l U* Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 Maart 1930 Derde Blad Ko. 21460 DE MOLEN „DE VALK" KUNST EN LETTEREN. DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EH TRIJNTJE. o OiECDOTA LEIDENSIA. ii. jy tweede molen „De Valk" bleef in tot 1743. Toen werd hij vervangen het slanke bouwwerk, dat nu nog tot schoonheid vaD het stadsbeeld behoort Hij werd opgetrokken van gelen IJsel- feeo, terwijl de strekken en bogen boven pen en deuren uit rooden baksteen wer- kn gemetseld. Daarvan zien we nu niet veel, omdat een gedeelte van het onder een teerlaag bedolven zit, de rest groezelig is geworden ge- de bijna 200 jaren van 't bestaan tin dezen molen. De molen is 27 M. hoog e giet de hoogte van de werf meegerekend ïfieft hij zich 31 M. boven den waterspie- Hft benedengedeelte werd ingericht tot icing voor twee gezinnen. Eerst in 1869 den de woningen tot één geheel ver- ligd. Hel waren twee molenmakers uit War id die in 1743 de „Valk" bouwden. Zij Lijnen daartoe' de nog gave gedeelten van ouderen molen te hebben gebruikt. Men alt althans op een der zolders een groot cwiel. dat ingesneden het jaartal 1697 !gt. in de uitwendige1 beschrijving van den in behoeven we thans geen zorg meer Kleden Ieder ken^den molen. 'echts maken we er op opmerkzaam dat trootf spruit gebroken is Dat is de zware rirabalk. die U op de photo boven achter hp ziet. Daardoor is het onmogelijk ge zien den molen te kruien, d. w. z. met de den op den wind te stellen. V a windkracht kan dus geen gebruik irden gemaakt om het maalbedrijf uit te (enen En nu moet men hierbij even be sken dat het vervaardigen en aanbren- van een nieuwe spruit alleen reeds on eer 1.900 kost voor agenten van nfabrieken een gereede aanleiding IS C65TICT DOOR ADRIAN 15 VAN DEVfNTER EN MAAR. TC VAN PO YEN DEEERSTE 3TECN CFLEyT DOOR PJCTER VAN DEVENTER DEIM 20 YULl DELAAS7ED00R MAARTEN VAri R O y N DEN 7 OCT OBER -ANNO 743 om te zeggen: Breek den heelen molen af! Wat Leiden verhoede! Intusschen hebben we den molen bezocht en werden door den eigenaar, den heer Van Bhijn, tot naar de hoogste verdieping geleid. Hel zijn er in 't geheel zeven, lo. de woning, die haar slaapkamers op de tweede verdieping heeft 2o. en 3o. de graanzolders 4o. ter hoogte van de zwichtstelling of balie', de maalzolders 5o. de zolder met de vier groote trom mels. waarin dg maalsteenen, voor rogge, tarwe rijst en mais. 6o. de luizolder, waar men de inrichting vindt om de volle graanzakken van den be- ganen grond naar hoogere gewesten te luien d i. te hijschen. 7o. de kapzolder. Op dezen kapzolder komen de beide rookleidingen uit. De rook kan zich ongehinderd over dezen zolder verspreiden en kan een heenkomen zoeken door de roostergaten. Op dezen kapzolder ziet U de zware sta len as, die het enorm groote kamwiel in be weging brengt. De tanden van dit kamwiel zijn van z g azijnhout en zij grijpen in wie len waarvan de spijlen van palmhout zijn. Dat alles ziet er onverwoestbaar sterk uit. Denzelfden indruk krijgt men op de lager gelegen zolders van de groote tand raderen. het luiwerk enz. intusschen heeft de windbemaling van den molen nu onge veer 5 jaren stilgestaan en dat kan natuur lijk nooit van gunstigen invloed zijn op het mechaniek. De eigenaar heeft voor zijn zaak in de aanbouw terzijde van den molen een elec- trisch bedrijf laten aanbrengen. Het zou voor hem een lucratief onder nemen zijn, daarnaast het windbedrijf weer in werking te stellen, te meer omdat