeilijkheden, wier schaduw nog niet geweken is. In gebouw ..Bellevue" te Amsterdam i9 hedenmorgen de algemeene vergadering aangevangen van de Christelijk-Historische linie. De vergadering, welke uit alle deelen van het land zeer druk bezocht was, werd geopend met een uitvoerige rede van den voorzitter mr. J. Schokking. Mr. Dr. Schokking. Spr. wees erop, dat het eerste gemeen schappelijk ontmoeten van elkander nk de gehouden verkiezingscampagne aan deze vergadering een eigen beteekenis geeft en een daarmee verband houdende stemming wekt Deze behoeft aldus spr. geluk kig niet gedrukt te zijn; want ook verhou dingsgewijs zijn wij, Christelijk-Historischen bij de vorige verkiezingen vergeleken, in slemmenaanlal vooruitgegaan. Met kracht wees spr. vervolgens de van buitenaf nog steeds gegeven voorstelling van de hand. dat de Christelijk-Historischen niet anders zou den zijn dan een conservatieve Heerenpartij integendeel aldu9 spr. vinden de begin selen der partij den meeslen weerklank bi) hen, die tot de breede lagen des volks be- hooren. Uitvoerig schelste spr. voorts de noodzakelijkheid van een voortgezette werk zaamheid in verband waarmede hij de laak der kiesvereenigingen besprak. In het vervolg van zijn rede maakte spr er met groote voldoening melding van. dat de houding, welke de C. H. Kamerfractie bij de jongste kabinetsformatie als gevolg van i de onlslagaanvrage door het intermezzo kabinet de Geer aan HM de Koningin heelt ingenomen, ondanks de daar van an dere zijden op uitgeoefende critiek, met een enkele uilzondering aanstonds in de gele deren der Christelijk-Historischen begrepen is. Wij behooren niet tot hen zeide spr. die het standpunt innemen, dat er voor opportunistische overwegingen nooil plaats mag zijn neen, zonder eenige opportunis me gaat het niet in het leven; op het politieke terrein bij de onder ons bestaande verhoudingen zelfs minder dan ergens elders In groote lijnen duidde spr. het beeld aan, dat het politieke veld vertoont en waar de Regeering haar vindt In dit verband wees de heer Schokking o m op het besluit der sociaal-democraten ten aanzien van do opening der Slaten-Generaal en op hun politiek betreffende het Rijk in Indië. Het is duidelijk zeide spr dat wij door hetgeen sedert bij de sociaal-democratische partij is voorgevallen en door haar is naar builen gebracht voor een veranderde constellatie slaan. Dit mag door ons niet worden onder schat. in verband met de omstandigheid, dat de revoiutionnaire actie, door het com munisme voor een deel overgenomen van de sociaal-demooraiie, wordt gevoerd op veel breeder terrein dan ooit te voren, op genie piger en geraffineerder wijze dan misschien mogelijk werd geacht en met een brutaliteit, di» haar wedergade niet kent Een vaste hand en een scherpziend oog zijn noodig ter ónderscheiding van het ai of niet opstandige element! Spr. besprak vervolgens in verband mei deze en andere verschijnselen dp taak van Regeering en Parlement en in het bijzonder de aan te nemen houding der Christelijk- Historischen tegenover de andere partijen, er daarbij op wijzende, dat de verdeeling lusschen de Roomsch-Katholieke en Chris- telijke-Proteslantsche onoverbrugbaar blijft. De mogelijkheid van eenheid dezer laatste partijen (er sprake brengend liet spr uit komen dat de Christelijk-Historische Unie het recht mist om voor meer eenheid te pleiten, wanneer daartoe geen bereidheid i9 in eigen kring Hel zou struisvogelpolitiek zijn om niet te zien en niet voor elkander le willen weten, dat er moeilijkheden zijn en niet louter van zakeiijken aard! wier schaduw nog niet is geweken. Aan het slot van zijn met krachtig ap plaus beloonde rede reide spr.: ..De kracht van het Christelijk beginsel hebben wij noodig bij de verdere behandeling van onze agenda, waarop voorstellen voorkomen, die vnrmoedeliik tot verschil van gevoelen zul len aanleiding geven. Dit hindert niet, wan neer slechts op den voorgrond blijft staan liet gemeenschappelijk streven, om in ern stig onderling overleg te zoeken naar dat gene, wat onze