ZIJN LAATSTE WENSCH |lste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 Maart 1930 Vierde Blad FEUILLETON. BOIIWKHNSTIR SHHOON No. 21466 DE EERSTE VLUCHT OVER DEN MOUNT KENYA De wereldtentoonstelling voor koloniën, zeevaart en oud-VIaamsche kunst te Antwerpen 1930 (Eigen correspondentie.) I. Een grootsche onderneming Mede werking van allen kant Antwerpen bet belangrijkste, Lnik slechts een onderdeel Een overzicht der afdeelingen. Wie de laatste maanden zoo nu en dan gezellige Belgische wereldstad even over onze Zuidwestgrens: Antwerpen bezoekt, èe zal bemerkt hebben, dat het steigerwerk den toren van haar oude kathedraal gjel afnam, en thans ziet men er nog maa. tnkele palen en latten om een der transen, terwijl de top. als fijn in steen gehouden bnlwerp. reeds vrij er boven uit steekt. Nog enkele weken en dit ranke bouwwerk ja! zich evenals onze Dom in vollen 'uister weer den volke vertoon en. Dat houdt verband met een belangrijke gebeurtenis voor deze stad. voor Vlaan deren, waarvan zij het economische en cul- lureele centrum is, voor België, waarvan zij wereldhaven is. en tenslotte ook voor Nederland in het algemeen en voor onze Zuidelijke provinciën, die zich gaarne eenigs- zins op Antwerpen oriênteeren nog in het bijzonder. Deze gebeurtenis welker omvang ruen in Nederland goed zal doen vooral niet ie onderschatten, is de groote en grootsche Wereldtentoonstelling 1930 voor koloniën, zeevaart, vervoer en oud-VIaamsche kunst - zooals men ziet. onderwerpen, welke Nederland, de een na den ander na aan het fcjrle liggen! Z. M Albert, de koning van België, zal deze wereldtentoonstelling den 26en Apri aanstaande openen en zij zal volle ze9 maanden duren Wat op het eerste gezicht een heele tijd lijkt, maar dat toch niet is, roor wie den omvang en de uilgestrektheid van gebouwen, terreinen en bijzondere at tracties beschouwt. Terwijl men om het vele architectonische schoons en merk- vaardige het betreuren moet dat het alles s'echts een half jaar zal kunnen leven, om caarna plaats te maken voor de reeds ont worpen ..deftige wiik" van Antwerpen Een (vermoedelijke!) merkwaardigheid tan deze tentoonstelling, die steeds meer waarschijnlijk wordt, wanneer men de vor deringen in oogenschouw neemt, is wel deze: zij op den dag der opening denkelijk ge- kei gereed zal zijn! Is dat voor een ten- tonstelling niet kras? De eerste Antwerpsche wereldtentoonstel- ug was in 1885; het was ook de eerste in dien aard in België. De tweede volgde a 1894 en zij slaagde eveneens; als de »rlóg zulks niet belet of vertraagd hd, dan zou Antwerpen de 3e in 1929 ge- id hebben. Maar men bleef het oog er op gericht buden; al9 de economische kimmen op baarden, dan zou een tentoonstelling, die Honk als een kok, er komen 1 En reeds 3 October 1924 installeerde schepen Lebon ten stadhuize het voorlopig comité7 April 1926 werd opgericht de KV „Wereldtentoonstelling etc Zij had en kapitaal van frs 15.000 000. dal In ralele weken vol teekend was gedeeltelijk weliswaar door 9tad en provincie, maar foor het grootste deel toch door banken, «andel en industrie, particulieren, ja zelfs dwr volks, en arbeidersverenigingen De vele eere- en werkcomité's werden gericht, belangstelling en moreele steun h^am er van hoog tot laag en. na generaai ®ajoor jhr. Adolf A de Meulemeester, trad toen als regeeringscommissaris op graaf Adriaan v. d. Burch, 'n vermaard Belgisch Ej^cialist op dit terrein die dezelfde functie reeds vervulde bij de wereldtentoonstellingen te Milaan (1906) Rio de Janeiro ('22-'23) Parijs ('25) Hij kent dus het klappen het tentoonstellingszweepje! En dat is toor een werk van dezen omvang wel heel coodig. Prins Leopold en zijn om haar lieftallig- geziene gemalin prinses Astrid aan vaardden het Eere-voorzitterschap van de tentoonstelling, die wel niet. zooals