het wenschelijk is, den geheelen molen aan een grondige restauratie te' onderwerpen. Op t oogenblik is trouwens het in stand houden van „De Valk" evenzeer een algemeen als een particulier belang. We spraken reeds over de bete'ekens van den molen in 't stadsaspect. Dat wordt behalve door Leide- naars en Hollanders gewaardeerd door tal van buitenlanders uit alle deelen van Europa. Men vertelde ons. dat voor eenigen tijd nog prins Alexander van Griekenland tot boven in de kap is geklommen en dat de Tschjechische dames, die den feest avond van de Nederlandsche Reisvereeni- ging opluisterden niet minder enthousiast het oude door en door Hollandsche bouw werk hebben bewonderd. Er bestaat dus voor particulieren, die liefde voelen voor de oude Hollandsche molenarchitectuur alle aanleiding om het streven der vereeniging: „De Hollandsche Molen", de vereen. „HencLrick de Keyser", e.d. met daad en sympathie te steunen: Het wordt weTkelijk tijd. dat men de han den ineenslaat, om „De Valk" weer geheel aan zijn beslemming te doen beantwoorden en te behouden als stadsmonument. En hetzelfde geldt natuurlijk in ^even sterke mate van den molen „De Slier", die van even groot belang is voor het stads beeld, maar nog meer restauratie zal eischen. Vanaf de stichting van den molen „De Valk" is de lijst van eigenaren vrij nauwkeurig bijgehouden. Tot 1844 waren het er steeds twee, na dien tijd steeds één. Nu is de molen al drie kwart eeuw het eigendom van de familie' Van Rhijn, die veel liefde en zorg voor het gebouw heeft en dit gaarne voor het nageslacht bewaard zou zien. GRAFISCHE TECHNIEKEN. De Houtsnede. De tentoonstelling van Graadt van Roggen in „De Lakenhal" geeft ons aanleiding, om eens in 't algemeen iets op te merken om trent verschillende grafische technieken: houtsneden, etsen, droge naald-etsen. De kunstzinnige lezer, die vele tentoon stellingen bezoekt en interesse heeft voor al lerlei werkwijzen, waardoor de kunstenaars een artistiek resultaat bereiken, welen da delijk hoe bovengenoemde grafische kunst werken tot stand komen. Wij vleien ons dan ook niet met den waan. dat we veel nieuws 253 Toen Jokko op zijn ezel sprong, riep hij: „de dans begint en als ik klaar ben met den dans, zegt me hoe ge 't vindt." En tot Trijntje, die op haar ezel zat, riep hij: „vooruit nu Trijn, Laat zien, dat wij 't dansen hebben geleerd in de poppenkast van Hein." 254. D'ezels wiebelen heen en wi?er en Trijntje wiebelde mee. „Stop Jokko", riep ze, „stop d<an dans, ik voel me ais op zee." De menschen lachten, hadden veel pret daar Trijn zoo gek op d'ezel zal en men zag ook, dat de arme vrouw, gaten in haar kousen had. zullen vertellen, maar wenschen uitsluitend de wankelmoedigen even te hulp te komen. Er zijn altijd nog menschen, die innerlijk heel veel belangstelling hebben voor allerlei kunstuitingen, maar zich geen meening dur ven vormen, omdat ze bang zijn flalers te slaan. Wij voorzichtige Hollanders ook! En dan komen ze ten slotte tot een doodver klaring van hun eigen interesse met de be tuiging: „Ik heb er toch geen verstand van." Nu is het voor ons gewone menschen, allerminst noodzakelijk ..verstand" van kunst te hebben. Kunst is een zaak, die m eersten aanleg het gemoedsleven aanspreekt. Wij worden door kunst bewogen of niet be wogen-. zij vuurt onzen geest aan of doet ons niets; zij ontroert ons of laat ons koud. Wij vinden kunst mooi, of maar zóó-zóó. of bepaald leelijk. In het laatste geval zeggen we heel