Christelijk-Historische Unie te beter aan haar doel kan doen beant woorden. Nieuwe bezieling ga er daartoe onder oj. uit. die niet nalaten kan zich mee te deelen aan anderen, en land en volk ten goede moet komenl MONUMENT VOOR JULIANA VAN STOLBERG. DE PLECHTIGE ONTHULLING DOOR PRINSES JULIANA. Op het in vlaggenfooi gesloken Louise de Colignyplein te 's-Gravenhage heeft heden middag in tegenwoordigheid van de Koningin de Koningin-Moeder en Prinses Juliana en vele genoodigden de plechtige onthulling plaats gehad van het gedenkteeken dat daar ter plaatse door een zich daarvoor gevormd hebbend Nationaal Comité is opgericht voor Juliana van Stolberg, Tot de genoodigden tol bijwoning van deze plechtigheid behoorden o.m. alle Mi nisters. de Voorzitters van de beide Kamer* der Stalen Generaal, de Vice-President van den raad van State, de oud-opperbevelheb ber Generaal Snijders en verschillende andere aulorileiien van Land- en Zeemacht vertegenwoordigers van het dagelijksch be stuur van 's-Gravenhage en van onderschei dene corporaties. Burgerwacht en andere vereenigingen, zoomede leden van het Eere-Comilé waarvan oud-Minister Colijn voorzitter was, en van de andere comité's voor de stichting van een monument. Nadat ongeveer te half 2 de Koninklijke Familie (gelijk bekend kon Z.K.H de Prins wegens verblijf in het buitenland niet tegenwoordig zijn) op het terrein der plech tigheid was aangekomen hield de Voor zitter van het Algemeen Comité, gep. Luit.- Generaal Ph Weber, adjudant i.b.d. van H M. de Koningin een inleidende toespraak waarin hij een beeld gaf van de wijze waar op het monument tot stand was gebracht, terwijl hij levens een verklaring gaf van de gedachte, welke hij den beeldhouwer, den heer B M A. Ingenhousz heeft voorgezeten toen hij de figuur van Juliana van Stolberg, zooals deze hier is voorgesteld omringd door Ifare vijf zonen, ontwierp. Spreker knoopte aan zijn uiteenzetting vast een heilwensch voor ons Vorstenhuis en het Vaderland en 339 Doch nauw'lijks was Duim bij het stuur geklom men, of de dieven schrokken geducht. Zoon gekken kerel ze nimmer zagen, en heel gauw namen ze de vlucht. In de steek lieten zij de auto, blij, dat men er zoo af kwam. „Dat valt jullie tegen" riep Duimpje, terwijl hij snel het stuurrad nam". 3f0. Duimpje was nu de chauffeur geworden, Jokko netjes naast htm zat. Snel naderde de politiemotor, daar Duim vaart verminderd had Onschuldig als zij zich toch voelden, werd de politie niet gevreesd. Zij hadden d'auto niet gestolen, eerlijk waren ze steeds geweest. een woord van dank aan allen die tot het lot stand komen van het gedenkteeken hebben medegewerkt. Na de rede van den voorzitter had de eigenlijke plechtigheid van het onthullen van het monument plaats. Zij geschiedde door Prinses Juliana onder het spelen van het „Wilhelmus" door de Koninklijke Militaire Kapel en het beieren van de klok van de in de onmiddellijke nabijheid gelegen Wilhelminakerk. Na de onthulling werd het monument door de Koninklijke Familie in oogenschouw genomen bij welke gelegenheid Prinses Juliana namens de geheele Koninklijke Fa milie bij het monument een krans neer legde met linten welke tot opschrift droe gen: „Van de nakomelingen" en de initialen W E. H. J Vervolgens had ook pen kranslegging plaats vanwege het Dagelijksch Bestuur der Residentie, waarna als redenaar optrad de oud-Minister Jhr .1. Th de Visser. Spreker gaf daarbij een levendige schets van de grootsche historische figuur van de Stam moeder der Oranje's, zoowel als vrouw, als moeder, als Christin en als heldin des ge- Icofs. Hi] deed uitkomen dat onder allen die Haar nagedachtenis eerbiedig eeren, het ons, Nederlanders past, de eerste plaats in te nemen Spreker noemde de oprichting van het monument de betaling van een eereschuld, waarin de dankbare erkenning ligt van wat de Stammoeder der Oranje's en deze allen met en na Haar voor Nederland zijn ge weest. En aldus eindigde spr. zijn redo. „Zoo wordt heden de band sterker ge snoerd, vernieuwen wij hier de belofte volksleven en staatsgebouw