Onze verhouding tot België.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 Maart 1930
Derde Blad
No. 21465
Het geheim van prof. van Eysinga's brief.
UIT HET PARLEMENT.
BINNENLAND.
ANECDQTA LEIDENS1A.
[1 «te Jaargang
Het lek is niet ontdekt.
Aan de Memorie van Antwoord der Eerste
fcmer m zake de begrooting van Buiten-
iiische Zaken voor 1930 wordt het vol
gde ontleend:
Voor het minder gunstige oordeel, dal door
enige leden werd geuit met betrekking lo'.
bj optreden der Nederlandsche delegatie in
cs jongste Volkenbondsvergadering is naar
b[ oordeel van den minister geen grond
ynwezig.
De delegaties naar een vergadering van
i Volkenbond en de commissies worden
telkenmale samengesteld uit hen, die naar
tel oordeel der Regeering daartoe de meeste
(:;chiktheid bezitten.
Met instemming heeft de minister kennis
aomen van de zienswijze en de wenschen
leden, die in de eerste drie alinea's
dézer paragraaf aan het woord waren. Het
Térzekeren van een duurzaam goede ver
houding tusschen de beide landen moet
icderdaad het doel zijn, dat ook bij het al
dan niet ingaan op een openbare bespreking
nn de bij die verhouding betrokken vraag
stukken nimmer uit het oog behoort te wor
den verloren.
Hij houdt zich overtuigd, dat ook deze
kien zullen gevoelen voor het standpunt,
Tan andere zijde aanbevolen en overeen-
met zijn inzicht, dat thans na de
lasschen de beide regeeringen gewisselde
cola's andere wegen lot het bereiken van
fel primaire doel moeten worden bewandeid.
inlusschen instelling eener commissie,
fieo.m. zou bestaan uit scheepvaartkunJi-
ren en andere met 't transportbedrijf he
lende personen, de meest geschikte weg zou
)!ijken om tot dat doel te komen, meent de
ninisler na rijpe overweging te moeten be-
trijfelen. Hij is niet overtuigd van de doel-
telfendheid van commissoriale behandeling
«p den in het Voorloopig Verslag aangegeven
Toet. Het staat te vreezen, dat ook wegens
fel onvermijdelijk min of meer groote aan-
hl leden van een zoodanige commissie deze
iet het meest geschikte orgaan zou blijken.
Voorts is een goede verhouding tot België
»zeer een algemeen belang, dat het der
igeering minder juist schijnt, behartiging
arvan op te dragen aan vertegenwoordigers
Rn bepaalde kringen of groepen der be
ding.
Met verwondering nam de minister verder
tennis van de klacht, dat hij de Nederland
se natie en de Staten-Generaal dikwijls
«kundig laat omtrent de belangrijkste aan-
p'egenheden. Deze klacht komt hem onbil-
voor en hij moet haar afwijzen.
iVat. speciaal de quaestie betreft, die be-
rmdeld werd in den _in het Voorloopig
Verslag bedoelden brief van Prof. van
hjsinga, brengt de minister in herinnering
dat reeds voordat bedoelde brief geschre
ven werd, de aangeboden Waterstaatsbe-
grooting aan de Staten-Generaal had doen
sen, welke werken de Regeering in aan
sluiting aan het in afgeloopen jaren ver
lichte en ongeacht de Belgische wenschen
eet betrekking tot de verbindingen tus
schen de Schelde en den Rijn, in de dusge
naamde Tusschenwateren denkt te doen
etroeren en voorts, dat de Tusschenwa
teren, voor zoover zij in de Centrale Com-
i voor de Rijnvaart zijn ter 'sprake
'ekomen, uitsluitend zijn genoemd in ver-
and met de aanhangige algemeene her-
a?ning der Rijnvaartakte. dus met het oog
de vraag. watx in de toekomst het gel
and recht zou moeten zijn.
