De a.s. Lustrumviering van het L.S.G.
71ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 April 1930
Derde Blad No. 21501
DE AVONTUREN VAN ADAMSON.
ANECDOTA LEIDENSIA.
Nadere bijzonderheden omtrent de feestviering in de stad
en het waterfeestspel.
Waar de plannen voor de aanstaande
Lustrumviering van het Leidsche Studenten
corps sinds korten tijd eenigszins vasteren
vorm hebben aangenomen en uit het voor-
loopig programma een ernstig streven
spreekt van de Lustrumcommissie om de
burgerij in meerdere mate dan de laatste
jaren in de ieestviering te doen deelen, zoo
komt het ons gewenscht voor ook de buiten
wereld in kennis te stellen van hetgeen
sinds maanden de corps-samenleving in hef
tige beroering brengt.
De Lustrumweek loopt van 23 tot en met
28 Juni en wordt voorafgegaan door natio
nale roeiwedstrijden van „Njord" op Vrijdag
20 en Zaterdag 21 Juni. Deze wedstrijden
zullen worden gehouden op het Oegstgeester
Kanaal.
Wat er in de stad te doen is.
Maandag 23 Juni heeft de intocht der
reünisten plaats en zijn de feestelijkheden
van internen aard in de Stadsgehoorzaal,
welke als feestgebouw is ingericht.
Dinsdagmiddag te 2 uur wordt op het
Schutersveld een groot Lunapark geopend,
dat dagelijks van 2 uur tot middernacht
legen een prijs van slechts 10 cents toegan
kelijk zal wezen. Alleen Donderdagavond
na 7 uur wordt hierop een uitzondering ge
maakt met een toegangsprijs van 25 cents.
Tegelijkertijd met de opening van het
Lunapark vertrekken de deelnemers aan het
watcrfeeslspel „De Vliegende Hollander"
vanaf de Beestenmarkt naar Warmond,
waar de eerste spelopvoenng wordt gegeven.
Daarover straks meer.
Des avonds te ongeveer halftien trekken
de versierde en verlichte schepen van de
hoofdpersonen uit het spel, omgeven door
tal van kleinere scheepjes de stad binnen
door de Oude Vest. De Vickingers, enz., ont
schepen op de Beestenmarkt. Hier wordt een
optocht gelormeerd met ruiterij, muziek
corpsen, enz., welke de stad doortrekt om op
Den Burcht" te worden ontbonden.
Woensdagmiddag te 1 uur zal deze op
tocht zich in gewijzigden vorm herhalen; de
stoet zal dan grooter zijn en de reeds eerder
door ons vermelde route volgen.
We herinneren er slechts aan, dat nabij
het Waaghoofd een spiegelgevecht of anders
zins zal worden geleverd en dat de stoet na
haar tocht door de stad aan de Beestenmarkt
zal worden ontbonden.
's Avonds geeft „Sempre Crescendo m
hel feestgebouw een concert gevolgd door
een corpsbal.
De Donderdag wordt gevuld met een mu
ziekfestival, dat ook den volgenden dag nog
zal worden voortgezet. Vermoedelijk zullen
dien dag ook sportfeesten voor kinderen wor
den georganiseerd, doch de mogelijkheid is
met uitgesloten dat deze tot s Zaterdags wor
den uitgesteld, 's Middags heeft te Warmond
de tweede spelopvoering plaats, terwijl de
dag wordt besloten met een tooneelavond in
den Schouwburg door 't L^idsch Studenten
toneel. Opgevoerd zal worden „Rembrandt-
sun" van Tor Hedbearg, waarvan de ver-
taling voor het tooneel is 'bewerkt door
mr. M. Nijhoff.
Vrijdag 27 Juni worden er door net 6de
iR. V. A. en het 4de R. I. aan de Maaldrilt
den geheelen dag ruiter- en sportfeesten
gehouden, welike voor iedereen virij toe
gankelijk zullen zijn. Versohillende hoofd
personen uit 'het openluchtspel zullen deze
feesten in oostuum bijwonen.
Het ligt trouwens in de bedoeling, dat
de spelers de geheele week im costuum
blijven loopen.
Zaterdag wordt de derde en laatste
spelopvoering gegeven. Voor de voorstel
ling van Donderdag zullen gereduceerde
prijzen gelden, waarbij gelegenheid wordt
gegeven tot gratis vervoer van en naar
de Kaag. Het lijdt geen twijfel of velen
zullen hiervan een dankbaar gebruik ma
ken. De sluiting van het Lunapark gaat ge
paard met een luisterrijk vuurwerk.