autoritair: dat is geen kunst. Kunst is voor de groote massa der leeken een kwestie van gevoelsappreciatie en bij degenen die heel veel kunst zien, en ge noodzaakt zijn te zien, krijgt deze apprecia tie of depreciatie een meer intellec tueel gefundeerden grondslag. „Verstand" van kunst hebben de meeste menschen niet. „Verstand" van de technie ken. waardoor kunst wordt voortgebracht, hebben alleen de kunstenaars zelf. Voor het als mooi, als schoon, als sug gestief waardeeren van een houtsnede of een ets is het absoluut niet noodzakelijk, dat m°n ..verstand" heeft van de techni«ehe pro- cédé's, waardoor dergelijke kunstuitingen tot stand kwamen. Toch willen we over de hoofdzaken dezer technieken enkele dingen in herinnering breneen. Schoonheidswaardeering met begrip is ten 9lot(e van meer blijvende kracht, dan wanneer men zich alleen op zijn gevoel Iaat drijven. Schoonbeidswaardeering met eenige kennis van de technieken der beeldende kunsten komt het stijlbegrip ten goede. Het verstandelijk inzicht, dat een olieverf schilderij geheel anders tot stand komt dan een teekening in rkrijt of een aquarel eenvoudige zaken waarvan elke lezer heel dien doordrongen is-, dat er in de grafische kunsten en wezensonderscheid bestaat tusschen houtsneden en etsen, het weten dat elk ander materiaal een andere tech niek vTaagt, wat van den grootsten invloed is on he* artistieke resultaat geeft steun, kracht, diener doorzicht aan onze kunst- waardeering Wij kunnen er ons gevoel van appreciatie en intellectueel beter door ver antwoorden. Berinnen we met de houtsnede. De kunstenaar neemt een blok kopshout, liefst een zachte houtsoort, bij voorkeur palmhout en tegenwoordig ook wel peren- lansbout Het dient volkomen gaaf Ie zijn en overal even hard. of liever even zacht. Het is dus niet gewenscht. dat er noesten of zoo in zitten Hij zorgt, daf de onnprvlakte vol maakt gelijk is Mogriiike oneffenheden wor den dus zorvuldig wegsenoliist. Nu kan men verschillende wegen volgen <?n elV© kunstenaar doet dit naar zijn eigen inzicht. Men kan op het hout met krijt eerst een teekening aanbrengen. Men kan hel hout met een laagje was inwrijven en hier op met inkt of potlood teekenen Velen doen dit. Andere xilographen, die zich zelf geheel vertrouwen zien in gedachten het lijnen- en vlakkensysteem voor zich. Zooals een beeld houwer in het ruwe marmer hel beeld ver borgen ziet, dat hij er uit te voorschijn wil roepen, door het overtollige weg te hakken, zoo ziet menig xilograaf in het houtblok hst relief, dat hij straks noodig zal hebben om als eindresultaat de reproductie op het na pier te bekomen. Het relief de teekening wordt aangebracht, door alle partijen, die wit zullen blijven op het papier, in het hout uit te diepen. De voorstelling, die op het pa pier zwart moet worden komt dus in relief op hef hout te staan Het overtollige hout laat zich gemakkelijk verwijderen, aange nomen dat men er de technische handigheid toe bezit. Men gebruikt daartoe in de eerste plaats de guls. een beiteltje met een halfrond uit einde. waardoor de aanzetten der lijnen halfrond worden uitgeschulpt; in de tweede plaaf9 de burijn of burin, een beiteltje met een hoekig uiteinde, waarmee hoekig aange zette lijnen worden verkregen Gewoonlijk kunt u op een moderne houtsnede, we be doelen het afgedrukte resultaat, heel goed zien. welk© werktuigen de xilograaf heeft gebruikt. Voor nog fijnere lijnen gebruikt hij meermalen een naald, waarvoor