DE GROOTE DAG VOOR AALSMEER ZIJN LAATSTE WENSCH 71ile Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 1 April 1930 Derde Blad No. 21486 DE BLOEMENTENTOONSTELLING OFFICIEEL GEOPEND FEUILLETON. Heden was het voor Aalsmeer de groote dag der openng van de groote bloementen toonstelling. In tegenwoordigheid van zeer vele autoriteiten heeft dit feit plaats ge vonden. Nadat allen zich hadden verzameld in het nieuwe gebouw der Coöp. Veilingsver- eeniging „Bloemenlust", waarvan wij kort geleden een beschrijving gaven, bracht al lereerst Aalsmeer's Koorvereeniging onder haar directeur den heer A. van Dam. een feestzang en nog een ander nummer ten gehoore. Het woord was dan aan den voorzitter der Tentoonstellingscommissie, den heer G Oud. Bede van den heer Oud. Deze sprai als volgt: Excellenties, Dames en Heeren! Het is voor Aalsmeer een groote dag. Groot, omdat wij hier bijeen zijn de opening te sneren van het nieuwe gebouw der Coöp. Veilingsvereeniging „Bloemenlust" en des te grooler nog, omdat het ons gegeven is dit te mogen doen in tegenwoordigheid van U. Mijnheer de Minister-President, in tegen woordigheid van U heeren Gezanten van landen, waarmede Aalsmeer dagelijks zake lijke en vriendschappelijke relaties heeft, in tegenwoordigheid van U Mijnheer de Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland en in tegenwoordigheid van U allen, dames en heeren. Namens het Bestuur der Groote Aals- meersche Bloemen-Tenloonstelling heb ik de vereerende taak U hier welkom te mogen heeten en ik kwijt mij hiervan van harte gaarne. De Aalsmeersche culturen breiden zich voortdurend uit. Noodzakelijk is het dus er steeds op bedacht te zijn den omzet te ver- grooten. Om dit te bereiken laat de Aals meersche kweeker gaarne zijn product, wanneer de gelegenheid zich hiertoe voor doet, zien in de meest volmaakte vorm, slechts in acht nemende de bekende waar heid, dat „aanzien doet gedenken.". Zoo exposeerde Aalsmeer in 1928 onder andere te Turijn en in 1929 te Madrid en Barce lona. Hoe groot echter de voldoening over het slagen van een buitenlandsche inzending ook moge wezen, een tentoonstelling in eigen omgeving zal altijd de grootste bekoring blijven behouden. Des te meer wordt dn thans door ons gevoeld nu de huidige ten toonstelling voorafgaat om de in-gebruik- nrming van het nieuwe gebouw der Coöp Veilingsvereeniging „Bloemenlust", een vereeniging, welke hier zeer gewaardeerd wordl, omdat zij de belangen van kweeker en handelaar weet te dienen en te vereeni gen. Van deze plaats breng ik „Bloemen lust" hulde met het prachtige resultaat, dat zij heeft weten te bereiken en ik wensch haar verder veel succes in haar ondernemen Met gepasten trots mag worden verklaard, dat de Alsmeersche kweeker. daarbij ge steund door den handel, aan zijn product een groote vermaardheid heeft weten te ge ven. En met groote voldoening werd in den loop der jaren de sympathie gevoeld, waar mede de groei van ons bloemendorp in breeden kring werd gadeslagen. Ook thans bii het organiseeren der (en- toonstelling. welke op 't punt staat geopend te worden heeft Aalsmeer overweldigende be wijzen ontvangen, dat velen in den lande en daar buiten met ons centrum medeleven Het is met een hart vol dankbaarheid, dal ik hiervan gewag maak En het is mij een behoefte van deze plaats te geluigen, hoe Aalsmeer dit alles weet te wairdeeren Grooter dank is Aalsmeer verschuldigd aan het Koninklijk Huis. aan de Nederland- sche Regeering en aan alle autoriteiten, ver- Bezoek der Koninklijke Familie. eenigingen en particulieren, die blijk gaven van hun meer dan gewone belangstelling. Aalsmeer van zijn kant heeft ook ditmaal ziin volle krachten gegeven om 't beste te laten zien, wat het vermag. Moge deze tentoonstelling ook medewer ken om de vriendschapsbanden tusschen Aalsmeer en zijn afnemers weder