he Regeering is nooit van zins geweest
'u is nu ook niet van zins, toe te geven
geoefend°n drang om de bestaande
'r.?voegdheden der Centrale Commissie voor
fa Rijnvaart op Nederlandsch gebied nit to
breiden. Dit neemt natuurlifk niet weg,
fat de Regeering. der traditie getrouw,
prijs op blijft stellen, dat de hier be-
doelde waterwegen voldoen aan de eisohen.
dip daaraan uit vorkeersoogpunt moeten
sarden eesteld Wederkeerigheid door
i concessies op ander gebied van de zijde
van andere belanghebbenden is daarbij
geen vereischte Er dient ten deze tegen
misverstand te worden gewaakt. Wanneer
de Regcering met België een nieuwe rege
ling maakt, moet die op wederkeerigheid
berusten. Aan dat beginsel houdt zij vol
strekt vast. Doch het gaat hier niet om
een verdrag met België, m<T«r om deze
andere vraag: wat een land dat zich respec
teert verplicht is te doen voor waterwegen
op zijn gebied, waarvan, naast ae e:gen
handel en scheepvaart, die van verschillen
de andere landen een druk gebruik maken.
Volgens opgaven van het Centraal Bureau
voor de .Statistiek had in 19*28 iets meer
dan GO pCt. van het verkeer op de Tus
schenwateren plaats tusschen Nederland
sche en Belgische havens. Voorstanders van
een kanaal met de karakteristieke trekken
van een Moerdijkkanaal kunnen aan deze
omstandigheid geen argument ontlccnen,
immers de bezwaren tegen zoodanig kar-
naal bezwaren die hier primeeren
gelden de vaart tusschen Antwerpen eener.
zijds en de boven de Nederlandsche grens
gelegen Rijnhavens anderzijds en hebben
met het verkeer tusschen Nederlandsche
en Belgische havens niet te maken. Wel
echter mag daarop een beroep worden ge
daan tegenover degenen die zouden willen
volhouden, dat maatregelen in het belang
van de Tusschenwateren in de eerste plaats
een Belgisch belang zouden dienen.
Met betrekking tot de publicatie "van
meerbedoelden brief van prof. Van Eysinga
kon ondanks uitgebreid onderzoek nog niet
worden opgehelderd door wie(n) het mo
gelijk is gemaakt, dat een afschrift van dien
brief in onbevoegde handen kwam. Als
vaststaande mag wel worden aangenomen,
dat zulks alleen met schending van ambts
plicht heeft kunnen geschieden, dus steels-
gewijze, aan het ,,Utrechtsch Dagblad" is
toegezonden. De hoofdredacteur van dat
blad plaatst zich op het standpunt, met het
oog op wat hij zijn beroepsplicht acht. niet
vrijwillig medewerking te kunnen verlee-
nen om defn)gene(n) op te sporen en aan
maatregelen van regecringswege bloot te
stellen, die hem in staat heeft (hebben)
gesteld tot de door hem, hoofdredacteur,
in 's lands belang geachte openbaarmaking
over te gaan. Door deze houding, die de
regeering betreurt omdat haars inziens in
deze zaak, hoe men ook over de publicatie
zelve moge denken, bevordering van het
openbaar belang der onverdeelde betrouw
baarheid van het Nederlandsche ambtena
rencorps op den voorgrond dient te staan,
is het onderzoek ten zeerste belemmerd.
Verhouding tot Duitsc'nland. Met de
Duitsche regeering is nog steeds geen
overeenstemming verkregen over de toe
passing van art. 3 van het Xederlandseh-
Duitsche douane- on credietverdrag van 26
November 1925.
Erkenning van sovjet-Rusland. De re
geering laat zich teD opzichte van geen
enkel land slechts leiden door gevoelsmo
tieven. Dat zij met de regeering van sov
jet-Rusland geen betrekkingen onderhoudt,
berust op zakelijken grondslag.
De ervaringen, door andere landen, zelfs
de grootste, tengevolge van het aanknoo-
pen 'van betrekkingen met de regeering
der sovjet-unie opgedaan, ziin niet van
dien aard. dat dp Nederlandsche regeering
het in 's lands belang acht dien weg te
gaan.
RECLAME.
