ZIJN LAATSTE WENSCH
|lste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 8 Maart 1930
Vierde Blad
FEUILLETON.
BOIIWKHNSTIR SHHOON
No. 21466
DE EERSTE VLUCHT
OVER DEN MOUNT KENYA
De wereldtentoonstelling voor
koloniën, zeevaart en
oud-VIaamsche kunst
te Antwerpen
1930
(Eigen correspondentie.)
I.
Een grootsche onderneming Mede
werking van allen kant Antwerpen
bet belangrijkste, Lnik slechts een
onderdeel Een overzicht der
afdeelingen.
Wie de laatste maanden zoo nu en dan
gezellige Belgische wereldstad even over
onze Zuidwestgrens: Antwerpen bezoekt,
èe zal bemerkt hebben, dat het steigerwerk
den toren van haar oude kathedraal
gjel afnam, en thans ziet men er nog maa.
tnkele palen en latten om een der transen,
terwijl de top. als fijn in steen gehouden
bnlwerp. reeds vrij er boven uit steekt.
Nog enkele weken en dit ranke bouwwerk
ja! zich evenals onze Dom in vollen
'uister weer den volke vertoon en.
Dat houdt verband met een belangrijke
gebeurtenis voor deze stad. voor Vlaan
deren, waarvan zij het economische en cul-
lureele centrum is, voor België, waarvan zij
wereldhaven is. en tenslotte ook voor
Nederland in het algemeen en voor onze
Zuidelijke provinciën, die zich gaarne eenigs-
zins op Antwerpen oriênteeren nog in het
bijzonder. Deze gebeurtenis welker omvang
ruen in Nederland goed zal doen vooral niet
ie onderschatten, is de groote en grootsche
Wereldtentoonstelling 1930 voor koloniën,
zeevaart, vervoer en oud-VIaamsche kunst
- zooals men ziet. onderwerpen, welke
Nederland, de een na den ander na aan het
fcjrle liggen!
Z. M Albert, de koning van België, zal
deze wereldtentoonstelling den 26en Apri
aanstaande openen en zij zal volle ze9
maanden duren Wat op het eerste gezicht
een heele tijd lijkt, maar dat toch niet is,
roor wie den omvang en de uilgestrektheid
van gebouwen, terreinen en bijzondere at
tracties beschouwt. Terwijl men om het
vele architectonische schoons en merk-
vaardige het betreuren moet dat het alles
s'echts een half jaar zal kunnen leven, om
caarna plaats te maken voor de reeds ont
worpen ..deftige wiik" van Antwerpen
Een (vermoedelijke!) merkwaardigheid
tan deze tentoonstelling, die steeds meer
waarschijnlijk wordt, wanneer men de vor
deringen in oogenschouw neemt, is wel deze:
zij op den dag der opening denkelijk ge-
kei gereed zal zijn! Is dat voor een ten-
tonstelling niet kras?
De eerste Antwerpsche wereldtentoonstel-
ug was in 1885; het was ook de eerste
in dien aard in België. De tweede volgde
a 1894 en zij slaagde eveneens; als de
»rlóg zulks niet belet of vertraagd
hd, dan zou Antwerpen de 3e in 1929 ge-
id hebben.
Maar men bleef het oog er op gericht
buden; al9 de economische kimmen op
baarden, dan zou een tentoonstelling, die
Honk als een kok, er komen 1
En reeds 3 October 1924 installeerde
schepen Lebon ten stadhuize het voorlopig
comité7 April 1926 werd opgericht de
KV „Wereldtentoonstelling etc Zij had
en kapitaal van frs 15.000 000. dal In
ralele weken vol teekend was gedeeltelijk
weliswaar door 9tad en provincie, maar
foor het grootste deel toch door banken,
«andel en industrie, particulieren, ja zelfs
dwr volks, en arbeidersverenigingen
De vele eere- en werkcomité's werden
gericht, belangstelling en moreele steun
h^am er van hoog tot laag en. na generaai
®ajoor jhr. Adolf A de Meulemeester, trad
toen als regeeringscommissaris op graaf
Adriaan v. d. Burch, 'n vermaard Belgisch
Ej^cialist op dit terrein die dezelfde functie
reeds vervulde bij de wereldtentoonstellingen
te Milaan (1906) Rio de Janeiro ('22-'23)
Parijs ('25) Hij kent dus het klappen
het tentoonstellingszweepje! En dat is
toor een werk van dezen omvang wel heel
coodig.
