HEEREN BAJU
DE VERDWENEN DEORA
1\** Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 19 April 1930
Vierde Blad
No. 21501
OPOFFERING.
FEUILLETON.
Ze zaten in hun ouderwetsche, doch ge
makkelijke leunstoelen tegenover elkaar, in
de eenvoudige, gezellige huiskamer van 't
oude huis, waar zij bijna vijftig jaar alle
tier en leed hadden gedeeld en waar hun
kaderen waren geboren Beiden, de man en
de vtouw. hadden zilver-witte haren, en hun
vriendelijke rimpelige gezichten getuigden
van opoffering en liefde Nu, ze hadden zich
toen ze beiden nog jong en flink waren,
dan ook menige opoffering getroost om
bon zeven kinderen, waarvan er drie jong
fjstorven, en twee dochters getrouwd en
ver weg waren, tof goede, godvruchtige
menschen op te voeden. En dit waren de
vier kinderen werkelijk geworden, ook de
twee zoons, die, nog ongetrouwd in het
ouderlijke huis woonden. En over deze
jjons, vooral over Arnold, den jongsten. het
nakomertje, maar die nu toch reeds ruim
36 jaar tetde, hadden de oudjes 't op dezen
tl'oensdag vóór Paschen.
Neen, ik vind dat hij er de laatste
week niet goed uitziet, zei de oude vrouw.
- En hij eet bijna niets, en hij doet wet
alsof hij heel vroolijk is, maar 't gaat niet
rao harte. Neen, man, er is iets niet in
ode met den jongen.
Kom, oudje, niets dan verbeelding,
lachte de oude heer. Jelui moeders zijn
altijd nog zoo bezorgd voor die groote jon-
gens, alsof 't nog papkindjes zijn. Neen,
vreet je wat 't is .vervolgde hij. een nieuwe
pijp stoppend, de jongen heeft natuurlijk
bel hoofd vol plannen voor onze gouden
bruiloft en natuurlijk ook voor Louis aan
slaand huwelijk Jij en ik vijftig jaar ge
trouwd, oudje: denk toch eens aan: vijftig
jaar Ie zamen. Wie had ooit kunnen dpn-
ken dat we dezen flag nog te samen zouden
mogen vieren I
Ja, Onze Lieve Heer heeft het altijd
vèl met ons gemaakt, sprak de vtouw.
Maar toch denk ik er nu dagelijks aan, dat
re reeds over een goede veertien dagen
onzen oudste moeten missen.
Je spreekt er over alsof de jongen dooc
of zijn ongeluk tegemoet gaat. lachte de
oude heer Denk toch eens aan het ge
luk dal den jongen te beurt valt. Op zijn
leeftijd chef van zoo'n reuzenzaak en dan
in Brussel! En dan die prachtige huwelijks
mis, die hij met zijn vrouwtje zal maken 1
Naar Zwitserland en Italië I Hebben wij zoo
kunnen doen, toen wij pas getrouwd
varen? Neen, de jongen is een boffer, dat
is hij. En zit nu maar niet langer te piekeren
over dat wat bleeke gezicht van Arnold en
donk liever aan de heerlijke dagen, die we
tegemoet gaan. Eerst Paschen, daarna Louis'
huwelijk en ons gouden feest! Nu. wat jij?
Terwijl de ouders zoo aan 't spreken wa
ren, had er ook op dit zelfde oogenblik een
fesprek plaats op het bankierskantoor van
Velzen en Co, waar Arnold Borghof, de
jongste zoon der oude lieden, als kassier
Werkzaam was 't Was mijnheer van Velzen
:ell, die met zijn compagnon over den kas
sier sprak.
We spelen beslist een zeer gewaagd
spel met hem te houden, /ei hij Hij
schijnt de laatste maanden sterk te specu-
leeren, en vandaag of morgen loopt 't mis,
en... AI9 hij nu als gewoon employé hier
werkte, nu dan kon 't er nog door. maar de
rerleiding is zoo groot voor een kassier.
Ja. zeker, dat slem ik volkomen toe. be
gon de compagnon, maar toch geloof ik
niet dat Borghof. ook al verliest hii bii het
Wculeeren, zich aan het geld van anderen
vergrijpen, daarvoor kennen we hem toch
reeds lang genoeg En wii welen dat hij
een verbazend groot pliehlseevoel bezit en
a'lüd stipt accuraat is in alles En dan nog
wat. van Velzen. speculeert niet tegenwoor
dig iedereen in de marken?
