Onze verhouding tot België. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 Maart 1930 Derde Blad No. 21465 Het geheim van prof. van Eysinga's brief. UIT HET PARLEMENT. BINNENLAND. ANECDQTA LEIDENS1A. [1 «te Jaargang Het lek is niet ontdekt. Aan de Memorie van Antwoord der Eerste fcmer m zake de begrooting van Buiten- iiische Zaken voor 1930 wordt het vol gde ontleend: Voor het minder gunstige oordeel, dal door enige leden werd geuit met betrekking lo'. bj optreden der Nederlandsche delegatie in cs jongste Volkenbondsvergadering is naar b[ oordeel van den minister geen grond ynwezig. De delegaties naar een vergadering van i Volkenbond en de commissies worden telkenmale samengesteld uit hen, die naar tel oordeel der Regeering daartoe de meeste (:;chiktheid bezitten. Met instemming heeft de minister kennis aomen van de zienswijze en de wenschen leden, die in de eerste drie alinea's dézer paragraaf aan het woord waren. Het Térzekeren van een duurzaam goede ver houding tusschen de beide landen moet icderdaad het doel zijn, dat ook bij het al dan niet ingaan op een openbare bespreking nn de bij die verhouding betrokken vraag stukken nimmer uit het oog behoort te wor den verloren. Hij houdt zich overtuigd, dat ook deze kien zullen gevoelen voor het standpunt, Tan andere zijde aanbevolen en overeen- met zijn inzicht, dat thans na de lasschen de beide regeeringen gewisselde cola's andere wegen lot het bereiken van fel primaire doel moeten worden bewandeid. inlusschen instelling eener commissie, fieo.m. zou bestaan uit scheepvaartkunJi- ren en andere met 't transportbedrijf he lende personen, de meest geschikte weg zou )!ijken om tot dat doel te komen, meent de ninisler na rijpe overweging te moeten be- trijfelen. Hij is niet overtuigd van de doel- telfendheid van commissoriale behandeling «p den in het Voorloopig Verslag aangegeven Toet. Het staat te vreezen, dat ook wegens fel onvermijdelijk min of meer groote aan- hl leden van een zoodanige commissie deze iet het meest geschikte orgaan zou blijken. Voorts is een goede verhouding tot België »zeer een algemeen belang, dat het der igeering minder juist schijnt, behartiging arvan op te dragen aan vertegenwoordigers Rn bepaalde kringen of groepen der be ding. Met verwondering nam de minister verder tennis van de klacht, dat hij de Nederland se natie en de Staten-Generaal dikwijls «kundig laat omtrent de belangrijkste aan- p'egenheden. Deze klacht komt hem onbil- voor en hij moet haar afwijzen. iVat. speciaal de quaestie betreft, die be- rmdeld werd in den _in het Voorloopig Verslag bedoelden brief van Prof. van hjsinga, brengt de minister in herinnering dat reeds voordat bedoelde brief geschre ven werd, de aangeboden Waterstaatsbe- grooting aan de Staten-Generaal had doen sen, welke werken de Regeering in aan sluiting aan het in afgeloopen jaren ver lichte en ongeacht de Belgische wenschen eet betrekking tot de verbindingen tus schen de Schelde en den Rijn, in de dusge naamde Tusschenwateren denkt te doen etroeren en voorts, dat de Tusschenwa teren, voor zoover zij in de Centrale Com- i voor de Rijnvaart zijn ter 'sprake 'ekomen, uitsluitend zijn genoemd in ver- and met de aanhangige algemeene her- a?ning der Rijnvaartakte. dus met het oog de vraag. watx in de toekomst het gel and recht zou moeten zijn. he Regeering is nooit van zins geweest 'u is nu ook niet van zins, toe te geven geoefend°n drang om de bestaande 'r.?voegdheden der Centrale Commissie voor fa Rijnvaart op Nederlandsch gebied nit to breiden. Dit neemt natuurlifk niet weg, fat de Regeering. der traditie getrouw, prijs op blijft stellen, dat de hier be- doelde waterwegen voldoen aan de eisohen. dip daaraan uit vorkeersoogpunt moeten sarden eesteld Wederkeerigheid door i concessies op ander gebied van de zijde van andere belanghebbenden is daarbij geen vereischte Er dient ten deze tegen misverstand te worden gewaakt. Wanneer de Regcering met België een nieuwe rege ling maakt, moet die op wederkeerigheid berusten. Aan dat