Prins Leopold en zijn om haar lieftallig-
geziene gemalin prinses Astrid aan
vaardden het Eere-voorzitterschap van de
tentoonstelling, die wel niet. zooals enkele
extremisten onder de Vlamingen het willen
zien. de eigenijke manifestatie van België's
onafhankelijkheid zou zijn. maar dan toch
ter gelegenheid en ter eere van het eeuw
feest van de zelfstandigheid der Belgische
natie een bewijs van levenskracht, com-
mercieelen durf en organisatorisch talent
van den eersten rang wil geven Wat haar,
dunkt ons, nog boven verwachting ge
lukken zal.
Eerst een en ander betreffende den om
vang en de opzet dezer tentoonstelling
Daar is nogal wat over te doen geweest
een klein gekrakeel: Brussel. Antwerpen
en Luik streden, met nog enkele kleinere
steden, om de eer. Tenslotte trof men dit
compromis: Antwerpen zou in 1930 een
internationale tentoonstelling voor Koloniën
Zeevaart Vervoer, Land- en Tuinbouw en
Oud-VIaamsche kunst orzaniseeren (dit
wordt verre de belangrijkste en grootste!)
Luik zet tegelijkertijd een tentoonstelling
voor de groot-industrie en de daarmede
verband houdende wetenschappen, bene
vens een retrospectieve tentoonstelling van
oud-Waalsche kunst, op touw. en Brussel
bepaalt zich in 1930 enkel tot de Belgische
kunst van 1830—1930. terwijl het in 1935
een Algemeene wereldtentoonstelling zal
organiseeren. waartoe nu de voorbereiding
al in vollen gang is.
Als gezegd- zoowel naar zijn aard als
naar den omvang wordt de tentoonstelling
in Antwerpen, in het algemeen en voor
Nederland, verreweg de belangrijkste Ook
al omdat zij. in een geheel Nederlandsche
sprekende metropool, voor eiken Nederlander
grooter bezoeksmogelijkheden biedt.
Universeel wordt zij en gelukkig
niet. Want dat zou óf haar omvang hebben
doen uitdijen tot volslagen onbekiikbaar-
heid. of de volledigheid, en daardoor de
waarde, der inzendingen zeer hebben doen
dalen.
Zij heeft zich dus gespecialiseerd en wel
naar den aard der stad. die immers is een
schoone slede der kunsten, een handels, en
een havenstad van den eersten rang.
De afdeeling Koloniën wil een breed opge
zet beeld geven van werkwijzen en pro
ducten en van de export-mogelijkheden
De afd Zeevaart zal exploitatie, uitrusting
en beheer van zee- en binnenhavens en
verder heel wat tot de algemeene zeevaart
in verband staat, bevatten; een groote ma
quette van de Antwerpsche haven zal er
zijn. maar. naar verwacht wordt, óók die
van Rotterdam Vervoer, hierbij aansluitend
geeft o.m autotransport en luchtverkeer de
plaats, die het toekomt.
Het is meer dan een gemeenplaats wan
neer we zeggen, dat de afd Oud-VIaamsche
kunst iels heel bijzonders belooft te worden.
Gescheiden van het overige tentoonstellings
terrein door breeden parkaanleg (ter voor
koming van brandgevaar) zullen in twee
permanente gehouwen, een machtige mo
derne Kathedrale kerk en een in Neder-
landschen stijl opgetrokken schoolgebouw
(beiden voor de nieuwe stadswijk) worden
ondergebracht de afdeelingen kerkelijke en
loee^naste kunsten en (in de school met door
liideliiken bijbouw. 55 heldere expositie-
ruim fen> de schilderijen van oud-VIaamsche
meesters Heel de wereld heeft tot dit laat
ste de welwillende medewerking verleend.