RECLAME
fiiiiuuuyutu 111 uit
VANAF f.6— PEB MAAND.
Brieven Bur van dit Blad onder No 9334
Juist wilde mijnheer van Weizen zijn
compagnon weer antwoorden, toen er be
scheiden op de deur van het kantoor werd
getikt en op het binnen" van den ban
kier stond Loui9 Borghof, Arnold's oudere
broeder, op den drempel
O, pardon heeren, begon hij, eenigs-
zins verlegen, ik wist niet, dat e.
maar ik dacht mijn broer nog hier te vinden
Neen, natuurlijk kunt u niet weten,
dat dit kamertje op dit oogenblik mijn privé-
kanloor is, lachte de bankier Mijn bureau
wordt geverfd en daarom sloegen we onze
tenten hier op Uw broer zit nu zoolang in
het andere lokaal. Maar, begon hij op meer
ernstigen toon, nu u toch eenmaal hier
bent en niemand ons op dit oogenblik zal
kunnen storen, wilde ik u graag eens ge
vraag doen, Is het u en uw ouders ook be
kend. dat uw broer de taaiste maanden
speculeert?
Verbaasd keek Loui9 Borghof den bankier
aan Wat, Arnold speculeert! riep hij
verschrikt. Maar daar weten wij niets
van I Kunt u mij ook misschien zeggen,
waarin hij speculeert?
Men zegt zoowat in alles; nu eens in
de suiker, dan in de tabak, en vooral in
marken, antwoordde de bankier En u be
grijpt, dat dit zeer gevaarlijk is voor iemand
zoonis hij, die daarvan geen zier verstand
heeft.
Maar daar moet hij oogenhlikkelijk
mee ophouden, voordat hel te laat is, sprak
de oudere broer op afkeurenden toon Hoe
komt hij daar toch toe? Maar ik zal hem
er een flink over onderhouden. Nog vandaag
zal ik. zonder dat mijn ouders het merken,
met hem spreken. Want ik zou niet willen,
dat vader zoo iets hooide. Arnold is de
jongste van ons allen, en zij stellen zoo'n
oneindig groot vertrouwen in hem. Dat moet
zoo blijven, weet u Vooral omdat ik de
oudjes kort na Paschen ga verlaten.
O ja, dat hoorde ik. sprak mijnheer
van Velzen. U wordt chef en zal da
spoedig naar Brussel moeten vertrekken
Ja, maar eerst stap ik hier in het
huwelijksbootje en daarna maken mijn
vrouwtje en ik een huwelijksreisje naar
Zwitserland en Italië, antwoordde Louis En
toen lachend: Ik heb gelukkig nooit ge
speculeerd, van daar dat ik me nu de
weelde van zulk een prachtreis kan ver
oorloven 'k Kwam eigenlijk juist hier om
Arnold, die ik nog dacht hier te vinden, te
vragen wat contanten hier in de safe te
bergen, maar dat kan nu morgen ook nog
wel.
Toen groette Louis Borghof de beide
heeren, bedankte nog eens voor de waar
schuwing en beloofde weer dat hij zijn best
zou doen om Arnold op den goeden weg
terug te brengen, Dan zal dat een dubbe!
prettige Paschen voor hem zijn, zei hij.
Het ware te wenschen, dat Arnold zoo
flink en verstandig was als zijn broeder,
begon weer de bankier, toen Louis was
heengegaan Om hem en zijn brave ouders
zou ik het bepaald jammer vinden, als w»
den jongsten Borghof moesten ontslaan.
Want dat gebeurt de eerste de beste keer
als er iets aan de kas ontbreekt.
Kom, kom zoo erg zal het wel niet
loopen, antwoordde zijn compagnon.
Laten we nu eerst kalm afwachten, welke
goeden invloed de oudere broeder op den
jongsten heeft. En't is bijna Paschen,
dan kijkt ieder hoe 't er in zijn binnenste
uitziet en dan komen zooveel zaken, die
verkeerd zouden loopen, weer in het rechte
spoor
Nu, we zullen er 't beste van hopen,
sprak de bankier.
Terwijl nu de heer van Velzen en zijn
compagnon over de Borghofs spraken was
Louis in gepeins verzonken naar huis ge
gaan
Arnold is zeker boven op zijn kamer?
vroeg hij zijn moeder loen hij haar en zijn
vader had begroet.