H. P. H. KEEREWEE
.BEGRAFENISSEN* Tri. 861
AUTO-TRANSPORT
Aalmarkt 16. CREMATIE
Van onzen parlementairen medewerker
Algemeene beschouwingen over de Winkel
sluiting ten einde Deze wet bedoelt geen
Zondagsheiliging Meenings ver schil
tnsschen de voorstanders van
van het ontwerp.
De Tweede Kamer is heden zoover met de
behandeling van de ontworpen winkelslui
tingswet gevorderd, dat de algemeene be
raadslagingen zijn geëindigd, zoodat de vol
gende week kan begonnen worden met de be
handeling van de artikelen en er op voor
gestelde amendementen Dan zal het span
nen, doch heden was de discussie nog al
tam, behoudens oogenblik. toen bij de
replieken de heer Marchant (V D.) zich het
woord ..kwajongen" aan het adres van
dr. Vos (Lib.) liet ontvallen, welke zeer
onparlementaire uitdrukking hem 'n standje
van den Voorzitter bezorgde, waarop hij,
toch nog wat tegenpruttelend, het onvrien
delijke woord terugnam.
4762
Mr. P. J. Oud.
EeTsle spreker was heden de heer Oud
(V.D.), die zich als voorstander van het
ontwerp deed kennen en betoogde, dat het
Voor de vrijheid over deheele linie wel nood
zakelijk kan zijn om de vrijheid van enke
len te beperken. Dat is in de Bakkerswet ge
schied en zal nu met de winkelsluiting
plaats vinden Volgens hen heeft de arbeid
van den winkelier oók een maatschappe-
lijken kant en daar mag de wetgever in
grijpen en de rijkswetgever is daartoe het
meest geschikt. Vooral voor een doeltref
fende Zondagss! ui ling dat noodig en gc-
wenscht. De wot brengt geen Zondagsheili
ging doch slechts de gelijkheid daartoe voor
wie dat wenscht
De heer Lockefeer (R.K.) prees bet ont
werp als een hygiënische en economische
weldaad voor den kleinen middenstander.
De heer Van Dis (St. Ger. Part.) vond niet
veel moois in het ontwerp, maar ter wille
van de Zondagssluitir.g zou zijn partij over
alle bezwaren heenstappen.
De heer Van Wijnbergen (R.K.) meende
goed te doen. na zich voorstander van het
voorstel verklaard te hebben, den heer Oud
en indirect dus ook den heer Dis te verzeke
ren dat deze wet geen Zondagsheiliging be
doelt en dat het verbod van Zondagsarbei^
nooit absoluut kan wezen. Aan de Joodsche
winkeliers wilde de spreker wel een redelijk
equivalent toe kennen, maar verder dan het
ontwerp wenschte hij toch niet te gaan.
De heer Schokking 'C.H.) verklaarde niets
te voelen voor een wettelijke regeling van
de avondsluiting, maar met de Zondagsslui
ting staat het anders, daar de 6ociale kant
van de Zondagsrust niet hoog genoeg kan
wórden aangeslagen, terwijl de overheid ge
roepen is de Zondagsviering als Christelijk
beginsel te bevorderen.
Men ziet. dat er nog al verschil van op
vatting bestaat onder de voorstanders van
het ontwerp en dat d^ aanneming ten slotte
nog wellicht zal afhangen van de wijzigin
gen. welke bij amendement er in gebracht
zullen worden
Minister Verschuur heeft na deze lange
reeks van sprekers een uitvoerige rede ge
houden. waarin hij vooreerst het karakter
van het voorstel uiteenzette. Volgens zijn
betoog is deze wet een aanvulling van het
werktijden-besluit en kan het de Zondags
rust beter bevorderen dan dit besluit. Zonder
deze zou de minister het ontwerp niet con
amore verdedigen en hij wilde dus niets
weten van verzwakking van de Zondagsrust.
