Het hooger beroep van Salomon Liebermann. KANG-HE VAAS. 70s" Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 4 Februari 1930 Derde Blad No. 21438 DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE y» LAND- EN TUINBOUW. FEUILLETON. Pleidooien van mrs. Kokosky en Duys. (Vervolg van gisteren). proc.-gen., aldus pl. wil Liebermann jordefld zien wegens uitlokken van het van verduistering. Echter zal dan be- ,»n moeten worden, dat de verdachte al personen, die voor hun medewerking het delict niet konden worden gemist, ogen heeft, het strafbare feit te plegen, angezien het ruim half één is geworden, »fct pleiter zijn pleidooi ai, om gelegen- te geven te pauzeeren. oor Se zitting geschorst wordt, onder- igt de president Liebermann nogmaals erschiliende nog ietwat duistere pun- Ook Möhring wordt nog even voor het geroepen. de heropening vervolgt mr. Kokosky pleidooi. Ook op de andere punten, be- pl.. zal geen veroordeeling kunnen •n. Noch het doen plegen, noch de ver ering is bewezen; Möhring pleegde geen t en dies vervalt het aan Liebermann laste gelegde. Dit geldt ook ten aanzien dal deel der tenlastelegging, waarin van riegelijke bankbreuk gesproken is. Wat punt betreft, is Möhring door het hof sproken. Möhring deed niet anders de gelden, die hij krachtens zijn direc- onder zicfh had. te deponeeren volge het kassierscontract bij de Dis- obank. Dit geschiedde ook krachtens be- van den Raad van commissarissen, ring kon geen oogenblik gelooven dat ?lden niet zouden terugkomen, wanneer 'eendammc-T ze noodig mocht hebben, ndien zijn de gelden ook gedeeltelijk gekomen. Eruimen tijd staat pl. vervolgens stil bij ransaeti es-Kok en de tranactie-„Mara- zoo lang hierbij Möhring's kwade niet is aangetoond, zal ten deze ook Der een veroordeeling van Liebermann «n volgen. Möhring beschikte rechts- ig over die gelden, Liebermann kan dus voor deelneming in eenigerlei vorm sldif verklaard worden, pok de subsidiaire tenlastelegging in 1st te hebben besproken komt pl. tot Intste deel der dagvaarding, n.l. die 'lende de overname va-n de aandeelen 'eendammer door Paardenkooper. Won- is dat de steller der dagvaarding hier 'ling de Di9contobank als volwaardig iouwt. Pl. is van meening, dat het hier niet-ontvankelijk is. omdat Lie- nann's uitlevering niet voor dit feit is iagd. aan* zou pl. zien, dat het hof Lieber- van rechtsvervolging zal ontslaan; zou het hem echter zijn, indien Lie- Dann door het hof wordt vrijgesproken rond dat zijn kwade trouw niet is n vast te staan. Liebermann waande een goed financier, die in zelfover- tting zijn plannen uitvoerbaar en wet- toelaatbaar achtte, daarbii steunend adviezen van zijn raadslieden. Hij gefaald omdat hij de kracht miste zijn nen tot uitvoer te brengen. Pleidooi van mr. Dnys. «volgens vangt mr. Duys zijn pleidooi Hii zegt tot de conclusie te zijn ge- Ti dal Liebermann niet alleen niet te der trouw, doch te goeder trouw is ge- Als het Hof zijn kwade trouw aan- 't, laat net Hof dan eens al de brieven 'ft dossier lezen; zouden deze allemaal kunstmatig in elkaar zijn gezet, met dus van allen die meewerkten, voor geval het eens tot een strafvervolging it komen? Dat is toön te absurd om spreken. Indien het Hof de goede trouw aanneemt, blijven er kleine puzzles bestaan; echter zou het pleiter reeds tot voldoening stem men. indien hij het Hof zou kunnen doen twijfelen. Vijftien jaren is Liebermann in zaken ge weest, zonder dat ook maar iemand ooit aan zijn eerlijkheid getwijfeld heeft. Wij hebben hier te doen met een volkomen eer lijk man. die vlak bij zich tonnen en ton nen had om te stelen. Zou hij wat hij in vijftien jaren zonder moeite