DE GROOTE DAG VOOR AALSMEER
ZIJN LAATSTE WENSCH
71ile Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 1 April 1930
Derde Blad No. 21486
DE BLOEMENTENTOONSTELLING OFFICIEEL GEOPEND
FEUILLETON.
Heden was het voor Aalsmeer de groote
dag der openng van de groote bloementen
toonstelling. In tegenwoordigheid van zeer
vele autoriteiten heeft dit feit plaats ge
vonden.
Nadat allen zich hadden verzameld in
het nieuwe gebouw der Coöp. Veilingsver-
eeniging „Bloemenlust", waarvan wij kort
geleden een beschrijving gaven, bracht al
lereerst Aalsmeer's Koorvereeniging onder
haar directeur den heer A. van Dam. een
feestzang en nog een ander nummer ten
gehoore.
Het woord was dan aan den voorzitter
der Tentoonstellingscommissie, den heer
G Oud.
Bede van den heer Oud.
Deze sprai als volgt:
Excellenties, Dames en Heeren!
Het is voor Aalsmeer een groote dag.
Groot, omdat wij hier bijeen zijn de opening
te sneren van het nieuwe gebouw der Coöp.
Veilingsvereeniging „Bloemenlust" en des
te grooler nog, omdat het ons gegeven is
dit te mogen doen in tegenwoordigheid van
U. Mijnheer de Minister-President, in tegen
woordigheid van U heeren Gezanten van
landen, waarmede Aalsmeer dagelijks zake
lijke en vriendschappelijke relaties heeft,
in tegenwoordigheid van U Mijnheer de
Commissaris der Koningin in de provincie
Noord-Holland en in tegenwoordigheid van
U allen, dames en heeren.
Namens het Bestuur der Groote Aals-
meersche Bloemen-Tenloonstelling heb ik de
vereerende taak U hier welkom te mogen
heeten en ik kwijt mij hiervan van harte
gaarne.
De Aalsmeersche culturen breiden zich
voortdurend uit. Noodzakelijk is het dus er
steeds op bedacht te zijn den omzet te ver-
grooten. Om dit te bereiken laat de Aals
meersche kweeker gaarne zijn product,
wanneer de gelegenheid zich hiertoe voor
doet, zien in de meest volmaakte vorm,
slechts in acht nemende de bekende waar
heid, dat „aanzien doet gedenken.". Zoo
exposeerde Aalsmeer in 1928 onder andere
te Turijn en in 1929 te Madrid en Barce
lona.
Hoe groot echter de voldoening over het
slagen van een buitenlandsche inzending
ook moge wezen, een tentoonstelling in eigen
omgeving zal altijd de grootste bekoring
blijven behouden. Des te meer wordt dn
thans door ons gevoeld nu de huidige ten
toonstelling voorafgaat om de in-gebruik-
nrming van het nieuwe gebouw der Coöp
Veilingsvereeniging „Bloemenlust", een
vereeniging, welke hier zeer gewaardeerd
wordl, omdat zij de belangen van kweeker
en handelaar weet te dienen en te vereeni
gen. Van deze plaats breng ik „Bloemen
lust" hulde met het prachtige resultaat, dat
zij heeft weten te bereiken en ik wensch
haar verder veel succes in haar ondernemen
Met gepasten trots mag worden verklaard,
dat de Alsmeersche kweeker. daarbij ge
steund door den handel, aan zijn product
een groote vermaardheid heeft weten te ge
ven. En met groote voldoening werd in den
loop der jaren de sympathie gevoeld, waar
mede de groei van ons bloemendorp in
breeden kring werd gadeslagen.