Voorts heeft de Lustrumcommissie nog
tal van kleinere attracties in voorberei
ding, zooals dagelijks concerten op verschil
lende plaatsen in de stad, de opstijging
van een ballon, waarschijnlijk vanaf het
terrein van het Lunapark e.d., welke haar
we hopen en vertrouwen de burgerij in de
gewenschte feeststemming zullen brengen.
Dat deze nog aanmerkelijk zal worden
verhoogd door versiering van de binnen
stad, uitsteken van vlaggen, enz., spreekt'
vanzelf en een beroep op de burgerij om
ten deze haar krachtige medewerking te
verleenen, zal stellig nie<t tevergeefs wor
den gedaan.
Leiden's burgerij toone aldus het irtrevcn
van de Lustrum commissie op prijs te
stellen l
Het zwaartepunt van de geheele lustrum
viering is uit den aard der zaak gelegen
in de opvoering van het waterfeestspel
,,De vliegende Hollander", van mr. M.
Nijhot.
Het feestspel op de Kaag.
Gelijk bekend is de regie opgedragen
aan den heer Jahan de Meester, terwijl de
muziek we<rd gecomponeerd door den heer
iMatthys Vermeulen. De heer Wijdeveld,
de inrichter va/n het Hollandsche paviljoen
tijdens de „Exposition des arts décorar
•tifs" te Parijs en architect van het gebouw
der Wereldtentoonstelling te Antwerpen,
is belast met het ontwerp en de vervaar
diging der décors. De plaats van hande
ling is de Spriet, waar het tooneel deels
op den oever, deels in het water zal wor
den opgetrokken. Aan de overzijde, op den
kleitien Hemmeerpolder, zal een groote
tribune verrijzen, plaats biedende aan
2000 toeschouwers, welke links een wijd
vergezicht hebben over de plassen van
het Norremeer. Recht vóór hen bevindt
zich het dorp met als middelpunt de
brink, waar de meeste handeling geschiedt
en dat schier nietig lijkt tegen de hooge,
■bijna alle uitzicht benemende muren van
het daarachter en ter rechtezijde gelegen
kasteel. Met den bouw zal koTt na Paschen
worden begonnen.
Aan de opvoering nemen 280 personen
deel. De tekst is verhalend en wordt niet
door de spelers gesproken, doch door eeni-
ge vooraanstaande Nederlandsche tooneel
spelers achter het décor.
Het geluid zail Langs electrischen weg
worden versterkt, zoodat het aan de over
zijde duidelijk waarneembaar is. De repe
tities zullen 29 dezer een aanvang nemen.
Het spel speelt op den eerBten Paasch-
morgen van het jaar 754. Wanneer de toe
schouwer op de tribune komt, is het vroeg
i nden ochtend. Het dorp voor hem ligt
nog in rust. Wanneer de zon opkomt over
het water, weerklinken hoornsignalen van
af den toren Het kasteel antwoordt in de
muziek. Dadelijk na de eerste klanken,
treedt de Hollander uit zijn woning en
schrijdt voort tot onder den toren.
Dan vangt de tekst aan tegen een ach
tergrond van zachte muziek. Het dorp be
gint te ontwaken: matrozen vatten den
arbeid op de schepen op, touwslagers gaa»
naar de lijnbaan; de bouw aan de kerk
wordt voortgezet.
Onderwijl verhaalt de Hollander aan den
Torenwachter, dat hij een wonderlijke
droom heeft gehadeen man, gekleed als
hijzelf, voorspelde hem, dat het de laatste
reis zou zijn, welke hij ging maken en met
een leeg schip. De Torenwachter ant
woordt hem, dat zijn droom duidt op een
afscheid en dat hij, schoon varend met eea
leeg schip, het water nooit met de wolken
zal kunnen verwisselen. De Hollander ver
haalt daarop van zijn komst. naaT Fries
land, gezonden door Radbod en hoe hij
voor hem een vloot moest bouwen, want
Frieslands vloot was door Karei Martel
in het Boorne vernietigd. Tweemaal oogst
had Radbod beloofdeens van het land
en eens vara de zee. Tot nu echter bleef de
zee braak en niemand luistert naar haar
stem. En, mplaats van gelijk de Noien in
haar te zaaien, varen wij nog bang en als
beurtschippers vlak langs de oude kusten,
gelijk wij dat van de Romeinen reeds leer
den. Het maakt mij soms bitter slechts
voor handelsvoordeel te varen. Als een be
vrijding klonk het mij, dat het schip geen
lading voeren zou Goed, het zij de laatste
reis, maar dan de zee, mijn zee. Uw
droomuitleg, o. torenwachter, heeft mij
niet verschrikt." „Ook ik", zoo zegt dé
Torenwachter dan, „zal hot niet lang
meer maken hier."
