Het hooger beroep
van Salomon Liebermann.
KANG-HE VAAS.
70s" Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 4 Februari 1930
Derde Blad
No. 21438
DE VLUCHT UIT DE POPPENKAST VAN JAN KLAASEN EN TRIJNTJE
y»
LAND- EN TUINBOUW.
FEUILLETON.
Pleidooien van mrs. Kokosky en Duys.
(Vervolg van gisteren).
proc.-gen., aldus pl. wil Liebermann
jordefld zien wegens uitlokken van het
van verduistering. Echter zal dan be-
,»n moeten worden, dat de verdachte al
personen, die voor hun medewerking
het delict niet konden worden gemist,
ogen heeft, het strafbare feit te plegen,
angezien het ruim half één is geworden,
»fct pleiter zijn pleidooi ai, om gelegen-
te geven te pauzeeren.
oor Se zitting geschorst wordt, onder-
igt de president Liebermann nogmaals
erschiliende nog ietwat duistere pun-
Ook Möhring wordt nog even voor het
geroepen.
de heropening vervolgt mr. Kokosky
pleidooi. Ook op de andere punten, be-
pl.. zal geen veroordeeling kunnen
•n. Noch het doen plegen, noch de ver
ering is bewezen; Möhring pleegde geen
t en dies vervalt het aan Liebermann
laste gelegde. Dit geldt ook ten aanzien
dal deel der tenlastelegging, waarin van
riegelijke bankbreuk gesproken is. Wat
punt betreft, is Möhring door het hof
sproken. Möhring deed niet anders
de gelden, die hij krachtens zijn direc-
onder zicfh had. te deponeeren
volge het kassierscontract bij de Dis-
obank. Dit geschiedde ook krachtens be-
van den Raad van commissarissen,
ring kon geen oogenblik gelooven dat
?lden niet zouden terugkomen, wanneer
'eendammc-T ze noodig mocht hebben,
ndien zijn de gelden ook gedeeltelijk
gekomen.
Eruimen tijd staat pl. vervolgens stil bij
ransaeti es-Kok en de tranactie-„Mara-
zoo lang hierbij Möhring's kwade
niet is aangetoond, zal ten deze ook
Der een veroordeeling van Liebermann
«n volgen. Möhring beschikte rechts-
ig over die gelden, Liebermann kan dus
voor deelneming in eenigerlei vorm
sldif verklaard worden,
pok de subsidiaire tenlastelegging in
1st te hebben besproken komt pl. tot
Intste deel der dagvaarding, n.l. die
'lende de overname va-n de aandeelen
'eendammer door Paardenkooper. Won-
is dat de steller der dagvaarding hier
'ling de Di9contobank als volwaardig
iouwt. Pl. is van meening, dat het
hier niet-ontvankelijk is. omdat Lie-
nann's uitlevering niet voor dit feit is
iagd.
aan* zou pl. zien, dat het hof Lieber-
van rechtsvervolging zal ontslaan;
zou het hem echter zijn, indien Lie-
Dann door het hof wordt vrijgesproken
rond dat zijn kwade trouw niet is
n vast te staan. Liebermann waande
een goed financier, die in zelfover-
tting zijn plannen uitvoerbaar en wet-
toelaatbaar achtte, daarbii steunend
adviezen van zijn raadslieden. Hij
gefaald omdat hij de kracht miste zijn
nen tot uitvoer te brengen.
Pleidooi van mr. Dnys.
«volgens vangt mr. Duys zijn pleidooi
Hii zegt tot de conclusie te zijn ge-
Ti dal Liebermann niet alleen niet te
der trouw, doch te goeder trouw is ge-
Als het Hof zijn kwade trouw aan-
't, laat net Hof dan eens al de brieven
'ft dossier lezen; zouden deze allemaal
kunstmatig in elkaar zijn gezet, met
dus van allen die meewerkten, voor
geval het eens tot een strafvervolging
it komen? Dat is toön te absurd om
spreken.
Indien het Hof de goede trouw aanneemt,
blijven er kleine puzzles bestaan; echter
zou het pleiter reeds tot voldoening stem
men. indien hij het Hof zou kunnen doen
twijfelen.
Vijftien jaren is Liebermann in zaken ge
weest, zonder dat ook maar iemand ooit
aan zijn eerlijkheid getwijfeld heeft. Wij
hebben hier te doen met een volkomen eer
lijk man. die vlak bij zich tonnen en ton
nen had om te stelen. Zou hij wat hij in
vijftien jaren zonder moeite had kunnen
nemen, thans genomen hebben met het
gebruik maken van een moeilijk en ingewik
keld apparaat?