Ook thans bii het organiseeren der (en-
toonstelling. welke op 't punt staat geopend
te worden heeft Aalsmeer overweldigende be
wijzen ontvangen, dat velen in den lande
en daar buiten met ons centrum medeleven
Het is met een hart vol dankbaarheid,
dal ik hiervan gewag maak En het is mij
een behoefte van deze plaats te geluigen,
hoe Aalsmeer dit alles weet te wairdeeren
Grooter dank is Aalsmeer verschuldigd
aan het Koninklijk Huis. aan de Nederland-
sche Regeering en aan alle autoriteiten, ver-
Bezoek der Koninklijke Familie.
eenigingen en particulieren, die blijk gaven
van hun meer dan gewone belangstelling.
Aalsmeer van zijn kant heeft ook ditmaal
ziin volle krachten gegeven om 't beste te
laten zien, wat het vermag.
Moge deze tentoonstelling ook medewer
ken om de vriendschapsbanden tusschen
Aalsmeer en zijn afnemers weder te ver
sterken, wat ontegenzeggelijk in den econo-
mischen strijd zijn goede zijde zal hebben.
Wij zijn overtuigd, dat de Aalsmeersche
producten in de toekomst hun plaats zullen
weten te behouden en er zich zelfs nog
nieuwe perspectieven kunnen openen, in
dien ons product voldoening blijft geven,
waarop ons uiterste streven is gericht.
In het Fransch, Duitsch en Engelsch
sprak de heer Oud dan een hartelijk wel
kom tot allen.
Rede van den Burgemeester.
Dc burgemeester van Aalsmeer de heer
Kasteleijn sprak vervolgens.
De heer Kasteleijn.
Excellenties, Dames en Heeren.
Het uitspreken van een rede bij de ope
ning van een tentoonstelling is langzamer
hand voor mij een zóó veelvuldig voorko
mende taak geworden, dat ik mij, bij nog
grooleren bloei van Aalsmeer, kan voor
stellen, dat een dergelijke bezigheid tot de
jaarlijksche agenda van den Burgervader
zal gaan behooren.
Een zeer aangenamen bezigheid voorwaar,
nu ze geschiedt in een omgeving, die wei
zéér getuigt van den vooruitgang van Aals
meer's cultures.
Toen ik nog maar enkele jaren geleden
bij de opening van het oudste gedeelte van
dit mooie veilingsgebouw men wenschen van
verrspoed uitsprak, verwachtte ik zeker niet
dat ze in zoo'n korten tijd niet alleen zou
den worden vervuld, doch zelfs in die mate
zouden worden overtroffen.
Waar een goed Burgervader trotsvL-h be
hoort te zijn op den voorspoed van zijn ge
meente en de groote verrichtingen barer
burgers, zoo wil ik hier, naast mijn blijd
schap over den ondernemingsgeest van hel
veilingsbesluur \*oor het tot stand komen
van een zóó belangrijke uitbreiding van dit
gebouw, mijn vreugde uilen over het feit,
dat dit groote bouwwerk, hetwelk eveneens
architectonische waarde bezit, door een in
ons Aalsmeer geboren en opgegroeiden ar
chitect. den heer J. F. Berghoef, is ontwor
pen en uitgevoerd.
Verder spreekt uil de geheele afwerking
van dit gebouw de geest van eenvoud en
strenge zakelijkheid, welke een symbool is
van de kalme en ernstige wijze, waarop hier
door allen aan Aalsmeer's vooruitgang wordt
gewerkt
De laatste jaren hebben ons een
groole uitbreiding van kweekerijen gebracht,
zoodat de vele scboorsteenen en kassen
complexen den vreemdeling het idéé kunnen
geven zich in een fabrieksstad te bevinden.
En, ver naast de waarheid is zijn voorstel
lingsvermogen dan ook niet.
De moderne wijze van verwarming en de
zioh 9teeds uitbreidende cultuurmethodes
hebben zeer veel met de zoogenaamde in
dustrie gemeen.
Ook het voortdurende streven *naar uit
breiding van afzetgebied, dat onze bloemen
reeds in de zuidelijke landen van Europa
bracht, toont een zeer groote overeenkomst
met de behoeften eener groote industrie.