beginsel houdt zij vol strekt vast. Doch het gaat hier niet om een verdrag met België, m<T«r om deze andere vraag: wat een land dat zich respec teert verplicht is te doen voor waterwegen op zijn gebied, waarvan, naast ae e:gen handel en scheepvaart, die van verschillen de andere landen een druk gebruik maken. Volgens opgaven van het Centraal Bureau voor de .Statistiek had in 19*28 iets meer dan GO pCt. van het verkeer op de Tus schenwateren plaats tusschen Nederland sche en Belgische havens. Voorstanders van een kanaal met de karakteristieke trekken van een Moerdijkkanaal kunnen aan deze omstandigheid geen argument ontlccnen, immers de bezwaren tegen zoodanig kar- naal bezwaren die hier primeeren gelden de vaart tusschen Antwerpen eener. zijds en de boven de Nederlandsche grens gelegen Rijnhavens anderzijds en hebben met het verkeer tusschen Nederlandsche en Belgische havens niet te maken. Wel echter mag daarop een beroep worden ge daan tegenover degenen die zouden willen volhouden, dat maatregelen in het belang van de Tusschenwateren in de eerste plaats een Belgisch belang zouden dienen. Met betrekking tot de publicatie "van meerbedoelden brief van prof. Van Eysinga kon ondanks uitgebreid onderzoek nog niet worden opgehelderd door wie(n) het mo gelijk is gemaakt, dat een afschrift van dien brief in onbevoegde handen kwam. Als vaststaande mag wel worden aangenomen, dat zulks alleen met schending van ambts plicht heeft kunnen geschieden, dus steels- gewijze, aan het ,,Utrechtsch Dagblad" is toegezonden. De hoofdredacteur van dat blad plaatst zich op het standpunt, met het oog op wat hij zijn beroepsplicht acht. niet vrijwillig medewerking te kunnen verlee- nen om defn)gene(n) op te sporen en aan maatregelen van regecringswege bloot te stellen, die hem in staat heeft (hebben) gesteld tot de door hem, hoofdredacteur, in 's lands belang geachte openbaarmaking over te gaan. Door deze houding, die de regeering betreurt omdat haars inziens in deze zaak, hoe men ook over de publicatie zelve moge denken, bevordering van het openbaar belang der onverdeelde betrouw baarheid van het Nederlandsche ambtena rencorps op den voorgrond dient te staan, is het onderzoek ten zeerste belemmerd. Verhouding tot Duitsc'nland. Met de Duitsche regeering is nog steeds geen overeenstemming verkregen over de toe passing van art. 3 van het Xederlandseh- Duitsche douane- on credietverdrag van 26 November 1925. Erkenning van sovjet-Rusland. De re geering laat zich teD opzichte van geen enkel land slechts leiden door gevoelsmo tieven. Dat zij met de regeering van sov jet-Rusland geen betrekkingen onderhoudt, berust op zakelijken grondslag. De ervaringen, door andere landen, zelfs de grootste, tengevolge van het aanknoo- pen 'van betrekkingen met de regeering der sovjet-unie opgedaan, ziin niet van dien aard. dat dp Nederlandsche regeering het in 's lands belang acht dien weg te gaan. RECLAME. H. P. H. KEEREWEE .BEGRAFENISSEN* Tri. 861 AUTO-TRANSPORT Aalmarkt 16. CREMATIE Van onzen parlementairen medewerker Algemeene beschouwingen over de Winkel sluiting ten einde Deze wet bedoelt geen Zondagsheiliging Meenings ver schil tnsschen de voorstanders van van het ontwerp. De Tweede Kamer is heden zoover met de behandeling van de ontworpen winkelslui tingswet gevorderd, dat de algemeene be raadslagingen zijn geëindigd, zoodat de vol gende week kan begonnen worden met de be handeling van de artikelen en er op voor gestelde amendementen Dan zal het span nen, doch heden was de discussie nog al tam, behoudens oogenblik. toen bij de replieken de heer Marchant (V D.) zich het woord ..kwajongen" aan het adres van dr. Vos (Lib.) liet ontvallen, welke zeer onparlementaire uitdrukking hem 'n standje van den Voorzitter bezorgde, waarop hij, toch nog wat tegenpruttelend, het onvrien delijke woord terugnam. 