enkele extremisten onder de Vlamingen het willen zien. de eigenijke manifestatie van België's onafhankelijkheid zou zijn. maar dan toch ter gelegenheid en ter eere van het eeuw feest van de zelfstandigheid der Belgische natie een bewijs van levenskracht, com- mercieelen durf en organisatorisch talent van den eersten rang wil geven Wat haar, dunkt ons, nog boven verwachting ge lukken zal. Eerst een en ander betreffende den om vang en de opzet dezer tentoonstelling Daar is nogal wat over te doen geweest een klein gekrakeel: Brussel. Antwerpen en Luik streden, met nog enkele kleinere steden, om de eer. Tenslotte trof men dit compromis: Antwerpen zou in 1930 een internationale tentoonstelling voor Koloniën Zeevaart Vervoer, Land- en Tuinbouw en Oud-VIaamsche kunst orzaniseeren (dit wordt verre de belangrijkste en grootste!) Luik zet tegelijkertijd een tentoonstelling voor de groot-industrie en de daarmede verband houdende wetenschappen, bene vens een retrospectieve tentoonstelling van oud-Waalsche kunst, op touw. en Brussel bepaalt zich in 1930 enkel tot de Belgische kunst van 1830—1930. terwijl het in 1935 een Algemeene wereldtentoonstelling zal organiseeren. waartoe nu de voorbereiding al in vollen gang is. Als gezegd- zoowel naar zijn aard als naar den omvang wordt de tentoonstelling in Antwerpen, in het algemeen en voor Nederland, verreweg de belangrijkste Ook al omdat zij. in een geheel Nederlandsche sprekende metropool, voor eiken Nederlander grooter bezoeksmogelijkheden biedt. Universeel wordt zij en gelukkig niet. Want dat zou óf haar omvang hebben doen uitdijen tot volslagen onbekiikbaar- heid. of de volledigheid, en daardoor de waarde, der inzendingen zeer hebben doen dalen. Zij heeft zich dus gespecialiseerd en wel naar den aard der stad. die immers is een schoone slede der kunsten, een handels, en een havenstad van den eersten rang. De afdeeling Koloniën wil een breed opge zet beeld geven van werkwijzen en pro ducten en van de export-mogelijkheden De afd Zeevaart zal exploitatie, uitrusting en beheer van zee- en binnenhavens en verder heel wat tot de algemeene zeevaart in verband staat, bevatten; een groote ma quette van de Antwerpsche haven zal er zijn. maar. naar verwacht wordt, óók die van Rotterdam Vervoer, hierbij aansluitend geeft o.m autotransport en luchtverkeer de plaats, die het toekomt. Het is meer dan een gemeenplaats wan neer we zeggen, dat de afd Oud-VIaamsche kunst iels heel bijzonders belooft te worden. Gescheiden van het overige tentoonstellings terrein door breeden parkaanleg (ter voor koming van brandgevaar) zullen in twee permanente gehouwen, een machtige mo derne Kathedrale kerk en een in Neder- landschen stijl opgetrokken schoolgebouw (beiden voor de nieuwe stadswijk) worden ondergebracht de afdeelingen kerkelijke en loee^naste kunsten en (in de school met door liideliiken bijbouw. 55 heldere expositie- ruim fen> de schilderijen van oud-VIaamsche meesters Heel de wereld heeft tot dit laat ste de welwillende medewerking verleend. Vermelden we tenslotte, dat nog een even eens breed opgezette afdeeling Land- en Tuinbouw, met allerlei wedstrijden, een Electro-modelhoeve. etc. aanwezig is. dan hebben we de verschillende afdeelingen m hoofdzaak wel vermeld. Daar komt bij. als attractie van niet ge ringe waarde, het uitgestrekte complex Oud- België groolsch van opvatting. De gan sche XVlTe eeuwsche Zuid-Nederlandsche bouwtrant, uit alle oude stadjes en verlo ren hoekjes allerzorgvuldigst bijeengegaard en tot een architectonisch schoon en in drukwekkend geheel verwerkt, zal men hier in opvallend natuurgetrouwe nabootsing vinden, terwijl geschiedkundige en folk loristische optochten en vertoonfngen er luister aan zullen bijzetten Over den stand der werkzaamheden de deelname en den algemeenen aanblik