te sterken door godsvrucht en moraliteit, vaderlandsliefde en trouw aan Oranje, overtuigd dat de beste speer waarop de VrijheidShoed hoog wordt gedragen, is en blijft de onverkorte Konings schepter in de vaste hand van Juliana van Stolberg's nageslacht De Voorzitter van het Nationaal Comité sprak daarop een dankwoord waarna de overdracht van het gedenkteeken aan het Gemeentebestuur plaats vond. Burgemeester Mr. J. A N Patijn aan vaardde met een kort woord van dankbe tuiging namens de Gemeente het monument. Onder de tonen van het Wien Neerland's Bloed, ten gehoore gebracht door de Ko ninklijke Militaire Kapel verliet de Konink lijke Familie daarop het terrein der plech tigheid. Vervolgens bestond er voor de aan wezigen gelegenheid het monument te be zichtigen. Gelijk hierboven gemeld was de heer Ingenhousz de beeldhouwer voor het ont werpen van het gedenkteeken. Hij werd hierin bijgestaan door den architect den heer Ir. D. Roozenburg, Beeldhouwer-uit voerder was de heer H, M. Hagedoorn, bij gestaan door den heer J. W Evers. Het monument geeft te zien de figuui van Juliana van Stolberg omringd door haar vijf zonen Onder haar rechterhand is ge plaatst Willem van Oranje, de denker en zwijger, gehuld in reismantel en gelaarsd. Aan de linkerhand Lodewijk met den be velhebbersstaf in de hand. Op de hoeken de jeugdfiguren Adolf en Hendrik in wapen, rusting. Jan de Oude, de Staf houder en de man van de Unie van Utrecht, neemt het midden der achterhoede. Boven, tussehen de figuren, zijn de wapens aangebracht van Nassau en Stolberg. Het opschrift op hef gedenkteeken is: „Juliana. Gravin van Stolberg. Stammoeder van hel Huis Oranje- Nassau geb. 1506 Overl. 1580 en haar zonen." STAATSTOEZICHT OP DE ZIEKENHUIZEN? Bevestigend advies van den Gezondheidsraad De direeteur-generaa/1 van de Volksge zondheid heeft, naar de voorzitter van den Gezondheidsraad in zijn in de Verslagen en Modedeelingen betreffende de Volksge zondheid verschenen jaarverslag meedeelt, aan den Gezondheidsraad advies verzocht over de regeling van het ziekenhuiswezen in ons land en met name over de vraag, of de kleine ziekenhuizen onder alle omstan digheden niet wenschehjk zijn. 's Raads voorzitter maakte dit onderwero aanhangig bij de raadscommissie voor zie ken iverpleging en ziekenverzorging, die zich ter zake als volgt uitsprak: 1. dat goed ingerichte kleine ziekenhui zen recht van bestaan hebben 2. dat de groote vrijheid tot oprichting van groote zoow^J als kleine ziekenhuizen eenigszins aan banden dient te worden ge legd Noodig is, eenerzijds overleg bij de oprichting van openbare ziekenhuizen tus sehen gemeenten en tussehen lichamen, die zich de oprichting en 't in stand hou den van ziekenhuizen ten doel stellen, an derzijds dient dö regeering invloed uit te oefenen bij de keuze van de plaats vu»n oprichting van ziekenhuizen. Elk zieken- nuis is toelaatbaar, mits het aan alle eischen, door het hieronder te noemen Staatstoezicht op de ziekenhuizen gesteld, beantwoondt; 3. dat van Staatswege toezicht op de ziekenhuizen uitgeoefend dient te worden; dat dit toezicht anders, en wel van min der ingrijpenden aard, moet zijn dan op krankzinnigengestichten. Dit gevoelen werd aan den directeur-ge neraal kenbaar gemaakt onder mededee- ling. dat, indien het beginsel van Staats toezicht op de ziekenhuizen door de re geering werd aanvaard, de Gezondheids raad bereid was over de uitwerking uooe van van advies te dienen. De directeur-generaal deelde den raad melde, dat een Staatstoezicht op de zieken, huizen als in het advies bedoefd op l'iken grondslag zou behooren te berusten. Zoodanige grondslag bestond thans niet. Er zou dus een wetsvoorschrift, moeten ko men. Van misstanden, die tot ingrijpen van den wetgever zouden moeten nopen, waa, voor zoover aan den directeur-gene raal bekend was, niet gebleken, zoodat, naar zijn meening, er voot de regeering geen aanleiding bestond om een wetsvoor stel in te dienen. Mochten er wel misstan den bestaan of komen, dan zouden die na tuurlijk onder de oogen moeten worden ge zien de directeur-generaal hield zich in dat geval voor nadere voorlichting van den Raad aanbevolen. NEDERL .R.K. BOND VAN OVERHEIDSPERSONEEL SINT PAULUS. Te Nijmegen i's een congres van boven- genoemden bond gehouden. Aan de ope ning ging een officieele ontvangst door B. en W. ten raadhuize vooraf. De voorzitter verklaarde dat de bond thans 90 afdeelingen en 14 correspondent schappen telt. Het ledental steeg van 539] tot 5525. Het jaarverslag van den bondssecretaris werd goedgekeurd. RECLAME. 