Dan nadert uit het kasteel Tijs, de zoon
van Edwarda, die van zijn moeder zoo juist
toestemming heeft gekregen met den Hol
lander uit te varen.
Na het opkomen van Tijs sluit het voor
spel met het koor der matrozen.
De themata van het symphonische voor-
spel: Tijs, Hollander e.n Torenwachter zijn
in de slotverzen tot kristalliseering ge
bracht. Het voorspel is ten einde... En bij
Edwarda's komst uit het kasteel, waar zij
begint te spreken, eindigt de muziek om
eerst beduidend later weer aan te vangen.
f Edwarda dan geeft aan den Hollander
opdracht de vloot, beladen met al haai'
kostbaarheden te doen uitzeilen. Met dit
geld wil zij net land bevrijden van de in
vallende zeeën door een dijk aan te leg
gen „van Vlieland, Texel, Alkmaar naar
Witlo" (waar nu ongeveer Schouwen-Dui-
veland ligt).
Terwijl Edwarda haar bevelen uitdeelt,
vraagt een bedelaar aan den voet van den
■toren om brood. Edwarda hoort hem aan
vankelijk niet, en als de bedelaar blijft
aanhouden, geeft zij haar soldaten bevel
den man op te pakken. Deze doet haar een
drietal sombere voorspellingen, o.a. dat zij
even arm zal worden als de bedelaar en
dat haar stad zal verzinken in zee.
Wanneer Edwarda verneemt, dat de Hol
lander haar zoon opdracht geeft brood te
halen voor den bedelaar, ontsteeekt zij
daarover zoozeer in toorn, dat zij hem uit
het bevelhebberschap over de vloot ontzet.
De Hollander smeekt haar hem terwille
van de voorteekenen vergiffenis te willen
schenken, doch Edwarda gooit, als een uit
daging der goden, haar groote groene zegel
ring in zee.
De Torenwachter kondigt de komst van
Bonifacius aan.
Edwarda laat haar öoldaten het schip van
den Hollander plundered en verbant het ver
volgend uit „het gemeenzaam stadsbezit".
De vloot vertrekt onder leiding van Loth ar,
een onbeduidenden gunsteling van Edwarda.
Een koor van toesnellende buTgers zingt de
uitvarende schippers een afscheidslied toe
Edwarda verdwijnt met haar gevolg in het
kasteel; Tijs loopt haar tot de poort achterna
en keert dan terug naar den Hollander.
De dorpelingen zoeken hun koningen
op.Bonfacius nadert in de verte.
■Hiermede eindigt de eerste handeling.
De tweede handeling begint met de aan
komst van Bonifacius, die wordt verwel
komd door Eoban, den bouwer van de kerk.
Bonifacius verhaalt hoe hij in het jaar
724 door den Frieschen heidenkoning Rad
bod is verjaagd en nu op den terugweg is
van Rome naar het land der Angelsaksen.
Door tegenwind wordt zijn schip naar de
Friesche kust gedreven, waarin B. een vin
gerwijzing van de Voorzienigheid ziet, dat
hij zijn taak hier te lande weer moet opvat
ten. De Torenwachter wijst Bonifacius op de
hem omringende gevaren, doch deze weigert
te vluchten en laat de processie voor de
plechtige inwijding der kerk in gereedheid
brengen. Er volgt dan een authentiek, lithur-
gisch tusschenspel, dateerend uit het begin
der negende eeuw.
Na afloop stelt Bonifacius zich aan het
ADAMSON GERED DOOR ZIJN BRETELS!
hoofd der processie en vraagt den Hollander
zich bij hem aan te sluiten. Deze weigert en
slaat eveneens Bonifacius' aanbod af om
zijn schip door hem te laten zegenen.
Wanneer Bonifacius bij de kerk aankomt,
vindt hij deze. bezet door de soldaten van
Edwarda, die hem den toegang beletten.
Bonifacius begeeft zich vervolgens naar een
waterput en vindt in een tobbe een visch,
welke bij onderzoek blijkt Edwarda's groene
zegelring in zijn ingewanden te bevatten.