te ver sterken, wat ontegenzeggelijk in den econo- mischen strijd zijn goede zijde zal hebben. Wij zijn overtuigd, dat de Aalsmeersche producten in de toekomst hun plaats zullen weten te behouden en er zich zelfs nog nieuwe perspectieven kunnen openen, in dien ons product voldoening blijft geven, waarop ons uiterste streven is gericht. In het Fransch, Duitsch en Engelsch sprak de heer Oud dan een hartelijk wel kom tot allen. Rede van den Burgemeester. Dc burgemeester van Aalsmeer de heer Kasteleijn sprak vervolgens. De heer Kasteleijn. Excellenties, Dames en Heeren. Het uitspreken van een rede bij de ope ning van een tentoonstelling is langzamer hand voor mij een zóó veelvuldig voorko mende taak geworden, dat ik mij, bij nog grooleren bloei van Aalsmeer, kan voor stellen, dat een dergelijke bezigheid tot de jaarlijksche agenda van den Burgervader zal gaan behooren. Een zeer aangenamen bezigheid voorwaar, nu ze geschiedt in een omgeving, die wei zéér getuigt van den vooruitgang van Aals meer's cultures. Toen ik nog maar enkele jaren geleden bij de opening van het oudste gedeelte van dit mooie veilingsgebouw men wenschen van verrspoed uitsprak, verwachtte ik zeker niet dat ze in zoo'n korten tijd niet alleen zou den worden vervuld, doch zelfs in die mate zouden worden overtroffen. Waar een goed Burgervader trotsvL-h be hoort te zijn op den voorspoed van zijn ge meente en de groote verrichtingen barer burgers, zoo wil ik hier, naast mijn blijd schap over den ondernemingsgeest van hel veilingsbesluur \*oor het tot stand komen van een zóó belangrijke uitbreiding van dit gebouw, mijn vreugde uilen over het feit, dat dit groote bouwwerk, hetwelk eveneens architectonische waarde bezit, door een in ons Aalsmeer geboren en opgegroeiden ar chitect. den heer J. F. Berghoef, is ontwor pen en uitgevoerd. Verder spreekt uil de geheele afwerking van dit gebouw de geest van eenvoud en strenge zakelijkheid, welke een symbool is van de kalme en ernstige wijze, waarop hier door allen aan Aalsmeer's vooruitgang wordt gewerkt De laatste jaren hebben ons een groole uitbreiding van kweekerijen gebracht, zoodat de vele scboorsteenen en kassen complexen den vreemdeling het idéé kunnen geven zich in een fabrieksstad te bevinden. En, ver naast de waarheid is zijn voorstel lingsvermogen dan ook niet. De moderne wijze van verwarming en de zioh 9teeds uitbreidende cultuurmethodes hebben zeer veel met de zoogenaamde in dustrie gemeen. Ook het voortdurende streven *naar uit breiding van afzetgebied, dat onze bloemen reeds in de zuidelijke landen van Europa bracht, toont een zeer groote overeenkomst met de behoeften eener groote industrie. Aalsmeer heeft zich dan ook in de laatste twintig jaren van een schilderachtig maar vrijwel onbekend bloemendorpje ontwikkeld tot een beroemd centrum van cultures, dat zijn naam door geheel Europa bekend weet. En deze resultaten zijn voor een niet ge ring deel te danken aan de uitstekende orga nisatie van ons plaatselijk coöperatief vei lingswezen. Wederom spreek ik mijn oprechtewen schen uit voor den voorspoed van Aalsmeer en in het bijzonder voor de bij deze vei lingsvereeniging aangesloten kweekers. Tevens lijkt mij een woord van grooten lof voor de schitterende wijze, waarop de Tentoonstellingscommissie door de organi satie van deze expositie wederom bewezen heeft op dit gebied geen onbekende te zijn, wel zéér op zijn plaats. Mijn beste wenschen voor den bloei van onze plaats en vor het welslagen van deze tentoonstelling uitsprekende, betuig ik U mijn dank voor dc mij geschonken aan dacht. (Ik heb gezegd). Rede van den heer t. d. Meer. De heer J. v. d. Meer Pzn., voorzitter der Coöp. Veilingsvereeniging Bloemenlust hield de volgende rede: Excellenties, Leden van „Bloemenlust", Dames en Heeren; Het is mij een aangename taak. als