ITALIAANSCHE HERINNERINGEN LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 17 Aprü 1930 71tte Jaargang Vierde Blad No. 21500 GENEESKUNDIGE BRIEVEN. FINANCIEN. v. I. iRÉWlütw (Slot) Venetië eenige indrukken. Vaderlandsche impressie in Venetië. RECLAME. Quaker maakt het ontbijt tot den aangenaamsten maaltijd van den dag Alken echt met dit Handelsmerk is het beste Havermout 8518 VER STANDIGEhmtmoedere spreken niet over havermout, zij spreken over Quaker. Zij eischen Vlugkokend Quaker Havermout, omdat zij weten dat dit de beste soort ter wereld is. Venetië is eigenlijk maar half Italiaansch, zoo ongeveer als Maastricht geen recht „Hol- jandsehe" stad is. De parel der Lagunen heeft steeds een cosmopolitisch bestaan ge leid en reeds van oudsher moeten de Vene- jianen tot zinspreuk hebben gehad: „onder zoekt alle dingen en behoudt het goede". )aar omtrent „het goede" in alle tijden vele meeningen mogelijk waren, hebben de Venetianen zooveel ze konden behouden van 'alles wat ze op hun zwerftochten tegenkwa men. Dat hebben ze naar hun stad ge sleept en daar op het voordeeligst opgesteld. Het begon met het stoffelijk overschot van den Evangelist Marcus, dat ze in de buurt van A'lexandrië vonden en „veilig stelden" voor de Saracenen, door het mee naar hun stad te nemen, waar ze over het graf een kerk bouwden, die, na eenige branden, roortdurend verfraaid werd. Do zinspreuk dat gestolen goed niet gedijt, hebben de Ve netianen zonder twijfel niet gekend, want hebben alles wat ze zagen in vreemde landen en dat dienen kon ter verfraaiing van de San Marco-kerk en haar omgeving Jmeegenomen en in en om het gebouw gezet, dat uitstekend gedijde en een stalenkaart van uitheemsche voorwerpen en materialen is gaan vormen, met een flinke laag goud, overal waar die aangebracht kon worden. Het mooiste stuk uit de verzameling vor men de vier bronzen paarden op de galerij boven het hoofdportaal, die den triomfboog van Trapanus gesierd hebben, later naar ümstantinopel zijn gevoerd en door de Ve nelianen in 1204 als oorlogsbuit naar hun stad meegenomen Toen Napoleon de blijk baar aan deze paarden verbonden traditie wiide handhaven en ze in 1797 meenam naar Parijs, hebben de Venetianen een ge weldig misbaar gemaakt en in 1815 kregen zo het vierspan weer terug.Nu kan men het den Venetianen niet kwalijk nemen, dat ze op die dieren gesteld waren, want het zijn, met nog één ruiterstandbeeld, do «enige paarden in deze stad, waar alle vervoer en het meeste verkeer te water gaat en waar hel eenige ..rijtuig" het sproeiwagentje is, waarmee het San Marco-plein wordt nat ge houden op warme dagen. De Venetianen zijn cosmopoliten geweest, zoolang ze onafhankelijk waren, maar ze hebben meestal met een flink stuk van Italië overhoop gelegen; hun stad, die op 't Oosten uitzag, aanvaardde van het Westen weinig anders dan geld voor handelswaar; de andere beschavingsvoortbrengselen wer den met argwaan begroet en zoo goed moge lijk met Oostersche bijmengsels pasklaar gemaakt. Toen de Dogen-republiek in 1797 ten onder ging en de stad in 1815 aan Oos tenrijk kwam. heeft ze echter zulke onaan gename ervaringen opgedaan, dat ze. mis schien deels uit wanhoop, Italiaansch is gaan voelen en in 1866 haar bevrijding vierde, jtoen ze deei werd van het koninkrijk Italië. De afkeer van het Westen, die de oude geschiedenis van Venetië kenmerkt, heeft 'zijn stempel op hel uiterlijk van de stad ge- j drukt. Ruskin heeft opgemerkt, dat die af keer gegrond was op 't verzet tegen de poli tieke macht van Rome. Een feit is