had kunnen nemen, thans genomen hebben met het gebruik maken van een moeilijk en ingewik keld apparaat? Liebermann is zoo lang hij niet in Holland was de kop van Jut geweest; nu hii hier is, is wel duidelijk gebleken dat hij niet de 9limme, Joodsche, Poolsche millioen- goochelaar is, die de Hollanders fascineerde. Integendeel, er is vrijwel geen Hollander geweest, die niet. met Liebermann in aan raking komende, getracht heeft om hem. onparlementair gezegd, te „flesschen". En vooraan stonden daarbij in de rij de advocaten, die thans nog op vrije voeten rondloopen. Zeker, de transactie is mislukt, maar als allen werden vervolgd, wieT handelstrans acties mislukt zijn, zou men de woning bouw wel kunnen stopzetten en alleen tot het bouwen van gevangenissen kunnen overgaan (gelach). Met nadruk wijst pleiter er vervolgens op, dat het faillissement door de justitie is gecreëerd om een strafdelict te krijgen; de justitie deed dat tegen de belangen der pandbriefhouders in. Inderdaad, Liebermann's plannen konden maar niet zoo op eens verwezenlijkt worden, maar sluit toekomstmuziek goede trouw uit? Dat is toch al te dwaas. Wel degelijk betoogt pl. zijn Liebermann's „Atlas"- plannen realiseerbaar geweest de opmer king van den procureur-generaal, dat de Nederlandsche regeering haar toestemming voor de uitvoering ervan geweigerd zou hebben, houdt hier geen steek en heeft al thans met de strafbaarheid niets te maken. Voor de uitvoering der plannen had Lieber mann menschen noodig die in de eerste plaats relaties hadden, zonder zelf voor een cent goed te zijn, kan men alleen door goede relaties alles bereiken. Zóó had Paarden kooper relaties onder buitenlandse he groot grondbezitters, die op hun goederen geld wilden opnemen en daarop hypotheek wil den "hebben. En zelfs wanneer alles van Paardenkoo per zwendel was, toont zulks Liebermann's schuld niet aan, daar verd. geheel in goed vertrouwen gehandeld heeft. Men kan Lie bermann geen drie jaar* geven omdat een pnder gezwendeld heeft. Uitvoerig staat pl. dan stil bij de verschil lende onderhandelingen, welke over den verkoop van de „Veendammer" zijn gevoerd, waarbij hij met nadruk laat uitkomen, dat van eenig opzet en kwade trouw van den kant van Liebermann geen sprake is ge weest. Liebermann's rol behandelende op de vergadering van 2o Juni 1927. wijst spreker er op, dat verd, de portee van deze ver gadering niet heeft begrepen Hij heeft zeker niet Möhring willen uitlokken tot het plegen van strafbare feilen. Trouwens zou den, indien Liebermann schuldig is. ook de anderen die meewerkten, schuldig zijn, dus ook de notaris, de advocaten en de commis sarissen, o. w. mr. Kortenoever. die door de rechtbank is vrijgesproken! Pres.: „Dat kan ik niet helpen!" (Hilari teit). Hoe ernstig Liebermann de zaak heeft op gevat. blijkt wel uit het feit, dat hij een halve ton heeft over gehad voor een onder zoek naar de waarde der hypotheken. Doet 209. Toen eik van hen wat had vertoond, verschenen zij alle vier, de vogels keken hun oogen uit en hadden veel plezier. Ze keken elkaar lachend aan en ze hadden grooten jool. Zoo iets hadden zij nog nooit gezien, in de landen om de Pool. 210. Ten lange leste was de pret ten einde, met een buiging tot besluit. Dames en Heeren", zei Jan zeer be leefd. „de voorstelling is nu uit". Gewuif in plaats van handgeklap, gekrijt, in plaats bravo, zoo dankten de vogels voor het spel, van Jan, Trijn, Duim, Piero. iemand dat, als hij van plan is zich weder rechtelijk te verrijken? Stelt men de zaak juist, dan blijkt, dat Liebermann door Woltman is bezwendeld, men bepale zich hiertoe alleen maar tot de valsche balansen, die