gewoonlijk een zelf geslepen schoenmakersnaald dienst doet. Voor het uitdienen van grootere vlak ken wordt een vlak beiteltje of een heeld- houwersmes gebruikt. Op d^ze wijze groeit de teekening uit het hout Men kan ook zeg gen, op deze wijzp wordt door het wegsnij den het licht uit het donker gehaald. Als nu de zaa\ tot dit stadium is gevor derd. kan men met het afdrukken van de teekening herinnen Door middel van een inktrol wordt de nlaat voorzichtig en gelijk matig van drukinkt voorzien Alleen het re- lief krijgt inkt. de wewstoVen partijen niet. En daarna gaat men afdrukken. Men kan het hij dunnere papiersoorten voorzichtig mpt de hand doen Bij zwaar dere papiersoorten gebruikt men soms een handpers Men begrijpt, dat hieromtrent geen vaste voorschriften zijn Elke xilograaf doet dat naar ziin eigen inzicht De hout snede die nu ontstaan is, is dus een product van hoogdruk. De xilograaf van onzen tijd heeft de hout snede weer geheel als kunstuiting in eere hersteld 1) Hij geeft zijn blok dus niet ter mechani sche renroducfie over aan een drukkerij, zooals in de 19de eeuw. het tijdvak van wanhonig verval ook van de xilografie, al gemeen gebeurde. Neen hij zorgt zelf voor de ink*verdee ling over de reliefteekening. Met de hand 1) Opzettelijk onthoud ik mij van het herinneren aan allerlei historische bijzon derheden omtrent opkomst en verval dei- houtsnede. drukt hij zelf met de uiterste zorgzaamheid zijn houtsneden af Zoo doet Graadt van Roggen, zoo doet Dirk N ijl and en zoo doen tal van bekelnde grafische kunstenaars. Het resultaat is een voorstelling van zui ver zwart op zuiver wit De houtsnede, weer in haar zuiverheid hersteld leent zich niet voor het aanbrengen van allerlei picturale effecten. Wtéselende. vervloeiende half- tonen, gelijk we die bij een impressionis tische schilderij hogelijk waardeeren stroken niet met het wezen der houtsnede. Het ma teriaal in zijm simpele eenvoud leent er zichi niet toe en doet men het toch. dan degene reert men de houtsnede als kunstuiting Dan doet men be/ter een potlood- of inktteekening te maken Waarmee een picturale volmaakt heid van Voorstelling kan worden bereikt, die de houKrtede verre overtreft. Dc houtsnéde kan slecht in haar zuiver zwart en Wit volkomen bevredigen Als Graadt van Roggen in enkele zijner berg landschappen toch nog een fusschentint aanbrengt, dan is dit niet tengevolge van een mechanisch procédé, maar doordat hij met uiterst srbvoelige hand ze'f zijn afdruk ken neemt Th zoo'n geval is één zoo'n tus schentint dié een lusschennlan schept en aan de rotspfc op den voorgrond nog meer relief geeft volkomen verdedigbaar. De houtsnede, met haar groote direefhpid van techniek, is geen verarming. Het is slechts de beperking, welke het materiaal den kunstenaar oplegt Zij dwingt tot klaar heid en overzichtelijkheid van compositie. De realiteit van de natuur: hetzij een aangezicht een figuur een interieur of een landschap, wordt ondergeschikt gemaakt aan de tvrftsche eigenschappen van hef ma teriaal Dit dwingt tot een slijlvollen deco ratieven bouw in stevig verband Als de voorstelling Jets houterigs" heeft is d't volstrekt géén hpwijs van onvermogen van den kunstenaar Hij hppft eenvoudig te let ten op expressieve lijnen iD pen betrekke lijk sober© compositie. Alle toevalligheden worden weggelaten Et wordt gesfyleerd: dit wil niet zeggen dat de levendp natuurvor men tot verstarde Innen worden doodge marteld maar het essentiéele van het