le Jaargang
Donderdag 20 Maart 1930
No. 12
DE ZONDEBOK.
ar het Engetch van E. M. BRYANT.
Beknopt bewerkt door
C. E. de Lille {Hogerwaard.
HOOFDSTUK VII.
Nog meer moeilijkheden.
m geheel en Woensdagmiddag was Jaap
:r)n eentje uit, zonder dat één der
ins wist, wat hg uitvoerde. Toen hg
dijk met vuile handen en dito kleeren
kwam, scheen hg adierminst geneigd
jn te vertellen, waar hg geweest was
*at hg uitgevoerd had.
k de volgende dagen liet hg niets los,
Zaterdagmiddag ging hg weer alleen
ad. Onderweg kwam hij Hanna en
ge tegen, die een wandeling met Jaan-
daakten.
allo!" riep Jaap. „Kom mee, Hanna,
e zuilen een leuken middag hebban!"
moet ik echter om rechtvaardig
lover Jaap te zgn er op wgzen, dat
niet wist, dat het Hanna verboden was
hem te wandelen,
zei slechts:
lee, Jaap! Ik doe het liever niet."'
l'&aroet niet?!" riep de jongen ver-
1 uit. „Het is heerlgk weer en ik zal
en mooi plekje in het bosch wijzen.
George maar met Jaantje meegaan,
loopen zóó hard, dat we gelgk met hen
zijn".
ieei George wil niet met Jaantje mee,
met Japie", zei de kleine baas niet
allerbeminnelijkste gezichtje,
lat gaat niet! We kunnen hem niet
lemen!" zei Jaap tegen Hanua en bij
ifde George van ailas, als hg maar met
tje mee wilde gaan. Maar het.was te
eefsi Toen maakte hg hem bang door
leeuwen en tijgers, die in het bosch
in. te spreken, doch het ©enige, wat
er mee bereikt© wa?, dat de kleine
en zei:
kke is niet bang met mgn Japie P'
Ir zit niets anders op: we moeten hard
oopen!" zei Jaap nu tegen Hanna.
>p jg maar door, terwgl ik hem nog
oogenblik aan den praat houd",
inna luisterde niet meer naar hetgeen
tje zei en maakte zich haastig uit de
ba. En Jaap na nog even wat tegeu
gezegd te hebben holde baar
erna. Beiden waren weldra uit het go-
verdwenen!
»rge schreeuwde uit alle macht en
itte zgn handje los te ^Dikken, dat
tje echter stevig in de hare hield,
tikochen begonnen Jaap en Hanna na
tijdje langzamer te 1 oopen. Hanna
ttte tevergeefs haar geweten .het £01-
'm op te leggen.
i over verscheiden omgeploegde velden
open en over een paar greppels go
Bgen te hebben, bereikten zij Jaap'a
ime plekje, waar zij zich op verboden
d bevonden. Doch dit wist Hanna niet,
ijl Jaap er zich niet .om bekommerde.
Even rustten zg na alle inspan
ning onder een grooten boom uit, toen
zg plotseling opgeschrikt werden door een
ruwe stem in hun onmiddellijke nabijheid,
die zei:
,,Zeg eens, wat moet dat?.' Wat voeren
jullie hic-r uit? Je weet heel goed, dat je
op verboden terrein bent".
Hanna sprong met een gil van schrik op
en Jaap, die al eerder met den bosch
wachter in aanraking was geweest, zag
geen anderen uitweg dan de vlucht.
„Loop, Hanna. Linksom. Vlug! Ik zal'm
wel aan den praat houden, totdat jij in
veiligheid bent", fluisterde hg haastig.
Hanna liep zoo hard weg, als haar tril
lende beenen haar maar dragen konden,
terwijl de boschwachter een sprong in
Jaap's richting deed. Dit jongmensch wist
echter handig aan zgn greep te ontsnappen
en was smet één sprong aan den anderen
kant van -den boom. Om dezen boom speel
den ze nu wel vgf minuten kiekeboe. Stoei
woedender werd de boschwachter.
„Kgk eens hier!" zei hij eindelijk. „Ik
heb nou meer dan genoeg van den last, dien
je mij veroorzaakt en verzeker je, dat ik
het er dit I niet bij laten zal!"
„Ja, als ik je was, zou ik het niet langer
verdragen", zei Jaap uitdagend, die niet
tegenstaande zijn neteigen toestand h.tiiet
laten kon, zijn vijand nog te plagen. Hg
mankte den kring, dien hij om den boom
beschreef, hoe langer hoe grooter, terwgl
de boschwachter, die steeds driftiger werd,
allerlei onhandige sprongen deed om den
jongen te kunnen pakken.
„Heb je 'm, boschwachter?" riep Jaap
na een nieuwe mislukte poging. „Schud 'm
maar eens goed door elkaar! Dat heeft hij
verdiend!"