Aalsmeer heeft zich dan ook in de laatste
twintig jaren van een schilderachtig maar
vrijwel onbekend bloemendorpje ontwikkeld
tot een beroemd centrum van cultures, dat
zijn naam door geheel Europa bekend weet.
En deze resultaten zijn voor een niet ge
ring deel te danken aan de uitstekende orga
nisatie van ons plaatselijk coöperatief vei
lingswezen.
Wederom spreek ik mijn oprechtewen
schen uit voor den voorspoed van Aalsmeer
en in het bijzonder voor de bij deze vei
lingsvereeniging aangesloten kweekers.
Tevens lijkt mij een woord van grooten
lof voor de schitterende wijze, waarop de
Tentoonstellingscommissie door de organi
satie van deze expositie wederom bewezen
heeft op dit gebied geen onbekende te zijn,
wel zéér op zijn plaats.
Mijn beste wenschen voor den bloei van
onze plaats en vor het welslagen van deze
tentoonstelling uitsprekende, betuig ik U
mijn dank voor dc mij geschonken aan
dacht. (Ik heb gezegd).
Rede van den heer t. d. Meer.
De heer J. v. d. Meer Pzn., voorzitter der
Coöp. Veilingsvereeniging Bloemenlust hield
de volgende rede:
Excellenties, Leden van „Bloemenlust",
Dames en Heeren;
Het is mij een aangename taak. als Voor
zitter van de Veilingsvereeniging „Bloe-
onze plaats en voor het welslagen van deze
Tentoonstelling en ons nieuwe gebouw, een
kort woord te mogen spreken.
Toen we 3 April 1922 op deze zelfde
plaats bijeen waren, om de Tentoonstelling
te openen en dit gebouw in gebruik te
nemen, bad niemand, ook de grootste opti
mist niet, kunnen vermoeden, dat wij 8 jaar
later weer bij elkander zouden zijn voor
een zelfde doel. Toen immers meenden we
er te zijn. Wij hadden een gebouw naar de
eischen des tijds ingericht, zoo groot als er
zeer weinige te vinden waren, althans voor
het doel waarvoor het bestemd was.
En ziet. na 5 jaar gebruikt te zijn, was
de ruimte al weer te bekrompen eni moesten
wij al weer uitbreiden. En thans zijn we in
het bezit van een zoo groot gebouwen-com
plex, als er in Nederland zeker geen tweede
is aan te wijzen, althans voor dit doel.
Reeds in het voorjaar van 1928 begonnen
wij over nieuwbouw te praten. Onze jeug
dige plaatsgenoot, de heer J. F. Berghoef
werd bereid gevonden voor ons de plannen
le ontwerpen, die nu werkelijkheid zijn
geworden.
Ik breng van deze plaats op dit oogenblik
een woord van oprechte en welgemeende
hulde aan onzen Architect; ik mag het hier
wel even zeggen, hij heeft bewezen te be
grijpen, wat we noodig hebben, een ge
bouw dat voldoet aan de eischen. van den
handel en van den kweeker. Hulde aan zijn
helder inzicht en practischen zin.
Ik sluit hierbij direct in zijn staf van
medewerkers, zijn dagelijkschen opzichter
den heer Granneman, die ook hier getoond
heeft te zijn, de rechte man op de rechte
plaats.
Ook mag ik hierbij niet vergelen de
heeren Kraai en Thunnissen. de aannemers
van dit gebouw. Het was een lust met deze
heeren te werken Aan allen die direct of
zijdeling9 hebben medegewerkt aan de tot
standkoming van dit grootsche werk, een
woord van hartelijken dank.
Als bewijs voor de vlugge afwerking moge
dienen, dat ons gebouw is aanbesteed op
3 April 1929. De eerste steen i9 gelegd op
15 Augustus d. a. v. door ons oudste Be
stuurslid den beer Jb. Schouten en nu op
den eersten April 1930 zijn wij bijeen om
on9 gebouw met een Tentoonstelling in te
wijden.