4762 Mr. P. J. Oud. EeTsle spreker was heden de heer Oud (V.D.), die zich als voorstander van het ontwerp deed kennen en betoogde, dat het Voor de vrijheid over deheele linie wel nood zakelijk kan zijn om de vrijheid van enke len te beperken. Dat is in de Bakkerswet ge schied en zal nu met de winkelsluiting plaats vinden Volgens hen heeft de arbeid van den winkelier oók een maatschappe- lijken kant en daar mag de wetgever in grijpen en de rijkswetgever is daartoe het meest geschikt. Vooral voor een doeltref fende Zondagss! ui ling dat noodig en gc- wenscht. De wot brengt geen Zondagsheili ging doch slechts de gelijkheid daartoe voor wie dat wenscht De heer Lockefeer (R.K.) prees bet ont werp als een hygiënische en economische weldaad voor den kleinen middenstander. De heer Van Dis (St. Ger. Part.) vond niet veel moois in het ontwerp, maar ter wille van de Zondagssluitir.g zou zijn partij over alle bezwaren heenstappen. De heer Van Wijnbergen (R.K.) meende goed te doen. na zich voorstander van het voorstel verklaard te hebben, den heer Oud en indirect dus ook den heer Dis te verzeke ren dat deze wet geen Zondagsheiliging be doelt en dat het verbod van Zondagsarbei^ nooit absoluut kan wezen. Aan de Joodsche winkeliers wilde de spreker wel een redelijk equivalent toe kennen, maar verder dan het ontwerp wenschte hij toch niet te gaan. De heer Schokking 'C.H.) verklaarde niets te voelen voor een wettelijke regeling van de avondsluiting, maar met de Zondagsslui ting staat het anders, daar de 6ociale kant van de Zondagsrust niet hoog genoeg kan wórden aangeslagen, terwijl de overheid ge roepen is de Zondagsviering als Christelijk beginsel te bevorderen. Men ziet. dat er nog al verschil van op vatting bestaat onder de voorstanders van het ontwerp en dat d^ aanneming ten slotte nog wellicht zal afhangen van de wijzigin gen. welke bij amendement er in gebracht zullen worden Minister Verschuur heeft na deze lange reeks van sprekers een uitvoerige rede ge houden. waarin hij vooreerst het karakter van het voorstel uiteenzette. Volgens zijn betoog is deze wet een aanvulling van het werktijden-besluit en kan het de Zondags rust beter bevorderen dan dit besluit. Zonder deze zou de minister het ontwerp niet con amore verdedigen en hij wilde dus niets weten van verzwakking van de Zondagsrust. Volgens den minister bestaat er een groot verlangen naar wettelijke winkelsluiting en het is nu het goede oogenblik om haar in tp voeren. Haar rechtsgrond vindt de wet in het feit. dat de bedrijfsgemeenschap een eenheid, een realiteit is. waarbij de hande ling van den een van invloed is op de om standigheden van den ander. De winkeliers blijven open uit vrees voor elkander en de overheid doet nu niets anders als de aan leiding tot die vrees wegnemen Aan het Joodsche winkeliersbedrijf moet natuurlijk een behoorlijk equivalent worden toegekend, maar men verlieze niet uit het oog, dat het ontwerp alle bedrijfsinstanties heeft doo» loopen. zoodat er van geen bruusk ingrijpen sprake kan zijn Spr hoopte dan ook, dat de Kamer zich zooveel mogelijk zou houden aan wat is voorgesteld. Voor een soepele toepassing is geen beter middel dan het inschakelen van de locale overheden, gelijk in art 9 waar de Gemeenteraad bevoegd wordt verklaard om afwijkingen van de wet toe te staan. Het ligt in de bedoeling van dit artikel een ruim gebruik te maken. Het ontwerp, verklaarde de minister ten slotte, is voor hem een bevrijding van den winkelier, ook van den bedrijfsleider achter de toonbank. In een bedrijf is trouwens meer te doen dan achter een toonbank te staan. De minister hoopte, dat ten slotte het ontwerp met eenstemmigheid zou wor den aangenomen. De hierop volgende replieken hebben niets nieuws opgeleverd. Alleen heeft de heer Schaper (S.D.A.P.). al bij voorbaat medegedeeld, dat indien de minister mocht toegeven aan het verlangen van den heer Vischer. dat de Zondagsslui ting straf zal worden doorgevoerd en de avondsluiting minder streng zal worden toegepast, zijn partij zal tegenstemmen. Morgen voor! zet ting. De Eerste Kamer heeft des middags zon der stemming de Begrooting van Justitie goedgekeurd. Van de redevoeringen welke daaraan voorafgingen was het interessantst, behalve natuurlijk de antwoordrede des ministers, een uitvoerige uiteenzetting van den Amsferdamschen hoogleeraar Diepen horst (A.