leven de lijneiïrhythme wordt aangevoeld en ver tolkt. De in eere herstelde houtsnede mogen we gerust beschouwen al een der mannelijkste kunstuitingen. RECLAME. H. P. H. KEEREWEEld BEGRAFENISSEN t'.i.i AUTOTRANSPrjn; io. CRE.MA*I!Ei 4762 Leiden gespiegeld. In 1924 verscheen uitgegeven door W. j^nstein een boekje, dat tot titel Jlerbstliche Reise eines Melanchoii- De inhoud bestond uit „Briefe aus -d" van een Schwarzwalder, die zich -nnilverstan" noemde. Een dezer herfst- 'e brieven gedateerd 16 October :->'hreven te Leiden en wij vinden er -t* stad in de oogen van een buitenlander spiegeld. De schrijver bezocht onze en noteert: Leiden schien iriir etwas wie eine be- /"e Beziehung zur Antike vorbereitet; J--1 balie es gespürt nicht blosz am Rat- 1,'"; 6&b in dieser Stadt etwas wie Hu- -'ra. und irgendwie waren sie die V:Bche. Wahrend einer Slunde lief ich nern ethnographischen Museum umher; 1 diis Museum gehorte, saint seinen *n Schrecken zur Peripherie der Hu- jr^ora-, denn Leiden war mir merklich Stadt der Gelehrsamkeit." in krijgen onze studenten een goede HM Stadt der Gelehrsamkeit, der guten -'»ung. Es wi: re m - angonehm. hier Stu- Igbgewesen zu sein-, das muszte ein sach- :-und angonehm umrahmles Semester und die al endlichen SpnziTgange an üru'ergeszlirhen Gracht die Rapenburg -:|^en wird. wftren von dünstenden. auch I11 und wohlgespiegellen Gedanken voll gewesen. Die Studenten sahen reizend aus. Nicht dies allein gefiel mir gut, dasz es den wohlgenahrten und sorgfallig angezogenen Bürgersöhnen offenbar besser ging als un- seren Studenten; (de brieven zijn geschreven kort na den wereldoorlog) sondern vor allem gefiel mir, dasz ihnen das Gesicht richtiger gebildet und ge9elzt war; dasz sie offenbar Besseres dachten; dasz sie unbefangen wa ren,ohne faul zu sein; dasz kein Krampf, po- litischer, technischer, nicht die verderbende Dummheit einer schiefen Ideologie sie besasz; dies waren Studenten, wie man sie mag und Gott sei Dank ohne jede Couleur auszer der ihrer frischen. auch gul gefaszten noch knappen Köpfe. Freilich: die ausge- wachsenen und angejahrfen Gesichter, die den jungen Gesichtern und Figuren ent- sprochen halten die sah ich nicht; den jungen Gesichtern und Figuren,' in denen eine unbefangene Antike zu wohnen schien Wat den schrijver het meest aan trok in Leiden wasdie kleine Brüeke der Korenbeurs", waarover hij dan als volgt mediteert: „Rechts und links des Brücken- damms verlaufen zwei kleine Holzhallen im antikischen Geschmack; sie mogen vor etwa hundert Jahren enlstanden sein Un- verhaltnismasaig lang schaute ich auf dies Spiel aus dem Holzbaukasten; unverhalt- nismaszig lange lief ich zwischen diesen leidenschen Antiken hin und urn sie her Sie werden findenverdient es Leiden denn mil diesen dürftigen Gestellen, dasz er so ordentlich von Leiden spricht? Tck kann es nicht erklaren. Die Brucke schlug eben eine Verbindung; sie enthielt ein Gemein- sames; vielleicht dachte ich von da an das Karltor in Karlsruhe.. Uitvoerig weidt de schrijver uit over het Stadhuis: wanneer ooit, in een bundel ver zameld, verschijnen zullen de, thans her en der verspreid liggende, beschouwingen in deze en vroeger eeuwen, in onze en in vreemde talen aan wijlen ons roemruchtig stadhuis gewijd, dan moge aan hetgeen „Kannitverslan" daaromtrent heeft opge merkt. een plaatsje niet worden onthouden. Over den Rijn, dien „Kannitverslan" ook al te Arnhem had gezien, maakt de schrijver de volgende