der terreinen nog een en ander in een tweeden brief. S. S. S. („Ueber den Tod hinans"). Roman van ANNY VON PANHUYS wl het Duitsch door W H C BOULLAARD. (Nadruk verboden.) K) Het laatste huisje trok zijn bijzondere aandacht, misschien omdat het zich door lelijkheid onderscheidde van zijn buren. ffil*schien echter ook wel. omdat achter de ^nsters sneeuwwitte, sierlijk geplooide gor- ^jneD hingen Berner passeerde dicht langs de vensters achter een ervan ontdekte hij een ha'f lc»ter polten met geraniums verborgen jSjiwengezicht. dat hem dwong een oogen- :':1* stil te blijven staan Een smal ovaal as het. met trekken, die als in een camej *jren gesneden en waaraan bezieling werd J*pven door een paar prachtige zwarte vo| uit<]rukking Fijne wenkbrauwen *6»den zich in zacht gebogen lijnen daar in en om het rechte voorhoofd lag gol- e!1d haar van een wonderschoon titiaan in zulk een overvloed, dat 't het prach ,*-e voorhoofd een weinig naar ach- trok. jonge schoonheid keek den professor groote oogen aan en haar lippen krulden -h spottend. Toen Üep hij verder, maar zijn laatste ',yeed nog een ontdekking die het spot- glimlachen om zijn onverholen be ondering verklaarde: de mooie vrouw had ttooten bochel! Ontzetten! Berner gevoelde een innig medelijden voor de vrouw, die het hoofd eener godin op een misvormd lichaam droeg. Onwillekeurig keek hij ook door het venster er naast en zag daarachter een ouden, heel ouden man staan, met de handen op het vensterkruis geleund Zijn blik ontmoette dien van den professor maar op hetzelfde oogenblik verdween de oude. terwijl zich op zijn verwelkt mummiegezicht een plotse linge schrik affeekende. En terwijl de pro fessor zijn weg vervolgde, bleef het gezicht van den ouden man in zijn geheugen. Hij moest het ergens reeds hebben gezien, maar waar, waar? Plolseling was het hem alsof een blind doek hem van de oogen werd genomen het waren dezelfde trekken, die dat eene portret in de directeurskamer droeg, het waren de trekken van den ouden Thomas. Walter had al9 antwoord op Else's brief een telegram gezonden, dat zijn komst op den volgenden voormiddag in uitzicht stelde Else liep door het huis te zingen en te jube- fen. dan weer stond ze ergens droomerig te kijken, echt als een verliefd meisje. En nu was het uur gekomen, dat hij zou komen. Natuurlijk wilde Else Walter van dert trein gaan halen maar haar moeder bracht haar aan het verstand dat zoo iets vpor een jong meisje niet te pas kwam Zij zou zich in het algemeen maar moeien weten te be dwingen zoo lang Walter hier was en wel met hel oog op hel oordeel der menschen. want ze moest bedenken, dat het engage ment nog niet publiek was. Else keek tamelijk onthutst want aan zoo iels te denken, was haar heelemaal niet in gevallen en lachend zei ze tot haar vader, terwijl mevrouw Berner er niet bij was, dat HET H. GEEST. OF ARME WEES- EN KINDERHUIS. I. Johannes Bosboom heeft omstreeks 1875 een schilderij gemaakt, een wintergezicht, van het Noordtransept der Hooglandsche Kerk. Op het rechterplan ziet men twee ge vels van het gebouwencomplex van het Weeshuis In 1898 maakte Floris Verster een prach tige waskrijtteekening van de Hooglandsche Kerk Van het Weeshuis is niets te zien, maar wel leuk een rijtje van de banale gevels welke de 19e eeuw er neerzette. Bremmer. die aan beide schilderijen een historisch- aesthelisch opstel wijdde, merkt op: „Bosboom had het oude lief en keek naar rechts; Verster neemt het stadsgezicht in wat men zijn moderne leelijkheid zou kunnen noemen en kijkt links. Bosboom schildert zoo'n stadsgezicht om het picturale en om de oude gebouwen: Verster. die dat inzicht in zijn vroegere periode gekend heeft, verliet dat en maakte wat hem zoo maar voor de vuist kwam. zonder overweging vooraf of dat een mooi ding op zichzelf was. Bosboom zou de