Vermelden we tenslotte, dat nog een even
eens breed opgezette afdeeling Land- en
Tuinbouw, met allerlei wedstrijden, een
Electro-modelhoeve. etc. aanwezig is. dan
hebben we de verschillende afdeelingen m
hoofdzaak wel vermeld.
Daar komt bij. als attractie van niet ge
ringe waarde, het uitgestrekte complex Oud-
België groolsch van opvatting. De gan
sche XVlTe eeuwsche Zuid-Nederlandsche
bouwtrant, uit alle oude stadjes en verlo
ren hoekjes allerzorgvuldigst bijeengegaard
en tot een architectonisch schoon en in
drukwekkend geheel verwerkt, zal men hier
in opvallend natuurgetrouwe nabootsing
vinden, terwijl geschiedkundige en folk
loristische optochten en vertoonfngen er
luister aan zullen bijzetten
Over den stand der werkzaamheden de
deelname en den algemeenen aanblik der
terreinen nog een en ander in een tweeden
brief. S. S. S.
(„Ueber den Tod hinans").
Roman van ANNY VON PANHUYS
wl het Duitsch door W H C BOULLAARD.
(Nadruk verboden.)
K)
Het laatste huisje trok zijn bijzondere
aandacht, misschien omdat het zich door
lelijkheid onderscheidde van zijn buren.
ffil*schien echter ook wel. omdat achter de
^nsters sneeuwwitte, sierlijk geplooide gor-
^jneD hingen
Berner passeerde dicht langs de vensters
achter een ervan ontdekte hij een ha'f
lc»ter polten met geraniums verborgen
jSjiwengezicht. dat hem dwong een oogen-
:':1* stil te blijven staan Een smal ovaal
as het. met trekken, die als in een camej
*jren gesneden en waaraan bezieling werd
J*pven door een paar prachtige zwarte
vo| uit<]rukking Fijne wenkbrauwen
*6»den zich in zacht gebogen lijnen daar
in en om het rechte voorhoofd lag gol-
e!1d haar van een wonderschoon titiaan
in zulk een overvloed, dat 't het prach
,*-e voorhoofd een weinig naar ach-
trok.
jonge schoonheid keek den professor
groote oogen aan en haar lippen krulden
-h spottend.
Toen Üep hij verder, maar zijn laatste
',yeed nog een ontdekking die het spot-
glimlachen om zijn onverholen be
ondering verklaarde: de mooie vrouw had
ttooten bochel!
Ontzetten! Berner gevoelde een innig
medelijden voor de vrouw, die het hoofd
eener godin op een misvormd lichaam droeg.
Onwillekeurig keek hij ook door het venster
er naast en zag daarachter een ouden, heel
ouden man staan, met de handen op het
vensterkruis geleund Zijn blik ontmoette
dien van den professor maar op hetzelfde
oogenblik verdween de oude. terwijl zich op
zijn verwelkt mummiegezicht een plotse
linge schrik affeekende. En terwijl de pro
fessor zijn weg vervolgde, bleef het gezicht
van den ouden man in zijn geheugen. Hij
moest het ergens reeds hebben gezien, maar
waar, waar?
Plolseling was het hem alsof een blind
doek hem van de oogen werd genomen
het waren dezelfde trekken, die dat eene
portret in de directeurskamer droeg, het
waren de trekken van den ouden Thomas.
Walter had al9 antwoord op Else's brief
een telegram gezonden, dat zijn komst op
den volgenden voormiddag in uitzicht stelde
Else liep door het huis te zingen en te jube-
fen. dan weer stond ze ergens droomerig te
kijken, echt als een verliefd meisje. En nu
was het uur gekomen, dat hij zou komen.