Volgens den minister bestaat er een groot
verlangen naar wettelijke winkelsluiting en
het is nu het goede oogenblik om haar in
tp voeren. Haar rechtsgrond vindt de wet
in het feit. dat de bedrijfsgemeenschap een
eenheid, een realiteit is. waarbij de hande
ling van den een van invloed is op de om
standigheden van den ander. De winkeliers
blijven open uit vrees voor elkander en de
overheid doet nu niets anders als de aan
leiding tot die vrees wegnemen Aan het
Joodsche winkeliersbedrijf moet natuurlijk
een behoorlijk equivalent worden toegekend,
maar men verlieze niet uit het oog, dat het
ontwerp alle bedrijfsinstanties heeft doo»
loopen. zoodat er van geen bruusk ingrijpen
sprake kan zijn Spr hoopte dan ook, dat
de Kamer zich zooveel mogelijk zou houden
aan wat is voorgesteld. Voor een soepele
toepassing is geen beter middel dan het
inschakelen van de locale overheden, gelijk
in art 9 waar de Gemeenteraad bevoegd
wordt verklaard om afwijkingen van de
wet toe te staan. Het ligt in de bedoeling van
dit artikel een ruim gebruik te maken.
Het ontwerp, verklaarde de minister ten
slotte, is voor hem een bevrijding van den
winkelier, ook van den bedrijfsleider achter
de toonbank. In een bedrijf is trouwens
meer te doen dan achter een toonbank te
staan. De minister hoopte, dat ten slotte
het ontwerp met eenstemmigheid zou wor
den aangenomen.
De hierop volgende replieken hebben niets
nieuws opgeleverd.
Alleen heeft de heer Schaper (S.D.A.P.).
al bij voorbaat medegedeeld, dat indien de
minister mocht toegeven aan het verlangen
van den heer Vischer. dat de Zondagsslui
ting straf zal worden doorgevoerd en de
avondsluiting minder streng zal worden
toegepast, zijn partij zal tegenstemmen.
Morgen voor! zet ting.
De Eerste Kamer heeft des middags zon
der stemming de Begrooting van Justitie
goedgekeurd. Van de redevoeringen welke
daaraan voorafgingen was het interessantst,
behalve natuurlijk de antwoordrede des
ministers, een uitvoerige uiteenzetting van
den Amsferdamschen hoogleeraar Diepen
horst (A.-R), waarin hij een uiteenzetting
gaf van zijn wenschen in zake verbetering
van onze rechterlijke tnacht. Hij vond het
niet goed. dat de rechters doorgaans ge-
recruteerd worden uit de juristen die oiu
carrière te maken beginnen als substituut-
griffier of als rechter-plaatsvervanger en ge
leidelijk opklimmen tot hooger rang. Ook
pleitte hij voor pensioneering van rechter
lijke ambtenaren op 70-jarigen leeftijd De
heer Janssen (R.-K.) heeft uitvoerig de
relletjes te Maastricht besproken en tegen
over het rapport, dat de minister bij uit
treksel heeft gepubliceerd, volgehouden, dat
het schieten bij die ongeregeldheden niet
enkel door de politie is geschied.
Minister Donner heeft met ongeevenaarde
snelheid de sprekers beantwoord. Den heer
Kranenburg beloofde hij, dat hij misschien
een staatscommissie zal benoemen in zake
dp administratieve rechtspraak, fegenovei
den heer Mendels heeft hij zijn standpunt
in zake Giessen-Nieuwkerk gehandhaafd en
betoogd dat de politie niet zoo slecht wordt
opgeleid als de heer Mendels zou doen ge-
looven, daar in de eerste plaats in groote
steden geen agenten dienst doen zonder bij
het korps te zijn opgeleid. Aan den heer
Janssen vprklnarde de minister dat hij ver
trouwen bleef stellen in het ranport van
den advocaat-generaal van den Bosch over
de Maastrichtsche relletjes, zoodat hij geen
nieuw onderzoek noodig achtte. De heer
Diepenhorst zegde hij toe een pensioenrege
ling voor rechters te overwegen.
REGELING VAN HET
ACCOUNTANTSWEZEN.
RAPPORT DER COMMISSIE-BULEVEU).