het, dat de „burgerlijke" stijl de beginselen der go- thiek die een kerkelijke stijl was slechts zeer voorwaardelijk heeft overgeno men en spoedig geheel anders heeft uitge werkt. De Venetiaansche paleizen-gothiek heeft allerlei Moorsche elementen; wat van die zijde kwam sprak een veel duidelijker taal tot de prachtlievende Venetianen Het hier afgebeelde Ca d'oro (gouden huis) is een-treffend voorbeeld van dien laat-gothis- schen paleisbouw. En toch is de ondergang van hun rijk in het Oosten begonnen, toen de volgelingen van Mohammed de koloniën der republiek stuk voor stuk veroverden, om ze niet weer af te staan. Maar het jonge Westen heeft dien onder gang bezegeld, door den zeeweg naar Indië te vinden, die aan Venetië's rol als handels, centrum der oude wereld een einde maakte. In onzen tijd is Venetië wel weer een zee haven van eenig belang geworden, maar de havenbeweging is toch niet groot genoeg om een stempel op de stad te drukken of, wat betreurenswaardiger ware een dishar monie te scheppen. Het handelsverkeer is gelocaliseerd in een stadsgedeelte, dat de tourist gewoonlijk laat liggen, hoewel het zijn verrassingen heeft, vooral voor den Ne derlander. die zich in zijn eigen land zou wanen bij het aanschouwen van de menigte pialboomsche zeilschepen, die de vrachten uit de zeeschepen naar het binnenland voe ren, over de ondiepe wateren van de wad denzee, daar lagune geheeten. Wat de tourist in Venetië zoekt is dus voornamelijk de oude stad die nog altijd de meest Oostersche stad van het Westen ge noemd kan worden. Want de Oostersche, Moorsche invloed is nog overal zichtbaar, zij dan met Westersche elementen samen gesmolten. In verfijndheid, prachtlievendheid en op schik streefde Venetië het Westen voorbij, en toen dit zich begon los te maken uit de verstarde vormen, spiegelden zich in de wateren van het Canal Grande reeds pa leizen van een luchtige gratie; een als spe lenderwijs gevonden zuiverheid van orna mentiek. die men elders nimmer heeft kun nen navolgen. Maar terwijl tegelijkertijd in de Byzantijn-schc wereld de overrijpe weelde reeds tot ontbinding was overgegaan, zocht de jonge Westersche kracht die in Venetië huisde, naar expansie en in de dertiende eeuw sfl-aagde de republiek er zelfs in Kon- slantinopel te veroveren, terwijl ze een kolo niaal rijk stichtte, dat eerst onder de mach tige opstorming van de Islamitische vloed golf langzamerhand bezweek. Maar ook on der de tegenslagen hield de prachtlievend heid der Venetianen stand en ze hebben aan den opschik van hun stad gewerkt tot de laatst doge, Manin, door Napoleon ,wer<3 afgezet en de vrije Tepubliek na een elf honderdjarig bestaan bezweek. t- De liefde der Venetianen voor hun stad is de gouden draad die door haar zoo vaak donkere, antipathieke geschiedenis loopt. De stad was alles, de burgers waren niets. Do gen, admiraals, legeroversten werden opge offerd wanneer 9lechts het gevaar dreigde, of vermeend werd te dreigen, dat zij zich van de oppermacht zouden willen meester maken. Een „persoonlijk" regime, zooals dat van de Medici te Florence, heeft Venetië steeds geschuwd en de Raad van Tien waak te voor de rechten der oligarchie. De „brug der zuchten", van het Dogenpaleis waar de Raad zetelde, naar de gevangenis heeft haar naam niet aan de sage ontleend al zijn de gruwelen der Venetiaansche inquisi tie wel eens overdreven. Maar die liefde der burgers voor hun stad heeft Venetië toch niet voor verval kunnen bewaren. Wel heeft ze gezorgd, dat de stad in eeuwen van achteruitgang nog liaar op schik