5501 Door E PHILIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLEFi (Nadruk verboden.) G) ..Maar daarom behoeft mijnheer niet op zelfmoord aan te sturen", opperde Louis vEr zijn velerlei avonturen te zoeken zonder levensgevaar." Ik haalde de schouders op. ..Zoo die dame mij een briefje mocht zen- Qen, zou het niet beleefd van mij zijn het niet te willen aannemen." ..Er zijn nog andere wegen, die tot avon turen voeren in plaats van naar den dood in <3e Seine." De vrouw was intusschen klaar gekomen met haar briefje en vouwde het op. Zij keek achter zich naar het andere einde der zaal, waar alleen de breede rug van Bartol te be speuren was. Daarop wendde zij haar blik ken tot mij en een glimlach wel zwak maar Joch volkomen duidelijk, teekende zich op haar gelaat af. Ik was volstrekt niet verliefd op haar Wat er gebeurde boezemde mij a! toen in zooverre belang in dat het mij een oogenblik van afleiding bezorgde .Maar des ondanks gevoelde ik. toen zij glimlachte, dat hart sneller begon le kloppen en ik hoog mij haastig naar voren alsof ik het briefje verwachtte. Zij wenkte een kellner on ik zag haar iets lot den man fluisteren las op zijn gelaat, dat hij eerst angstig keek en onwillig, en zelfs aarzelend, toen zij hem een paar blijkbaar geruststellende woor den had toegevoegd. Hij keek eerst nog eens naar de plek waar Bartot stond Het scheen mij toe, dat hij nog een protest deed hooren, maar dat zij met gefronst gelaat uitdrukke lijk iels beval. Ten slotte nam hij een wijn kaart en ging naar ons tafeltje. Maar alvo rens iels te zeggen keek hij nog eens ach terom naar Bartot's rug „Als het u belieft, mijnheer", prevelde hij, de wijnkaart op de tafel leggende, terwijl hij het briefje er onder schoof. Ik knikte en hij spoedde zich weer weg. Op dat oogenblik keerde Bartot zich om en ging door de zaal naar zijn plaats. Dichterbij ge komen keek hij nog eens naar mij. alsof hij om de een of andere reden meer dan gewone belangstelling koesterde voor mijn aanwe zigheid. Hel kan verbeelding van me geweest zijn, maar hel scheen mij toe, dat hij bijzon dere aandacht wijddde aan de wijnkaart, die voor mij lag. „Pas op'prevelde Louis, „pas toch op! En vernietig in 's hemels naam dat briefje!" Ik lachte en toen Bartot om zijn stoel te bereiken mij den rug moest toekeeren. hief ik mijn glas op en met de oogen op haar ge richt nam ik een teug er uit Vervolgens deed ik het briefje van onder de wijnkaart in mijn zak glippen Zij gaf mij een bijna onmerk baar leeken maar ik begreep het ik mocht het niet eerder lezen aleer ik. alleen was .Ga naar buiten", fluisterde Louis mij toe ..Lees uw briefje en zie het daarna kwijt te raken Ik volgde dezen wenk Een gedienstige kellner schoof de tafel ter zijde en ik begaf mij naar de voorkamer. Hier stak ik eon sigaret op, haalde het stukje papier voor den dag en las de volgende regels, met fijne let ters in haast neergekrabbeld: „Mijnheer verkeert in 9lecht gezel schap. Het zou gewenscht zijn dat hij morgen zijn lunch gebruikte in café de Paris en daar naar Léon vroeg." Dat was alles. Ik scheurde het flieterlje papier in kleine stukjes en keerde naar mijn plaats terug, niet recht begrijpende wat dit beteekende. Het scheen mij toe. dat Louis met haast onbegrijpelijken angst op mij zat te wachten, toen ik mijn plaats hernam. „Als mijnheer voor vanavond er genoeg van heeft", opperde hij, „dan zou het mis schien wel het beste zijn als we thans heen gingen." Ik stond met eenigen tegenzin op en zeide: irNu. zooals je wilt. Louis." Maar het oogenblik