De a.s. Lustrumviering van het L.S.G. 71ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 April 1930 Derde Blad No. 21501 DE AVONTUREN VAN ADAMSON. ANECDOTA LEIDENSIA. Nadere bijzonderheden omtrent de feestviering in de stad en het waterfeestspel. Waar de plannen voor de aanstaande Lustrumviering van het Leidsche Studenten corps sinds korten tijd eenigszins vasteren vorm hebben aangenomen en uit het voor- loopig programma een ernstig streven spreekt van de Lustrumcommissie om de burgerij in meerdere mate dan de laatste jaren in de ieestviering te doen deelen, zoo komt het ons gewenscht voor ook de buiten wereld in kennis te stellen van hetgeen sinds maanden de corps-samenleving in hef tige beroering brengt. De Lustrumweek loopt van 23 tot en met 28 Juni en wordt voorafgegaan door natio nale roeiwedstrijden van „Njord" op Vrijdag 20 en Zaterdag 21 Juni. Deze wedstrijden zullen worden gehouden op het Oegstgeester Kanaal. Wat er in de stad te doen is. Maandag 23 Juni heeft de intocht der reünisten plaats en zijn de feestelijkheden van internen aard in de Stadsgehoorzaal, welke als feestgebouw is ingericht. Dinsdagmiddag te 2 uur wordt op het Schutersveld een groot Lunapark geopend, dat dagelijks van 2 uur tot middernacht legen een prijs van slechts 10 cents toegan kelijk zal wezen. Alleen Donderdagavond na 7 uur wordt hierop een uitzondering ge maakt met een toegangsprijs van 25 cents. Tegelijkertijd met de opening van het Lunapark vertrekken de deelnemers aan het watcrfeeslspel „De Vliegende Hollander" vanaf de Beestenmarkt naar Warmond, waar de eerste spelopvoenng wordt gegeven. Daarover straks meer. Des avonds te ongeveer halftien trekken de versierde en verlichte schepen van de hoofdpersonen uit het spel, omgeven door tal van kleinere scheepjes de stad binnen door de Oude Vest. De Vickingers, enz., ont schepen op de Beestenmarkt. Hier wordt een optocht gelormeerd met ruiterij, muziek corpsen, enz., welke de stad doortrekt om op Den Burcht" te worden ontbonden. Woensdagmiddag te 1 uur zal deze op tocht zich in gewijzigden vorm herhalen; de stoet zal dan grooter zijn en de reeds eerder door ons vermelde route volgen. We herinneren er slechts aan, dat nabij het Waaghoofd een spiegelgevecht of anders zins zal worden geleverd en dat de stoet na haar tocht door de stad aan de Beestenmarkt zal worden ontbonden. 's Avonds geeft „Sempre Crescendo m hel feestgebouw een concert gevolgd door een corpsbal. De Donderdag wordt gevuld met een mu ziekfestival, dat ook den volgenden dag nog zal worden voortgezet. Vermoedelijk zullen dien dag ook sportfeesten voor kinderen wor den georganiseerd, doch de mogelijkheid is met uitgesloten dat deze tot s Zaterdags wor den uitgesteld, 's Middags heeft te Warmond de tweede spelopvoering plaats, terwijl de dag wordt besloten met een tooneelavond in den Schouwburg door 't L^idsch Studenten toneel. Opgevoerd zal worden „Rembrandt- sun" van Tor Hedbearg, waarvan de ver- taling voor het tooneel is 'bewerkt door mr. M. Nijhoff. Vrijdag 27 Juni worden er door net 6de iR. V. A. en het 4de R. I. aan de Maaldrilt den geheelen dag ruiter- en sportfeesten gehouden, welike voor iedereen virij toe gankelijk zullen zijn. Versohillende hoofd personen uit 'het openluchtspel zullen deze feesten in oostuum bijwonen. Het ligt trouwens in de bedoeling, dat de spelers de geheele week im costuum blijven loopen. Zaterdag wordt de derde en laatste spelopvoering gegeven. Voor de voorstel ling van Donderdag zullen gereduceerde prijzen gelden, waarbij gelegenheid wordt gegeven tot gratis vervoer van en naar de Kaag. Het lijdt geen twijfel of velen zullen hiervan een dankbaar gebruik