De Torenwachter komt Edwarda mede-
deelen, dat haar vloot onder bevel van
Lothar totaal verslagen is. waarop Edwarda
Bonifacius van tooverij beschuldigt en deze
met een groot aantal van zijn getrouwen
wegtrekt.
Het volgend tooneel toont een heidensch
Paaschfeest; dit wordt onderbroken door de
vloot der Wickingers die het dorp plunderen.
Terwijl de plunderaars weer wegvaren, zinkt
het geheele dorp langzaam in de diepte.
Edwarda, alleen achtergebleven in haar
kasteel, beroofd van al haar bezittingen,
ontmoet dan nog eenmaal den bedelaar.
Het lot is in vervulling gegaan, de voor
spellingen zijn lot werkelijkheid geworden.
Dan vaart tie Hollander, nu Vliegende
Hollander voorbij.
Dit is zeer in het kort de gang van het
spel. Een typisch Hollandsch spel, met zijn
vele af- en aanvarende booten, het bedrij
vige visschersdorp schilderachtig en vol
beweging; daarnaast door zijn tekst en om
geving ook weer zeer grootsch.
Een spel wat wij zouden kunnen formulee
ren als „het epos van Holland".
Er is in dit spel veel nieuws, waarvan het
belangrijkste wel is de merkwaardige op
bouw in twee groepen: de zwijgende rela
tief actielooze, die de tekst, het hoogeTe door
zicht vertegenwoordigt en de bewegings
volle, luidruchtige (de koren worden door
hen gezongen) der willoos ondeTgaanden, de
dorpelingen. De Wickingen vallen hier
eenigszins tusschen in. Dit van vroegere
openluchtspelen zoo geheel afwijkende is
het gevolg van het voor het eerst opnemen
en volledig aanvaarden van het gesproken
woord bij een massaspel, waarmede aan
natuurlijkheid en intensiteit veel wordt ge
wonnen.
Dat deze winst inderdaad zeer belangrijk
is, daarvan zal de komende uitvoering het
bewijs leveren.
POSTKANTOOR LEIDEN.
Lijst van onbestelbare brieven en brief
kaarten, van welke de afzenders
onbekend zijn.
Terugontvangen in de 2e helft van Maart '30
BRIEVEN BINNENLAND.
Mej. Lea Burian, Haag. Marie Dozy,
Eindhoven. J. J. Groen en Zoon, Leiden.
Joh. v. d. Hart, Tilburg. Ghr. v. d Hart,
Borculo (2 stuks). P. Heemskerk, Hazers*
woude Rijndijk. De Kanter, Haag.
Laboratorium „Silvikrin", Rotterdam. T«
v. d. Meer, Rotterdam. Gebr. Meyer, al*
hier. Mevr. Mijnldef v. d. Schalk,
Mevr. Mooi, Voorschoten. F. J. Nijkamp
„Olanda", Amsterdam. A. J. Proot,
Amsterdam. Prov. Griffie, Haarlem.
Rijff, Haag. G. Sloots, alhier. - Mevr. Tres
ten, Wassenaar. H. Vaptist, Haag. N.V,
Voorschoten, Dordrecht. v. d. Wijcik, Bilt*
hoven. Zandstra,
BRIEFKAARTEN BINNENLAND.
P. Bergsma, Kampen. G. Dannijs
G. H. Faken, Haarlem. F. Flipse, N.
Harms, Rotterdam. Mej. de Jager, Katwijk
a. Zee. Heer en Mej. Laven, Leiden.
Mevr. Looher-Hibma, Leiden. W. Schmidt
Rotterdam. Mej. M. Stade, Leiden.
BRIEVEN BUITENLAND.
B. A. Bruin, Mannheim. Enricus Mi-
chiele, Rakospalota. A. van Lunsen,
Hamburg. H. A. 666, Berlin. Tjan Giok
Djan, Java. Th. v. d. Wieer, Lissabon.
BRIEFKAARTEN BUITENLAND.
Dolly Martin, WuppertalBarnsen. M.
Meuzel, Ndmberg. C. Westenberg, Genuau
2 Briefkaarten zonder adres.
Hieronder behooren ook poststukken,
welke niet of onvoldoende zijn gefrankeerd.
RECLAME.
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60*
Laxeer-Tabletten 60 ot
Zenuw-Tabletten 75et
Staal-Tabletten 90 et
Maag-Tabletten 75 et
By Apothekers en Drogisten
8735
Leidsche vonnissen.