Voor zitter van de Veilingsvereeniging „Bloe- onze plaats en voor het welslagen van deze Tentoonstelling en ons nieuwe gebouw, een kort woord te mogen spreken. Toen we 3 April 1922 op deze zelfde plaats bijeen waren, om de Tentoonstelling te openen en dit gebouw in gebruik te nemen, bad niemand, ook de grootste opti mist niet, kunnen vermoeden, dat wij 8 jaar later weer bij elkander zouden zijn voor een zelfde doel. Toen immers meenden we er te zijn. Wij hadden een gebouw naar de eischen des tijds ingericht, zoo groot als er zeer weinige te vinden waren, althans voor het doel waarvoor het bestemd was. En ziet. na 5 jaar gebruikt te zijn, was de ruimte al weer te bekrompen eni moesten wij al weer uitbreiden. En thans zijn we in het bezit van een zoo groot gebouwen-com plex, als er in Nederland zeker geen tweede is aan te wijzen, althans voor dit doel. Reeds in het voorjaar van 1928 begonnen wij over nieuwbouw te praten. Onze jeug dige plaatsgenoot, de heer J. F. Berghoef werd bereid gevonden voor ons de plannen le ontwerpen, die nu werkelijkheid zijn geworden. Ik breng van deze plaats op dit oogenblik een woord van oprechte en welgemeende hulde aan onzen Architect; ik mag het hier wel even zeggen, hij heeft bewezen te be grijpen, wat we noodig hebben, een ge bouw dat voldoet aan de eischen. van den handel en van den kweeker. Hulde aan zijn helder inzicht en practischen zin. Ik sluit hierbij direct in zijn staf van medewerkers, zijn dagelijkschen opzichter den heer Granneman, die ook hier getoond heeft te zijn, de rechte man op de rechte plaats. Ook mag ik hierbij niet vergelen de heeren Kraai en Thunnissen. de aannemers van dit gebouw. Het was een lust met deze heeren te werken Aan allen die direct of zijdeling9 hebben medegewerkt aan de tot standkoming van dit grootsche werk, een woord van hartelijken dank. Als bewijs voor de vlugge afwerking moge dienen, dat ons gebouw is aanbesteed op 3 April 1929. De eerste steen i9 gelegd op 15 Augustus d. a. v. door ons oudste Be stuurslid den beer Jb. Schouten en nu op den eersten April 1930 zijn wij bijeen om on9 gebouw met een Tentoonstelling in te wijden. Ik wil hierbij ook nog even opmerken, dat wij door de prettige wijze van samenwer king met de Centrale Raiffeisen Bank le Utrecht, in staat zijn gesteld dit bouwwerk le kunnen financieren. Excellenties, laat ik U mogen verzeke ren, dat Uwe tegenwoordigheid op zeer hoogen prijs wordt gesteld. Er spreekt uil Uwe tegenwoordigheid Uwe Hooge belang stelling voor ons bedrijf en voor onze streek, voor ons Bloemendorp. Wij bevelen ons bij voortduring in Uwe Hooge belangstelling aan. Re9t mij nog een aangename laak, n.l. een woord van hartelijken dank en waar deering te spreken tot de Tentoonstellings commissie, voor het buitengewone en vele werk verricht, om ook deze Tentoonstelling in orde te brengen en dan mag ik zeker wel in het bijzonder noemen den heer Mensing, onze Tenloonstellings-organisalor bij uit nemendheid. Aan U allen Heeren mijn har telijken dank. En mag ik nu, aan Zijne Excellentie den Minister van Staat. Minister van Binnen- landsche Zaken en Landbouw vriendelijk verzoeken, deze Tentoonstelling wel te willen openen. De minister van Binnenl. Zaken aan het woord. Voldoende aan de uitnoodiging sprak de minister van Binnenl. Zaken en Landbouw, jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck daarna als volgt: Dames en Heeren, „Zegt het met bloemen", luidt tegenwoor dig een even dichterlijke als hoffelijke zegs wijze. Welsprekend en overtuigend is er in deze omgeving met bloemen gesproken en aan getoond, wat 'smenschen toegewijde arbeid aan de rijke natuur, vermag. In het wereldvermaarde tuinbouw-cen- trum, dat Aalsmeer is ,zijn wij als getui gen genoodigd van eene gebeurtenis, die wijst op vooruitgang en bloei. Nadat in 1928 de