ma ken. De sluiting van het Lunapark gaat ge paard met een luisterrijk vuurwerk. Voorts heeft de Lustrumcommissie nog tal van kleinere attracties in voorberei ding, zooals dagelijks concerten op verschil lende plaatsen in de stad, de opstijging van een ballon, waarschijnlijk vanaf het terrein van het Lunapark e.d., welke haar we hopen en vertrouwen de burgerij in de gewenschte feeststemming zullen brengen. Dat deze nog aanmerkelijk zal worden verhoogd door versiering van de binnen stad, uitsteken van vlaggen, enz., spreekt' vanzelf en een beroep op de burgerij om ten deze haar krachtige medewerking te verleenen, zal stellig nie<t tevergeefs wor den gedaan. Leiden's burgerij toone aldus het irtrevcn van de Lustrum commissie op prijs te stellen l Het zwaartepunt van de geheele lustrum viering is uit den aard der zaak gelegen in de opvoering van het waterfeestspel ,,De vliegende Hollander", van mr. M. Nijhot. Het feestspel op de Kaag. Gelijk bekend is de regie opgedragen aan den heer Jahan de Meester, terwijl de muziek we<rd gecomponeerd door den heer iMatthys Vermeulen. De heer Wijdeveld, de inrichter va/n het Hollandsche paviljoen tijdens de „Exposition des arts décorar •tifs" te Parijs en architect van het gebouw der Wereldtentoonstelling te Antwerpen, is belast met het ontwerp en de vervaar diging der décors. De plaats van hande ling is de Spriet, waar het tooneel deels op den oever, deels in het water zal wor den opgetrokken. Aan de overzijde, op den kleitien Hemmeerpolder, zal een groote tribune verrijzen, plaats biedende aan 2000 toeschouwers, welke links een wijd vergezicht hebben over de plassen van het Norremeer. Recht vóór hen bevindt zich het dorp met als middelpunt de brink, waar de meeste handeling geschiedt en dat schier nietig lijkt tegen de hooge, ■bijna alle uitzicht benemende muren van het daarachter en ter rechtezijde gelegen kasteel. Met den bouw zal koTt na Paschen worden begonnen. Aan de opvoering nemen 280 personen deel. De tekst is verhalend en wordt niet door de spelers gesproken, doch door eeni- ge vooraanstaande Nederlandsche tooneel spelers achter het décor. Het geluid zail Langs electrischen weg worden versterkt, zoodat het aan de over zijde duidelijk waarneembaar is. De repe tities zullen 29 dezer een aanvang nemen. Het spel speelt op den eerBten Paasch- morgen van het jaar 754. Wanneer de toe schouwer op de tribune komt, is het vroeg i nden ochtend. Het dorp voor hem ligt nog in rust. Wanneer de zon opkomt over het water, weerklinken hoornsignalen van af den toren Het kasteel antwoordt in de muziek. Dadelijk na de eerste klanken, treedt de Hollander uit zijn woning en schrijdt voort tot onder den toren. Dan vangt de tekst aan tegen een ach tergrond van zachte muziek. Het dorp be gint te ontwaken: matrozen vatten den arbeid op de schepen op, touwslagers gaa» naar de lijnbaan; de bouw aan de kerk wordt voortgezet. Onderwijl verhaalt de Hollander aan den Torenwachter, dat hij een wonderlijke droom heeft gehadeen man, gekleed als hijzelf, voorspelde hem, dat het de laatste reis zou zijn, welke hij ging maken en met een leeg schip. De Torenwachter ant woordt hem, dat zijn droom duidt op een afscheid en dat hij, schoon varend met eea leeg schip, het water nooit met de wolken zal kunnen verwisselen. De Hollander ver haalt daarop van zijn komst. naaT Fries land, gezonden door Radbod en hoe hij voor hem een vloot moest bouwen, want Frieslands vloot was door Karei Martel in het Boorne vernietigd. Tweemaal oogst had Radbod beloofdeens van het land en eens vara de zee. Tot nu echter bleef de zee braak en niemand luistert naar haar stem. En, mplaats van gelijk de