Liebermann is zoo lang hij niet in
Holland was de kop van Jut geweest; nu
hii hier is, is wel duidelijk gebleken dat hij
niet de 9limme, Joodsche, Poolsche millioen-
goochelaar is, die de Hollanders fascineerde.
Integendeel, er is vrijwel geen Hollander
geweest, die niet. met Liebermann in aan
raking komende, getracht heeft om hem.
onparlementair gezegd, te „flesschen".
En vooraan stonden daarbij in de rij de
advocaten, die thans nog op vrije voeten
rondloopen.
Zeker, de transactie is mislukt, maar als
allen werden vervolgd, wieT handelstrans
acties mislukt zijn, zou men de woning
bouw wel kunnen stopzetten en alleen tot
het bouwen van gevangenissen kunnen
overgaan (gelach). Met nadruk wijst pleiter
er vervolgens op, dat het faillissement door
de justitie is gecreëerd om een strafdelict
te krijgen; de justitie deed dat tegen de
belangen der pandbriefhouders in.
Inderdaad, Liebermann's plannen konden
maar niet zoo op eens verwezenlijkt worden,
maar sluit toekomstmuziek goede trouw
uit? Dat is toch al te dwaas. Wel degelijk
betoogt pl. zijn Liebermann's „Atlas"-
plannen realiseerbaar geweest de opmer
king van den procureur-generaal, dat de
Nederlandsche regeering haar toestemming
voor de uitvoering ervan geweigerd zou
hebben, houdt hier geen steek en heeft al
thans met de strafbaarheid niets te maken.
Voor de uitvoering der plannen had Lieber
mann menschen noodig die in de eerste
plaats relaties hadden, zonder zelf voor een
cent goed te zijn, kan men alleen door goede
relaties alles bereiken. Zóó had Paarden
kooper relaties onder buitenlandse he groot
grondbezitters, die op hun goederen geld
wilden opnemen en daarop hypotheek wil
den "hebben.
En zelfs wanneer alles van Paardenkoo
per zwendel was, toont zulks Liebermann's
schuld niet aan, daar verd. geheel in goed
vertrouwen gehandeld heeft. Men kan Lie
bermann geen drie jaar* geven omdat een
pnder gezwendeld heeft.
Uitvoerig staat pl. dan stil bij de verschil
lende onderhandelingen, welke over den
verkoop van de „Veendammer" zijn gevoerd,
waarbij hij met nadruk laat uitkomen, dat
van eenig opzet en kwade trouw van den
kant van Liebermann geen sprake is ge
weest. Liebermann's rol behandelende op de
vergadering van 2o Juni 1927. wijst spreker
er op, dat verd, de portee van deze ver
gadering niet heeft begrepen Hij heeft
zeker niet Möhring willen uitlokken tot het
plegen van strafbare feilen. Trouwens zou
den, indien Liebermann schuldig is. ook de
anderen die meewerkten, schuldig zijn, dus
ook de notaris, de advocaten en de commis
sarissen, o. w. mr. Kortenoever. die door de
rechtbank is vrijgesproken!
Pres.: „Dat kan ik niet helpen!" (Hilari
teit).
Hoe ernstig Liebermann de zaak heeft op
gevat. blijkt wel uit het feit, dat hij een
halve ton heeft over gehad voor een onder
zoek naar de waarde der hypotheken. Doet
209. Toen eik van hen wat had vertoond, verschenen zij
alle vier, de vogels keken hun oogen uit en hadden veel
plezier. Ze keken elkaar lachend aan en ze hadden grooten
jool. Zoo iets hadden zij nog nooit gezien, in de landen
om de Pool.
210. Ten lange leste was de pret ten einde, met een
buiging tot besluit. Dames en Heeren", zei Jan zeer be
leefd. „de voorstelling is nu uit". Gewuif in plaats van
handgeklap, gekrijt, in plaats bravo, zoo dankten de vogels
voor het spel, van Jan, Trijn, Duim, Piero.
iemand dat, als hij van plan is zich weder
rechtelijk te verrijken?
Stelt men de zaak juist, dan blijkt, dat
Liebermann door Woltman is bezwendeld,
men bepale zich hiertoe alleen maar tot de
valsche balansen, die over den toestand der
bank zijn gemaakt. De Woltmans zijn twee
maal gewaarschuwd, dat de betaling in ac
tiva, moreel en juridisch ontoelaatbaar was,
doch Liebermann nimmer. Sedeyn heeTt
Ihem nooit geschreven, waarom de eerste
onderhandelingen waren afgesprongen.