I Op het 's Gravenstein bezat de cipier van
I het Huis van Arrest in 1830 een paar folio
I boekdeelen, waarin hij en zijn voorgangers
I de vonnissen der gedetineerden hadden aan-
I geteekend: aan de linkerzijde de namen der
I binnengebrachte misdadigers, op de rech
terbladzijde hun vonnis of ontslag. De mis-
I daad zelf werd echter niet vermeld. De eer-
I ste bundel liep van 16821798; de tweede
I van 1798—1830.
Een paar merkwaardigheden uit die boe-
I ken volgen hier:
Op 30 Dec. 168-4 werd eene vrouw ver-
I oordeeld tot geeseling en uitbanning voor
25 jaren uit Holland en West-Friesland; zij
werd echter van de geeseling verschoond
om hare zwangerschap. Toen in 1685 een
vijftal „heidinnen" (zigeuner-vrouwen) tot
geeseling en brandmerk werd veroordeeld,
werden ook deze om dezelfde reden van het
ondergaan dier straffen ontheven.
Op 9 April 1686 werd een vrouw gevon-
nisd om acht dagen op water en brood te
zitten en te Rijnsaterwoude in de kerk den
dominé en de ouderlingen te bidden om
vergiffenis.
Op 30 Juli 1697 werd een Bosschenaar
veroordeeld om op het schavot zwart te
worden geradbraakt, nadat hij eerst half
gewurgd was, van onder op, en buiten op
een rad gezet. Volgens een speciale kant-
teekening waren hier twee knuppels aan te
pas gekomen.
Op 21 Nov. 1715 werd een manspersoon
levend (in 't origineel staat „levendig") ge
radbraakt, eerst de rechterhand afgekapt en
toen in zijn aangezicht geworpen met het
zelfde mes, daar hij den moord mee ge
daan had; toen het hoofd afgekapt en het
builen op het rad gezet.
In Nov. 1719 had plaats een „geeseling
en brandmerk met een pot boven zijn hoofd
dewijl hij in zijn gevangeniskamer had
brand gesticht."
In October 1721 deed zich een geval van
recidive („voor de vierde reis") voor en de
recidivist onderging het volgende vonnis
„Eerst onder de galg, met een strop om den
hals te pronk gestaan, en, nadat een of twee
anderen gegeeseld waren, is hij gegeeseld
en gebrandmerkt en toen weder onder de
galg gezet, en een wijl tijds daarna weder
om aan den paal strengelijk met roeden ge
geeseld, het gloeiend zwaard kruiselijks ovei
den rug en een snede in de koon, en daar
op ontslagen."
In 1725 is „een, die zich in zijne kamer
(te weten: gevangeniskamer) verhangen
had, drie dagen daarna met een horde naar
de galg gesleept
In Mei 1728 wérd een vrouw gebonden
op een kruis, met een touwtje ten deele ge
worgd, kruiswijs met acht slagen met een
ijzeren koevoet geradbraakt en het hoofd
afgehouwen en op een pen gesteld, en, na
een uur vertoevens, er afgenomen, werd het
lijk gekist en 's nachts stil begraven. In
1737 had een ongeveer zelfde straf plaats;
na de radbraking echter werd het lichaam
nog „geblakerd".
Merkwaardig is het vonnis, waarbij
iemand veroordeeld werd, na het uitzitten
van zijn straf, „naar Nederlandsch-Indië te
varen."' Een paar malen werden krankzin
nigen in arrest gehouden; zij werden dan
vervolgens naar St. Joris te Delft (de naam
van het „dolhuis" aldaar), als zijnde voor
innocent verklaard (of wel: „door dat hij
geen verstand had"), „hebbende hij vier
maanden te voren daarom in de gevange
nis reeds twee wakers gekregen". Van 2-4
Nov. 17-45 tot April 1748 zat een vrouw in
het Gravenstein, die daarna zonder straf te
ondergaan, ontslagen is. Het scheen dus
dit zij onschuldig was, maar zij had on
derwijl 865 dagen gezeten. Misschien dat
dat zitten voor straf gerekend is geworden.
Het Leidsche kwaakbord.