Neen. hij is nog niet thuis, antwoordde
de oude heer Zeker veel te doen op 't
kantoor, tegen Paschen.
Ja, dat is wel mogelijk, vader, zei
Louis 'afgetrokken.
Even later hoorde hij de sleutel in het
slof van de voordeur omdraaien en daarna
stapte Arnold Borghof, een flinke, krachtige
jonge man, maar nu met een doodsbleek
gezicht het vertrek binnen.
Louis en zijn moeder keken hem aan. De
moeder angstig, dat haar lieveling nu wer
kelijk heel ziek was, snelde op hem toe en
vroeg: Wat heb je toch, mijn jongen? Je
ziet zoo bleekl
"k Voel me werkelijk niet a! te best,
moeder, antwoordde Arnold met een ver-
geefsche poging om dit zoo onverschillig
mogelijk te zeggen
Maar Louis, die niets had gezegd, maar
zijn broer in al zijn bewegingen gadesloeg,
bemerkte hoe zijn stem beefde en hoe hij
zijn anders zoo vroolijke open oogen voor
moeder's angstigcn blik hield neergeslagen
Kom ga een oogenblik liggen, begon
nu de vader. Je bent misschien wat moe
en overwerkt Zeker druk geweest de laatste
dagen, hè jongen?
Ja, vader.
Dit klonk als een bange zucht, zoodat nu
ook Louis zijn broer medelijdend aankeek,
hem bij den arm nam en tot hem zei:
Kom, Nol, laat mij je eens naar je kamer
brengen, als in den tijd toen je nog een
kleine jongen was enondeugend was
geweest.
't Was alsof Arnold de laatste woorden
maar al (e goed begreep, want hij liet zich
bijna willoos naar zijn kamer leiden. Daai
gekomen viel hij op een stoel neer. verborg
het hoofd in de handen en barslle in hevig
snikken uit
Louis liet hem eerst uitsnikken en daarna
op zijn broer toeloopend en hem stevig bij
den arm pakkend, begon hij: Kom. kerel,
je weet dat je mij vertrouwen kunt Kom,
vertel op, wat is er met je gebeurd? Heb je
gespeculeerd en veel verloren? Kom, zeg op,
hoeveel wel? Je ziet. dat ik meer weet, dan
jij denkt Vertel dus dadelijk alles en zonder
omwegen. Doe je dat, dan is alles nog in
orde te maken zonder dat de goede oudjes
er iets van te weten komen. Want 't zou
hun dood zijn, Nol. als ze wisten, dat jij, hun
Benjamin, iets had gedaan dat niet goed is,
geloof dat maar. Hun vertrouwen in jou is
zóó groot, en als dit vertrouwen werd ge
schokt dan.God alleen weet, wat er dan
zou gebeuren; NolDan dan zou
den zij misschien hun gouden bruiloft niet
meer beleven, waarvan zij zich zóóveel heb
ben voorgesteld, waar ze zich. als Iwee kin
deren. op hebben verheugd.... Toe,broer,
vertel me dus alles, en ik, ik zal alles doen
om je te helpen
Maar ik ben niet meer te helpen, barst
te de jongen uit. Ik ben verloren! Ik ben
een dief: een diep rampzalige dief- Misschien
zit ik morgen reeds in de gevangneis
Maar zeg dan toch. wat je deed! riep
Louis, zijn handen wringend. Zeg het dan
toch! Wien heb je bestolen? En hoe ben je
er toe gekomen? Toe. houd nu eens op met
snikken en vertel eens alle9; misschien is
het nog goed te maken.
Neen, dat kan niet meer, antwoordde
nu Arnold Maar, bij God, Louis, mijn
plan was niet om te stelen. Luister, dat ik
speculeerde, weet je nu, en dit is werkelijk
zoo. 't Was een der heeren van het kantoor,
die me er toe overhaalde om 't nu een9 in de
suiker te probeeren; de prijzen waren stij
gende, en voor tweeduizend gulden zou ik
binnen eenige dagen het dubbele terug krij.