En daar hij er van overtuigd was, nat
Hauna nu wel uit het bosch gekomen -vou
zijn, zette Jaap het plotseling opeenloo-
pon. achtervolgd door een reeks scheld
woorden van zijn teleurge telden vervolger.
Intus3chen holde Hanna ge.'uffckig in
de goede richting! steeds voort. Zij dacht
niet anders, of de gevreesde boschwachter
zat haar op de hielen en zij kwam zóó el
lendig, uitgeput en buiten adem thuis, dat
zg bevende en bleek van angst onmiddel
lijk naar haar moeder ging.
„Maar Hanna, kindje, wat scheelt er
aan?" vroeg mevr. Swaters. Toen zij ech
ter zag, dat het kind niet in staat was
te antwoorden, legde zij haar opgewonden
dochtertje op den divan en trachtte haar
tot kalmte te brengen.
De arme moeder had juist George in
bed gestopt, die vanaf de ontmoeting met
Jaap, Jaantje aanhoudend geslagen had.
Bovendien was zij thuis gekomen van een
bezoek in het dorp, dat haar erg aange
grepen had.
Al heel gauw daarna verscheen Jaap,
verlangend te weten, hoe het met Hanna
afgeloopen was en daar hg juist zag, dat
mevrouw Swaters uit de zitkamer kwam,
stak hij zijn hoofd om de deur. In het vol
gend oogenblik lag hij berouwvol vóór den
divan geknield.
„Hanna! Je hadt heusch niet bang hoe
ven te zijn. Hij zou j o u niets gedaan heb
ben! I"k dacht, dat je het leuk zou vinden
om mee te gaan en we later samen om
dien brombeer zouden lachen."
„Ja," zei Hanna flauw, „ik ik was
vreeselijk kinderachtig, 't Spijt me, Jaap,
maar ik kon het heusch niet helpen."
„Natuurlijk ben je aan dergelijko dingen
niet gewend, zooals ik," zei Jaap om haar
te troosten. „Maar je zult er wel aan wen
nen, denk je ook niet?"
Hanna hoopte in stilte, dat zij er nooit
aan wennen zou, doch zei niets.
„Wat doe jij hier, Jaap?" klonk het plot
seling streng en deze vraag schrikte het
tweetal, dat mevrouw Swaters niet had
hooren binnenkomen, op.
„Ik ik wou eens welen, hoe het met
Hanna was, mevrouw." antwoordde de
jongen. „Ze had niet zoo hoeven le schrik
ken."
Ik dacht wel, dat jij er weer achter zat,"
zei de predikantsvrouw koel. „Maar ik kan
er nu niet langer bij blijven stilstaan. Ga
naar boven om je wat op te knappen, 't Is
schande, zooals je er uitziet!"
En terwijl de jongen naar de deur liep,
voegde zij er wat vriendelijker aan toe:
„Probeer je, hoeveel verkeerde dingen ja
doen kunt, terwijl dominee Swaters uit is?
Dat is al heel onaardig van je Jaap, om
nog niet eens te spreken van je gemis aan
eergevoel 1"
Jaap's wangen brandden van schaamte,
toen hij de kamer uitging. Hij had iedereen
in moeilijkheden gebracht; mevrouw Swa
ters, Hanna en zelfs den kleinen George,
die nog erbarmelijk in zijn kamertje lag te
huilen Jaap kon niet nalaten naar binnen
te gaan om hem te troosten en George
snikte weldra al zijn ellende uit.
„Ikko ikke was b boos! Maar
J Jaantje was heel stout! Ikke heb haar
geslagen!" op dit laatste feit scheen hij
♦heel trotsch le zijn „en Moeder zei, dat
ze er wel om huilen kon en toen zei ik:
„huil danl" maar Moeder dee 't niet en
slopte me in bed en toen heb ik Moeder
geslagen." De laalsle woorden kwamen cr
fluisterend uit.
„Heb je je Moedor geslagen?!" riep
Jaap nu verontwaardigd uit. „Hoe hoe
durfde jo dat doen? Weet je dan niet, dat
het heel laf is een dame te slaan of pijn le
doen? Je verdiende, dat ik jou eens een
flink pak slaag gaf!" En Jaap liep haastig
weg, uit angst, dat hij den kleinen jongen
werkelijk onderhanden nemen zou.
Toen mevrouw Swaters een oogenblik
later bij haar zoontje kwam. was hij onder
een. hoedje te vangen.
„Heb ikke je pijn gedaan, Moessie?"
vroeg hij schuldig.
Je deedt me erg verdriet, George.
Meer verdriet dan pijn," luidde 't antwoord.
„Zal George het afkussen?" vroeg de
kleine baas met zóó'n lief gezichtje, dat
zijn moeder niet boos op hem kon blijven.
„Spijt het je?" vroeg zij.
Twee armen om haar hals en een schul
dig kopje tegen haar wang gaven duidelijk
antwoord.
„Maar jo moet ook tegen Jaantje zeggen,