over den toestand der bank zijn gemaakt. De Woltmans zijn twee maal gewaarschuwd, dat de betaling in ac tiva, moreel en juridisch ontoelaatbaar was, doch Liebermann nimmer. Sedeyn heeTt Ihem nooit geschreven, waarom de eerste onderhandelingen waren afgesprongen. Pl. leest vervolgens een schrijven d.d. 8 Juni 1927 van mr. van Gigch aan Lieber mann voor, waaruit blijkt, dat mr. van Gigch voor het eerst lot betaling met activa heeft geadviseerd. Pres.; Jammer, dat U pas nu daarmee komt! Mr. Duys: Ja, maar als U mr. van Gigch er over ondervraagd had, zou hij zich toch om zijn ambtseed beroepen.of eigenlijk niet op art. 218, maar op art. 219, volgens welke een getuige zich verschoonen kan, wanneer hem anders een strafvervolging zou kunnen dreigen (beweging). En na een paar dagen schreef mr. van Gigch aan mr. Kortenoever. vernomen te hebben van Liebermann. dat de oorspronke lijke transactie van dè baan was. 't Is wel heel kras, de Nederlandsche advocaat advi seerde den vreemdeling en de laatste alleen wordt vervolgd. Ook bij de transacties Kok en van Dam is van kwade trouw geen sprake. Wel walgt spreker van de anderen, die bij elke trans actie geld uit Liebermann's zak trachtten te kloppen, zooals mr. van Gigch dat deed, die de publieke opinie nog durft trotseeren en in den Schouwburg op de eerste rij gaat zitten. In elke tragedie is eenige humor te vin den. De humor van dit geval is, dat als Liebermann zich niet met de „Veendam- mer" bemoeid had, Woltman rustier met de afbraak van de Bank ware voortgegaan en de justitie waarschijnlijk nooit zou hebben ingegrepen. Thans krijgen de pandbriefhou ders nog 60 percent, dus mogen zij en dit is weer de humor Lieberman nog dankbaar zijn. Trouwens acht pl de recht bank en de curatoren te hoogstaand, dan dat er sprake zou zijn van een dergelijk hoog salaris, wanneer het niet vaststond, dat de pandbriefhouder9 niet de 60 pet., zouden krijgen, waarop zü vlak voor den aankoop van de „Veendammer" ook aanspraak kon den maken. De' procureur-gen era al heeft een woord gewijd aan de kleine spaarders, maar dat gebeurt alleen tegen Salomon Liebermann. Wij hebben de laatste jaren tal van staal tjes gehad van valsche balansen en geknoei met prospecti; men denke sledhts aan de namen Boaz-Bank, Robaver en Holl. Lloyd. Bij deze lichamen dacht de justitie niet aan ingrijpen, integendeel heeft men hemel en aarde bewogen om strafklachten ingetrok ken te' krijgen. Vele menschen, die hierbij betrokken zijn geweest, loopen thans met mooie baantjes rond en dragen ridderorden! Dat één van hen er niet in is geslaagd om Curacao tegen roovers te beschermen, acht pleiter geen wonder (beweging en gelach}. Door iedereen geplukt, is Liebermann als een opgejaagd hert neergedrukt, waarbij hij zocht naar een uiterlijk middel van verzet. Hij wilde een ridderorde hebben, en nau welijks rook 't stel, dat om hem rondsprong zulks, of één van deze lieden, mr. van Gigch, poogde er munt uit te slaan. In dit verband leest spreker een brief voor, welke mr. van Gigch 14 dagen voor Liebermann's arrestatie aan laatstgenoemde heeft ge schreven. en waarin mr. van Gigch f. 5000 vraagt om Liebermann aan een Montene- grijn9che orde te helpen. Pl. heeft er bij mr. van Gigdh op aange drongen om Liebermann's vrouw financieel bij te staan; dit heeft mr. van Gigch ai9 chantage durven uitleggen! Met nadruk wijst spreker er vc.OTt9 op, dat Liebermann niet is gevlucht om zich aan straf te onttrekken. Toen hij zag, dat de anderen werden gearresteerd, heeft hij op advies van zijn advocaten het land ver laten, die lot hem gezegd hadden: Berg je zoolang op en zie, dat je gedaan krijgt