wereld verdeelen in twee helften, waarvan de eene helft wel mooi genoeg was om te schilderen, de an dere niet. Verster staat op 't standpunt, dat de schoonheid geen eigenschap der dingen is" Wij zouden het geheele. mooie artikei van Biemmer kunnen afschrijven, om aan de hand daarvan aan te toonen dat na het impressionisme van Bosboom de inter-pre- tatie van Verster toch een enorme vooruit gang in de evolutie der schilderkunst be- teekent. Maar we zouden ons ook kunnen voor stellen, dat er weer een schilder zou kunnen komen, aangenomen dal hij naast den uiter- lijken zin voor het picturale van Bosboom de couteurplatieve innigheid en diepte van Verster bezat, die weer naar rechts keek. Hij zou de picturale schoonheid van kerk en weeshuisgevel doen tintelen in verfijnd co- loriel en levens uit deze gedenkteekenen van oud-bouwkunstig schoon niet alleen het uiterlijk oud bevallige doen spreken, maar om den geest van het oude, om te manifes teeren. hoe in zijn ziel de dingen van vroe ger en later tijd de verzinnelijking zijn van de tijdsaccenten der eeuwigheid. Wij gevoelen in onze dagen voor de oude cultuurdingen niet om de bijzonderheden v. hun vorm alleen, maar om de gedachten v. d. gevoelswereld, welke die vormen schiep en waarvan zij de veruitwendiging zijn. Zoo plaatst ons het gevelcomplex van het Weeshuis weer in dien bewogen tijd van het begin der 17de eeuw. waaruit we reeds een drietal gevelconstructies bespraken. Als inrichting dateert het H. Geest-ar menhuis reeds uit de 14de eeuw. maar het was destijds gevestigd in het oudsle stads gedeelte ergens tusschen Nieuwe Rijn en Rapenburg. Eerst in 1582 schijnt het wees huis op de tegenwoordige plaats te zijn ge vestigd in een ontruimd Gasthuis. In 1607 hebben er dan belangrijke ver bouwingen en vergrootingen plaats. Wij bespreken achtereenvolgens de drie gevels aan de Hooglandsche Kerkgrachten vervolgens de poorten. Wii hebben de hooge topgevels leeren ken nen als de logische afsluitingen van het za deldak. Nu zoudt U. als U op de Hoogland sche Kerkgracht staat, een oogenblik in ver warring kunnen komen en opmerken: ..Ja. maar de gevels rijzen hooger dan het com plex van de achterliggende gebouwen. De nok van het dak loopt achter de gevels se'nu+n naar beneden. Dat is ook zoo. Maar het Weeshuis is -10 of 50 jaren geleden verbouwd. Oorspronke lijk bevonden zich achter de topgevels hoo ge zadeldaken. U kunt dien toestand nog opmerken aan de schilderij van Bosboom. U ziet zelfs, dat er in de lengte van het za deldak nog Gothische dakkapellen waren. Of zou Bosboom die er voor het picturale hij hebben gefantaseerd? Tk vraag dit om dat ik op de reproductie van een oude tee- kening niet de zadeldaken, niet de dakka pellen zag. In ieder geval mogen we al heel blij zijn, dat de 19de eeuw ter wille van de verbou wing en verlaging van het gebouw, niet de de reden waarom zij van dergelijke spits vondigheden niets wist. zeker was. dat zij geen hofdame was geweest. Door ook te lachen scheen de vader het met zijn lieve ling eens te zijn. De professor haalde nu alleen zijn aan staanden schoonzoon van den trein af en zij brachten bij het terugkeeren Waller's ba gage in het voorbijgaan in het hotel „Frank furter Hof", dat de professor hem had aan bevolen. Walter Zernikow was in zijn dertigste le vensjaar Hij was breedgeschouderd en van rijzige gestalte en had een markant profiel. Hoewel hij niet tot de zoogenaamde mooie mannen behoorde, was zijn uiterlijk inte ressant en gedistingeerd. Mevrouw Berner. die den toekomstigeii schoonzoon aanvankelijk vrij koeltjes had begroet, begon in den loop van den avond langzamerhand te ontdooien, maar een laat ste restje van terughoudendheid kon ze niet heelemaal wegwerken. Volkomen vriende lijk en hartelijk kon zij niet jegens hem zijn, dat was haar niet