gen. En ik, ik liet me door hem overhalen en
nam aandeelen. Maar daar ik zelf slecht bij
kas was. leende ik het geld uit de kantoor-
kas, denkende dit binnen enkele dagen te
rug te geven. Maar ziet. nu stonden giste
ren en ook vandaag de aandeelen ver be
neden pari.. En 0, mijn God, vóór Goe
den Vrijdag wordt de kas nagekeken, dus
reeds morgen en dandan is er twee
duizend gulden te kort. En men zal mij, den
dief naar de gevangenis brengenl O, Louis,
wie had dat ooit kunnen denken, ik een
dieft
Met meer medelijden dan strengheid keek
Louis zijn jongeren broer aan Daarna sprak
hij met tri'lende stem: Nu zie je waar
dat vervloekte speculeeren op uitloopt Zeg,
waaron deed je dat? Waarom niet geluis
terd naar Vader's woorden, als hij ons ver
telde van brave lieden, die alleen door spe
culeeren slecht werden en zich vergrepen
aan geld van anderen. En ben je niet ge-
nceg gewaarschuwd door 9lechte voorbeel
den? Foei. Nol, hoe heb je zoo iets vreese-
lijks kunnen doen? Heb je nu ondervonden,
waartoe je door zooiets kunt komen? Nu,
nu ben je een dief geworden! En hoe zal je
je leven eindigen?
Ja,"k weet het. kermde Arnold. Het
eenige, dat mij uit de gevangenis kan houden
is. te sterven.
Daar denken w? nog lang niat aan.
sprak streng de oudere broeder. We moe
ten er nu eerst aan denken, hoe we onze
brave oudjes voor schande kunnen bewaren,
en dat hun naam en de onze niet wordt
geschandvlekt Eneven dacht Louis
na en toen begon hij met een stem. die
bijna op snikken leek: Nooit, nooit mo-
geD de goede oudjes weten, dat jij, hun
Benjamin, zoo iets deed. En luister nu goed.
Nol, 't is alleen om hunnentwille, dat ik je
redden zal. Toen hij dit zeide stroomden
hem de tranen langs de wangen En we
moeten hen dit jaar een prettige Pasehen
en een gelukkig gouden feest bezorgen, dat
zullen wij. Nol!
Nu haalde hij uit den binnenzak van zijn
jas een portefeuille en nam daaruit eenige
bankbiljetten.
Hier is hel geld, Nol, dat ik voor mijn
huwelijksreis had bestemd, ging hij voort,
neem het en breng zoo gauw je kunt het
geld, dat je uit de kas nam, terug. Misschien
heeft men nog niets bemerkt.Kom neem
het, 't is om de eer van de oudjes, die on
besmet moet blijven.
Neen, die opoffering is te groot, Louis
snikte de jongste. Neen, ik mag dat geld
niet aannemen. Je hebt je zooveel voorge
steld van die huwelijksreis en die zoudt ge
nu niet kunnen maken! Neen, ik mag het
niet aannemen
Denk je soms dat ik een huwelijksreis
wil maken, als ik weet dat mijn brave oudere
van verdriet wegkwijnen, omdat hun zoon
in de gevangenis zit!, sprak Louis op stren
gen toon.Neem het dus aan en gauw
ook, en houd je dan flink en zie dat je hef
nog heden, zoo dit mogelijk is, ongemerkt
terug geeft.
Neen, dat Louis een edel en braaf karak
ter had. dat wist Arnold al vanaf den tijd,
toen hij nog een kleine jongen was. Maar
dal hij zich zoo kon opofferen, en hem. den
dief, hel geld te geven dat voor zijn huwe
lijksreis bestemd was, om de prachtige reis
naar Italië te maken, waarop Louis en zijn
aanstaand vrouwtje zich reeds, maanden
lang, hadden verheugd, en die zij nu niet
zouden kunnen maken. Toen hij aan dit
alles dacht, vooral aan Louis' groote op
offering duwde hij bijna ruw diens hand
terug.