Natuurlijk wilde Else Walter van dert
trein gaan halen maar haar moeder bracht
haar aan het verstand dat zoo iets vpor een
jong meisje niet te pas kwam Zij zou zich
in het algemeen maar moeien weten te be
dwingen zoo lang Walter hier was en wel
met hel oog op hel oordeel der menschen.
want ze moest bedenken, dat het engage
ment nog niet publiek was.
Else keek tamelijk onthutst want aan zoo
iels te denken, was haar heelemaal niet in
gevallen en lachend zei ze tot haar vader,
terwijl mevrouw Berner er niet bij was, dat
HET H. GEEST. OF ARME WEES- EN
KINDERHUIS.
I.
Johannes Bosboom heeft omstreeks 1875
een schilderij gemaakt, een wintergezicht,
van het Noordtransept der Hooglandsche
Kerk. Op het rechterplan ziet men twee ge
vels van het gebouwencomplex van het
Weeshuis
In 1898 maakte Floris Verster een prach
tige waskrijtteekening van de Hooglandsche
Kerk Van het Weeshuis is niets te zien,
maar wel leuk een rijtje van de banale
gevels welke de 19e eeuw er neerzette.
Bremmer. die aan beide schilderijen een
historisch- aesthelisch opstel wijdde, merkt
op: „Bosboom had het oude lief en keek
naar rechts; Verster neemt het stadsgezicht
in wat men zijn moderne leelijkheid zou
kunnen noemen en kijkt links. Bosboom
schildert zoo'n stadsgezicht om het picturale
en om de oude gebouwen: Verster. die dat
inzicht in zijn vroegere periode gekend heeft,
verliet dat en maakte wat hem zoo maar
voor de vuist kwam. zonder overweging
vooraf of dat een mooi ding op zichzelf
was. Bosboom zou de wereld verdeelen in
twee helften, waarvan de eene helft wel
mooi genoeg was om te schilderen, de an
dere niet. Verster staat op 't standpunt, dat
de schoonheid geen eigenschap der dingen is"
Wij zouden het geheele. mooie artikei
van Biemmer kunnen afschrijven, om aan
de hand daarvan aan te toonen dat na het
impressionisme van Bosboom de inter-pre-
tatie van Verster toch een enorme vooruit
gang in de evolutie der schilderkunst be-
teekent.
Maar we zouden ons ook kunnen voor
stellen, dat er weer een schilder zou kunnen
komen, aangenomen dal hij naast den uiter-
lijken zin voor het picturale van Bosboom
de couteurplatieve innigheid en diepte van
Verster bezat, die weer naar rechts keek.
Hij zou de picturale schoonheid van kerk en
weeshuisgevel doen tintelen in verfijnd co-
loriel en levens uit deze gedenkteekenen van
oud-bouwkunstig schoon niet alleen het
uiterlijk oud bevallige doen spreken, maar
om den geest van het oude, om te manifes
teeren. hoe in zijn ziel de dingen van vroe
ger en later tijd de verzinnelijking zijn van
de tijdsaccenten der eeuwigheid.
Wij gevoelen in onze dagen voor de oude
cultuurdingen niet om de bijzonderheden
v. hun vorm alleen, maar om de gedachten
v. d. gevoelswereld, welke die vormen schiep
en waarvan zij de veruitwendiging zijn.
Zoo plaatst ons het gevelcomplex van het
Weeshuis weer in dien bewogen tijd van het
begin der 17de eeuw. waaruit we reeds een
drietal gevelconstructies bespraken.
Als inrichting dateert het H. Geest-ar
menhuis reeds uit de 14de eeuw. maar het
was destijds gevestigd in het oudsle stads
gedeelte ergens tusschen Nieuwe Rijn en
Rapenburg. Eerst in 1582 schijnt het wees
huis op de tegenwoordige plaats te zijn ge
vestigd in een ontruimd Gasthuis.
In 1607 hebben er dan belangrijke ver
bouwingen en vergrootingen plaats.