mogelijk, want die jonge man. die daar met een opgewekt, lachend gezicht naast haar zal. had roet' in 't eten gegooid, dat zij zoo zorgvuldig op het vuur had gezet; hij was oorzaak, dat Else geen baronesse Tomwitz werd. Aan tafel werd een glaasje Rüdesheimer geschonken maar bij het bord van den pro fessor stond een flesch mineraalwater, want de dokter had hem wijn verboden en als hij zich niet aan dit verbod hield, dan zouden hartkloppingen en hoofdpijn zijn 9lraf zijn „Daar zit je nu met jonge, genoeglijke mkenschen en bent gedoemd wafer te drin ken". bromde de professor, doch vervolgde vroolijker: „Maar dal hindert niet. Zerpi- i I kow, laat ik eens op je gezondheid drinken I gevels ten deele heeft afgebroken en ver minkt, waartoe men in die dagen een zeld zame begaafdheid bezat. We beginnen nu met den middelsten ge vel, n.I die onmiddellijk naast de hoofd poort. Hij is niet minder typeerend voor de Hollandsche Renaissance dan de reeds be sproken gevels van Latijnschen School en Timmerwerf. Het architectonisch geraamte is leven dig behandeld. Het is van baksteen met enkele geprofileerde cordonbanden over de geheele breedte en daartusschen heel veel z.g „speklagen". De cordonbanden, die geen functioneele beteekenis hebben, geven o\' gaven althans voor de topgevels ter hoogte van 2de en 4de trap de ligging der balkla gen aan en doen direct dienst als water lijsten. De topgevel beslaat uit zes trappen, waarvan de bovenste bekroond is met een driehoekig fronton, voor zooverre ik weet het eenige klassieke motief aan dezen ge vel, die in architectonisch opzicht weer gé- heel de profane uiting is van de gedachte der laat-Golhische Barok. De onderpui geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. We komen thans tot de vensters, waarin de oude kruiskozijnen zijn gespaard geDie- ven. U hebt wel opgemerkt, dat alleen hij de grond verdieping de Vlaamsche orde is ge volgd. Het kalf ligt boven de halve hoogte van den middenstijl. Bij de ramen der eer ste en der trappenverdiepingen heeft men de kruiskozijnen geconstrueerd naar Oud- Hollandsch principe. De grootte der ramen neemt naar boven regelmatig af, terwijl in den topgevel ook het aantal vermindert. De geheele raam verdeel ing geeft een rustig harmonisch geheel. Boven de ramen zijn strekken geplaatst, met naar voren sprin gende sluitsteenen. Naar aanleiding van deze waaierstrekken wil ik een algemeene opmerking maken. We gaan even naar de rudimenten van wat eens ons glorieus Stadhuis was. Boven do ramen zien we waaiervormige strekken met uitspringende sluitsteenen. althans in het Oostelijk gedeelte. In de middenrisoliet heeft Lieven de Key geen strekken toege past, omdat die constructief overbodig wa ren; daarmede eenvoudig een bekleeding van den Gothischen gevel gemaakt. De Oos telijk bijgetrokken vleugel was nieuw. Men ziet nu nog de Gothische bogen in den oor- spronkelijken eindgevel. Bekijkt U de Vleeschhal te Haarlem, dan ziet U daar een rijk en levendig gebruik van waaiervormige strekken. Lieven de Key heeft in 1597 den gevel van het Raad huis te Haarlem vernieuwd en er een bordes voor geplaatst. Een en ander is in den loop der tijden weer veranderd, maar <fe vensters ter weerszijden van de trap met de forsche waaierstokken zijn er nog. Deze strekken zijn zoo goed als de handteekening van Lieven de Key. U vindt dienzelfden sierlijken waaier vorm. forsch geblokt toegepast bij onze Tim merwerf. Ik zou willen vragen, of die gevel ook niet een ontwerp van Lieven de Key zou kunnen zijn. En is het dat niet. dan is het zeker het werk van een zijner leerlin gen. Zoo denk ik ook over den gevel van de Latijnsche School, die niet zóó sprekend van dien afkomst getuigt, maar toch ook verwantschap vertoont met De Key's opvat tingen. De poort i9 daarvan wel een heel sprpkend getuigenis. En