behield, maar dit werd. in de oogen van den modernen beschouwer, tevens haar noodlot. Immers, de wisselende smaak der eeuwen heeft veel van het oude schoon doen wijken voor dubieuze latere kunstuilimren. De slechts onder voorbehoud aanvaarde Re naissance vergroeide in het zooveel druk kere Baroc en met dien stijl voelden de Ve netianen zich weer in hun element Hun neiging voor dien pretentieuzen stijl waarin ze overigens weer naar hartelust Moorsche elementen konden brengen, het geen de oorspronkelijke Renaissance niet duldde heeft aan het uiterlijk der stad geen goed gedaan. Naast het verval der in nerlijke grootheid is bovendien het uiterlijk verval gekomen; Baroc verdraagt den tand des tijds slecht. De arabesken van pleister en stuc brokkelden af, schilferden, en juist de laatste periode van haar opschik is er oorzaak van, dat Venetië nu op zoovtei punten een afeelakelden indruk maakt. Hoe de stad er uit zou zien indien de vitaliteit der Venetianen vóór hel Baroc be zweken was het Ca d'oro en andere go- thisehe en vooral ook Romaansche paleizen met welluidende namen aan het Canal Gran, dc kunnen het doen vermoeden.... En dan is er het getuigenis van den Fran- schen staatsman-schrijver Philippe de Com- mvnes. die zijn binnenkomst in Venetië in 14-95 aldus beschreef: en zij voerden mij langs een groote straat, die zij h3'. Groote Kanaal noemen, en die zeer breed is. De gal leien kunnen er dwars over steken en zag ik er schepen van om en de bij vierhonderd ton vlak bij de huizen komen, en is dit de schoonste straat die ik geloof dat op de we reld bestaat en de best bebouwde, en loopt zij door de geheele stad. De huizen ziin zeer groot en hoog en van goede 9teen. de oude geheel beschilderd, de andere, sedert de laatste honderd jaar gebouwd, hebben aften een gevel van wit marmer dat hun uit Istrië gewordt, op honderd mijlen af- stands. en hebben zij nog menig groot stuk porrihier en serpentine ïn den gevel. Hef Venetië van onze dagen moet slechts een flauwe afschaduwing ziin van wat het eens geweest is, in de Volheid van zijn tijd. Maar men behoeft ïn Venetië zich niet aan de overblijfselen der historie vast to klemmen om van het verblijf te genieten, omdat er nu eenmaal dingen zijn die hun be koring gehouden hebben: het water, de gon del en de stille. Het waterl Het is ons, Noorderlingen, een wel vertrouwd element; we kunnen meenen er alles van te weten. En toch hier doet het anders aan. De opa'liseerende opper vlakte, steeds in beweging gehouden door gondels en bootjes, schijnt van een lichter, luchtiger samenstelling dan wij kennen Ze straalt een lichtenden glans af op de stad. En in dien glans van dansend, tintelend licht schijnt de stad te zweven, van aardsche zwaarte otdaan, een kleurige, immaterieele luchtspiegeling. 's Avonds, wanneer het water donker en diep geworden is. spiegelt het de tallooze lichten van huizen en schepen en de kleu rige lampions van hier en daar een pial boomsche schuit, waar mandoline-getokkel de serenade-zangers begeleidt die pogen de oude traditie te doen voortleven. Daarheen wiegt men in zijn gondel en luistert naar dit door de natuur met ras-zuivere stemmen gezegende volk en van overal deinen de lichtjes aan uit de duisternis en scharen zich om bet 9chip met zangers. Komt men, waar ook. aan wal, dan treft het rustige verkeer, dat immers uitsluitend te voet gaat, en men geniet op het groote San Marco-plein misschien nog het meest hiervan dat men kalm over de groote vlakte kan ronddrentelen, zonder ieder oogenblik verschrikt te