71tle Jaargang
Donderdag 10 April 1930
No. 15
DE ZONDEBOK.
WÊÊÊfëm
Naar het Engetech van E. M. BRYANT.
Beknopt bewerkt door
C. E. de Lille Bogerwaard.
10)
HOOFDSTUK XI.
Veranderingen.
Heb was prachtig winterweer, toen do
jongens na de Kerstvacantie in de pastorie
terugkeerden. Do verschillende wateren
waren in een spiegelgladde ijsoppervlakte
herschapen en als bezaaid met oude en
jonge schaatsenrijders en schaatsenrijd-
sters.
Bart Wolters en Jaap de Voogd kwamen
met den middagtrein en liepen opgewekt
over de harde wegen. Het zou Bart's
laatste kwartaal zijn en de jongen nam zich
voor hard te werken, ten einde een goed
eindexamen te doen.
Ook Jaap was met de beste voornemens
bezield. Kwajongensstreken en alles wat
daarmee in verband stoDd, zouden nu tot
het verleden behooren eü de toekomst zou
even helderwit en effen zijn als de sneeuw
die op het dak per pastori lag.
Hli scheen echteT niet gewoon te kunnen
loopen en bevond zich nu eens aan dezen en
dan weer aan dieD kant van den weg, nara
telkens een aanloopje om een erncf te glij
den, verstopte zich achter dikke boomstam -
men en mikte sneeuwballen naar den nirtt
kwaads vermoedenden Wolters, in één
woord: gedroeg zich als een echte kwajon
gen.
Maar toen zij het welbekende hek nader
den, kwam hij netjes naast Wolten loopen
«net een voor zijn doen ernstige uitdrukking
op zijn ondeugend gezicht.
Aan het huis gekomen, belde hij uit alle
macht on kwam zijn oude vriendin Jaantja
er weldra haastig aangeloopen. Na de
vriendelijke begroeting der jongelui beant
woord te hebben, zei zij onmiddellijk
,,De dominee heeft gevraagd, of de jon-
gebeeren dadelijk naar de leerkamer wil
den gaan
Die boodschap en vooral de toon, waarop
zij gezegd-werd, gaf den jongens een onbft-
haagliik gevoel. Ook was er iets verlatens
in huis. dat hun weinig goeds scheen to
voorspellen.
Tn de leerkamer troffen zij Karei dé
Wilde aan die uitriep:
„Gelukkig, dat jullie er zijn I Het huis
is als uitgestorven, sinds ze weg zijn!"
„Sinds wie weg zijn V* vroegen do beido
joncens als uit één mond.
„Maar weten jullie eT dan niets
van i Ik dacht, dat dominee Swaters het jo
geschreven had. Wolters. Mevrouw is
'ernstig ziek geweest een ontsteking'of
zoo iets en de dokter heeft haar voor
geschreven naar het Zuiden te gaan. Kleino
George is mee."
Jaap plofte op een stoel neer. De tijding
deed hem hevig ontstellen. Het was Wol
ters, die vroeg:
,,En waar is Hanna?"
„Naar kostschoolI Armo meid! Zo was
wanhopend!"
Nog altijd kon Jaap geen woorden vin
den. Het kwam hem vooi, alsof alles wat
het leven in de pastorie dragelijk maakte,
plotseling verdwenen was
„Het zal misschien maar voor korten
tijd zijnl" vroeg Wolters weer.
„Voor drie maanden heeft do dokter go-
zegd", luidde het weinig bemoedigende
antwoord. „Maar mevrouw Swaters zei op
fluisterenden toon tegen mij, dat zij stellig
eerder terug kwam. Zo heeft boodschappen
voor jullie allemaal achtergelaten."
„Wat voor mij V' barstte Jaap uit, die
eindelijk zij.n tong teruggevonden scheen
to hebben.
„Jij moest aan je belofte denken, al was
zij er niet om je er aan te herinneren en
je moest haar trouw, schrijven. Wolters
moest niet al te hard blokken en het speet
haar VTeeselijk, dat zij nu juist zijn laatste
kwartaal er niet was ik tan me niet
pTecies meer haar woorden herinneren."
Weldra kwamen ook de andere jongens
terug en kreeg ieder het nieuws te hooren.
Karei de Wilde voelde zich gewichtig als
degene, dio meer wist dan de anderen en
vertelde verder, dat Jaap's vriendin geko
men was om voor de huishouding te zor
gen en Jaantje bij te staan.
„Jaap's vriendin Wie bedoel je
vroeg Bob Nederhage ongeduldig.
„Wel, Marie van Houten, de vrouw, aan
wie Jaap vóór de Kerstvacantie het pak
gebracht heeft. Een beste zielZe heeft
al een paar keer heel belangstellend ge
vraagd, wanneer die „aardige jongeheer"
kwam."
Allen lachten en toen het gelach wat be
daard was, vroeg Jaap:
„Heeft ze één of meer van haar kleuters
meegebracht V'
„Ik hoop, dat we hier niet over de kleino
kinderen zullen vallen!" merkt Bob uit do
hoogte op.
Jaap gaf Karei een knipoogje en de laat
ste antwoordde met een ondeugende tinte
ling in zijn oogen:
„Och, er zijn er gewoonlijk niet meer
dan drie tegelijk aan het huilen. Het is
best uit te houden 1"
Vóór Rob tijd had om hierop te antwoor
den, luidde de bel voor de thee en gingen
allen naar beneden.
Do predikant ontving hen daar en nam
hun jongensachtige bewijzen van mede
gevoelen vriendelijk aan.
Marie van Houten bleek een mocderiijko
ziel te zijn met een prettig, goedhartig ge
zicht. Tot Jaap's ergernis zinspeelde zij
echter nog op het gebeurde met de doos,
waarover de predikant hartelijk lachen
moest. Hij beschouwde Jaap's ridderlijk
heid altijd min of meer als een dwaasheid.
Daar hij dien avond een vergadering
moest bijwonen, liet hij de jongens eenigo
uren aan hun lot over. Allerlei geluiden,
dio uit de leerkamer kwamen, zeiden maar
al te duidelijk, dat zij elkaar hun vacan-
tic-avonturen vertelden. Zij misten me
vrouw Swater's tegenwoordigheid zelfs mid
den in hun rroolijkheid en toen Jaap dien
avond naar bed ging. voelde hij zich een
zamer en had hij meer heimwee dan hy
gohad had na den allereersten avond, dien
hij in de pastorie had doorgebracht.
Den volgenden morgen begonnen de ver
schillende lessen weer en 's middags waren
de jongens nog eenigen tijd in de gelegen
heid om schaatsen te rijden, maar 'a avonds
verlangden zij tevergeefs naar het gezel
lige uurtje in de zitkamer. Het was vooral
dan, dat zij mevrouw Swaters het meest
misten.
(Wordt vervolgd).