Pl. leest vervolgens een schrijven d.d. 8
Juni 1927 van mr. van Gigch aan Lieber
mann voor, waaruit blijkt, dat mr. van
Gigch voor het eerst lot betaling met activa
heeft geadviseerd.
Pres.; Jammer, dat U pas nu daarmee
komt!
Mr. Duys: Ja, maar als U mr. van Gigch
er over ondervraagd had, zou hij zich toch
om zijn ambtseed beroepen.of eigenlijk
niet op art. 218, maar op art. 219, volgens
welke een getuige zich verschoonen kan,
wanneer hem anders een strafvervolging
zou kunnen dreigen (beweging).
En na een paar dagen schreef mr. van
Gigch aan mr. Kortenoever. vernomen te
hebben van Liebermann. dat de oorspronke
lijke transactie van dè baan was. 't Is wel
heel kras, de Nederlandsche advocaat advi
seerde den vreemdeling en de laatste alleen
wordt vervolgd.
Ook bij de transacties Kok en van Dam is
van kwade trouw geen sprake. Wel walgt
spreker van de anderen, die bij elke trans
actie geld uit Liebermann's zak trachtten
te kloppen, zooals mr. van Gigch dat deed,
die de publieke opinie nog durft trotseeren
en in den Schouwburg op de eerste rij gaat
zitten.
In elke tragedie is eenige humor te vin
den. De humor van dit geval is, dat als
Liebermann zich niet met de „Veendam-
mer" bemoeid had, Woltman rustier met de
afbraak van de Bank ware voortgegaan en
de justitie waarschijnlijk nooit zou hebben
ingegrepen. Thans krijgen de pandbriefhou
ders nog 60 percent, dus mogen zij en
dit is weer de humor Lieberman nog
dankbaar zijn. Trouwens acht pl de recht
bank en de curatoren te hoogstaand, dan
dat er sprake zou zijn van een dergelijk hoog
salaris, wanneer het niet vaststond, dat de
pandbriefhouder9 niet de 60 pet., zouden
krijgen, waarop zü vlak voor den aankoop
van de „Veendammer" ook aanspraak kon
den maken.
De' procureur-gen era al heeft een woord
gewijd aan de kleine spaarders, maar dat
gebeurt alleen tegen Salomon Liebermann.
Wij hebben de laatste jaren tal van staal
tjes gehad van valsche balansen en geknoei
met prospecti; men denke sledhts aan de
namen Boaz-Bank, Robaver en Holl. Lloyd.
Bij deze lichamen dacht de justitie niet aan
ingrijpen, integendeel heeft men hemel en
aarde bewogen om strafklachten ingetrok
ken te' krijgen. Vele menschen, die hierbij
betrokken zijn geweest, loopen thans met
mooie baantjes rond en dragen ridderorden!
Dat één van hen er niet in is geslaagd om
Curacao tegen roovers te beschermen, acht
pleiter geen wonder (beweging en gelach}.
Door iedereen geplukt, is Liebermann als
een opgejaagd hert neergedrukt, waarbij hij
zocht naar een uiterlijk middel van verzet.
Hij wilde een ridderorde hebben, en nau
welijks rook 't stel, dat om hem rondsprong
zulks, of één van deze lieden, mr. van
Gigch, poogde er munt uit te slaan. In dit
verband leest spreker een brief voor, welke
mr. van Gigch 14 dagen voor Liebermann's
arrestatie aan laatstgenoemde heeft ge
schreven. en waarin mr. van Gigch f. 5000
vraagt om Liebermann aan een Montene-
grijn9che orde te helpen.
Pl. heeft er bij mr. van Gigdh op aange
drongen om Liebermann's vrouw financieel
bij te staan; dit heeft mr. van Gigch ai9
chantage durven uitleggen!
Met nadruk wijst spreker er vc.OTt9 op,
dat Liebermann niet is gevlucht om zich
aan straf te onttrekken. Toen hij zag, dat de
anderen werden gearresteerd, heeft hij op
advies van zijn advocaten het land ver
laten, die lot hem gezegd hadden: Berg je
zoolang op en zie, dat je gedaan krijgt dat
je vrijwillig komen kan.