-R), waarin hij een uiteenzetting gaf van zijn wenschen in zake verbetering van onze rechterlijke tnacht. Hij vond het niet goed. dat de rechters doorgaans ge- recruteerd worden uit de juristen die oiu carrière te maken beginnen als substituut- griffier of als rechter-plaatsvervanger en ge leidelijk opklimmen tot hooger rang. Ook pleitte hij voor pensioneering van rechter lijke ambtenaren op 70-jarigen leeftijd De heer Janssen (R.-K.) heeft uitvoerig de relletjes te Maastricht besproken en tegen over het rapport, dat de minister bij uit treksel heeft gepubliceerd, volgehouden, dat het schieten bij die ongeregeldheden niet enkel door de politie is geschied. Minister Donner heeft met ongeevenaarde snelheid de sprekers beantwoord. Den heer Kranenburg beloofde hij, dat hij misschien een staatscommissie zal benoemen in zake dp administratieve rechtspraak, fegenovei den heer Mendels heeft hij zijn standpunt in zake Giessen-Nieuwkerk gehandhaafd en betoogd dat de politie niet zoo slecht wordt opgeleid als de heer Mendels zou doen ge- looven, daar in de eerste plaats in groote steden geen agenten dienst doen zonder bij het korps te zijn opgeleid. Aan den heer Janssen vprklnarde de minister dat hij ver trouwen bleef stellen in het ranport van den advocaat-generaal van den Bosch over de Maastrichtsche relletjes, zoodat hij geen nieuw onderzoek noodig achtte. De heer Diepenhorst zegde hij toe een pensioenrege ling voor rechters te overwegen. REGELING VAN HET ACCOUNTANTSWEZEN. RAPPORT DER COMMISSIE-BULEVEU). Instelling Ned. Institnnt van register-accountants. Als no. 2 van den jaargang 1930 der Ver- slagen en Mededeel in gen van de afd Handel i en Nijverheid van het departement van Arbeid, H. en N. is verschenen het verslag der commissie onder voorzitterschap van den heer mr. H. Bijleveld, ingesteld door den vorigen minister van Arbeid, Handel en Nijverheid met de opdracht, van advies te dienen omtrent een regeling van 't accoun tantswezen. De ministerieele beschikking tot instel ling. in het verslag afgedrukt, geeft als lei dend beginsel, dat zoodanige regeling zoo veel mogelijk dient aan te sluiten aan het In het maatschappelijk leven tot dusverre gegroeide met behoud, voor zoover mogelijk, van de corporatieve zelfstandigheid der in het maatschappelijk leven opgekomen orga nisaties; en maakt voorts melding van een destijds aan de Regeering aangeboden ont werp eener regeling van het beroep, samen gesteld in onderlinge samenwerking van een drietal accountantsorganisaties, namelijk bet Ned. Instituut van Accountants, den Ned. Bond van Accountants en de Ned. Organi satie van Accountants. Naar aanleiding van dit ontwerp zijn der commissie enkele vra gen gesteld, welke deze thans in haar ver slag beantwoordt. Blijkens de samenvatting, welke de com missie van de door de drie vereenigingen aangeboden regelingen geeft, was dit geba seerd op de gedachte, dat krachtens 'n fede ratie-overeenkomst tusschen die vereenigin gen door deze gezamenlijk een register zou worden ingesteld, waarin haar tegenwoor dige en toekomstige leden zouden worden ingeschreven. Door die inschrijving zou een uitsluitend, bij de wet te handhaven rec'h-t op een titel worden verkregen. De vereenigingen zouden voorts gezamenlijk en op eigen kosten de opleiding voor het beroep verzorgen, examens instellen, toezicht op de ingeschreven accountants uitoefenen enz. een en ander door middel van organen, waarin de Regeering medezeggenschap zou heben. Een overgangsregeling voorzag in de mogelijkheid voor niet-leden van de fede- reerende vereenigingen, om tot een daarvan toegang te verkrijgen. De commissie is echter van oordeel, dat een federatie van bestaande vereenigingen, gelijk voorgesteld, hoezeer overigens die oplossing haar aantrekkelijke zijde heeft, om praktische redenen moet worden ontraden. In de plaats daarvan beveelt zij aan