dat je vrijwillig komen kan. Mocht het bij het Hof wat pl. niet ge looft tot een veroordeeling van Lieber mann komen, dan zijn er tal van omstan digheden als de feiten, dat Liebermann alles heeft teruggegeven, als ook de kwestie van do intrekking der vervolging, waarmede het Hof bij het bepalen van de strafmaat zeer zeker rekening zal moeten houden. Laat het Hof dan bedenken, dat Lieber mann door alles wat hij he'eft meegemaakt, reeds genoeg is gestraft. Mocht het Hof Liebermann vrijspreken hetgeen pl. vurig hoopt dan acht pl. ook dit Hof in staat om ronduit te verklaren, dat ook Möhring onrecht is geschied. Wan neer één Hof zich tegen de publieke opinio in de weelde kan veroorl'ooven om Lieber mann vrij te spreken, dan is het wel het Amsterdamsche. aldus besluit mr. Duys te half zeven zijn 'pleidooi, waarvan het uit spreken bijna vier uren geduurd heeft. Het Hof gaat vervolgens in raadkamer, om over den verderen gang van zaken te! beslissen. Na terugkeer deelt de president mede, dal het Hof het wenschelijk acht, om, vóer de re- en duplieken, alsnog de heeren Dijker, Paardenkooper en Meijnema te hoo- ren. Dit verhoor zal Vrijdagochtend a.s. plaats vinden, waarna 's middags de re- en duplieken aan de beurt zullen komen. DE UITVOER VAN BLOEMBOLLEN IN 1929. Uit het Weekblad voor Bloembollencul tuur blijkt, dat de uitvoer van bloembollen in 1929 heeft bedragen 34.260.091 K.G. met een waarde van 40.365.162 gulden. Deze cij fers waren in 1928 resp. 42.645.872 en f. 42.718.192. LANDBOUWUITVOERWET 1929 Tarief voor het toezicht op boter en kaas. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft bepaald: lo. dat, met ingang van 1 Febr. 1930, voor het bijzonder toezicht van de Rijkszuivelin- spectie bij verpakking of inlading van boter en kaas geldt het volgende tarief: voor toezicht gedurende meer dan 3 uur per dag f. 1 per uur en per ambtenaar, met dien verstande, dat daarbij wordt in acht genomen: a. dat de uren worden berekend van het uur, waarop het begin van het toezicht is aangevraagd, tot den afloop der werkzaam heden per dag. waarbij gedeelten van uren tellen voor geheele uren. b. dat de uren boven 8 per dag en de uren gedurende welke in de maanden April t.m. September vóór 7 uur voormiddag of na 7 uur namiddag en in de maanden October tm. Maart vóór 8 uur voormiddag of na 6 uur namiddag toezicht wordt uitgeoefend, dubbel worden berekend. Kan met de uitoefening van het toezicht op het aangegeven uur niet worden aange vangen, dan wordt voor het eerste uur, ge durende hetwelk door den ambtenaar ver geefs is gewacht, een vergoeding van f.3 en voor het tweede uur een van f 6 in reke ning gebracht, tenzij ten genoegen van deni Rijkszuivelinspecteur o\rermacht kan wor den aangetoond; 2e. dat jn bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk vrijstelling van betaling van dc kosten volgens het sub le bedoelde tarief kan worden verleend. EXPORT v. NEDERLANDSCH VEE EN VLEESCH. Besprekingen in het buitenland. In opdracht van den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw hebben de directeur van het Veeartsenijkundig Staatstoezicht dr. Berger en de directeur van de Rijksseruminrichting, dr. Lourens, zich naar het buitenland be geven in verband met besprekingen over veterinaire aangelegenheden betreffende de belangen van onzen vee- en vleeschexport en tevens met het oog op de nieuwe Rijks seruminrichting. Engelsch door J. S. FLITSCHER '^autoriseerde vertaling door v. d. W. - boud er over het algemeen niet van i ding te gebruiken, Benjamin", merkte °P. terwijl hij het wapen hanteerde op wijze d]e duidelijk deed zien dat hij wist roede om le gaan, „maar