Centrale Aalsmeersche Veiling zich een nieuw Veilingsgebouw stichtte als gevolg van een zich steeds uit- Jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck. breidend bedrijf, bleek het om diezelfde reden noodig, aan het Veilingsgebouw „Bloemenlust" eene uitbreiding te geven, die wij thans gaan openen. De uitnoodiging bij dit betekenisvolle feit tegenwoordig le zijn heb ik gaarne aan vaard. Even gaarne wijd ik een kort woord aan de beteekenis dezer plechtigheid, hulde brengend aan de ijverige kweekers en hunne voortreffelijke organisaties, die haar hebben voorbereid. Aalsmeer, het hart van Holland's Bloe- menland, is terecht een der voorwerpen van Nederland's nationalen trots. De rechtgeaarde Nederlander is dan ook gevoelig voor de haast verrassende bekend heid en vermaardheid van dit bescheiden Noord-Hollandsche plaatsje, waar zooveel schoonheid van kleur en vorm geboren wordt. Schier over geheel Europa zendt het zijn rijke, frissche bloemen over land, over zee en door de lucht. Onze kleurrijke bloemen markten versiert het en het verlevendigt het schilderachtige stadsbeeld. In de zwaar- geladen manden der venters en in de bont gekleurde winkels, zoo goed als op de smaakvol versierde restaurant-tafels in Londen en Berlijn staan de Aalsmeersche bloemen. Men zou haast vergeten, dat aan deze bloemenhandel eene welsprekende ontwik kel ingsgeschiedenis van eeuwen is vooraf gegaan. Het is bekend, dat op dezen drassigen, drooggelegden veengrond reeds in de 17e eeuw werd begonnen met boomkweekerij. Een eeuw later vangt men aan met de cultuur van sierheesters, groenten en fruit. Na de droogmaking van de Haarlemmer meer breidt de boom- en bloemenkweekerij zich sterk uit ter voorziening voornamelijk van de Amsterdamsche markt. Reeds in 1870 worden plantenkassen met verwarming gebouwd. In 1890 gaat men zich meer bijzonder toeleggen op de snijbloe men. Tusschen de jaren 1900 en 1910 volg! dc cultuur van fijne planten, van potplanten en snijbloemen, in veelsoortige en veelkleurige rijkdom haast ongeëvenaard. In enkele ruwe trekken ziel men hier een ontwikkelingsgang, dtie voert naar een he- dendaagschen binnen- en buHenlandschen handel, waarbij de moderne vindingen van vervoer en verkoop niet worden gemist. Vei- lingen, spoowegverkeer. en sedert 1923 een uitgebreid luchtverkeer bevorderen een levendigen export en dragen niet weinig bij lot den bloei van Aalsmeer. Welsprekend zijn de jongste cijfers van liet luchttransport. In 1929 worden vanuit dit bloemeneentrum van Schiphol per vlieg tuig niet minder dan 300.000 K.G. bloemen verzonden naar bijna alle Manden van Europa. Aan de faam van het nobele product dezer culturen hebben dc Aalsmeersche in zendingen op de groote binnen- en buiten landsche bloemententoonstellingen niet wei nig bijgedragen. fïe't is bekend, lioe de Aalsmeersche kwee kers in 1927 in Parijs, een jaar later in Turijn en in 1929 in Madrid en Barcelona zijn voor den dag gekomen; hoe als resul taat der Parijsche tentoonstelling een leven dige export naar Frankrijk volgde. De Fransche bloemenkweekeTS hebben willen leeren van hun kundige Nederlandsche col lega's. En toen een aantal van hen Aalsmeer kwam bezoeken, zijn zij veeleer als gilde- broeders dan als gevreesde concurrenten ontvangen. Uit deze korte geschiedenis blijkt wel overduidelijk hoe toegewijde, doortastende arbeid naast een opmerkelijke liefde voor de bloemen en den bloemenhandel hier een bloeiend bedrijf hebben gebracht, dat ge tuigt van den wakkeren handelsgeest van hen, die bet groot hebben gemaakt. Dat deze veiling „Bloemenlust" in 1929 een omzet verwerkt ran 23/4 millioen, en de Centrale Aalsmeersche Veiling in dal zelfde jaar een van 3 3/4 millioen is veel zeggend. Niet minder spreekt het (eit. dat in G jaren tijds de omzet van beide veilingen bijna verviervoudigd is. Hulde komt daan-oor toe aan de leiding van den Aalsmeerschen Tuinbouwbond. het centrale orgaan der talrijke plaatselijke or ganisaties, als daar zijn, de beide genoemde („Ueber den Tod hinans"). Roman van ANNY VON PANHUYS. Uit het Duitsch door W H. C. BOULLAARD. (Nadruk verboden.) 