Mocht het bij het Hof wat pl. niet ge
looft tot een veroordeeling van Lieber
mann komen, dan zijn er tal van omstan
digheden als de feiten, dat Liebermann
alles heeft teruggegeven, als ook de kwestie
van do intrekking der vervolging, waarmede
het Hof bij het bepalen van de strafmaat
zeer zeker rekening zal moeten houden.
Laat het Hof dan bedenken, dat Lieber
mann door alles wat hij he'eft meegemaakt,
reeds genoeg is gestraft.
Mocht het Hof Liebermann vrijspreken
hetgeen pl. vurig hoopt dan acht pl. ook
dit Hof in staat om ronduit te verklaren,
dat ook Möhring onrecht is geschied. Wan
neer één Hof zich tegen de publieke opinio
in de weelde kan veroorl'ooven om Lieber
mann vrij te spreken, dan is het wel het
Amsterdamsche. aldus besluit mr. Duys te
half zeven zijn 'pleidooi, waarvan het uit
spreken bijna vier uren geduurd heeft.
Het Hof gaat vervolgens in raadkamer,
om over den verderen gang van zaken te!
beslissen. Na terugkeer deelt de president
mede, dal het Hof het wenschelijk acht, om,
vóer de re- en duplieken, alsnog de heeren
Dijker, Paardenkooper en Meijnema te hoo-
ren. Dit verhoor zal Vrijdagochtend a.s.
plaats vinden, waarna 's middags de re- en
duplieken aan de beurt zullen komen.
DE UITVOER VAN
BLOEMBOLLEN IN 1929.
Uit het Weekblad voor Bloembollencul
tuur blijkt, dat de uitvoer van bloembollen in
1929 heeft bedragen 34.260.091 K.G. met een
waarde van 40.365.162 gulden. Deze cij
fers waren in 1928 resp. 42.645.872 en
f. 42.718.192.
LANDBOUWUITVOERWET 1929
Tarief voor het toezicht op boter en kaas.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw heeft bepaald:
lo. dat, met ingang van 1 Febr. 1930, voor
het bijzonder toezicht van de Rijkszuivelin-
spectie bij verpakking of inlading van boter
en kaas geldt het volgende tarief:
voor toezicht gedurende meer dan 3 uur
per dag f. 1 per uur en per ambtenaar, met
dien verstande, dat daarbij wordt in acht
genomen:
a. dat de uren worden berekend van het
uur, waarop het begin van het toezicht is
aangevraagd, tot den afloop der werkzaam
heden per dag. waarbij gedeelten van uren
tellen voor geheele uren.
b. dat de uren boven 8 per dag en de uren
gedurende welke in de maanden April t.m.
September vóór 7 uur voormiddag of na 7
uur namiddag en in de maanden October
tm. Maart vóór 8 uur voormiddag of na 6
uur namiddag toezicht wordt uitgeoefend,
dubbel worden berekend.
Kan met de uitoefening van het toezicht
op het aangegeven uur niet worden aange
vangen, dan wordt voor het eerste uur, ge
durende hetwelk door den ambtenaar ver
geefs is gewacht, een vergoeding van f.3 en
voor het tweede uur een van f 6 in reke
ning gebracht, tenzij ten genoegen van deni
Rijkszuivelinspecteur o\rermacht kan wor
den aangetoond;
2e. dat jn bijzondere gevallen geheel of
gedeeltelijk vrijstelling van betaling van dc
kosten volgens het sub le bedoelde tarief
kan worden verleend.
EXPORT v. NEDERLANDSCH
VEE EN VLEESCH.
Besprekingen in het buitenland.
In opdracht van den Minister van Staat,
Minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw hebben de directeur van het
Veeartsenijkundig Staatstoezicht dr. Berger
en de directeur van de Rijksseruminrichting,
dr. Lourens, zich naar het buitenland be
geven in verband met besprekingen over
veterinaire aangelegenheden betreffende de
belangen van onzen vee- en vleeschexport
en tevens met het oog op de nieuwe Rijks
seruminrichting.
Engelsch door J. S. FLITSCHER
'^autoriseerde vertaling door v. d. W.
- boud er over het algemeen niet van
i ding te gebruiken, Benjamin", merkte
°P. terwijl hij het wapen hanteerde op
wijze d]e duidelijk deed zien dat hij wist
roede om le gaan, „maar in zulke tijden,
neer men te maken kan krijgen met ge-
ro volk. moet je op je hoede zijn en dit
«n daarom te pas komen, hoewel ik
hnrt ^et n*et no(^i2 zal zün, dat ik er
van moet maken." Hij deed de re-
d/nir? fe re£hkrzak van zijn jas. „En
nijt dat hij wegliep door het kreupel-
'J. benjamin?"