worden door snerpende en rochelende claxon's, bellende fietsen en klakkende zwepen. De steeds opgeschrikte, voortgejaagde twintigste eeuwer vindt op de wateren en de pleinen van Venetië eindelijk de lang ontbeerde rust Mondaine genoegens pleegt men vooral te zoeken op het Lido, de luxe-badplaats op de smalle, lage duinenrij die de lagune van de Adriatische zee scheidt. Het is ongetwijfeld heerlijk om te zwemmen in het warme water van de blauwe zee, daarbij is het heel weinig vermoeiend, want het hooge zoutge halte houdt den zwemmer vanzelf drijvende Overigens vindt men op Lido weinig, dat dp speciale voorkeur voor deze badplaats kan verklaren Het strand i9 smal en bijna geheel ingenomen door twee drie rijen bad- tentjes De duinen zijn zoo laag. dat men van den boulevard niet eens over de tentjes heen de zee, kan zien. en de hotels zijn van de normale hemeltergende lelijkheid, die gemeengoed van alle groote badplaatsen ter wereld schijnt te zijn. Doch zoolang inter nationale ce'lebriteiten Lido bezoeken, zal men er wel komen, om te zien en gezien te worden, en zee en strand zijn dan bij-zaak. De witte branding van de blauwe zee, een zoele, flonkerende avond op de kanalen van Venetië het waren de laatste her inneringen die we mee konden nemen naar het Noorden, dat ons den Gotthardt door, weer kil en klam met regen begroette. o VREEMDE VOORWERPEN IN HET OOG. Het behoeft niet altijd opzet te zijn, zoo als wij onlangs in de krant konden lezen, dat een lieve neef zijn oom een zakje peper over hot hoofd strooide met de bedoeling dat een gedeelte daarvan in dien9 oogen zou terecht komen, dat er iets „in het oog" komt, dat er niet behoort. In de meeste gevallen mogen wij van een ongeluk spre ken, wanneer toevallig iets in het oog waait of vliegt. Deze gebeurleniswordt nimmer als aan genaam ondervonden, vandaar dan ook, dat het uit wraak, welke methode voornamelijk door het zwakke geslacht wordt gebruikt, of met misdadige doeleinden om het slachtoffer tijdelijk weerloos te maken, wordt toege past Als toevallige gebeurtenis komt het zoo herhaaldelijk voor, dat het dienstig is, er een en ander over te zeggen, vooral omdat bekendheid met dit ongeval in staat stelt, praclische, dikwijls afdoende maatregelen te nemen. Wij dienen te beginnen met voor ons zelf te bepalen wat wij onder de uitdrukking „in het oog" moeten verstaan. Het oog als ge zichtsorgaan in engeren zin is hoofdzakelijk de oogbol, welke in de oogkas ligt, rondom door vetrijk weefsel omgeven en daardoor uiterst gemakkelijk beweegbaar door mid del van een zestal spieren, welke van bui tenaf niet waarneembaar zijn. Ook van den oogbol zelf zien wij slechts een gedeelte, nog niet de helft. Het zoo gewichtige orgaan heeft recht op afdoende beschutting En daaraan ontbreekt het dan ook niet. Naar achter en naar alle zijden stevig beschermd door de beenige wanden van de oogkas, heeft het naar de voorzijde de oogleden als beschermers. Deze kunnen tegen elkaar aan komen en sluiten dan den oogbal ge heel van de buitenwereld af. De voorvlakte van den oogbol, voor zoo ver wij die kunnen zien, is bedekt door een dun, uiterst gevoelig slijmvlies, dat zich naar voren op den binnenkant der oog leden omslaat. Bij gesloten oogen liggen derhalve de slijmvliezen van oogbol en oog leden tegen elkaar en maken dat alles zeer gemakkelijk langs elkaar kan schuiven. Dat oogslijmvlies, ook wel oogbindvlies ge noemd, vormt een soort zak, welken wij ons kunnen voorstellen als een ledigen ta bakszak met een spleetvormige in plaats van een ronde