34) Po'hl haalde zijn schouders op. ..Ik ver baasde er mijn ook over en maakte een daarmee verband houdende opmerking, maar met een vergenoegden glimlach ver klaarde hij het geld ten bate van zijn gezin noodig le hebben maar hall!" Ponl streek zich over zijn voorhoofd. „Alex zei nog, dat ik daarover noch met u, noch met uw dochter mocht spreken, maar dit verbod zal wel niet na zijn dood nog van kracht zijn", stelde hij zichzelf gerust. „Ik begrijp van dat alles niets", mevrouw Berner verloor nu wel wat van haar uiter lijke kalmpte, „en ik weet waarlijk niet wat ik doen moet om le weten te komen waar mijn man dat geld heeft gelaten. In het tes tament is sprake van zijn gezamenlijke ver mogen dat op de Spreebank is gedeponeerd." „Ligt het geld niet in zijn schrijftafel?" „Neen die heb ik al grondig doorzocht", was het antwoord, en als tot zichzelf mom pelde zij: „Waarom heeft hij al dat geld er afgehaald?" Nauwkeurig vertelde de bankdirecteur nog eens heel precies wanneer de professor bij hem was geweest en wat hun onderhoud was geweest. Nauwlettend volgde mevrouw Berner zijn woorden en toen Pohl klaar was zei ze lang zaam: „Die reis naar Berlijn, waaraan mijn man kort te voren niet dacht, bevreemd de mij dadelijk. Hij wendde voor daar een schilderij, waarop men hem had op merkzaam gemaakt, cp een veiling te willen koopen, maar toen ik bij zijn thuiskomst naar het resultaat van zijn reis vroeg, wist hij het eerste oogenblik heelemaal niets van een schilderij later praatte hij er zich uit." Mevrouw Berner's stem werd onvast: „Ik sta voor een raadsel, mijnheer Pohl, voor een groot raadsel, dat mijn man mij na zijn dood ter oplossing heeft voorgelegd." „Ik zal u daarbij ter zijde staan, me vrouw", bijna te warm sprak hij die woor den en bijna te lang drukte hij zijn lippen op de hem toegestoken hand. „Daar u in de schrijftafel nooh het geld, noch daarop betrekking hebbende beschei den vond", begon de bankdirecteur opnieuw, „zal het noodig zijn eerst met mijnheer Slem nog eens te sprekenmisschien heeft die eenig vermoeden waar het geld kan zijn." „Ook die weet niets, anders had hij er mij wel over gesproken"', mevrouw BerneT werd lichtelijk ongeduldig en zij begon le vendiger te praten „Mijnheer Stern heeft mij slechts gezegd, dat hij evenals ik be vreemd wa9 over de nalatenschap: ook hii had een hooger bedrag vermoed Als hij van de mankeerende honderdvijftigduizend mark iets had geweten, had hij het mij dadelijk gezegd Zij moest plotseling ophouden om dat het opnieuw lot haar bewustzijn door drong, in welke geheel andere banen zich voortaan haar leven zou moeten voortbe wegen, indien het geld niet te vinden zou zijn. Alsof de bankdirecteur haar gedachten had geraden, zei hij met gedempte stem: „Maak u toch geen zorgen, lieve mevrouw, ik was de vriend van uw man en zou het een geluk achten ook de .uwe le zijn." Opnieuw gevoelde mevrouw Berner zich genoopt Pohl haar hand te reiken en op nieuw drukten diens lippen zich op die zachte, geparfumeerde hand. In zijn blik lag iets van voldoening, de verwende vrouw zou het misschien niet on vriendelijk opnemen, wanneer hij haar bin nen afzienbaren tijd zijn naam bood en haar verzocht zijn rijkdom te willen deelei». 