Instelling Ned. Institnnt van
register-accountants.
Als no. 2 van den jaargang 1930 der Ver-
slagen en Mededeel in gen van de afd Handel i
en Nijverheid van het departement van
Arbeid, H. en N. is verschenen het verslag
der commissie onder voorzitterschap van den
heer mr. H. Bijleveld, ingesteld door den
vorigen minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid met de opdracht, van advies te
dienen omtrent een regeling van 't accoun
tantswezen.
De ministerieele beschikking tot instel
ling. in het verslag afgedrukt, geeft als lei
dend beginsel, dat zoodanige regeling zoo
veel mogelijk dient aan te sluiten aan het
In het maatschappelijk leven tot dusverre
gegroeide met behoud, voor zoover mogelijk,
van de corporatieve zelfstandigheid der in
het maatschappelijk leven opgekomen orga
nisaties; en maakt voorts melding van een
destijds aan de Regeering aangeboden ont
werp eener regeling van het beroep, samen
gesteld in onderlinge samenwerking van een
drietal accountantsorganisaties, namelijk bet
Ned. Instituut van Accountants, den Ned.
Bond van Accountants en de Ned. Organi
satie van Accountants. Naar aanleiding van
dit ontwerp zijn der commissie enkele vra
gen gesteld, welke deze thans in haar ver
slag beantwoordt.
Blijkens de samenvatting, welke de com
missie van de door de drie vereenigingen
aangeboden regelingen geeft, was dit geba
seerd op de gedachte, dat krachtens 'n fede
ratie-overeenkomst tusschen die vereenigin
gen door deze gezamenlijk een register zou
worden ingesteld, waarin haar tegenwoor
dige en toekomstige leden zouden worden
ingeschreven. Door die inschrijving zou
een uitsluitend, bij de wet te handhaven
rec'h-t op een titel worden verkregen. De
vereenigingen zouden voorts gezamenlijk en
op eigen kosten de opleiding voor het beroep
verzorgen, examens instellen, toezicht op
de ingeschreven accountants uitoefenen enz.
een en ander door middel van organen,
waarin de Regeering medezeggenschap zou
heben. Een overgangsregeling voorzag in de
mogelijkheid voor niet-leden van de fede-
reerende vereenigingen, om tot een daarvan
toegang te verkrijgen.
De commissie is echter van oordeel, dat
een federatie van bestaande vereenigingen,
gelijk voorgesteld, hoezeer overigens die
oplossing haar aantrekkelijke zijde heeft, om
praktische redenen moet worden ontraden.
In de plaats daarvan beveelt zij aan de
stichting van een nieuwe vereeniging, wel
ker statuten bij de wet zullen worden goed
gekeurd en welke in het bijzonder ten doei
zal hebben datgene, wat in de vrije1 maat
schappij op het gebied van opleiding enz.
in het belang van het accounlantsberoep is
tot stand gekomen, in samenwerking met de
Overheid verder tot ontwikkeling te brenge'n
Het lidmaatschap der nieuwe vereeniging,
aan welke de naam „Nederlandsch Instituut
>an Registeraccountants" is toegedacht, zal
van rechtswege worden verkregen door hen,
die in een bij de wet in te stellen en door de
vereeniging te houden accountantsregister
zullen zijn ingeschreven. De ingeschrevenen,
zullen het uitsluitend recht hebben, den
titel van „registeraccountant" te voeren.
De oprichting der nieuwe vereeniging zou
kunnen geschieden door de gezamenlijke
voorzitters van de drie bovengenoemde verj
eeniginge'n.
De vraag of nevens de toetredende ver
eenigingen nog individueele accountants, al
dan niet lid eener organisatie, in de gelegen
heid moeten worden gesteld, in de regeling
tb worden begrepen, beantwoordt de com
missie bevestigend.
De commissie heeft haar denkbeelden
neergelegd in een uitvoerig ontwerp eener
Accountantswet, met bijgevoegde ontwerp
statuten der nieuw op te richten vereeniging
en bijbehoorende Memorie van Toelichting.