Ik wil hierbij ook nog even opmerken, dat
wij door de prettige wijze van samenwer
king met de Centrale Raiffeisen Bank le
Utrecht, in staat zijn gesteld dit bouwwerk
le kunnen financieren.
Excellenties, laat ik U mogen verzeke
ren, dat Uwe tegenwoordigheid op zeer
hoogen prijs wordt gesteld. Er spreekt uil
Uwe tegenwoordigheid Uwe Hooge belang
stelling voor ons bedrijf en voor onze streek,
voor ons Bloemendorp. Wij bevelen ons bij
voortduring in Uwe Hooge belangstelling
aan.
Re9t mij nog een aangename laak, n.l.
een woord van hartelijken dank en waar
deering te spreken tot de Tentoonstellings
commissie, voor het buitengewone en vele
werk verricht, om ook deze Tentoonstelling
in orde te brengen en dan mag ik zeker wel
in het bijzonder noemen den heer Mensing,
onze Tenloonstellings-organisalor bij uit
nemendheid. Aan U allen Heeren mijn har
telijken dank.
En mag ik nu, aan Zijne Excellentie den
Minister van Staat. Minister van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw vriendelijk
verzoeken, deze Tentoonstelling wel te
willen openen.
De minister van Binnenl. Zaken
aan het woord.
Voldoende aan de uitnoodiging sprak de
minister van Binnenl. Zaken en Landbouw,
jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck daarna als
volgt:
Dames en Heeren,
„Zegt het met bloemen", luidt tegenwoor
dig een even dichterlijke als hoffelijke zegs
wijze.
Welsprekend en overtuigend is er in deze
omgeving met bloemen gesproken en aan
getoond, wat 'smenschen toegewijde arbeid
aan de rijke natuur, vermag.
In het wereldvermaarde tuinbouw-cen-
trum, dat Aalsmeer is ,zijn wij als getui
gen genoodigd van eene gebeurtenis, die
wijst op vooruitgang en bloei.
Nadat in 1928 de Centrale Aalsmeersche
Veiling zich een nieuw Veilingsgebouw
stichtte als gevolg van een zich steeds uit-
Jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck.
breidend bedrijf, bleek het om diezelfde
reden noodig, aan het Veilingsgebouw
„Bloemenlust" eene uitbreiding te geven,
die wij thans gaan openen.
De uitnoodiging bij dit betekenisvolle
feit tegenwoordig le zijn heb ik gaarne aan
vaard. Even gaarne wijd ik een kort woord
aan de beteekenis dezer plechtigheid, hulde
brengend aan de ijverige kweekers en hunne
voortreffelijke organisaties, die haar hebben
voorbereid.
Aalsmeer, het hart van Holland's Bloe-
menland, is terecht een der voorwerpen
van Nederland's nationalen trots.
De rechtgeaarde Nederlander is dan ook
gevoelig voor de haast verrassende bekend
heid en vermaardheid van dit bescheiden
Noord-Hollandsche plaatsje, waar zooveel
schoonheid van kleur en vorm geboren
wordt.
Schier over geheel Europa zendt het zijn
rijke, frissche bloemen over land, over zee
en door de lucht. Onze kleurrijke bloemen
markten versiert het en het verlevendigt
het schilderachtige stadsbeeld. In de zwaar-
geladen manden der venters en in de bont
gekleurde winkels, zoo goed als op de
smaakvol versierde restaurant-tafels in
Londen en Berlijn staan de Aalsmeersche
bloemen.
Men zou haast vergeten, dat aan deze
bloemenhandel eene welsprekende ontwik
kel ingsgeschiedenis van eeuwen is vooraf
gegaan.
Het is bekend, dat op dezen drassigen,
drooggelegden veengrond reeds in de 17e
eeuw werd begonnen met boomkweekerij.
Een eeuw later vangt men aan met de
cultuur van sierheesters, groenten en fruit.
Na de droogmaking van de Haarlemmer
meer breidt de boom- en bloemenkweekerij
zich sterk uit ter voorziening voornamelijk
van de Amsterdamsche markt.
Reeds in 1870 worden plantenkassen met
verwarming gebouwd. In 1890 gaat men
zich meer bijzonder toeleggen op de snijbloe
men.
Tusschen de jaren 1900 en 1910 volg! dc
cultuur van fijne planten, van potplanten en
snijbloemen, in veelsoortige en veelkleurige
rijkdom haast ongeëvenaard.
In enkele ruwe trekken ziel men hier een
ontwikkelingsgang, dtie voert naar een he-
dendaagschen binnen- en buHenlandschen
handel, waarbij de moderne vindingen van
vervoer en verkoop niet worden gemist. Vei-
lingen, spoowegverkeer. en sedert 1923 een
uitgebreid luchtverkeer bevorderen een
levendigen export en dragen niet weinig bij
lot den bloei van Aalsmeer.
Welsprekend zijn de jongste cijfers van
liet luchttransport. In 1929 worden vanuit
dit bloemeneentrum van Schiphol per vlieg
tuig niet minder dan 300.000 K.G. bloemen
verzonden naar bijna alle Manden van
Europa.
Aan de faam van het nobele product
dezer culturen hebben dc Aalsmeersche in
zendingen op de groote binnen- en buiten
landsche bloemententoonstellingen niet wei
nig bijgedragen.
fïe't is bekend, lioe de Aalsmeersche kwee
kers in 1927 in Parijs, een jaar later in
Turijn en in 1929 in Madrid en Barcelona
zijn voor den dag gekomen; hoe als resul
taat der Parijsche tentoonstelling een leven
dige export naar Frankrijk volgde. De
Fransche bloemenkweekeTS hebben willen
leeren van hun kundige Nederlandsche col
lega's. En toen een aantal van hen Aalsmeer
kwam bezoeken, zijn zij veeleer als gilde-
broeders dan als gevreesde concurrenten
ontvangen.
Uit deze korte geschiedenis blijkt wel
overduidelijk hoe toegewijde, doortastende
arbeid naast een opmerkelijke liefde voor de
bloemen en den bloemenhandel hier een
bloeiend bedrijf hebben gebracht, dat ge
tuigt van den wakkeren handelsgeest van
hen, die bet groot hebben gemaakt.
Dat deze veiling „Bloemenlust" in 1929
een omzet verwerkt ran 23/4 millioen, en
de Centrale Aalsmeersche Veiling in dal
zelfde jaar een van 3 3/4 millioen is veel
zeggend.
Niet minder spreekt het (eit. dat in G
jaren tijds de omzet van beide veilingen
bijna verviervoudigd is.
Hulde komt daan-oor toe aan de leiding
van den Aalsmeerschen Tuinbouwbond. het
centrale orgaan der talrijke plaatselijke or
ganisaties, als daar zijn, de beide genoemde
(„Ueber den Tod hinans").
Roman van ANNY VON PANHUYS.
Uit het Duitsch door W H. C. BOULLAARD.
(Nadruk verboden.)
34)
Po'hl haalde zijn schouders op. ..Ik ver
baasde er mijn ook over en maakte een
daarmee verband houdende opmerking,
maar met een vergenoegden glimlach ver
klaarde hij het geld ten bate van zijn gezin
noodig le hebben maar hall!" Ponl
streek zich over zijn voorhoofd. „Alex zei
nog, dat ik daarover noch met u, noch met
uw dochter mocht spreken, maar dit verbod
zal wel niet na zijn dood nog van kracht
zijn", stelde hij zichzelf gerust.
„Ik begrijp van dat alles niets", mevrouw
Berner verloor nu wel wat van haar uiter
lijke kalmpte, „en ik weet waarlijk niet wat
ik doen moet om le weten te komen waar
mijn man dat geld heeft gelaten. In het tes
tament is sprake van zijn gezamenlijke ver
mogen dat op de Spreebank is gedeponeerd."
„Ligt het geld niet in zijn schrijftafel?"