in zulke tijden, neer men te maken kan krijgen met ge- ro volk. moet je op je hoede zijn en dit «n daarom te pas komen, hoewel ik hnrt ^et n*et no(^i2 zal zün, dat ik er van moet maken." Hij deed de re- d/nir? fe re£hkrzak van zijn jas. „En nijt dat hij wegliep door het kreupel- 'J. benjamin?" .ge'u^en in die richting.'' za| ik je eens vertellen wat wij gaan 'J^aDi ^ij moeten voorzorgsmaalrege- me|n' J'j gaat die trap op! Hier en daar 1 itA*n niuren zien. Laat je niet kijk overal goed rond of je iets bij- .hU» ontdekken. Ik houd hier de -je de trappen op, die nog in vrij bkle aïwaren- en zonder moeilijkheden Mie Verborgen achter een ieroand^6 'k *n a^,e "dingen om iet? »t zqq ontdekken Deze morgen was <jajomo°i als de eerste; het was mistig Wj?°r ^°n 'k van de kust niets zien a!m,ef ^t hout op het eiland hingen jstwnlkjes. Uit een van die wolkje3 ng een man te voorschijn ko- Edi 'iploto, menhet was de Hindoe. Hij liep met een Hinken pas ongetwijfeld recht naar zijn doel. Dat was naar een gedeelte van het eiland dat ik niet kende, het Westelijk ge deelte. Hij liep steeds door en maakte ook geen aanstalten om terug te keeren of naar links of rechts te gaan Ik kreeg een idéé en haastte mij naar beneden, waar oom Joseph nog steed? de deur bewaakte. „Je hebt hem gezien. Benjamin, dat zie ik aan je gezicht Is het die Hindoe?" „Ja", antwoordde ik. „Hij is alleen en loopt met een Hinken pas rechtstreeks naar het andere einde van het eiland. En.ik ga er op af!" Hij keek mij wantrouwend aan „Waarom?" vroeg hij. „Ik moet zien te ontdekken ol hij alleen is: Helpt u mij even die planken op zij zei len. U kunt ze weer op hun plaats zetten als ik weg ben. Kom nu. het is zoowel in uw belang als in het mijne. Als hij alleen is kunnen wij hem wel le pakken krijgen, al? hij met anderen is dan is het van belar.g voor ons dat te weten." Hij mompelde iets van daaraan verbonden gevaar, maar hij hielp mij om onze deur opzij te schuiven Ik schoof er uit en maande hem aan om goed le passen op Pepita. ais zij wakker werd. Hij zou wel voor zijn eigen veiligheid zorgen en dus ook voor Pepita. Ik verwachtte geen gevaar; Maudhu Khan. daarvan was ik zeker, had gezocht naar onze verblijfplaats en was tijdelijk weggegaan. Zeker zou hij terugkomen. In- tus?chen wenschte ik te welen of hij op net eiland was gekomen in een boot en of de boot lag aan de landingsplaats in het kanaal, waarin wij geland waren. Ik had Getch hoo- ren zeggen aan oom Joseph, dat er geen andere landingsplaats was. Dit kanaal lag ten Oosten van den toren en juist in een richting tegenovergesteld aan die, waarin de Hindoe was gegaan. Ik zocht mijn weg door de mistwolken en naderde mijn doel Het duurde niet lang of ik zag de boot en in een oogopslag begreep ik dat, ter wijl wij sliepen in den toren, er zich hier iets had afgespeeld, dat er bloed was ge vloeid en mis9cliien wel een moord ge schied. Want de boot was die van GetchlDe boot, die ons hier had gebracht, lag daar onder water. Zij wa9 tot zinken gebracht door den bodem stuk te slaan. Getch's boot gezonken, onbruikbaar ge maakt! En waar was Getch? Hij was teruggekeerd naar Wreddlesham. En nu was zijn boot hier! Het wa9 duide lijk. dat Gelch weer op het eiland moest zijn Waarschijnlijk was Maudhu Khan met hem medegekomen En als die veronderstelling juist bleek te zijn, waar hield Getch zich dan op en waarom was de boot onbruikbaar gemaakt? Als zii beiden hier waren, hoe moesten zij dan naar den vasten wal terug- keeren? Waarom was die boot tot zinken gebracht? Die vraag kwam telkens weer bij mij boven Het was mij niet mogelijk daarop een antwoord te geven. Ik onderzocht