De uitvoerige, overgangsbepalingen van
het ontwerp bieden aan houders van ac
countants-diploma's de mogelijkheid deze
aan een onderzoek te doen onderwefpen en
langs dien weg toegang tot het register te
verkrijgen. Ook voor degenen, die geen diplo
ma hebben, doch den 40-jarigen leeftijd
nebben bereikt en gedurende 10 jaar een
praktijk van voldoende beteekenis hebben
gehad, zal gelegenheid tot inschrijving in het
accountantsregister bestaan. Tenslotte zal
op grond van afgelegde examens, die op
zichzelf geen inschrijving kunnen geven,
vrijstelling kunnen worden verleend van
aflegging van onderdeelen der door het
nieuwe instituut af te nemen examens.
Een afzonderlijk rapport bespreekt de vraag
<yf in verband met de regeling van het
accountants wezen een regeling van het be
lastingconsulentschap kan worden ontwor
pen. De commissie spreekt daarin als haar
oordeel uit. dat zoodanige regeling in aan
sluiting aan de beginselen van de ontwor
pen organisatie van het accountantswezen,
mogelijk en wenschelijk is. en wel door op
richting eener afzonderlijke vereeniging.
Leidsche Jaarmarkt.
Dat de stad Leiden tot „recompensie end,e
ooninge van.de vromicheit ende onge-
faorde volstandicheyt" ook „in versoetin ge
den honger, commer en ellende" bij het
het gedenkwaardige beleg gt
op 8 Februari 1575 een hoogeschool
;r'7et alleene lieff ende waert maar voov
:?r enige ende beste peerle" ontving, is
n algemeene bekendheid. Minder bekend
het, dat zij als belooning en mede „ter
'soedinge haarer geledene scbaaden" ook
Jaarmarkt ontving. Welke Marct
'lus de woorden ontleend aan een der
-"'rheen aangeplakte Brieven van bekend,
^kinge wegenö het houden van een meu-
Jaarmarkt" een yegeliken, van wat
'■Me. qualité, of wezen die zijn. van nu
pe leD eeuwigen dagen geduerende zul-
Tiogen gebruvken ende binnen de
Tn°r2 stad Leyden en de vrijheit van dien
JjVallf» zekerheyt oompn handelen, wan
r!?n en fraffigueren zonder dat yemant
^•-ddeler lijt gaande, comende, blijvende of
gerende aen lijf of gueden, urn eenige
zaken, schulden of achterwezen be-
■tomert. bezettet.of aangesproken zal mo-
gorden"
Het besluit van den len Augustus 1577
om een jaarmarkt te Leiden te houden werd
bekend gemaakt door middel van een Pla-
kaat. dat aanving met een tusschen de wa
pens van Holland en Leiden geplaatst ge
dicht. luidende.
„God sijnde gram.
Gaf zwaard, en vlam,
En t' eten al te sober
Zijn volck alhier;
Dat elck een was verwundert:
Mer zijn hand quam,
En dit benam
Den derden in October.
't Zeventigh vier
Meerder dan vijftien-hunderl."
Na deze poëtische inleiding maakt het
plakaat dan verder den volke bekend:
„Alzo den dach van der wunderbaeriike
verlossing ende t'unset der stad Leyden in
Holland, van 't beleg der Spanjaerden deur
de crachtige hand des Alderhoogsten. opten
derden Octobris 1574 geschiet, tot grootma-
kinge zijns Godliken naem wijlruchtig ge
maekt, in eeuwiger gedarhlenisse gehou
den ende vornemenücken binnen der voui
schreve 9tad Leyden, met dankzegging ende
alle behoorlike vreuchden ende geoorloofde
geneuchten overgebracht behoort te werden.