Noien in haar te zaaien, varen wij nog bang en als beurtschippers vlak langs de oude kusten, gelijk wij dat van de Romeinen reeds leer den. Het maakt mij soms bitter slechts voor handelsvoordeel te varen. Als een be vrijding klonk het mij, dat het schip geen lading voeren zou Goed, het zij de laatste reis, maar dan de zee, mijn zee. Uw droomuitleg, o. torenwachter, heeft mij niet verschrikt." „Ook ik", zoo zegt dé Torenwachter dan, „zal hot niet lang meer maken hier." Dan nadert uit het kasteel Tijs, de zoon van Edwarda, die van zijn moeder zoo juist toestemming heeft gekregen met den Hol lander uit te varen. Na het opkomen van Tijs sluit het voor spel met het koor der matrozen. De themata van het symphonische voor- spel: Tijs, Hollander e.n Torenwachter zijn in de slotverzen tot kristalliseering ge bracht. Het voorspel is ten einde... En bij Edwarda's komst uit het kasteel, waar zij begint te spreken, eindigt de muziek om eerst beduidend later weer aan te vangen. f Edwarda dan geeft aan den Hollander opdracht de vloot, beladen met al haai' kostbaarheden te doen uitzeilen. Met dit geld wil zij net land bevrijden van de in vallende zeeën door een dijk aan te leg gen „van Vlieland, Texel, Alkmaar naar Witlo" (waar nu ongeveer Schouwen-Dui- veland ligt). Terwijl Edwarda haar bevelen uitdeelt, vraagt een bedelaar aan den voet van den ■toren om brood. Edwarda hoort hem aan vankelijk niet, en als de bedelaar blijft aanhouden, geeft zij haar soldaten bevel den man op te pakken. Deze doet haar een drietal sombere voorspellingen, o.a. dat zij even arm zal worden als de bedelaar en dat haar stad zal verzinken in zee. Wanneer Edwarda verneemt, dat de Hol lander haar zoon opdracht geeft brood te halen voor den bedelaar, ontsteeekt zij daarover zoozeer in toorn, dat zij hem uit het bevelhebberschap over de vloot ontzet. De Hollander smeekt haar hem terwille van de voorteekenen vergiffenis te willen schenken, doch Edwarda gooit, als een uit daging der goden, haar groote groene zegel ring in zee. De Torenwachter kondigt de komst van Bonifacius aan. Edwarda laat haar öoldaten het schip van den Hollander plundered en verbant het ver volgend uit „het gemeenzaam stadsbezit". De vloot vertrekt onder leiding van Loth ar, een onbeduidenden gunsteling van Edwarda. Een koor van toesnellende buTgers zingt de uitvarende schippers een afscheidslied toe Edwarda verdwijnt met haar gevolg in het kasteel; Tijs loopt haar tot de poort achterna en keert dan terug naar den Hollander. De dorpelingen zoeken hun koningen op.Bonfacius nadert in de verte. ■Hiermede eindigt de eerste handeling. De tweede handeling begint met de aan komst van Bonifacius, die wordt verwel komd door Eoban, den bouwer van de kerk. Bonifacius verhaalt hoe hij in het jaar 724 door den Frieschen heidenkoning Rad bod is verjaagd en nu op den terugweg is van Rome naar het land der Angelsaksen. Door tegenwind wordt zijn schip naar de Friesche kust gedreven, waarin B. een vin gerwijzing van de Voorzienigheid ziet, dat hij zijn taak hier te lande weer moet opvat ten. De Torenwachter wijst Bonifacius op de hem omringende gevaren, doch deze weigert te vluchten en laat de processie voor de plechtige inwijding der kerk in gereedheid brengen. Er volgt dan een authentiek, lithur- gisch tusschenspel, dateerend uit het begin der negende eeuw. Na afloop stelt Bonifacius zich aan het ADAMSON GERED DOOR ZIJN BRETELS! hoofd der processie en vraagt den Hollander zich bij hem aan te sluiten. Deze weigert en slaat eveneens Bonifacius' aanbod af om zijn schip door hem te laten zegenen. Wanneer Bonifacius bij de kerk aankomt, vindt hij deze. bezet door de soldaten van