Wij bespreken achtereenvolgens de drie
gevels aan de Hooglandsche Kerkgrachten
vervolgens de poorten.
Wii hebben de hooge topgevels leeren ken
nen als de logische afsluitingen van het za
deldak. Nu zoudt U. als U op de Hoogland
sche Kerkgracht staat, een oogenblik in ver
warring kunnen komen en opmerken: ..Ja.
maar de gevels rijzen hooger dan het com
plex van de achterliggende gebouwen. De
nok van het dak loopt achter de gevels
se'nu+n naar beneden.
Dat is ook zoo. Maar het Weeshuis is -10
of 50 jaren geleden verbouwd. Oorspronke
lijk bevonden zich achter de topgevels hoo
ge zadeldaken. U kunt dien toestand nog
opmerken aan de schilderij van Bosboom.
U ziet zelfs, dat er in de lengte van het za
deldak nog Gothische dakkapellen waren.
Of zou Bosboom die er voor het picturale
hij hebben gefantaseerd? Tk vraag dit om
dat ik op de reproductie van een oude tee-
kening niet de zadeldaken, niet de dakka
pellen zag.
In ieder geval mogen we al heel blij zijn,
dat de 19de eeuw ter wille van de verbou
wing en verlaging van het gebouw, niet de
de reden waarom zij van dergelijke spits
vondigheden niets wist. zeker was. dat zij
geen hofdame was geweest. Door ook te
lachen scheen de vader het met zijn lieve
ling eens te zijn.
De professor haalde nu alleen zijn aan
staanden schoonzoon van den trein af en
zij brachten bij het terugkeeren Waller's ba
gage in het voorbijgaan in het hotel „Frank
furter Hof", dat de professor hem had aan
bevolen.
Walter Zernikow was in zijn dertigste le
vensjaar Hij was breedgeschouderd en van
rijzige gestalte en had een markant profiel.
Hoewel hij niet tot de zoogenaamde mooie
mannen behoorde, was zijn uiterlijk inte
ressant en gedistingeerd.
Mevrouw Berner. die den toekomstigeii
schoonzoon aanvankelijk vrij koeltjes had
begroet, begon in den loop van den avond
langzamerhand te ontdooien, maar een laat
ste restje van terughoudendheid kon ze niet
heelemaal wegwerken. Volkomen vriende
lijk en hartelijk kon zij niet jegens hem zijn,
dat was haar niet mogelijk, want die jonge
man. die daar met een opgewekt, lachend
gezicht naast haar zal. had roet' in 't eten
gegooid, dat zij zoo zorgvuldig op het vuur
had gezet; hij was oorzaak, dat Else geen
baronesse Tomwitz werd.
Aan tafel werd een glaasje Rüdesheimer
geschonken maar bij het bord van den pro
fessor stond een flesch mineraalwater, want
de dokter had hem wijn verboden en als hij
zich niet aan dit verbod hield, dan zouden
hartkloppingen en hoofdpijn zijn 9lraf zijn
„Daar zit je nu met jonge, genoeglijke
mkenschen en bent gedoemd wafer te drin
ken". bromde de professor, doch vervolgde
vroolijker: „Maar dal hindert niet. Zerpi- i
I kow, laat ik eens op je gezondheid drinken I
gevels ten deele heeft afgebroken en ver
minkt, waartoe men in die dagen een zeld
zame begaafdheid bezat.
We beginnen nu met den middelsten ge
vel, n.I die onmiddellijk naast de hoofd
poort. Hij is niet minder typeerend voor de
Hollandsche Renaissance dan de reeds be
sproken gevels van Latijnschen School en
Timmerwerf.
Het architectonisch geraamte is leven
dig behandeld. Het is van baksteen met
enkele geprofileerde cordonbanden over de
geheele breedte en daartusschen heel veel
z.g „speklagen". De cordonbanden, die geen
functioneele beteekenis hebben, geven o\'
gaven althans voor de topgevels ter hoogte
van 2de en 4de trap de ligging der balkla
gen aan en doen direct dienst als water
lijsten.