Neen, Louis, ik kan en mag het niet
van je aannemen! riep hij uil. Had je het
geld voor iets anders bestemd, dan zou ik
dit doen en ik zou zóó sparen, dat ik het
ie later terug zou kunpen geven. Maar nu
het voor je huwelijksreis is bestemd, mag
ik het niet doen Neen, je moogt het mij niet
geven, ook terwille van Marie niet- Wat
zal zij wel denken
Marie zal niets denken, ab ik haai
vertel, dat we dadelijk na ons huwelijk naar
Brussel moeten afreizen, opdat ik zoo spoe
dig mogelijk den tegenwoordigen chef af kan
lossen. Ze weet immers, dat de man ziekelijk
is en dat ik daarom in zijn plaats kom
Met deze wootden trachtte Louis zijn
broeder te bewegen het geld aan te nemen
en het in de kas terug te brengen, voordat
men het tekort zou bemerken En toen hij
eindelijk Arnold zoover gekregen had dat
deze de bankbiljetten in zijn portefeuille
bergde, ging hij met een voldaan gevoel, dat
al'es nu in orde kwam, en dat de ouders 'n
gelukkige Paschen en een heerlijke gouden
bruiloft zouden hebben, naar beneden. Aan
hef prachtige reisje, dat hij nu niet kon
maken, dacht hij heelemaal niet. Hij voelde
zich zelf zóó licht en zóó gelukkig, alsof
hem dien dag een buitengewoon geluk was
ten deel gevallen In die stemming ging hij
dien namiddag ook naar het huis van zijn
bruid En nog dienzelfden dag vertelde hij
haar, dat er voorloopig van de huwelijks
reis naar Zwitserland en Italië niets kon
komen omdat hij bericht had ontvangen,
om dadelijk na ziin huwelijk, of nog eerder
als dit kon. naar Brussel te komen Maar
uitstel is geen afstel, begrijp }e. Miesje? Nu
zullen we dil het volgend jaar doen hè?
Als God het wil, ja. antwoordde Marie.
En toen lachend: Maar we maken nu
toch een huwelijksreis Lou: we gaan toch
naar Brussel I Een prachtreis hoorl
RECLAME.
Als het rustclooze klokje
Eindelijk net rustuur slaat.
Als de rustelooze werker
Na zijn dagtaak rusten gaat,.,
vindt (Tij thuil zijn stoeUyn vrouwtje
En zijn vuurtje en zijn thee.
Een Din pijpje DOUWE ÈGÖER.TS
Completeert net rust idee.
Ciinya Oeorenboi
ECHTE FRIESCHE
20 SO CT. PER ONS
verschaft U wolken, van genot.
8670
Paschen was gekomen. En 't was een
heerlijk en gezegend feest. Vooral in het
huis der Borghofs. De oudjes waren zoo
dankbaar en zoo gelukkig dat zij nu ook
weer te samen het feest der Opstanding
mochten vieren. En toen zij op Paaschmor-
morgen met hun twee jongens en hun aan
slaande schoondochter naar de kerk gingen,
voelden beiden zich nog gelukkiger, omdat
hun kinderen even braaf en godvruchtig wa.
ren als zijzelf Met trotsch keek de vader
naar de groote mannen, zijn jongens, ep
ook de moeder keek met welgevallen naar
hen, vooral naar Arnold, haar lieveling,
haar Benjamin.
En Arold, die zich zelf nog zoo héél
schuldig gevoelde, en dit niet mocht laten
blijken, zooals Louis hem dien morgen nog
eens op het hart had gedrukt, keek. met
tranen van dankbaarheid in de oogen op
zijn ouderen broeder die hem had gered, en
de oudjes een heerlijk Paaschfeest had be
zorgd, en hij fluisterde hem toe: Later
kan ik je wèl het geld terug betalenmaar
wat je voor mij on de oudjes deed, is niet
te betalen
Jawel, fluisterde Louis temg. de
eenige en beste betaling zal zijn, dat jo nooit
meer zal speculeeren, zelfs niet met de
marken. Je ziet tot welke ellende zoo iets
je brengen kan.
Wat. zeiden jullie iets? vroeg de oude
heer, die wat doof werd En wat kijken
jullie ernstig.
Ja vader, antwoordde Louis, Arnold
vindt het zoo jammer, dat we nu die prach
tige huwelijksreis niet kunnen maken. Maar
die doen we nu een jaar later. Uitstel 19
geen afstelI Maar ons huwelijk en uw gou
den bruiloft stellen we niet uit hoor!
O. neen! riepen vader en moeder Borg
hof tegelijk uit dat zal een heerlijk feest
worden, maar toch wel jammer voor jelui,
dat je nu dat reisje moest opofferen
Het is geen opoffering als je daardoor
anderen kunt helpen en gelukkig kunt
maken, zei Louis met een knipoogje tot zijn
broeder.
Arnold keek hem met groote dankbaar
heid in zijn Mik aan en dacht: Wat is
■hij edel en goed.
(Nadruk verboden.')
Door E PHILIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER
0
..Maar er is toch wel een onderscheid,
Louis?"
«Heb geduld, dan kunt u zelf oordeelen."