So is 't dat men eenen ygeliken mits de9en,
verwitticht ende laet weten, dat binnen
der voorsz: stede, naer behoorlike voorgaen-
de tuelatinge ende bewilliginge. opgerecht
ende gestel t is een vrije Jaermarkt van Zu-
vel. Boler. Kaes, Kueyen, Paerden, Linnen,
Wolllen, Leer ende van alrehande gueden
(goederen), Coopmanschapen, Waren, nd
Kantwerken, geduerende eenen tyt van thien
dagen: te weeten van den eersten tol den
th'enden der voorsz* maent Octobris"
Merkwaardig is het dat aan de jaarmarkt
ook bizondere attracties verbonden waren
gelijk tegenwoordig geen tentoonstelling
denkbaar is zonder Lunapark in den
vorm van (op den derden dag): de gene
rale wapenschouwinge en munsteringe van
de Schutferie ende Burgerie, ende met een
haerluyder oeffennge in 't schermutzergn
zo wel te water a's te lande" en (op den
vierden dag)* „de spelen en vertoningen tot
verheuging van een yegelik ter voorschreven
marct gecomen".
Voor bepaalde goederen waren in den
Jaarmarktlijd ook bepaalde marktdagen
voorgeschreven Zoo werd op den vijfden
dag (den Zaterdag) beestenmarkt gehouden;
op den zevenden en achtsten dag was er
leermarkt voor „allen huyden, vellen endp
loeren, gelout ende ongetout, ruyge ende
anders zeeme leer. bezaen, corduaen, fran-
eijn, parchemijn ende alle andere soorten
van vellen ende leeren."
Welk een moeite de stad gaf om vreem
delingen trekken en dit in een tijd dat
op commercieel gebied het „Welkom,
vreemdeling" den gildebroeder moeilijk over
de lippen kwam! blijkt wel uit het vol
gende, aan het plakaat ontleende, citaat:
..Ende sal de cuemste (komst) van alle
eerlike ende vroome personen. Edel of on
edel. Coopluyden Burgeren en andere dea
Schuut (schout). Burgemeesteren ende Ge
rechte der voors. stad Leyden zeer lief
ende aangenaam wezen, die binnen der
voors. stad Leyden alle guet gerief van
logysen (logies), marcten, ende andersins
zullen vinden; zulx de voorschreven van
Leyden gedenken zullen dp genen, die van
de verste wege. en mette meeste ende
Costelicste waren aldaer Ier marct zullen
comen, elc in den zijnen te beschencken ende
vereeren".
Het moderne „Zeg hel voort!" ontbreekt
aan dit plakaat aan het slot niet; maar het
werd eenigszins gerekter uitgedrukt in den
volgenden slotzin:
.,'t Welc zulx d'een den anderen tot
vordernisse ende behulp der voors. stadt
Leyden (die sulx alle de werelt genuuch
bekent is, in hare twee zware belegeringen,
so vele geleden heeft, ende tot het alder-
uyterste gecomen zijnde, ten dage voorzegt
wunderbaerliken es verlost) op dat die te
meerder mocht zijn vermaert, ende bezocht,
zal gelieven voorts te zeggen ende verwit
tigen:
Jaermarct tot Leyden in Holland.
Jegens den Derden Octobris CIODLXXVII
Het Saaihal-carillon.
De kleine klokjes van het voormalig
carillon der Saaihal te Leiden droegen
hunne namen (gespatieerd aangegeven) in
de volgende versregels:
O Heer vermeert ons LeydensN'eringe
Sulx dat den Coopman syn begeringe
Deur den Drapier gemaeckt hier vin:
Den P I o t e r gont een goet gewin
Opdat den Wasscher hem mach dienen:
Den Cam mer wilt sijn brood! verlienon:
Des traghen Spinners mont hout op
Vervolt met spys des W erekers-crop:
Den Voller naeckt versiet van clecien:
'sConroyers noodt wilt oock afsweeren:
Des Verwers cuyp en leyl hem niet:
Weert van den Persser zwaer verdriet:
En weest het ooch van 't Warandercn:
De Packers van de kost versiet:
Geeft den B a i 11 u een eerlick teeren:
En laat elck een hem Gou verneren.
De ganscho lakennering werd door de
slagklok dus vertegenwoordigd.
So lang dees al „in goet „accoordt" slaan,
De nering sal „met spoet, „wel voort" gaan.
o