opmerking: „Man glaubt es lieber als in Arnheim, dasz dies ein Rhein ist. Er will überlaufen tut es natürlich nicht, denn hier herr9cht Ordnung und Ausgleich und schimmert vom Widerschein wie von rotem Saft, von spanischem und Gueusenblut anderer, werk- licherer Jahrhunderte." Ten slotte nog dit citaat: „Am Abend habe ich eine Schachtel Lei- denscher Borstplaatjes in die Tasche ge- schoben und wanderte durchs westliche Leiden hinaus. am Galgewater hin. Linker i Hand stond ein sehr ridicules Rembrandt- Denkmal; Parkstil. Anlagenstil Friedhofstil; Grabstein für einen Kommerzienrat und 1 Ehrenbürger Rembrandt, der gestern hier begraben wurde Bronzebüstê. pittoresk J auf schwedischem Granit (dém verhnszten. j scheuszlichen, rötlichen, der aussiehT wie eiDe Deli'kaleszwurst im Aufschnitt); nur der Grabengel fehlte nebst der Palme und der Ver9icherung, dasz es ein Wiedersehen i- dort oben gibt." 1 Italiaaascke tooneelspelers in Leiden. Uit de Gerechtsdagboeken van Leyden s dato 19 Nov. 1598 de volgende notitie opgediept ,,Op het versouck van eenige studenten om hier te laten spelen de Italiaensche Commedianten. Is geapjxistille^rd. Die van de Gerechte hebben op 't versouck van de toonders dus request ondergeteekent, heb ben de Italiaensche Commedianten in de sen geroert toegelaten binnen deser stede te^ mogen spelen voor een tyt van c'rie dagen, daertoe hem mits dezene plaetse wert aengewe8e>n en vergont oDder de bi- bliotecque vander Universiteyt, eD dit al mits dat de voors. Commedianten langs der straten geen trom en zullen mogen roeren en op geer wyze en zullen mogen speelen daerdoor de gemeene lessen van- der Universiteyt eenichsins zullen tferden verhindert. Aldus gedaen opte XX Nov. 1598." Van 28 Sept 1606 dateert de volgende aanhaling uit dezelfde registers: „Is Gabriei Chastillon, piccardoys uit Ericardië afkomstig) geconsenteert eude toegelaten hy dese aenstaende jaermarci ten faveur van de Verlossinge dezer stede en geduyrende dtnzelven tyt, een recrea tyf eerlyck camerspel met eenige beestcD zal spelen" (Entree 1 blank een blank was een zilveren muntstuk en f. 3.— voor dc Armen), Esn edelman, die niet schrijven kon. Orlers, in zijne Beschrijving van Leiden, schrijft o m „Welcke eenvoudighe slechticheyt van niet te connen schrijven of onderteyekenen, wel oorsaeck ghegeven mach hebben, dat schepenen van oyts segelkens hebben be gonnen te gpbruyeken. daer van de ge woonte tot dese onse tijden toe, onveran- dert ende gebleven is. Dat meer is. ick hebbe onder de stucken van de sladt eenen brief gevonden die by de hant van Hartoch Albert van Bpyeren. hooger memoriën, gheleykent was. niet anders onderleyckent zijnde, dan met een A, hebbende een Linie in 't ronde omge trokken, hetwelck een twijfel ende achfer- dencken in mij heeft veroorsaeckt of hy oock synen na.em te vollen heeft connen schryven" enz. Leidsch tooneelschrijver. In de Gerechtsdagboeken der stad Leiden komt, dato 25 Augustus 1588, de volgende aanteekening voor: „Syn by Jacob Duym overgeleverd twee spelen om tegen Octobri toekomende te spelen; te weten, het ééne in (het) Vroede, geintituleerd- Den strijd, die de gelovige mensehe weervaerl" en het andere in het Zotte; en naer dat deselve by eenige wten Gerechte waren gevisiteert, hehhen deeelve alsoe he witlicht gespeeld te wnHen Jacob Duym woonde te Leiden op de Hooigracht en was gehuwd met Jonkvr. Elisabeth Craechs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9