nu de middelste gevel van het Wees huis. Ik meen in de strekken boven de ra men ook weer de school van Lieven de Key te herkennen. Kan iemand mij en den lezers daarom trent juist inlichten, dan hooren wij het graag Op 't oogenblik zijn er, met inbegrip van de teekeningen, voor het Rijnlandshuis, slechts vier authentieke werken van Lieven de Key in Holland bekend. Het zal dus heel moeilijk zijn. zekerheid te krijgen. Van welken leerling van Lieven de Key de middelste gevel van 't Weeshuis moge zijn, 't is een mooi 9tuk werk. Door de pro fileering van het geheel; cordonbanden, zandsteenbanden. de uitgeblokte sluitstee nen der waaierstrekken, waarbij we noode de aardige oude luikjes missen, wordt het gevelvlak tot een vibreerend geheel van groote picturale bekoring en je welkom heeten als lid van ons gezin." Walter hief zijn glas op en klonk met zijn schoonvader in-spé. toen met mevrouw Berner en ten slotte met Else. Vol geluk ontmoetten de blikken van de jongelui elkaar, toen hun glazen met een helderen klank elkaar aanstootten, waarna de jonge ingenieur zijü glas ad fundum ledigde Onmiddellijk den op hem uitgebrachten dronk beantwoordend, zei hij: „Ik ben u op recht dankbaar, professor, voor uw harte lijke woorden. Wees er van overtuigd, dat ik alles, wat in mijn vermogen is. zal doen om te toonen. dat ik die eer waardig ben." „Goede hemel, hoe plechtig!" zei Else, ter wijl haar lach parelend klonk. „Else heeft gelijk" zei Berner, met de smalle rechterhand langs zijn puntbaard strijkend, tegenover ons behoef je voortaan geen plichtplegingen in acht te nemen, Waller." Mevrouw Berner vond dit van haar man wel wat overijld, maar dit openlijk uit te 9preken zou voor Walter Zernikow te kren kend zijn geweest» en daarom zweeg ze liever. De professor liet een flesch champagne brengen „Een enkel glaasje zal mij geen kwaad doen en op zoo'n gewichtigen dag zal ik het er maar op wagen." Toen herinnerde hij zich die twee glaasjes champagne, die hij op het hofbal had ge dronken en die hem volstrekt niet goed wa ren bekomen Wie weet, of hij. indien hij die niel had gedronken, zich wel zoo zou hebben opgewonden over de mededeel ing van von Weiden betreffende den ouden Thomas en later over de verschijning zelf. Neen. dacht hij. die champagne heeft er part noch deel aan, ook zonder een druppel te door WALTER MITTELHOLZER. (Nadruk verboden). Toen ik te Nairobi was aangekomen was een van mijn eerste vragen: „Is er sedert mijn eerste Afrikavlucht al iemand over den Mount-Kenya gevlogen?" Leden van de vliegclub, die hier gevestigd i9. deelden ons mede, dat Lord Canbery, dien ik van de Europeesche rondvlucht kende en die hier woont, met zijn sporlvliegtuig, een „Moth" om het aan den voet 70 K.M. in doorsnee melende bergmassief is heenge- vlogen. Maar over den 5195 M hoogen top 'had nog niemand een vliegtocht gemaakt. Men ried onzen vlieggast, Baron Rothschild, met nadruk af, een poging te doen over den bergtop te vliegen. Maar ik was zeker van mijn zaak en was blij, hier nog juist „te elfder ure" te zijn aangekomen, om zijn „vliegernimbus" definitief te breken. Met alle mogelijke argumenten trachtte men ons er van te overtuigen, dat het on mogelijk was. over den berg te vliegen. Dat de lucht in het brandend heete Afrika slech ter draagt dan in koelere gewesten, had ik helaas voldoende op mijn eersten tocht over dit werelddeel ondervonden. Maar dat ver schrikkelijke buien ons in de nabijheid van den top honderden meters omlaag zouden werpen daar had ik niet anders dan een ironisch glimlachje voor over. Tenslotte kende ik de capaciteit van onzen beproefden Fokker en zjjn voortreffelijke Engelsche motoren, immers ik heb den vorigen zomer dikwijls 8 tot 12 passagiers zonder moeite over den 4800 M. hoogen Montblanc ver voerd. Over de buien maakte