De auto stopte voor een zeer eenvoudig
c*fé in een zijstraat, die op den boulevard
Ml ep Louis liet den chauffeur vertrekken
cd keek een paar maal links en rechts: Zijn
omzichtigheid leek me tamelijk overbodig,
^ant de straat was slechts karig verlicht en
er viel geen sterveling te bespeuren. Daarop
hij het café binnen, mij wenkende hem
te volgen
..Kijk niet te veel rond", fluisterde hij mij
tee. „er komen hier heel wat luidjes. die lie-
yer niet in den kijker loopen
Mijn eerste indruk van de inrichting was
e*n gevoel van teleurstelling Mijn vertrou
wen in Louis begon te wankelen Op stuk
Van zaken leek mij het einde van onze
Echtelijke expeditie alledaagsch genoeg, ik
Was eenvoudig terecht gekomen in een dier
^richtingen, waarover de op klanten be
luste gidsen van den boulevard met inge
houden adem spreken en welke men alleen
wanneer men nog zeer jong is interessant
kn vinden, zij het ook slechts voor een
°ogenbIik De ge]ijk9traatsche verdieping
het café welke wij doorliepen, leek op
duizend anders café's in alle deelen van
Parijs. De vloer was met zand bestrooid, de
bezoekers waren van geringen stand, ruw
uitziende kerels, die bier dronken of van een
bittertje genoten, vrouwen waarvan er een
instinctmatig een anderen kant uitkeek en
waarvan het schrille gelach niets muzikaals
had Het was alles zeer laag bij den grond
en het boezemde mij niet de minste belang
stelling in Maar Louis ging mij voor door
een draaideur naar een trap en baande zich
vervolgens een weg door een paar gordij
nen. Hij bereikte door een korte gang een
andere deur waarop hij met zijn vuist zacht
klopte. Ze werd onmiddellijk geopend en
een portier keek ons met flegmatieken blik
aan. Hij droeg het gebruikelijke uniform,
maar was zoo forsch van gestalte als ik mis
schien nog nooit had gezien
„Er zijn in het restaurant geen tafeltjes
meer vrij. monsieur", zei hij dadelijk. „Er
is volstrekt geen plaats meer."
Louis keek hem een oogenblik kalm aan.
Hoewel ik niets er van kon bemerken, leek
het mij toch dat er een of ander teeken tus-
schen hen werd gewisseld Tn ieder geval
sloeg de portier, zonder verder een woord te
zeggen, aan en ging een paar passen ach
teruit.
..Maar uw vriend monsieur?" vroeg hij
zacht.
.Dat komt in orde", antwoordde Louis
zacht We zullen dat met monsieur Carvin
wel klaarspelen."
Wij stonden op een soort van portaai,
maar op dat oogenblik werd een deur in de
verte geopend en kon men licht zien en ge
roezemoes van stemmen hooren Een man
verscheen uit het vertrek en kwam met
snelle schreden op ons af. Het was een heer
van middelbare lengte, gekleed in een ge
woon wandelcostuum, met een zwarte das,
waarop een diamanten doekspeld prijkte.
Hij had dikke lippen, een tanige snor en een
zijner oogen loensde Hij stak Louis beide
handen toe, uitroepende:
„Mijn beste Louis, het doet me genoegen
je weer eens te zien!"
Louis nam hem ter zijde en zij voerden
enkele oogenblikken een fluisterend gesprek.
Een paar maal keek de eigenaar van het
restaurant want daarvoor hield ik hem
in mijn richting en ik wa9 vrijwel over
tuigd. dat ik het onderwerp van hun ge
sprek uitmaakte. Toen zij klaar waren gaf
Louis mij een wenk en wij gingen alle drie
naar de deur met Louis in het midden.
„Dil is", zeide hij mij, „monsieur Carvin.
den directeur van het café des Deux
Epingles Hij heeft mij uitgelegd hoe moei
lijk het is om zei f9 maar een hoekje in zijn
restaurant onbezet te vinden, maar hij zal
probeeren een tafeltje voor ons vrij te
maken
Monsieur Carvin boog en zeide:
„Voor mijn vriend Louis heeft men wel
wat over. Maar geloof mij, mijnheer, het
publiek vindt mijn klein restaurant erg aan
trekkelijk en het biedt zoo bitter weinig
ruimte, helaas."