Edwarda, die hem den toegang beletten. Bonifacius begeeft zich vervolgens naar een waterput en vindt in een tobbe een visch, welke bij onderzoek blijkt Edwarda's groene zegelring in zijn ingewanden te bevatten. De Torenwachter komt Edwarda mede- deelen, dat haar vloot onder bevel van Lothar totaal verslagen is. waarop Edwarda Bonifacius van tooverij beschuldigt en deze met een groot aantal van zijn getrouwen wegtrekt. Het volgend tooneel toont een heidensch Paaschfeest; dit wordt onderbroken door de vloot der Wickingers die het dorp plunderen. Terwijl de plunderaars weer wegvaren, zinkt het geheele dorp langzaam in de diepte. Edwarda, alleen achtergebleven in haar kasteel, beroofd van al haar bezittingen, ontmoet dan nog eenmaal den bedelaar. Het lot is in vervulling gegaan, de voor spellingen zijn lot werkelijkheid geworden. Dan vaart tie Hollander, nu Vliegende Hollander voorbij. Dit is zeer in het kort de gang van het spel. Een typisch Hollandsch spel, met zijn vele af- en aanvarende booten, het bedrij vige visschersdorp schilderachtig en vol beweging; daarnaast door zijn tekst en om geving ook weer zeer grootsch. Een spel wat wij zouden kunnen formulee ren als „het epos van Holland". Er is in dit spel veel nieuws, waarvan het belangrijkste wel is de merkwaardige op bouw in twee groepen: de zwijgende rela tief actielooze, die de tekst, het hoogeTe door zicht vertegenwoordigt en de bewegings volle, luidruchtige (de koren worden door hen gezongen) der willoos ondeTgaanden, de dorpelingen. De Wickingen vallen hier eenigszins tusschen in. Dit van vroegere openluchtspelen zoo geheel afwijkende is het gevolg van het voor het eerst opnemen en volledig aanvaarden van het gesproken woord bij een massaspel, waarmede aan natuurlijkheid en intensiteit veel wordt ge wonnen. Dat deze winst inderdaad zeer belangrijk is, daarvan zal de komende uitvoering het bewijs leveren. POSTKANTOOR LEIDEN. Lijst van onbestelbare brieven en brief kaarten, van welke de afzenders onbekend zijn. Terugontvangen in de 2e helft van Maart '30 BRIEVEN BINNENLAND. Mej. Lea Burian, Haag. Marie Dozy, Eindhoven. J. J. Groen en Zoon, Leiden. Joh. v. d. Hart, Tilburg. Ghr. v. d Hart, Borculo (2 stuks). P. Heemskerk, Hazers* woude Rijndijk. De Kanter, Haag. Laboratorium „Silvikrin", Rotterdam. T« v. d. Meer, Rotterdam. Gebr. Meyer, al* hier. Mevr. Mijnldef v. d. Schalk, Mevr. Mooi, Voorschoten. F. J. Nijkamp „Olanda", Amsterdam. A. J. Proot, Amsterdam. Prov. Griffie, Haarlem. Rijff, Haag. G. Sloots, alhier. - Mevr. Tres ten, Wassenaar. H. Vaptist, Haag. N.V, Voorschoten, Dordrecht. v. d. Wijcik, Bilt* hoven. Zandstra, BRIEFKAARTEN BINNENLAND. P. Bergsma, Kampen. G. Dannijs G. H. Faken, Haarlem. F. Flipse, N. Harms, Rotterdam. Mej. de Jager, Katwijk a. Zee. Heer en Mej. Laven, Leiden. Mevr. Looher-Hibma, Leiden. W. Schmidt Rotterdam. Mej. M. Stade, Leiden. BRIEVEN BUITENLAND. B. A. Bruin, Mannheim. Enricus Mi- chiele, Rakospalota. A. van Lunsen, Hamburg. H. A. 666, Berlin. Tjan Giok Djan, Java. Th. v. d. Wieer, Lissabon. BRIEFKAARTEN BUITENLAND. Dolly Martin, WuppertalBarnsen. M. Meuzel, Ndmberg. C. Westenberg, Genuau 2 Briefkaarten zonder adres. Hieronder behooren ook poststukken, welke niet of onvoldoende zijn gefrankeerd. RECLAME. MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60* Laxeer-Tabletten 60 ot Zenuw-Tabletten 75et Staal-Tabletten 90 et Maag-Tabletten 75 et By Apothekers en Drogisten 8735 Leidsche vonnissen. I Op het 's Gravenstein bezat de cipier van I het Huis van Arrest in 1830 een paar folio I boekdeelen, waarin hij en zijn voorgangers I de vonnissen der gedetineerden hadden aan- I geteekend: aan de linkerzijde de namen der I binnengebrachte misdadigers, op de rech terbladzijde hun vonnis of ontslag. De mis- I daad zelf werd echter niet vermeld. De eer- I ste bundel liep van 16821798; de tweede I van 1798—1830. Een paar merkwaardigheden uit die boe- I ken volgen hier: Op 30 Dec. 168-4 werd eene vrouw ver- I oordeeld tot geeseling en uitbanning voor 25 jaren uit Holland en West-Friesland; zij werd echter van de geeseling verschoond om hare zwangerschap. Toen in 1685 een vijftal „heidinnen" (zigeuner-vrouwen) tot geeseling en brandmerk werd veroordeeld, werden ook deze om dezelfde reden van het ondergaan dier straffen ontheven. Op 9 April 1686 werd een vrouw gevon- nisd om acht dagen op water en brood te zitten en te Rijnsaterwoude in de kerk den dominé en de ouderlingen te bidden om vergiffenis. Op 30 Juli 1697 werd een Bosschenaar veroordeeld om op het schavot zwart te worden geradbraakt, nadat hij eerst half gewurgd was, van onder op, en buiten op een rad gezet. Volgens een speciale kant- teekening waren hier twee knuppels aan te pas gekomen. Op 21 Nov. 1715 werd een manspersoon levend (in 't origineel staat „levendig") ge radbraakt, eerst de rechterhand afgekapt en toen in zijn aangezicht geworpen met het zelfde mes, daar hij den moord mee ge daan had; toen het hoofd afgekapt en het builen op het rad gezet. In Nov. 1719 had plaats een „geeseling en brandmerk met een pot boven zijn hoofd dewijl hij in zijn gevangeniskamer had brand gesticht." In October 1721 deed zich een geval van recidive („voor de vierde reis") voor en de recidivist onderging het volgende vonnis „Eerst onder de galg, met een strop om den hals te pronk gestaan, en, nadat een of twee anderen gegeeseld waren, is hij gegeeseld en gebrandmerkt en toen weder onder de galg gezet, en een wijl tijds daarna weder om aan den paal strengelijk met roeden ge geeseld, het gloeiend zwaard kruiselijks ovei den rug en een snede in de koon, en daar op ontslagen." In 1725 is „een, die zich in zijne kamer (te weten: gevangeniskamer) verhangen had, drie dagen daarna met een horde naar de galg gesleept In Mei 1728 wérd een vrouw gebonden op een kruis, met een touwtje ten deele ge worgd, kruiswijs met acht slagen met een ijzeren koevoet geradbraakt en het hoofd afgehouwen en op een pen gesteld, en, na een uur vertoevens, er afgenomen, werd het lijk gekist en 's nachts stil begraven. In 1737 had een ongeveer zelfde straf plaats; na de radbraking echter werd het lichaam nog „geblakerd". Merkwaardig is het vonnis, waarbij iemand veroordeeld werd, na het uitzitten van zijn straf, „naar Nederlandsch-Indië te varen."' Een paar malen werden krankzin nigen in arrest gehouden; zij werden dan vervolgens naar St. Joris te Delft (de naam van het „dolhuis" aldaar), als zijnde voor innocent verklaard (of wel: „door dat hij geen verstand had"), „hebbende hij vier maanden te voren daarom in de gevange nis reeds twee wakers gekregen". Van 2-4 Nov. 17-45 tot April 1748 zat een vrouw in het Gravenstein, die daarna zonder straf te ondergaan, ontslagen is. Het scheen dus dit zij onschuldig was, maar zij had on derwijl 865 dagen gezeten. Misschien dat dat zitten voor straf gerekend is geworden. Het Leidsche kwaakbord. In de middeleeuwen was dobbelen een vooraanstaand volksvermaak. Men had ver schillende soorten van dobbelspelen, zooal3 men heden ten dage nog verschillende soor ten van kaartspelen heeft, waarmede de goe-gemeente zich amuseert Een bizonder soort dobbelspel was het „Quaecspel" of „Quaecbortspel" een soort van triktakspel, dat gespeeld werd met een „quaecbort". Te Leiden stond de „quaecke" op het raadhuis en de dienaren van den schout trokken