opening, welke met de ope ning toegehaald en naar boven gericht, op een bolvormig voorwerp is gelegd. Dezen bindvlieszak, die dus ook ledig is. tenzij er iets in gedaan wordt, bedoelen wij, wan neer wij over een vreemd voorwerp „in het oog" spreken. De bindvlieszak is altijd vochtig door de tranen, die er langs loopen. Zij komen uit de traanklier, die hoog boven aan de bui tenzijde van de oogkas is gelegen en vloeien over den rand van het onderste ooglid naar den ooghoek om daar door kleine openingen langs traanzak en traankanaal naar den neus af te vloeien. Als wij met de oogen knippen, komt de rand van het boven-ooglid met dit traanvocht in aanraking en trekt het als een soort vochtgordijn over de voor vlakte van den oogbol omhoog. Ik noemde reeds de gevoeligheid van het bindvlies. Zoodra het door een vreemd lichaam aangeraakt wordt, ontstaan er twee reflexen, meestal gepaard met pijn. De eerste reflex is het onwillekeurig slui ten der oogleden, de tweede een verhoogde afscheiding van tranen. Beide zijn van groot nut De eerste om verdere indringers tegen te houden, de tweede om door den sterker vloeienden tranenstroom het ingedrongen voorwerp mee te voeren naar den binnen- ooghoek, waar het geen kwaad meer doet en gemakkelijk kan worden weggeveegd. Behalve de twee genoemde reflexen zijn er evenwel nog meer in het spel. Is de prikkel van eenige beleekenis geweest, dan ontstaat een versterkte toevoer van bloed naar het getroffen orgaan, dat daardoor roo- der wordt. Deze reflex kan ook nuttig zijn omdat het bloed verweersloffen meevoert tegen dieper ingedrongen, met name smet stoffen., Maar nu komen wij aan een reflex, die, hoewel ook nuttig bedoeld, in den regel zeer schadelijk werkt. Het is de op pijn bijna altijd volgende beweging der hand naar het pijnlijke deel, welke van voordeel kan zijn door verwijdering van het pijn veroorza kende voorwerp. Dit doel wordt hier even wel niet bereikt omdat het meestal een zoo klein voorwerp betreft, dat het niet ge grepen kan worden, vooral niet omdat het in den regel al ergens verscholen zit. Om dan toch wat te doen gaat de patiënt op de oogleden wrijven. En dit is het ergste wat maar te bedenken is. Want op die manier wordt het ingedrongen voorwerp zeer gemakkelijk vaster in het slijmvlies ge drukt en dan gelukt het aan den tranen stroom niet meer om het te laten afdrijven. Het gezegde, hoe uiterst eenvoudig en be-\ grijpelijk ook. blijkt over het algemeen nog weinig bekend te zijn. Anders zou er niet zoo dikwijls lot eigen schade legen gezon digd worden. Wie het goed begrijpt, zal er ook naar handelen en dus, als het» hem mocht overkomen, dat hem een stofje in het oog waait, al zijn best doen om de schade lijke reflexen te onderdrukken opdat de nut tige hun plicht kunnen doen. Hij zal dus niet aan het oog gaan wrijven. Hands off! is het parool. Maar evenmin zal hij toe geven aan den gewoonlijk te sterk werken den reflex der oogsluiting. Met name zal hij het oog vooral niet stijf dicht knijpen. Ook op die wijze zou het stofje in het slijmvlies vastgedrukt kunnen worden. Daarentegen zal hij zich zooveel bij kan tegen de pijn verzetten, zijn oog gesloten houden op de manier zooals hij doet als hij slapen gaat en dan geduldig zijn In de overgroote meerderheid der gevallen zal dan na korten tijd de pijn bedaren en het slofje in den ooghoek verschijnen, vanwaar het gemakkelijk kan worden weggenomen. Gelukt het niet. bijv. binnen een halfuur, dan is het raadzaam, onmiddellijk naar den dokter te gaan. Want als een vreemd voor