Haast tegelijk dat hij dit zeide betraden
wij de zaal Deze was grooler dan ik had
gedaeht, maar de stijl van de ver
siering en het geheele aanzien van de
ruimte verschilde hemelsbreed met het ca'é
in de gelijkslraatsche verdieping De tint,
waarin al'es was gehouden, was een bee'je
somber voor pen Fransch restaurant en de
verlichting was wat minder schel De wan
den waren bekleed met een soort van don
ker mahonie en het plafond was beschilderd
met een groote allegorische voorstelling,
waarvan ik echter aanvankelijk de bijzon
derheden niet kon onderscheiden De bezoe
kers. die bijna geen plaats onbezet haddpn
gelaten, waren allen goed gekleed en oogen-
schijnlijk behoorden zij tot de groote we
reld. Toeristen waren er niet onder. Enkele
heeren droegen een jacket, maar zij waren
overigens in de puntje9 gekleed. Ik gevoelde
reeds dadelijk, dat de zaak een eigen atmos
feer had Ik zou deze niet nader kunnen
omschrijven, maar ongeacht de mededee-
lingen van Louis daaromtrent, wist ik al. dat
zij haar eigenaardige clientèle had en dat
binnen zijn vier muren een publiek zat, dat
in menig opzicht toch anders was dan het
publiek dat gewoonlijk de nachtcafé's van
Parijs bezoekt Monsieur Carvin bracht ons
zelf naar een tafeltje dat tegen den muur
stond en niet ver van den uitgang verwijderd
was. In de vestiaire waren wij bevrijd van
hoed en jas Een minzame mattre d'hote!
boog zich naar ons toe met de vraag, of wij
soupeeren wilden en een sommelier stond
naast hem op onze orders te wachten. Car
vin wenkte hen zich te verwijderen.
„De heeren hebben vermoedelijk al ge
soupeerd". merkte hij op Een flesch Pom-
mery. Goüt Anglais, en een paar biscuits Is
dal voed. Louis?"
Wij haasten ons daaraan onze goedkeu
ring te herhtpn. Monsieur Carvin werd door
een bezoeker aan het andere einde van de
zaal weggeroepen en snelde heen Louis
wendde zich tot mij Er lag een zonderlinge
uitdrukking in zijn oogen
„Wel is u teleurgesteld?" vroeg hij. „Ziet
u hier niets ongewoons? Is het voor u niet
anders dan elders?"
„Volstrekt niet", antwoordde ik. „Eén ding
is mij in het bijzonder opgevallen Ik vind
het nog al zonderling, dat een dergelijk chic
restaurant op de bovenverdieping is ing»>-
richt, terwijl beneden een café van bet min
ste allooi wordt gehouden. Staan zij onder
één directie?"
„Hier boven", zeide hij. „komen de heeren.
beneden de bedienden. Maar kijk eens goed
rond, mijnheer, en zeg mij dan eens of dit
geen ander publiek is dan men in de andere
nachtcafé'9 vindt."
Ik volgde zijn raad en inderdaad kreeg ik
na de bezoekers wat nauwkeuriger te heb
ben opgenomen den indruk dat we hier ni*t
in gezelschap waren van mensohen, die bun
leven met nietsdoen verlummelden, maar dat
zij ondanks de schijnbare zorgeloosheid en
vroolijkheid, waarmee wj van het oogenblik
genoten, allen een levenstaak hadden of ge
had hadden, dan wel nog moesten aanvaar
den. Vooral een dame die aan een tafeltje
tegenover mij was gezeten, met blond haar
en een marmerbleek gelaat, trok daarbij
mijn aandacht. Ik vond hef een bijzonder
opvallende persoonlijkheid Haar blauwe
oogen lagen diep m hun kassen en zaj
scheen geen poging gedaan te hebben om de
donkere kringen er onder weg te schminken,
zoodat ze nog sprekender waren Een prach
tige collier van turkooizen sierde haar bloo-
ten hals. een wonderlijke ster van edel
gesteenten was in haar haar gestoken Haar
klecdij was van de nieuwste mode Haar
stem had iets kwijnends, maar zij was er
niet minder bekoorlijk om Naast haar zat
een groote kerel met pikzwarte snor bleek
en met kleine wallen onder de oogen Zijn
kleedij was wal al te modieus eD de kleinoo-
diën. welke hij droeg, waren wat te o>
vallend
„Zeg eens" vroeg ik. „wie is die heer?*'
Louis boo^ zich naar mij toe en zoo zacht
mogelijk fluisterde hij mij toe: