71ste Jaargang Donderdag 27 Maart 1930 No. 13 DE ZONDEBOK. DE PRINSES OP REN ROOM Naar het Engelsch van E. M. BRYANT. Beknopt bewerkt door C. E. de Lille «Hogerwaard. 8) Hoofdstuk VIII. Nog jnist bijtijds. Nadat de predikant wat had gegeten en het één en ander van zijn reis verteld had, deed zijn vrouw hem onder vier oogen ver slag van hetgeen er lijdons zijn afwezigheid voorgevallen was. Het was een heele opsom ming en steeds weer was het Jaap, die allerlei moeilijkheden veroorzaakt had Dominee Swaters haalde oen brief uit zijn portefeuille en zei: ..Als ik dezen brief niet ontvangen had, zou ik den jongen stellig wegsturen. Zijn vader schrijft mij echter: ..Het is mij een groole verlichting te weten, dat mijn jongen bij u is. Tk hoop, dal hij u niet al te veel moeite geeft maar als dit zoo is. vertrouw ik dat u hom be handelen zult. alsof hij uw eigen jongen was. Wanneer ik hetgeen nu eenmaal niet onmogelijk is het leven mocht ver liezen, zal het mij een geruststelling zijn te welen, dat mijn zoon in goede handen is". „Ik zal nog eens heel ernstig mot hem spreken," ging de predikant voort en er blonk een traan in het oog van zijn vrouw. Nog dienzelfden avond liet dominee Swa ters Jaap in zijn studeerkamer komen. Do jongen voelde zich allesbehalve op zijn ge mak en er heerschte een pijnlijk stilzwijgen in het vertrek I Eindelijk begon de predikant: „Je hebt je tijdens mijn afwezigheid weer aan allerlei overtredingen schuldig gemaakt, is het niet?" „Ja meneer." „Vertel mij precies, wat je uitgevoerd hebt. ik wensch een nauwkeurig verslag" Jaap aarzelde even, kuchte en begon te vertellen, hetgeen wij reeds weten. Zijn eer lijkheid gebood hem niets te verzwijgen. 't Is weer mooi!" riep de predikant uit. teen Jaap eindelijk ophield. „En wat heb je tot je verontschuldiging aan te voeren?" „N niets, meneer!" antwoordde Jaap, die een heftig standje en een zware straf ver wachtte. „Jongen, jongen!" klonk het echter, „waar. om bezorg je ons toch zooveel last? Ik heb een brief van je vader gekregen. Als het niet om hem was, zou ik je wegsturen! Je vader schrijftcn de predikant los Jaap den bewusten brief voor. De jongen beet zich op de lippen om zich goed te houden. Dominee Swaters was zoo anders dan gewoonlijk! Veel liever zou het Jaap ge weest zijn, als hij hem met een bulderende stem bestrafte, dan dit. Als in een droom hoorde hij hem zeggen: ..Ik moet je vader natuurlijk hierover schrijven en het doet mij oprecht leed dat ik hem geen betere berichten ovot zijn énigen zoon zenden kan. Een andere straf zal ik jo niet opleggen. Ik geloof, dat het besef, dat je je vader veel verdriet doet, al erg genoeg is. Ga nu naar bed en denk over dit alles nog eens ernstig na!" Met langzame schreden en diep ellendig, zóó ellendig, als hij zich nog nooit gevoeld had, ging Jaap naar boven. In de huiskamer gekomen, hoorde de pre dikant van zijn vrouw, dat de kleine Ge orge wat koortsachtig was cn onrustig droomde Het was legen middernacht, toen me vrouw Swaters nog eens opstond om naar haar zoontje te kijken. Het ventje sluimer de, maar werd half wakker, toen zijn moe der zich over hem heen boog. Slaperig prevelde hij* „Japie! Bosch! Moeder! Wilde beesten!" Zijn moeder legde haar koele hand op zijn brandend voorhoofd, liet hem wat drin ken, stopte hem weer in en ging heen. In de gang onderscheidde haar scherp ge hoor een zacht geluid en in het volgend oogenblik deed zij de deur van een ander slaapkamertje open. De maan scheen helder in hel vertrek en bij het raam geheel gekleed en de han den aan de raamknoppen stond Jaap. Ili; ui He een gesmoorden kreet van schrik en wende een poging aan om het raam op te schuiven Hij voelde echter een hand'op zijn arm en zei smcekend* „O. laat u me alsjeblieft gaan, mevrouw!" „Nee. nee!" klonk het haastig, terwijl me vrouw Swaters hem van het raam weg trok. ..Kom eens met mij mee. Jaap!" Zij had zich plotseling hersteld en ging voort „Laten we naar de kinderkamer gaan, daar is het minder koud dan hier en kun nen we rustig samen praten." Jaap volgde haar nu zonder een woord te zeggen. Hij was niet in staat weerstand te bieden Het scheen, of al zijn krachten hem sinds het oogenblik der ontdekking begeven hadden. „O, Jaap jongen 1" zei mevrouw Swaters, toen zij bij de kachel in de kinderkamer zaten. „Wat wilde je doen?" Zij had haar arm om hem heengeslagen' en voelde hoe de jongen over zijn geheele lichaam beefde. Ilij wendde het hoofd af om zijn opkomende tranen te verbeTgen en beet zich op de lippen. „Waar had je heen willen gaan?" vroeg zij zacht „Weg!" was alles, wat er over zijn lippen kwam. „Weg?! Heelemaal weg, Jaap? Om nooit terug te komen? O. Jaap. hoe had je on9 dat kunnen aandoen?! Voelde je je hier dan zoo ongelukkig, dat je niet langer bij ons wilde blijven?" „N nee mevrouw, maar ik ik ben zoo ondeugend zoo slecht niet ge schikt om bij menschen als u bent. te zijn. Ik zou het beteT verdragen hebben, als dominee Swaters niet zoo vriendelijk ge weest was. Hij hij scheen er heusch ver driet van te hebben en hij sprak over Vader Een snik bracht zijn woorden echter eens klaps af en er heerschte eenige oogenblik- ken stilte „En Jaap," zei mevrouw Swaters einde lijk, „meen je, dat wanneer je werkelijk weggeloopen was en wij jo niet hadden kun nen vinden, je het er boter door gemaakt zou hebben? Stel je eens even voor. dat wij het aan je vader moesten schrijven hoe vreeselijk dit voor hem. maar ook voor ons. geweest zou zijn!" Jaap liet zijn hanen nu den vrijen loop en mevrouw Swalers zei niets meer tegen hem en 9treck alleen over zijn krulhaar. Na een poosje begon zij weer vriendelijk: „Als ik niet juist binnen gekomen was, zou je het gedaan hebben. Jaap Zeg mij nu eens eerlijk: spijt het je. dat ik kwam?" „Nee. mevrouw ik ben er eigenlijk blij om", bekende de jongen nu fluisterend .Tk had vlak tevoren net gedacht aan dien ecrslen avond, toen u bij me kwam en zoo vriendelijk voor me was en ik me voornam mijn best te doen en nou Jaap was doodmoe en mevrouw maakte op opgewekten toon zijn zin af door te zeg gen: „En nu beloof je me. dal je nooit weer probccren zult weg te loopen. Ik geef je een paar minuten den tijd om je uit te kleeden en kom je dan nog even goedcnnacht zeg gen. Beloof je het me?" „Ja, mevrouw!" antwoordde Jaap ernstig en ging weer naar zijn kamertje terug Toen mevrouw Swaters een paar minuten later bij hem kwam was hij al half in slaap maar toch voelde hij. dat haar zachte hand over zijn voorhoofd streek Dien nacht droomde hij van zijn moeder, die hij zich niet eens goed herinneren kon. maar in zijn droom leek ze op mevrouw Swaters. (Wordt vervolgd.) 3 (Slot) „.Tij bent me nog eens een herder", zei de oude vriendelijk, hoewel ze kookte van woede, „kom nu maar binnen en eet je avondeten". En terwijl de jongen in de kamer zat te eten, liep zij weer naar den stal en sloeg met den bezemsteel op de veulens los. „We kunnen er niets aan doen", rieden de veulens, en schreeuwden van pijn. „we waren al twintig mijlen ver. en toen kwarn hij ons nagereden op een beer en heeft ons weer teruggebracht". „Op een beer?" zei de heks, „de jongen is sterker dan ik! Maar wacht maar, morgen zul je me niet ont snappen!" Den anderen dag gaf de heks hem een heele flcsch brandewijn mee op weg, en de jongen dankte de oude nog eens extra voor don heerlijken drank En op de weide aan gekomen, dronk hij de heele flesch in één teug uit, en ging in het gras liggen en sliep vast in, en ontwaakte pas in den laten namiddag. „Te drommel 1" als de leeuw me vandaag niet helpt, dan ben ik verloren!" riep hij ver schrikt, grabbelde de drie bosjes leeuwea-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13