.ge'u^en in die richting.''
za| ik je eens vertellen wat wij gaan
'J^aDi ^ij moeten voorzorgsmaalrege-
me|n' J'j gaat die trap op! Hier en daar
1 itA*n niuren zien. Laat je niet
kijk overal goed rond of je iets bij-
.hU» ontdekken. Ik houd hier de
-je de trappen op, die nog in vrij
bkle aïwaren- en zonder moeilijkheden
Mie Verborgen achter een
ieroand^6 'k *n a^,e "dingen om iet?
»t zqq ontdekken Deze morgen was
<jajomo°i als de eerste; het was mistig
Wj?°r ^°n 'k van de kust niets zien
a!m,ef ^t hout op het eiland hingen
jstwnlkjes. Uit een van die wolkje3
ng een man te voorschijn ko-
Edi
'iploto,
menhet was de Hindoe. Hij liep met een
Hinken pas ongetwijfeld recht naar zijn
doel. Dat was naar een gedeelte van het
eiland dat ik niet kende, het Westelijk ge
deelte. Hij liep steeds door en maakte ook
geen aanstalten om terug te keeren of naar
links of rechts te gaan Ik kreeg een idéé en
haastte mij naar beneden, waar oom Joseph
nog steed? de deur bewaakte.
„Je hebt hem gezien. Benjamin, dat zie
ik aan je gezicht Is het die Hindoe?"
„Ja", antwoordde ik. „Hij is alleen en
loopt met een Hinken pas rechtstreeks naar
het andere einde van het eiland. En.ik
ga er op af!"
Hij keek mij wantrouwend aan
„Waarom?" vroeg hij.
„Ik moet zien te ontdekken ol hij alleen
is: Helpt u mij even die planken op zij zei
len. U kunt ze weer op hun plaats zetten
als ik weg ben. Kom nu. het is zoowel in uw
belang als in het mijne. Als hij alleen is
kunnen wij hem wel le pakken krijgen, al?
hij met anderen is dan is het van belar.g
voor ons dat te weten."
Hij mompelde iets van daaraan verbonden
gevaar, maar hij hielp mij om onze deur
opzij te schuiven Ik schoof er uit en maande
hem aan om goed le passen op Pepita. ais
zij wakker werd. Hij zou wel voor zijn
eigen veiligheid zorgen en dus ook voor
Pepita. Ik verwachtte geen gevaar; Maudhu
Khan. daarvan was ik zeker, had gezocht
naar onze verblijfplaats en was tijdelijk
weggegaan. Zeker zou hij terugkomen. In-
tus?chen wenschte ik te welen of hij op net
eiland was gekomen in een boot en of de
boot lag aan de landingsplaats in het kanaal,
waarin wij geland waren. Ik had Getch hoo-
ren zeggen aan oom Joseph, dat er geen
andere landingsplaats was.
Dit kanaal lag ten Oosten van den toren
en juist in een richting tegenovergesteld aan
die, waarin de Hindoe was gegaan. Ik zocht
mijn weg door de mistwolken en naderde
mijn doel Het duurde niet lang of ik zag de
boot en in een oogopslag begreep ik dat, ter
wijl wij sliepen in den toren, er zich hier
iets had afgespeeld, dat er bloed was ge
vloeid en mis9cliien wel een moord ge
schied.
Want de boot was die van GetchlDe
boot, die ons hier had gebracht, lag daar
onder water. Zij wa9 tot zinken gebracht
door den bodem stuk te slaan.
Getch's boot gezonken, onbruikbaar ge
maakt! En waar was Getch?
Hij was teruggekeerd naar Wreddlesham.
En nu was zijn boot hier! Het wa9 duide
lijk. dat Gelch weer op het eiland moest zijn
Waarschijnlijk was Maudhu Khan met hem
medegekomen En als die veronderstelling
juist bleek te zijn, waar hield Getch zich
dan op en waarom was de boot onbruikbaar
gemaakt? Als zii beiden hier waren, hoe
moesten zij dan naar den vasten wal terug-
keeren? Waarom was die boot tot zinken
gebracht? Die vraag kwam telkens weer bij
mij boven Het was mij niet mogelijk daarop
een antwoord te geven.