de stichting van een nieuwe vereeniging, wel ker statuten bij de wet zullen worden goed gekeurd en welke in het bijzonder ten doei zal hebben datgene, wat in de vrije1 maat schappij op het gebied van opleiding enz. in het belang van het accounlantsberoep is tot stand gekomen, in samenwerking met de Overheid verder tot ontwikkeling te brenge'n Het lidmaatschap der nieuwe vereeniging, aan welke de naam „Nederlandsch Instituut >an Registeraccountants" is toegedacht, zal van rechtswege worden verkregen door hen, die in een bij de wet in te stellen en door de vereeniging te houden accountantsregister zullen zijn ingeschreven. De ingeschrevenen, zullen het uitsluitend recht hebben, den titel van „registeraccountant" te voeren. De oprichting der nieuwe vereeniging zou kunnen geschieden door de gezamenlijke voorzitters van de drie bovengenoemde verj eeniginge'n. De vraag of nevens de toetredende ver eenigingen nog individueele accountants, al dan niet lid eener organisatie, in de gelegen heid moeten worden gesteld, in de regeling tb worden begrepen, beantwoordt de com missie bevestigend. De commissie heeft haar denkbeelden neergelegd in een uitvoerig ontwerp eener Accountantswet, met bijgevoegde ontwerp statuten der nieuw op te richten vereeniging en bijbehoorende Memorie van Toelichting. De uitvoerige, overgangsbepalingen van het ontwerp bieden aan houders van ac countants-diploma's de mogelijkheid deze aan een onderzoek te doen onderwefpen en langs dien weg toegang tot het register te verkrijgen. Ook voor degenen, die geen diplo ma hebben, doch den 40-jarigen leeftijd nebben bereikt en gedurende 10 jaar een praktijk van voldoende beteekenis hebben gehad, zal gelegenheid tot inschrijving in het accountantsregister bestaan. Tenslotte zal op grond van afgelegde examens, die op zichzelf geen inschrijving kunnen geven, vrijstelling kunnen worden verleend van aflegging van onderdeelen der door het nieuwe instituut af te nemen examens. Een afzonderlijk rapport bespreekt de vraag <yf in verband met de regeling van het accountants wezen een regeling van het be lastingconsulentschap kan worden ontwor pen. De commissie spreekt daarin als haar oordeel uit. dat zoodanige regeling in aan sluiting aan de beginselen van de ontwor pen organisatie van het accountantswezen, mogelijk en wenschelijk is. en wel door op richting eener afzonderlijke vereeniging. Leidsche Jaarmarkt. Dat de stad Leiden tot „recompensie end,e ooninge van.de vromicheit ende onge- faorde volstandicheyt" ook „in versoetin ge den honger, commer en ellende" bij het het gedenkwaardige beleg gt op 8 Februari 1575 een hoogeschool ;r'7et alleene lieff ende waert maar voov :?r enige ende beste peerle" ontving, is n algemeene bekendheid. Minder bekend het, dat zij als belooning en mede „ter 'soedinge haarer geledene scbaaden" ook Jaarmarkt ontving. Welke Marct 'lus de woorden ontleend aan een der -"'rheen aangeplakte Brieven van bekend, ^kinge wegenö het houden van een meu- Jaarmarkt" een yegeliken, van wat '■Me. qualité, of wezen die zijn. van nu pe leD eeuwigen dagen geduerende zul- Tiogen gebruvken ende binnen de Tn°r2 stad Leyden en de vrijheit van dien JjVallf» zekerheyt oompn handelen, wan r!?n en fraffigueren zonder dat yemant ^•-ddeler lijt gaande, comende, blijvende of gerende aen lijf of gueden, urn eenige zaken, schulden of achterwezen be- ■tomert. bezettet.of aangesproken zal mo- gorden" Het besluit van den len Augustus 1577 om een jaarmarkt te Leiden te houden werd bekend gemaakt door middel van een Pla- kaat. dat aanving met een tusschen de wa pens van Holland en Leiden geplaatst ge dicht. luidende. „God sijnde gram. Gaf zwaard, en vlam, En t' eten al te sober Zijn volck alhier; Dat elck een was verwundert: Mer zijn hand quam, En dit benam Den derden in October. 