„Neen die heb ik al grondig doorzocht",
was het antwoord, en als tot zichzelf mom
pelde zij: „Waarom heeft hij al dat geld er
afgehaald?"
Nauwkeurig vertelde de bankdirecteur nog
eens heel precies wanneer de professor bij
hem was geweest en wat hun onderhoud
was geweest.
Nauwlettend volgde mevrouw Berner zijn
woorden en toen Pohl klaar was zei ze lang
zaam: „Die reis naar Berlijn, waaraan mijn
man kort te voren niet dacht, bevreemd
de mij dadelijk. Hij wendde voor daar
een schilderij, waarop men hem had op
merkzaam gemaakt, cp een veiling te willen
koopen, maar toen ik bij zijn thuiskomst
naar het resultaat van zijn reis vroeg, wist
hij het eerste oogenblik heelemaal niets
van een schilderij later praatte hij er
zich uit."
Mevrouw Berner's stem werd onvast: „Ik
sta voor een raadsel, mijnheer Pohl, voor een
groot raadsel, dat mijn man mij na zijn
dood ter oplossing heeft voorgelegd."
„Ik zal u daarbij ter zijde staan, me
vrouw", bijna te warm sprak hij die woor
den en bijna te lang drukte hij zijn lippen
op de hem toegestoken hand.
„Daar u in de schrijftafel nooh het geld,
noch daarop betrekking hebbende beschei
den vond", begon de bankdirecteur opnieuw,
„zal het noodig zijn eerst met mijnheer
Slem nog eens te sprekenmisschien heeft
die eenig vermoeden waar het geld kan
zijn."
„Ook die weet niets, anders had hij er mij
wel over gesproken"', mevrouw BerneT
werd lichtelijk ongeduldig en zij begon le
vendiger te praten „Mijnheer Stern heeft
mij slechts gezegd, dat hij evenals ik be
vreemd wa9 over de nalatenschap: ook hii
had een hooger bedrag vermoed Als hij van
de mankeerende honderdvijftigduizend mark
iets had geweten, had hij het mij dadelijk
gezegd Zij moest plotseling ophouden om
dat het opnieuw lot haar bewustzijn door
drong, in welke geheel andere banen zich
voortaan haar leven zou moeten voortbe
wegen, indien het geld niet te vinden
zou zijn.
Alsof de bankdirecteur haar gedachten had
geraden, zei hij met gedempte stem: „Maak
u toch geen zorgen, lieve mevrouw, ik was
de vriend van uw man en zou het een geluk
achten ook de .uwe le zijn."
Opnieuw gevoelde mevrouw Berner zich
genoopt Pohl haar hand te reiken en op
nieuw drukten diens lippen zich op die
zachte, geparfumeerde hand.
In zijn blik lag iets van voldoening, de
verwende vrouw zou het misschien niet on
vriendelijk opnemen, wanneer hij haar bin
nen afzienbaren tijd zijn naam bood en haar
verzocht zijn rijkdom te willen deelei».
't Liefst had hij dit dadelijk gedaan, maar
hij was geen jongeling meer, die zich door
overijling laat meesleepen. Nog zou het te
vroeg zijn geweest uitdrukking te geven aan
het gevoel van hoop. dat hem bezielde.
Na eenigen tijd sprak mevrouw Berner:
„Ik kan toch niet in de courant laten zetten,
dat degene, die mij kan inlichten waar het
geld is. op een belooning kan rekenen
Zenuwachtig trilden haar lippen. „Dat zou
gelijk staan met mijn man aan de kaak te
stellen, de menschen zouden er om lachen
en er grappen over maken."
„Ongetwijfeld," bevestigde Pohl.
„Ik kan met den besten wil niet begrijpen
wat hij met het geld heeft gedaan", ver
volgde zij .Laten wii nog eens recapitulee-
ren: verleden week Woensdag kwam hij bij
u. nietwaar? Donderdag hebt u hem het ge'd
uitbetaald en denzelfden dag reisde hij. na
met u te hebben gegeten, naar Schneiditz
terug."