Ik onderzocht de omtrek van de landings
plaats nauwkeurig, om te trachten iets bij
zonders te ontdekken Maar er wa9 niets
geen teekenen van eenige worsteling, geen
bewijzen, dat Getch en de Hindoe hier wa
ren geweest. Het water boven en in de ge
zonken boot wa? helder als bronwater, zoo
dat ik tot op den bodem kon ziener was
niets te zien dan de stukgeslagen planken
en een bijl. zorgeloos neergesmeten nadat de
averij was tot sland gebracht.
Daarna keerde ik terug naar den toren;
onderweg zag ik noch hoorde ik iels bijzon
ders en nadat ik was binnengelaten deed ik
mijn verhaal aan oom Joseph.
Ik dacht, dat hij van zijn stokje zou val
len, toen hij ten laatste goed begreep wat ik
hem vertelde Hij was doodsbleek en kon
zich bijna niet staande houden, zoodat ik
hem een glas cognac gaf Zelfs daarna duur
de het eenige minuten, en dan nog met
moeite, voor hij iets kon zeggen
„Ben!" zeide hij. terwijl hij nu in angst
mij minder deftig aansprak. „Ben, mijn
jongen dat is ernstig! Ik verwacht het
ergste, Ben! Jij wist dat niet. maar ik ver
wachtte Getch vannacht. Hij moest terug
komen. En
„Luister", viel ik hem in de rede. „Ik
wilde gaarne van u weten, ging Getch dien
nacht terug dat wij hier kwamen?"
„Ja, Ben. hij ging terug. Daaraan is geen
twijfel. Hij had daarvoor redenen Maar hij
had dezen nacht moeten terugkeeren. En
ben je er zeker van, dat het zijn boot is?"
„Daarin kan ik mij niet vergissen 1 Hij
moet gekomen zijn. Maar ik moet meer we
ten. Waarom moc"f hij terugkomen? Om
ons af te halen?"
Hij aarzelde een oogenblik, doch was nu
in een toestand dat hij alles zou vertellen.
„Dat zal ik je eens uitleggen. Ben. Het
was dringend noodig voor mij en ook voor
Getch dat wij hier zoo stil mogelijk van
daan kwamen En Getch had afgesproken
met een vriend van hem. den kapitein van
een schip, dat het Kanaal( binnenkomt uit
een der Westelijke havens 'om on" vandaag
of morgen hier te komen halen, zie je.
Dat.
„En wij dan?" vroeg ik.
„Wij zouden jullie afgezet hebben en naar
huis gezonden in de eerste haven dié wij
aandeden. Er zou met jullie niets gebeurd
zijn. Van den beginne af heb ik je verteld,
dat jou noch het meisje eenig leed zou wor
den aangedaan als je vriendelijk waart. Wij
zouden jullie aan land gezet hebben, waar
schijnlijk in Newhaven."
„Het heeft er nu veel van, dat voor ons
thans ook de ellende begint", zei ik ernstig.
„Die Hindoe heeft iets in den zin En als
Getch is teruggekomen op het eiland, waar
is hij dan? Die geheele duivelsche boel
maakt mij ziek. er zal nog meer moord
en doodslag volgen.als dat nog niet het
geval is geweest!"
Hij werd weer vaalbleek.
„Dat hoop ik niet, Ben!" zeide hij. „Dat
hoop ik niet dat denk ik niet Gelch zal
wel voor den dag komen hij houdt zich
misschien ergens verborg^pvoor dien
Hindoe. Ja. ik denk, dat Getch hier wel
spoedig, rustig en veilig zal binnensluipen".
Ik was meer geneigd Getch te vervloeken,
dan hem te verwelkomen; dat zeide ik ech
ter niet. Intusschen maakte ik het ontbijt
gereed. Oom Joseph nam nog een slok uit
zijn cognacflesch en ging toen weer een
oogje houden op de deur, met zijn revolver
in de hand.
Pepita ontwaakte en kwam mij helpen; ik
wist haar toe te fluisteren, dat er iets ge
beurd was en dal ik het haar later zou ver
tellen Wij ontbeten in alle stilte; oom Jo
seph's geestkracht scheen hem te hebban
verlaten; hij vertelde geen aardigheden te
gen Pepita en hoewel hij met een angstig ge
zicht onze nnoddeur bleef bpwaken scheen
zijn eetlust niet geledpn te hebben Toen
ons ontbijt was geëindigd en Pepita en ik
onze huishoudelijke bezigheden begonnen,
nam hij mij terzijde.
(Wordt vervolgd).