't Zeventigh vier Meerder dan vijftien-hunderl." Na deze poëtische inleiding maakt het plakaat dan verder den volke bekend: „Alzo den dach van der wunderbaeriike verlossing ende t'unset der stad Leyden in Holland, van 't beleg der Spanjaerden deur de crachtige hand des Alderhoogsten. opten derden Octobris 1574 geschiet, tot grootma- kinge zijns Godliken naem wijlruchtig ge maekt, in eeuwiger gedarhlenisse gehou den ende vornemenücken binnen der voui schreve 9tad Leyden, met dankzegging ende alle behoorlike vreuchden ende geoorloofde geneuchten overgebracht behoort te werden. So is 't dat men eenen ygeliken mits de9en, verwitticht ende laet weten, dat binnen der voorsz: stede, naer behoorlike voorgaen- de tuelatinge ende bewilliginge. opgerecht ende gestel t is een vrije Jaermarkt van Zu- vel. Boler. Kaes, Kueyen, Paerden, Linnen, Wolllen, Leer ende van alrehande gueden (goederen), Coopmanschapen, Waren, nd Kantwerken, geduerende eenen tyt van thien dagen: te weeten van den eersten tol den th'enden der voorsz* maent Octobris" Merkwaardig is het dat aan de jaarmarkt ook bizondere attracties verbonden waren gelijk tegenwoordig geen tentoonstelling denkbaar is zonder Lunapark in den vorm van (op den derden dag): de gene rale wapenschouwinge en munsteringe van de Schutferie ende Burgerie, ende met een haerluyder oeffennge in 't schermutzergn zo wel te water a's te lande" en (op den vierden dag)* „de spelen en vertoningen tot verheuging van een yegelik ter voorschreven marct gecomen". Voor bepaalde goederen waren in den Jaarmarktlijd ook bepaalde marktdagen voorgeschreven Zoo werd op den vijfden dag (den Zaterdag) beestenmarkt gehouden; op den zevenden en achtsten dag was er leermarkt voor „allen huyden, vellen endp loeren, gelout ende ongetout, ruyge ende anders zeeme leer. bezaen, corduaen, fran- eijn, parchemijn ende alle andere soorten van vellen ende leeren." Welk een moeite de stad gaf om vreem delingen trekken en dit in een tijd dat op commercieel gebied het „Welkom, vreemdeling" den gildebroeder moeilijk over de lippen kwam! blijkt wel uit het vol gende, aan het plakaat ontleende, citaat: ..Ende sal de cuemste (komst) van alle eerlike ende vroome personen. Edel of on edel. Coopluyden Burgeren en andere dea Schuut (schout). Burgemeesteren ende Ge rechte der voors. stad Leyden zeer lief ende aangenaam wezen, die binnen der voors. stad Leyden alle guet gerief van logysen (logies), marcten, ende andersins zullen vinden; zulx de voorschreven van Leyden gedenken zullen dp genen, die van de verste wege. en mette meeste ende Costelicste waren aldaer Ier marct zullen comen, elc in den zijnen te beschencken ende vereeren". Het moderne „Zeg hel voort!" ontbreekt aan dit plakaat aan het slot niet; maar het werd eenigszins gerekter uitgedrukt in den volgenden slotzin: .,'t Welc zulx d'een den anderen tot vordernisse ende behulp der voors. stadt Leyden (die sulx alle de werelt genuuch bekent is, in hare twee zware belegeringen, so vele geleden heeft, ende tot het alder- uyterste gecomen zijnde, ten dage voorzegt wunderbaerliken es verlost) op dat die te meerder mocht zijn vermaert, ende bezocht, zal gelieven voorts te zeggen ende verwit tigen: Jaermarct tot Leyden in Holland. Jegens den Derden Octobris CIODLXXVII Het Saaihal-carillon. De kleine klokjes van het voormalig carillon der Saaihal te Leiden droegen hunne namen (gespatieerd aangegeven) in de volgende versregels: O Heer vermeert ons LeydensN'eringe Sulx dat den Coopman syn begeringe Deur den Drapier gemaeckt hier vin: Den P I o t e r gont een goet gewin Opdat den Wasscher hem mach dienen: Den Cam mer wilt sijn brood! verlienon: Des traghen Spinners mont hout op Vervolt met spys des W erekers-crop: Den Voller naeckt versiet van clecien: 'sConroyers noodt wilt oock afsweeren: Des Verwers cuyp en leyl hem niet: Weert van den Persser zwaer verdriet: En weest het ooch van 't Warandercn: De Packers van de kost versiet: Geeft den B a i 11 u een eerlick teeren: En laat elck een hem Gou verneren. De ganscho lakennering werd door de slagklok dus vertegenwoordigd. So lang dees al „in goet „accoordt" slaan, De nering sal „met spoet, „wel voort" gaan. o

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9