ik mij geen zorgen; Baron Rothschild was eenigszins gerustgesteld, toen ik hem zeide. dat die ons ten hoogste honderd meter omlaag konden drukken. Toen ik mij drie jaren geleden met prof. Arnold Heim eenige dagen aan den voet van den berg ophield, konden wij vaststellen, dat in den drogen tijd bijna iedere ochtend kalm en helder was. De regelmatig waaiende Noordoostpassaat treedt eerst na de verwarming van den bodem door de gloeiende tropenzon tegen den middag met volle kracht in. Daar deze Noordenwind geen grootere kracht had dan 20 a 30 K.M per uur, konden ook de wer velwinden boven aan den top niet al te gevaarlijk zijn En bovendien had ik met een veel zwakkere Junkermachine zes jaren geleden den nog 400 M. hoogeren, Demawend, den hoogsten b€Tg van Perzië, gepasseerd, waarom zou het dezen keer niet gelukken? Yoor ik de vlucht, die ik op 5 Januari maakte, beschrijf, zijn eenige korte histo rische gegevens op hun plaats Het was op 3 December 1849, dat de missionaris John Lewis Krapf van een heuvel 140 K.M. ten Zuidwesten van den Kenya als eerste blanke den berg zag Hij berichtte zijn ontdekking naar Europa met de opmerking, dat de top van het verre gebergte met een „witte sub stantie". vermoedelijk sneeuw was bedekt. Tientallen jaren ginrren voorbij, zonder dat men geloof schonk aan zijn mededeelingen, tot in het jaar 1883 J. Thompson dichter bij den top kwam en kon bevestigen, dat de witte substantie niet witte kalk was, maar sneeuw en ijs. Den 13en September 1899 gelukte het den Engelschman Hal ford Makinder. met behulp van twee berggidsen uit Charr.onix en 170 zwarte dragers, na een moeilijke klimpartij als eerste den voet te zetten op den hoogsten top Eerst 30 jaar later, in Januari van het vorig jaar. werd deze bestijging door drie jonge Engelsche Alpinisten herhaald Geologisch behoort de Mount Kenya tot de reuzenvulkanen van Oo9t-Afrika Hij bestaal uit een centraal, grillig gevormd rotsbastion met gletschers en sneeuwvelden, het rijst op uit een vlak, met bosch bezet fundament. De top zelf bestaat uit eruptieve gesteenten-, de krater is geheel gedoofd. Hij moet na zijn ont staan, naar de geologen aannemen, een hoogte van meer dan 7000 M. hebben be reikt en bijgevolg de hoogste berg van het donkere werelddeel zijn geweest. De dreigende onweerswolken van den vorigen avond waren des nachts opgetrok ken. Wanneer wij des morgens vroeg naar hebben gedronken, zou hem de aanblik van die oude kleine gestalte aan den ingang van het museum hebben doen schrikken. Zijn blik dwaalde naar den flinken, gezon den man, die aan de overzijde van de tafel naast zijn vrouw zat. den jongen man. van wien een stroom van kracht en frischheid uitging en plolseling nam hij het besluit, dien in het vertrouwen te nemen. Walter Zernikow. die de incarnatie was van de ge zonde jeugd met krachtige, stalen zenuwen en gezonden hartslag, dien zou hij vertellen, wat hij onlang9 bij het huiswaarts keeren van het hofbal had beleefd, die zou hem misschien van den last der kwellende her innering aan het spook kunnen bevrijden. Reeds de gedachte, dat hij iemand in het vertrouwen kon nemen, zou hem verlichting schenken. Juist bracht Maurer in een iiskoeler de champagne binnen, waarna de professor de glazen inschonk „Prosit. Wal ter I" klonk het toen door elkaar terwijl men hem toedronk Kort daarop stond men van tafel op en begaf zich naar de kamer, die naast dp eet kamer lag. en waar liqueur en 9igaretteQ gereed 9tonden. Else plaatste zich naast Walter ..Dat ver schrikkelijke fegenoveT elkaar zitten is nu gedaan. Walter; zoo is 't toch veel genoeg lijker." De witte japon, dien ze vandaag droeg, 9tond haar prachtig en Walter keek met eeu gelukkigen glimlach naar het bekoorlijke schepseltje, dat naast hem zat. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13