De topgevel beslaat uit zes trappen,
waarvan de bovenste bekroond is met een
driehoekig fronton, voor zooverre ik weet
het eenige klassieke motief aan dezen ge
vel, die in architectonisch opzicht weer gé-
heel de profane uiting is van de gedachte
der laat-Golhische Barok. De onderpui geeft
geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen.
We komen thans tot de vensters, waarin
de oude kruiskozijnen zijn gespaard geDie-
ven. U hebt wel opgemerkt, dat alleen hij de
grond verdieping de Vlaamsche orde is ge
volgd. Het kalf ligt boven de halve hoogte
van den middenstijl. Bij de ramen der eer
ste en der trappenverdiepingen heeft men
de kruiskozijnen geconstrueerd naar Oud-
Hollandsch principe. De grootte der ramen
neemt naar boven regelmatig af, terwijl in
den topgevel ook het aantal vermindert. De
geheele raam verdeel ing geeft een rustig
harmonisch geheel. Boven de ramen zijn
strekken geplaatst, met naar voren sprin
gende sluitsteenen.
Naar aanleiding van deze waaierstrekken
wil ik een algemeene opmerking maken.
We gaan even naar de rudimenten van
wat eens ons glorieus Stadhuis was. Boven
do ramen zien we waaiervormige strekken
met uitspringende sluitsteenen. althans in
het Oostelijk gedeelte. In de middenrisoliet
heeft Lieven de Key geen strekken toege
past, omdat die constructief overbodig wa
ren; daarmede eenvoudig een bekleeding
van den Gothischen gevel gemaakt. De Oos
telijk bijgetrokken vleugel was nieuw. Men
ziet nu nog de Gothische bogen in den oor-
spronkelijken eindgevel.
Bekijkt U de Vleeschhal te Haarlem, dan
ziet U daar een rijk en levendig gebruik
van waaiervormige strekken. Lieven de
Key heeft in 1597 den gevel van het Raad
huis te Haarlem vernieuwd en er een bordes
voor geplaatst. Een en ander is in den
loop der tijden weer veranderd, maar <fe
vensters ter weerszijden van de trap met
de forsche waaierstokken zijn er nog. Deze
strekken zijn zoo goed als de handteekening
van Lieven de Key.
U vindt dienzelfden sierlijken waaier
vorm. forsch geblokt toegepast bij onze Tim
merwerf. Ik zou willen vragen, of die gevel
ook niet een ontwerp van Lieven de Key
zou kunnen zijn. En is het dat niet. dan is
het zeker het werk van een zijner leerlin
gen. Zoo denk ik ook over den gevel van de
Latijnsche School, die niet zóó sprekend
van dien afkomst getuigt, maar toch ook
verwantschap vertoont met De Key's opvat
tingen. De poort i9 daarvan wel een heel
sprpkend getuigenis.
En nu de middelste gevel van het Wees
huis. Ik meen in de strekken boven de ra
men ook weer de school van Lieven de Key
te herkennen.
Kan iemand mij en den lezers daarom
trent juist inlichten, dan hooren wij het
graag Op 't oogenblik zijn er, met inbegrip
van de teekeningen, voor het Rijnlandshuis,
slechts vier authentieke werken van Lieven
de Key in Holland bekend.
Het zal dus heel moeilijk zijn. zekerheid
te krijgen.
Van welken leerling van Lieven de Key
de middelste gevel van 't Weeshuis moge
zijn, 't is een mooi 9tuk werk. Door de pro
fileering van het geheel; cordonbanden,
zandsteenbanden. de uitgeblokte sluitstee
nen der waaierstrekken, waarbij we noode
de aardige oude luikjes missen, wordt het
gevelvlak tot een vibreerend geheel van
groote picturale bekoring
en je welkom heeten als lid van ons gezin."
Walter hief zijn glas op en klonk met
zijn schoonvader in-spé. toen met mevrouw
Berner en ten slotte met Else.