van vertrek was voor ons nog niet aangebroken. HOOFDSTUK V. Wij waren opgestaan en de bediende van de vestiaire kwam al naar ons toe met mijn hoed en mijn jas. toen Carvin. die een oogen blik te voren naar buiten was gegaan, te rugkwam met een nieuwen gast. De gebeurtenissen welke nu volgden, le ven slechts warrelig in mijn herinnering voort Mijn eerste gedachte was dat ik het inderdaad met een nachtmerrie te kwaad had De gansche omgeving bevorderde dien indruk doch bovendien leek mij de persoon waarvoor ik zoo plotseling kwam te slaan, een onmogelijkheid op zich zelf Ik heb hem vermoedelijk staan aankijken alsof hij ean soort wild dier was. want alle gesprekken in onze omgeving staakten plotseling. Daar aan den ingang stond, in een houding van een trouw bezoeker, die vroolijk binnen komt, de kerel, die oorzaak was dat ik le Parijs loefde, de man dien ik gezworen had dat ik hem bij den keel zou pakken zoodra hij voor mijn stond Ik herinner mij niet pre cies meer. wat ik deed. maar ik weet wel. dat ik mij voor hem had geplaatst nog vóór hij zich van mijn aanwezigheid bewust was. Ik noemde hem bij zijn naam en ik geloof, dat ik daarbij mijn stem niet eens verhief. „Tapilow!" zeide ik. Hij draaide zich naar mij om. Ik zag hem zich plotseling opheffen, zag ook. hoe zijn hand als werktuiglijk naar zijn heupzak ging Maar ik was hem le vlug af Het bloed bonsde in mijn ooren. Ik zag niets in de heele zaal als dat bleeke. knappe gezicht met die dunne lippen en die donkere, heldere oogen. Ik zag hoe hij die oogen dichtkneep alsof zijn hand. die hem den keel toekneep, inderdaad de hand des doods was Ik schud de hem heen en weer. totdat zijn boord los sprong en zijn overhemd openvloog, schudde hem totdat zijn slappe lichaam geen schijn of schaduw van weerstand meer scheen te kunnen bieden Vervolgens wierp ik hem een eind van mij af. terwijl ik intusschen op hem lelie dat zijn hand niet de opening van zijn zak zochL „Tapilow lafaard", riep ik. „verdedig jel Of moet ik je op de plaats wurgen?" Hij plaatste zich voor mij als een man, die geen anderen uitweg weel Hij was even sterk als ik en had het voordeel wat langer te zijn Een enkel oogenblik drong hij mij achteruit Hij gaf mij een hevigen slag in het gezicht, terwijl ik zelfs geen poging deed mij te verdedigen Ik wachtte het goede oogenblik af en diende hem zulk een slag toe, dat hij achteruit waggelde en vóór hij zich kon herstellen pakte ik hem van ach teren bij zijn nek en wierp hem over de ta fel. die bij ons gevecht reeds half was omge vallen, op den grond. Daar bleef hij liggen als een vormlooze massa, te midden van ge broken glas. plassen wijn en een tuiltje bloemen uit een omgevallen vaasje. Daarop bedaarde het rumoer in de zaal plotseling en een dozijn handen grepen mii vast „In 's hemels naam. mijnheer!" hoorde ik Louis roepen. Carvin bracht mij builen de zaal Ik keek nog eens naar het op den grond liggende lichaam en volgde hem daarop. ,,'t Is mijn schuld niet", zeide ik kalm. „Hij wist zeer goed. dat dit gebeuren zou. Ik had hem gezegd, dat waaT wij elkander ooit mochten ontmoeten, hetzij op straat, hetzij in een salon of waar dan ook op de wereld, ik hem met eigen hand zou tuchtigen, ook a! was de dood er mee gemoeid. Misschien wenscht u nu de politie te laten roepen In dien u dat wenscht wil ik u mijn kaartje geven." „Wij halen er hier de politie niet bij", zei Carvin 9chor. „Louis moet u dadelijk meenemen. Waar is u gelogeerd?" „In het Rilzhotel." „Blijf daar dan tot morgenochtend. Louis zal u komen opzoeken. Dezen kant uit." Ik haalde de schouders op Op dat oogen blik kon het mij niet schelen of ik straf zou beloopen voor wat gebeurd was of niet Ik wierp nog een laatken blik in het restau rant en zag de bezoekers in ^en verwarden hoop bijeen Ook Delora was daarbij terwijl zijn nichtje bij haar tafeltje stond en met oogen vol afschuw keek naar het 'iehaam, dat op den grond lag. Ook zag ik de vriendin van Bartot, die van haar 9loel was opge staan. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9