er de voordeelen van. Dit dobbelen schijnt echter in 1457 afgeschaft te zijn, want in het Resolutieboek van dat jaar komt het vol gende voor: „Om te scuwen voorkomen) die quaet- heden, boeverie en gevechte ende die zwe ringen vloekerijen) die geschien op die Quake, staende in der Stedehuys, soe is daerop by den Gerechte en Vroescip over dragen overeengekomen") dat die of wesen sal dat die zal ophouden te bestaan) en men 9al die scouteknechten gerechts dienaren) geven voor 't genot ende profyt dat zij daer of hebben dat zij daarvan ge noten), van stadswege twee pont groot, ma kende 16 pond payement, aengesien hoir loon clein is dat zjj hebben en dat zij dicwilen by dage en by nachte inder stede «dienst sijn om quaetdoender9 te vangen ende de goeden te beschermen". In de keurboeken van Leiden van vóór 14-57 komen verscheidene bepalingen voor tegen het dobbelen. In het Verbaal van het Beleg en de Verovering van Leyden door hertog Jan van Beyeren in 1420 komt een Leidsche keur voor tegen het dobbelen, quaerten, quaken, zeylen eveneens de naam van een dobbelspel), het spel dat men met tairningen teerlingen, dobbelsteenen) of mit quaertspelen speelt, pysen, keylen, effen ende oneffen, cruis ende mupt enz. alle namen van dobbelspelen uit dien tijd) Hierop werd echter een uitzondering gemaakt „wanneer onse Heer van Hollant, onse Vrouwe van HoLlant, of enich van sinen kinderen binnen Leyden sijn, dat dan een yghelic doblen moch, terwillen dat si hier binnen syn, 9onder verbeurnisse". Er werd tevens bepaald, dat „alle scyfspel, dat men mit scyven speelt, als worptafelen, langhen in twien borden, pissten, foelgen, eerst an cloten ende wieken, mach een yghelic spelen hoe hi wil sonder verbeur nisse." Van vele van deze volksspelen zijn alleen de namen behouden gebleven; wat men pre cies onder elk van die spelen verstond, weet men niet meer. Boerenstraf. In 1486 was bij „openen brieven van mandementen' bevelschrift) afgekon digd. dat geen truwanters bedelaars, landloopers, vagebonden), spechaelers idem) en andere boeven tusschen de 16 en 50 jaar zich in het land mochten ophou den en wanneer men ze nochthans aantrof en de boeven „niet besieckt en geoont van leden" waren, dan moest men hen „aentas- ten en vangen". Hun straf was dan, dat zij met een oor aan een paal werden gespijkerd en voor twee jaren uit Holland, Zeeland en Friesland verbannen werden „op die ver beurnisse van hare rechterhant." In April 1487 was „contrarie des verbods" toch een landlooper CLais Jacobsz was zijn naam Leiden binnengekomen. Hij was „een starek en gesont persoon van leden" en werd derhalve gevangen. Zijn vonnis luidde, overeenkomstig het bevel schrift: „soe sal men den voire. Clais Jacobsz ter slont spikeren mit sijn oor aen eenre pale, en als hy hemselven dairof ghelost verlost) en gevrijet (vrijgemaakt) heeft, soe sal Clais Jacobsz. voire, binnen eenre ure daernae op die verbeurnisse van zijn rechterhant gaen wter stede van Leyden en morgen wt Rynland, wten Hage en wt Hage- ambacht, en overmorgen wt den lande vanr Hollant, Zeelant en van Vrieslant ende daerwt blijve twie jaer lanck." Stadsgekken. In navolging der vorsten en andere steden besloot het stadsbestuur van Leiden 10 April 1465, er drie gekken op na te houden; want: „Is geconsenteert dat men voortaen aen twee of drie arme en malle dwae9tgens elc een tabbert geven sal van anderwol lel aken mitte stede cledinge en 't caproen kap, hoofddeksel van mannen en vrouwen) anden tabbert maken sal en dit sullen wesen poorteren en inwoners van Leyden, die 't hebben sullen". Aldus de VToedschapsresolutie 10 April 1465.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9