werp in den bindvlieszak blijft zitten dan volgt onvermijdelijk ontsteking en deze zou ernstige gevolgen kunnen hebben. Het kan natuurlijk ook zijn. dat de in dringer van minder onschuldigen aard is en hij. door de bovenste laag heen in de diepere deelen is ingedrongen. Dan is me dische hulp beslist noodig. En de dokter kan des te beter helpen naarmate het on geval korter geleden is. Het kan niet genoeg afgekeurd worden, dat ondeskundige handen soms beproeven een vastzittend of inge drongen stukje steen of metaal op te zoe ken en te verwijderen. Het oog is een te kostbaar bezit, dan dat men het aan een dergelijke proefneming zou mogen wagen. Als een prikkelend poeder of een bij tende vloeistof in het oog gekomen is wordt wel geraden het oog met veel lauw water uit te spoelen. Die raad is op zichzelf uit stekend Maar in dergelijke gevallen is de pijn gewoonlijk te heftig, dan dat de patiënt kan nalaten de oogen zoo stijf mogelijk dicht te knijpen. Spoelen is dan onmogelijk. Men doet dan het best. te trachten, hem te overreden, met knijpen op te houden. Dan kunnen de tranen als het natuurlijke ver- dunningsmiddel nog redden wat te redden is. Het spreekt vanzelf dat men ook dan zoo spoedig mogelijk den geneeskundige te hulp zal roepen. NOORD-HOLLANDSCH LANDBOUW-CREDIET. Ahn het verslag over het boekjaar 1929, uit te brengen in de algemeene vergade ring van aandeelhouders op 28 April a.s. ontleenen wij het volgende: Het jaar 1929 was gunstig Dit werd spe ciaal in de hand gewerkt door den hoogen rentestand en de grootere levendigheid op de effeclenmarkt De crisis waarin deze le vendigheid eindigde, bracht geen enkel ver lies. De brulo-winst bedraagt, het saldo van het vorige jaar ad f. 731.58 inbegrepen f. 855.619.84 (vorig jaar f. 756.591 84). ter wijl de onkosten beloopen f. 398.666.90 (vo rig jaar f. 366.624.56), zoodat een netto winst-saldo resteert van f. 456.952,94 (vo rig jaar f. 389 967,28). Hiervan moet aan het Pensioen- en On dersteuningsfonds worden toegevoegd f. 21 122,90, terwijl voorgesteld wordt a' te schrijven: op gebouwen f. 93.460.52 (vorig jaaT f. 43.899,14); op-safe-inrichtingen en n'ubilair 1 13 11(131 ("vorig jaar f 5S^0.45), waarna dit hoofd als naar gewo ».it-. voor f i op de hal ai. a voorkomt- voorts ie re serveeren va r d:verv' belangen 30.000, 'vorig jaar f 43 934 0?; waarna onder Le- v» eging van f 36.000aan het staUiaire reservefonds 'Vorig jaar f 20 J zoo wel op de preferente als op de gewone aan- deelen een dividend van 6 pCt. kan wor den Uitgekeerd. De preferente aandeelhou ders hebben in mindering hierop in Novem ber 1929 reeds een interim-dividend van 3 pCt. ontvangen. In de balans komen o.a. de volgende po9ten voor: Activa: Acceptatie-reken. f. 7.827 349.50; Debiteuren f 4.445 810,23 te zamen f. 12.273.159,73 (vorig jaar f. 10.794583 57) Voorsch. t. effecten- onderp. f. 4.722 231 23, (vorig jaar f. 4.239.897.48); Safe-inrichtin gen en meubilair f. 1.Gebouwen f. 470.000,(vorig jaar f. 544.000 Passiva: Kapitaal, geplaatst en volgestort f 3.500.000,(als vorig jaar); Reserve f. 514.000.(vorig jaar f. 478 000.v De posito-rekening f. 2 824 617 85 Credi teuren f. 4.711533 16, te zamen f. 7 mill, 536.150,81. (vorig jaar f. 7.419.769,98) -f-) waarvan f. 1.426.991 10 op jaar deposito Het Pensioen- en Ondersteuningsfonds nam toe met f. 24.796.92 en wijst thans een kapitaal aan van f. 360 569 60 (vorig jaar f. 335.772.68) benevens een reserve voor koersverschillen van t 25.203,11. C4 d'Oro.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13