„Ja, mevrouw
„Maurer haalde hem van hel station af",
vervolgde zij „en hij ging dien dag niet
meer uit Den volgenden morgen ging hij
met zijn dochter naar het schilderijmuseum,
Zaterdag ontving hij den beer Zernikow
aan het station en bracht hem *s avonds
laat naar diens hotel". Opstaande schoof zij
haar stoel achteruit en sprak op meer opge
wonden toon: „Het was zijn laatste uitgang,
bewusteloos werd hij thuisgebracht, midden
in den nacht wekte Maurer mij en toen lag
mijn man al in ijlende koorts. Hij is niet
meer tot bewustzijn gekomen." Zij bracht
haar hand voor de oogen. „In al die feiten
kan ik onmogelijk een aanwijzing vinden,
waar het geld zou kunnen gebleven zijn."
Langzaam liet ze haar hand weer zakken.
„Ik heb mijn hoofd al zoo gemarteld met
het nadenken daarover, ,,'t Is om gek e
worden Zwaar ging haar adem en met
horten en stooten vervolgde zij: „Maar toch
is 't me. of ik iets zie, dat me verdacht voor
komt ze hield op alsof zij bang was
door te spreken.
Pohl had mevrouw Berner nog nooit zoo
mooi gevonden als juist nu. Een licht rood
vertoonde zich onder haar teere huid en
haar oogen lichtten eigenaardig De onbe
rispelijk gemaakte rouwjapon verhoogde de
bekoring, die van haar blondheid uitging ei»
hij moest zich beheerschen om de opgewon
den vrouw niet in zijn armen te sluiten en
haar toe te roepen: breek jij ie mooie hoofd
maar niet langer, wordt mijn vrouw en wen
tel alles wat je kwelt, op mijn schouders, ik
zal je levensweg effenen, opdat geen.steenlje
te leeren voet ooit zal hinderen
Maar een man als Pohl deed zoo iets niet
Rustig en zachl zei hij- „Schenk mij uw
vertrouwen en wat u mij ook zult verteller,
ik zal er over zwijgen als een priester doet
met het geheim van de biecht
Nog weifelde zij. of zij wel zou spreken
over dat waarop zij zooeven doelde, maar
ten slotte behaalde de behoefte om haar
hart te luchten de overwinning. Zij ging
weer zitten en begon: „Aanstaanden Zondag
zal het engagement van mijn dochter met
mijnheer Zernikow publiek worden, een ver
bintenis, die mijn man gaarne zag, en
thans verkeer ik in grooten twijfel of ik
Else's engagement met con man, tegen wien
ik een ernstige verdenking koester, wel mag
toestaan."
„Mevrouw, u bedoelt toch niet. dat
stamelde de bankdirecteur verbluft.
„Bedoelen", zei ze glimlachend en op ge
dwongen toon. „ik zou durven beweren, dat
het verdwijnen van hel geld uitsluitend ver-
band kan houden met Zernikow en niemand
anders."
„Maar mevrouw!" Pohl keek eenigszins
onthutst
„Ik heb van den aanvang af geen bijzon
dere sympathie voor dien man gevoeld",
sprak zij en keek daarbij naar haar mooie,
welverzorgde handen, die in haar schoot la
gen. „Ik was zeer tegen dit engagement,
maar mijn man steunde de jongelui en door
deze hulp moest ik zwichten Goed ik gaf
toe en wilde Else's geluk niet in den weg
staan. Maar toen kwam mijn man le over
lijden. Bewusteloos bracht men hem (huts,
als gevolg van een zenuwtoeval zooals dc
dokter constateerde." Toen gleden langzaam
de volgende woorden van haar lippen „Nie
mand anders dan Zernikow kan vertellen
wat mijn man zoo ontzettend heeft opgewon
den, hij alleen", en voorzichtig fluisterend:
„Misschien weel hij ook wel waar het geld
is gebleven'.'
(Wordt vervolgd.)