In de middeleeuwen was dobbelen een
vooraanstaand volksvermaak. Men had ver
schillende soorten van dobbelspelen, zooal3
men heden ten dage nog verschillende soor
ten van kaartspelen heeft, waarmede de
goe-gemeente zich amuseert Een bizonder
soort dobbelspel was het „Quaecspel" of
„Quaecbortspel" een soort van triktakspel,
dat gespeeld werd met een „quaecbort". Te
Leiden stond de „quaecke" op het raadhuis
en de dienaren van den schout trokken er de
voordeelen van. Dit dobbelen schijnt echter
in 1457 afgeschaft te zijn, want in het
Resolutieboek van dat jaar komt het vol
gende voor:
„Om te scuwen voorkomen) die quaet-
heden, boeverie en gevechte ende die zwe
ringen vloekerijen) die geschien op die
Quake, staende in der Stedehuys, soe is
daerop by den Gerechte en Vroescip over
dragen overeengekomen") dat die of wesen
sal dat die zal ophouden te bestaan) en
men 9al die scouteknechten gerechts
dienaren) geven voor 't genot ende profyt
dat zij daer of hebben dat zij daarvan ge
noten), van stadswege twee pont groot, ma
kende 16 pond payement, aengesien hoir
loon clein is dat zjj hebben en dat zij
dicwilen by dage en by nachte inder stede
«dienst sijn om quaetdoender9 te vangen
ende de goeden te beschermen".
In de keurboeken van Leiden van vóór
14-57 komen verscheidene bepalingen voor
tegen het dobbelen. In het Verbaal van het
Beleg en de Verovering van Leyden door
hertog Jan van Beyeren in 1420 komt een
Leidsche keur voor tegen het dobbelen,
quaerten, quaken, zeylen eveneens de
naam van een dobbelspel), het spel dat men
met tairningen teerlingen, dobbelsteenen)
of mit quaertspelen speelt, pysen, keylen,
effen ende oneffen, cruis ende mupt enz.
alle namen van dobbelspelen uit dien
tijd) Hierop werd echter een uitzondering
gemaakt „wanneer onse Heer van Hollant,
onse Vrouwe van HoLlant, of enich van
sinen kinderen binnen Leyden sijn, dat dan
een yghelic doblen moch, terwillen dat si
hier binnen syn, 9onder verbeurnisse".
Er werd tevens bepaald, dat „alle scyfspel,
dat men mit scyven speelt, als worptafelen,
langhen in twien borden, pissten, foelgen,
eerst an cloten ende wieken, mach een
yghelic spelen hoe hi wil sonder verbeur
nisse."
Van vele van deze volksspelen zijn alleen
de namen behouden gebleven; wat men pre
cies onder elk van die spelen verstond, weet
men niet meer.
Boerenstraf.
In 1486 was bij „openen brieven van
mandementen' bevelschrift) afgekon
digd. dat geen truwanters bedelaars,
landloopers, vagebonden), spechaelers
idem) en andere boeven tusschen de 16
en 50 jaar zich in het land mochten ophou
den en wanneer men ze nochthans aantrof
en de boeven „niet besieckt en geoont van
leden" waren, dan moest men hen „aentas-
ten en vangen". Hun straf was dan, dat zij
met een oor aan een paal werden gespijkerd
en voor twee jaren uit Holland, Zeeland en
Friesland verbannen werden „op die ver
beurnisse van hare rechterhant."
In April 1487 was „contrarie des verbods"
toch een landlooper CLais Jacobsz was
zijn naam Leiden binnengekomen. Hij
was „een starek en gesont persoon van
leden" en werd derhalve gevangen. Zijn
vonnis luidde, overeenkomstig het bevel
schrift: „soe sal men den voire. Clais Jacobsz
ter slont spikeren mit sijn oor aen eenre
pale, en als hy hemselven dairof ghelost
verlost) en gevrijet (vrijgemaakt) heeft,
soe sal Clais Jacobsz. voire, binnen eenre
ure daernae op die verbeurnisse van zijn
rechterhant gaen wter stede van Leyden en
morgen wt Rynland, wten Hage en wt Hage-
ambacht, en overmorgen wt den lande vanr
Hollant, Zeelant en van Vrieslant ende
daerwt blijve twie jaer lanck."
Stadsgekken.
In navolging der vorsten en andere steden
besloot het stadsbestuur van Leiden 10 April
1465, er drie gekken op na te houden; want:
„Is geconsenteert dat men voortaen aen
twee of drie arme en malle dwae9tgens elc
een tabbert geven sal van anderwol lel aken
mitte stede cledinge en 't caproen kap,
hoofddeksel van mannen en vrouwen) anden
tabbert maken sal en dit sullen wesen
poorteren en inwoners van Leyden, die
't hebben sullen".
Aldus de VToedschapsresolutie 10 April
1465.