de omtrek van de landings plaats nauwkeurig, om te trachten iets bij zonders te ontdekken Maar er wa9 niets geen teekenen van eenige worsteling, geen bewijzen, dat Getch en de Hindoe hier wa ren geweest. Het water boven en in de ge zonken boot wa? helder als bronwater, zoo dat ik tot op den bodem kon ziener was niets te zien dan de stukgeslagen planken en een bijl. zorgeloos neergesmeten nadat de averij was tot sland gebracht. Daarna keerde ik terug naar den toren; onderweg zag ik noch hoorde ik iels bijzon ders en nadat ik was binnengelaten deed ik mijn verhaal aan oom Joseph. Ik dacht, dat hij van zijn stokje zou val len, toen hij ten laatste goed begreep wat ik hem vertelde Hij was doodsbleek en kon zich bijna niet staande houden, zoodat ik hem een glas cognac gaf Zelfs daarna duur de het eenige minuten, en dan nog met moeite, voor hij iets kon zeggen „Ben!" zeide hij. terwijl hij nu in angst mij minder deftig aansprak. „Ben, mijn jongen dat is ernstig! Ik verwacht het ergste, Ben! Jij wist dat niet. maar ik ver wachtte Getch vannacht. Hij moest terug komen. En „Luister", viel ik hem in de rede. „Ik wilde gaarne van u weten, ging Getch dien nacht terug dat wij hier kwamen?" „Ja, Ben. hij ging terug. Daaraan is geen twijfel. Hij had daarvoor redenen Maar hij had dezen nacht moeten terugkeeren. En ben je er zeker van, dat het zijn boot is?" „Daarin kan ik mij niet vergissen 1 Hij moet gekomen zijn. Maar ik moet meer we ten. Waarom moc"f hij terugkomen? Om ons af te halen?" Hij aarzelde een oogenblik, doch was nu in een toestand dat hij alles zou vertellen. „Dat zal ik je eens uitleggen. Ben. Het was dringend noodig voor mij en ook voor Getch dat wij hier zoo stil mogelijk van daan kwamen En Getch had afgesproken met een vriend van hem. den kapitein van een schip, dat het Kanaal( binnenkomt uit een der Westelijke havens 'om on" vandaag of morgen hier te komen halen, zie je. Dat. „En wij dan?" vroeg ik. „Wij zouden jullie afgezet hebben en naar huis gezonden in de eerste haven dié wij aandeden. Er zou met jullie niets gebeurd zijn. Van den beginne af heb ik je verteld, dat jou noch het meisje eenig leed zou wor den aangedaan als je vriendelijk waart. Wij zouden jullie aan land gezet hebben, waar schijnlijk in Newhaven." „Het heeft er nu veel van, dat voor ons thans ook de ellende begint", zei ik ernstig. „Die Hindoe heeft iets in den zin En als Getch is teruggekomen op het eiland, waar is hij dan? Die geheele duivelsche boel maakt mij ziek. er zal nog meer moord en doodslag volgen.als dat nog niet het geval is geweest!" Hij werd weer vaalbleek. „Dat hoop ik niet, Ben!" zeide hij. „Dat hoop ik niet dat denk ik niet Gelch zal wel voor den dag komen hij houdt zich misschien ergens verborg^pvoor dien Hindoe. Ja. ik denk, dat Getch hier wel spoedig, rustig en veilig zal binnensluipen". Ik was meer geneigd Getch te vervloeken, dan hem te verwelkomen; dat zeide ik ech ter niet. Intusschen maakte ik het ontbijt gereed. Oom Joseph nam nog een slok uit zijn cognacflesch en ging toen weer een oogje houden op de deur, met zijn revolver in de hand. Pepita ontwaakte en kwam mij helpen; ik wist haar toe te fluisteren, dat er iets ge beurd was en dal ik het haar later zou ver tellen Wij ontbeten in alle stilte; oom Jo seph's geestkracht scheen hem te hebban verlaten; hij vertelde geen aardigheden te gen Pepita en hoewel hij met een angstig ge zicht onze nnoddeur bleef bpwaken scheen zijn eetlust niet geledpn te hebben Toen ons ontbijt was geëindigd en Pepita en ik onze huishoudelijke bezigheden begonnen, nam hij mij terzijde. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 9