Vol geluk ontmoetten de blikken van de
jongelui elkaar, toen hun glazen met een
helderen klank elkaar aanstootten, waarna
de jonge ingenieur zijü glas ad fundum
ledigde
Onmiddellijk den op hem uitgebrachten
dronk beantwoordend, zei hij: „Ik ben u op
recht dankbaar, professor, voor uw harte
lijke woorden. Wees er van overtuigd, dat ik
alles, wat in mijn vermogen is. zal doen om
te toonen. dat ik die eer waardig ben."
„Goede hemel, hoe plechtig!" zei Else, ter
wijl haar lach parelend klonk.
„Else heeft gelijk" zei Berner, met de
smalle rechterhand langs zijn puntbaard
strijkend, tegenover ons behoef je voortaan
geen plichtplegingen in acht te nemen,
Waller."
Mevrouw Berner vond dit van haar man
wel wat overijld, maar dit openlijk uit te
9preken zou voor Walter Zernikow te kren
kend zijn geweest» en daarom zweeg ze
liever.
De professor liet een flesch champagne
brengen „Een enkel glaasje zal mij geen
kwaad doen en op zoo'n gewichtigen dag zal
ik het er maar op wagen."
Toen herinnerde hij zich die twee glaasjes
champagne, die hij op het hofbal had ge
dronken en die hem volstrekt niet goed wa
ren bekomen Wie weet, of hij. indien hij
die niel had gedronken, zich wel zoo zou
hebben opgewonden over de mededeel ing
van von Weiden betreffende den ouden
Thomas en later over de verschijning zelf.
Neen. dacht hij. die champagne heeft er part
noch deel aan, ook zonder een druppel te
door WALTER MITTELHOLZER.
(Nadruk verboden).
Toen ik te Nairobi was aangekomen was
een van mijn eerste vragen: „Is er sedert
mijn eerste Afrikavlucht al iemand over
den Mount-Kenya gevlogen?" Leden van
de vliegclub, die hier gevestigd i9. deelden
ons mede, dat Lord Canbery, dien ik
van de Europeesche rondvlucht kende en
die hier woont, met zijn sporlvliegtuig, een
„Moth" om het aan den voet 70 K.M. in
doorsnee melende bergmassief is heenge-
vlogen. Maar over den 5195 M hoogen top
'had nog niemand een vliegtocht gemaakt.
Men ried onzen vlieggast, Baron Rothschild,
met nadruk af, een poging te doen over den
bergtop te vliegen. Maar ik was zeker van
mijn zaak en was blij, hier nog juist „te
elfder ure" te zijn aangekomen, om zijn
„vliegernimbus" definitief te breken.
Met alle mogelijke argumenten trachtte
men ons er van te overtuigen, dat het on
mogelijk was. over den berg te vliegen. Dat
de lucht in het brandend heete Afrika slech
ter draagt dan in koelere gewesten, had ik
helaas voldoende op mijn eersten tocht over
dit werelddeel ondervonden. Maar dat ver
schrikkelijke buien ons in de nabijheid van
den top honderden meters omlaag zouden
werpen daar had ik niet anders dan een
ironisch glimlachje voor over. Tenslotte
kende ik de capaciteit van onzen beproefden
Fokker en zjjn voortreffelijke Engelsche
motoren, immers ik heb den vorigen zomer
dikwijls 8 tot 12 passagiers zonder moeite
over den 4800 M. hoogen Montblanc ver
voerd. Over de buien maakte ik mij geen
zorgen; Baron Rothschild was eenigszins
gerustgesteld, toen ik hem zeide. dat die ons
ten hoogste honderd meter omlaag konden
drukken. Toen ik mij drie jaren geleden met
prof. Arnold Heim eenige dagen aan den
voet van den berg ophield, konden wij
vaststellen, dat in den drogen tijd bijna
iedere ochtend kalm en helder was. De
regelmatig waaiende Noordoostpassaat
treedt eerst na de verwarming van den
bodem door de gloeiende tropenzon tegen
den middag met volle kracht in. Daar deze
Noordenwind geen grootere kracht had dan
20 a 30 K.M per uur, konden ook de wer
velwinden boven aan den top niet al te
gevaarlijk zijn En bovendien had ik met
een veel zwakkere Junkermachine zes
jaren geleden den nog 400 M. hoogeren,
Demawend, den hoogsten b€Tg van Perzië,
gepasseerd, waarom zou het dezen keer niet
gelukken?