't Liefst had hij dit dadelijk gedaan, maar hij was geen jongeling meer, die zich door overijling laat meesleepen. Nog zou het te vroeg zijn geweest uitdrukking te geven aan het gevoel van hoop. dat hem bezielde. Na eenigen tijd sprak mevrouw Berner: „Ik kan toch niet in de courant laten zetten, dat degene, die mij kan inlichten waar het geld is. op een belooning kan rekenen Zenuwachtig trilden haar lippen. „Dat zou gelijk staan met mijn man aan de kaak te stellen, de menschen zouden er om lachen en er grappen over maken." „Ongetwijfeld," bevestigde Pohl. „Ik kan met den besten wil niet begrijpen wat hij met het geld heeft gedaan", ver volgde zij .Laten wii nog eens recapitulee- ren: verleden week Woensdag kwam hij bij u. nietwaar? Donderdag hebt u hem het ge'd uitbetaald en denzelfden dag reisde hij. na met u te hebben gegeten, naar Schneiditz terug." „Ja, mevrouw „Maurer haalde hem van hel station af", vervolgde zij „en hij ging dien dag niet meer uit Den volgenden morgen ging hij met zijn dochter naar het schilderijmuseum, Zaterdag ontving hij den beer Zernikow aan het station en bracht hem *s avonds laat naar diens hotel". Opstaande schoof zij haar stoel achteruit en sprak op meer opge wonden toon: „Het was zijn laatste uitgang, bewusteloos werd hij thuisgebracht, midden in den nacht wekte Maurer mij en toen lag mijn man al in ijlende koorts. Hij is niet meer tot bewustzijn gekomen." Zij bracht haar hand voor de oogen. „In al die feiten kan ik onmogelijk een aanwijzing vinden, waar het geld zou kunnen gebleven zijn." Langzaam liet ze haar hand weer zakken. „Ik heb mijn hoofd al zoo gemarteld met het nadenken daarover, ,,'t Is om gek e worden Zwaar ging haar adem en met horten en stooten vervolgde zij: „Maar toch is 't me. of ik iets zie, dat me verdacht voor komt ze hield op alsof zij bang was door te spreken. Pohl had mevrouw Berner nog nooit zoo mooi gevonden als juist nu. Een licht rood vertoonde zich onder haar teere huid en haar oogen lichtten eigenaardig De onbe rispelijk gemaakte rouwjapon verhoogde de bekoring, die van haar blondheid uitging ei» hij moest zich beheerschen om de opgewon den vrouw niet in zijn armen te sluiten en haar toe te roepen: breek jij ie mooie hoofd maar niet langer, wordt mijn vrouw en wen tel alles wat je kwelt, op mijn schouders, ik zal je levensweg effenen, opdat geen.steenlje te leeren voet ooit zal hinderen Maar een man als Pohl deed zoo iets niet Rustig en zachl zei hij- „Schenk mij uw vertrouwen en wat u mij ook zult verteller, ik zal er over zwijgen als een priester doet met het geheim van de biecht Nog weifelde zij. of zij wel zou spreken over dat waarop zij zooeven doelde, maar ten slotte behaalde de behoefte om haar hart te luchten de overwinning. Zij ging weer zitten en begon: „Aanstaanden Zondag zal het engagement van mijn dochter met mijnheer Zernikow publiek worden, een ver bintenis, die mijn man gaarne zag, en thans verkeer ik in grooten twijfel of ik Else's engagement met con man, tegen wien ik een ernstige verdenking koester, wel mag toestaan." „Mevrouw, u bedoelt toch niet. dat stamelde de bankdirecteur verbluft. „Bedoelen", zei ze glimlachend en op ge dwongen toon. „ik zou durven beweren, dat het verdwijnen van hel geld uitsluitend ver- band kan houden met Zernikow en niemand anders." „Maar mevrouw!" Pohl keek eenigszins onthutst „Ik heb van den aanvang af geen bijzon dere sympathie voor dien man gevoeld", sprak zij en keek daarbij naar haar mooie, welverzorgde handen, die in haar schoot la gen. „Ik was zeer tegen dit engagement, maar mijn man steunde de jongelui en door deze hulp moest ik zwichten Goed ik gaf toe en wilde Else's geluk niet in den weg staan. Maar toen kwam mijn man le over lijden. Bewusteloos bracht men hem (huts, als gevolg van een zenuwtoeval zooals dc dokter constateerde." Toen gleden langzaam de volgende woorden van haar lippen „Nie mand anders dan Zernikow kan vertellen wat mijn man zoo ontzettend heeft opgewon den, hij alleen", en voorzichtig fluisterend: „Misschien weel hij ook wel waar het geld is gebleven'.' (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9