Yoor ik de vlucht, die ik op 5 Januari
maakte, beschrijf, zijn eenige korte histo
rische gegevens op hun plaats Het was op
3 December 1849, dat de missionaris John
Lewis Krapf van een heuvel 140 K.M. ten
Zuidwesten van den Kenya als eerste blanke
den berg zag Hij berichtte zijn ontdekking
naar Europa met de opmerking, dat de top
van het verre gebergte met een „witte sub
stantie". vermoedelijk sneeuw was bedekt.
Tientallen jaren ginrren voorbij, zonder dat
men geloof schonk aan zijn mededeelingen,
tot in het jaar 1883 J. Thompson dichter bij
den top kwam en kon bevestigen, dat de
witte substantie niet witte kalk was, maar
sneeuw en ijs. Den 13en September 1899
gelukte het den Engelschman Hal ford
Makinder. met behulp van twee berggidsen
uit Charr.onix en 170 zwarte dragers, na een
moeilijke klimpartij als eerste den voet te
zetten op den hoogsten top Eerst 30 jaar
later, in Januari van het vorig jaar. werd
deze bestijging door drie jonge Engelsche
Alpinisten herhaald Geologisch behoort de
Mount Kenya tot de reuzenvulkanen van
Oo9t-Afrika Hij bestaal uit een centraal,
grillig gevormd rotsbastion met gletschers
en sneeuwvelden, het rijst op uit een vlak,
met bosch bezet fundament. De top zelf
bestaat uit eruptieve gesteenten-, de krater
is geheel gedoofd. Hij moet na zijn ont
staan, naar de geologen aannemen, een
hoogte van meer dan 7000 M. hebben be
reikt en bijgevolg de hoogste berg van het
donkere werelddeel zijn geweest.
De dreigende onweerswolken van den
vorigen avond waren des nachts opgetrok
ken. Wanneer wij des morgens vroeg naar
hebben gedronken, zou hem de aanblik van
die oude kleine gestalte aan den ingang
van het museum hebben doen schrikken.
Zijn blik dwaalde naar den flinken, gezon
den man, die aan de overzijde van de tafel
naast zijn vrouw zat. den jongen man. van
wien een stroom van kracht en frischheid
uitging en plolseling nam hij het besluit,
dien in het vertrouwen te nemen. Walter
Zernikow. die de incarnatie was van de ge
zonde jeugd met krachtige, stalen zenuwen
en gezonden hartslag, dien zou hij vertellen,
wat hij onlang9 bij het huiswaarts keeren
van het hofbal had beleefd, die zou hem
misschien van den last der kwellende her
innering aan het spook kunnen bevrijden.
Reeds de gedachte, dat hij iemand in het
vertrouwen kon nemen, zou hem verlichting
schenken.
Juist bracht Maurer in een iiskoeler de
champagne binnen, waarna de professor de
glazen inschonk
„Prosit. Wal ter I" klonk het toen door
elkaar terwijl men hem toedronk
Kort daarop stond men van tafel op en
begaf zich naar de kamer, die naast dp eet
kamer lag. en waar liqueur en 9igaretteQ
gereed 9tonden.
Else plaatste zich naast Walter ..Dat ver
schrikkelijke fegenoveT elkaar zitten is nu
gedaan. Walter; zoo is 't toch veel genoeg
lijker."
De witte japon, dien ze vandaag droeg,
9tond haar prachtig en Walter keek met eeu
gelukkigen glimlach naar het bekoorlijke
schepseltje, dat naast hem zat.
(Wordt vervolgd).