Wat de vrouw draagt. 70ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 4 Januari 1939 Vierde Blad No. 21412 VOOR DE HUISVROUW. LAND- EN TUINBOUW. DE BLOUSE is niet langer meer liet garderobesluk, dat 5aren lang in de collecties der vooraan staande mode-ateliers behoedzaam verbor gen werd, maar is thans een gaiderobefactor geworden waaraan wel degelijk veel aan dacht gewijd wordt. De weerkeerende mantel-kosluum-mode, de nieuwe stijl in het algemeen, doch voor alles de van Amerika overgenomen korte- taille-mode, kortom de geheel veranderde silhouette, eischten een terugkeer van de blouse. Eigenlijk was de blouse altijd een gelief koosde dracht en zonder een paar mooie exemplaren was een garderobe nooit com pleet. Door de „japon-inéén", dus door het ontbreken van eenig uit twee-deelen- bestaand kleediingsluk, geraakte zij echter hoe langer hoe meer in het vergeetboek. Pas in den vorm van de jumper kwam weer een mode. welke eenigszins aan de blouse herinnerde, echter nog in geenerlei opzicht hieraan gelijk waS, daar een „blouse., zooals de naam reeds zegt nooit glad kan zijn, doch altijd iets bollends heeTt, hetgeen te bereiken is, óf door haar in den rok te dragen óf door haar sterk te tailleeren naar de thans heerschende prin- cessemode. Nu de blouse dan weer erkend is en haar oude rechten heroverd heeft, ziet men haar in vele variëteiten en er is bijna geen toilet meer denkbaar, waarbij men ook niet een blouse zou kunnen dragen. Niet alleen bij wandelcostuums, doch ook voor den namid dag en zelfs voor chiquere gelegenheden, b.v. voor theater, worden blouses gedragen. Tengevolge hiervan kan ook iedere stof dienst doen. Van de soepele waschbare stof fen, zoon.Is panama en flanel (dat vooral in de Engelsche. Amerikaansche en Zwitser- sche sportplaatsen ware triomphen viert) naar de verschillende waschzijden is geen groote sprong, doch ook worden de vele mode-zijden-stoffen, zooals georgette en marocain, evenals satijn en in den laatsten tijd zelfs moiré dat in lichte tinten bij elk donker ensemble buitengewoon elegant staat, verwerkt. Garneeringen zijn bij deze nieuwe model len niet absoluut noodzakelijk, wat echter geenszins beteekent, dat ze heelemaal ont breken. Ajours en het effect door zoompjes veroorzaakt, zijn nog altijd zeer gezocht en kleeden goed af. Wat de namiddagblouses betreft, hier denkt men weer aan borduur sels, doch op het oogenbhk domineert het eenvoudige model nog, welke haar uilwer king alleen zoekt in den stof en de eigen aardige snit. Een eisch is dat sport- en wandelmo dellen heel eenvoudig zijn, daar elke over daad hier absoluut misstaan zou. Een vlotte sportblouse loonen wij u rechts onderaandeze wordt in den rok gedragen, van flanel of het z.g. heerenwaschzijde ge maakt, heeft eenvoudig doorgeknoople man chetten in navolging van de heerenmode en een bubikraag, die met een gespikkelde of geruite das bij elkaar gehouden wordt. Het kleine rijtje knoopjes is de eenige garnee ring van dit model, dat door een ceintuur van onderen afgesloten wordt en het groote voordeel heeft, dat het makkelijk te wa9- 9chen is. Heel chique zijn de verschillende op taille gewerkte sportmodellen van gestreepte waschzijde of flanel. Deze hebben vaak het karakter van een vest, en worden met een shawlkraag van piqué of een anderen stof, die makkelijk te reinigen is, afgewerkt, waardoor ze er steeds aantrekkelijk uitzien. Deze modellen zijn in den regel op één knoop gesloten. De streepen worden zoo danig verwerkt, dat de verschillende rich ting hiervan de betreffende blouse een chique en geenszins eentonig aanzien geeft, (links onder). Graag ook zoekt men een effect door mid del van zoompjes, door de banen hiervan tot ben ornamentaal, geometrisch motief te verwerken. Rechts boven ziet U een dergelijk model, waarbij de vestachtige punten van onder de leeren ceintuur te voorschijn komen. Allereerst wordt een namiddag-blouse af gebeeld, gedacht van marokko-crèpe. satijn of moiré. Hier gaat het om een eenvoudigen, doch eigenaardigen vorm, welke van onde ren wordt afgemaakt dooreen op-zij samen gebonden ceintuur, van boven gegarneerd is door 'n eenvoudig geknoopte shalwkraagen verder nog een paar bolero-achtige vleugels heeft. De bollende op de hand nauw-gesloten mouwen passen uitstekend bij dezen stijl. Voor grootere gelegenheden, voor bezoek en theater, schijnt de lange casaque weer meer in trek te komen. Een dergelijk model met gestyleerd paarlenborduursel, is in het midden afgebeeld, terwijl een rand van bont de nauwe mouwen en den onderkant der casaque voltooit. CONTRASTEN IN DE HOEDENMODE zijn in den laatsten tijd geen uitzondering meer. Het is regel geworden en men ziel zelfs voor den ochtend naast kleine Wagnerkapachtige hoedjes, ook breede vor men. die beslist heel decoratief kunnen zijn, zoodat het hier aan den persoonlijken smaak van de draagster overgelaten wordt en het verder afhangt van de garneering van het toilet, waarbij de hoed gedragen wordt, wat aldus te verstaan is, dat (hoe paradox dit ook klinken moge) bij een groolen hoogen bontkraag ook een breedgerande hoed ge dragen dient te worden, daar de nieuwe vormen zoo soepel zijn, dat de randen in de resp. kragen plaats vinden, en als nauwe omlijsting van het gezicht zeer apart slaan (teekening links). Terwijl de hoed zich bij een halfhoogen- of een korl- harigen kleinen bontkraag „stooten" zou en daardoor noch naar buiten noch naar bin nen gedragen zou kunnen worden, kiest men in deze gevallen liever een klein vormpje (rechts), dat zóó nauw aansluit, dat ook hier het hoofd vrij uit de bontgarneering komt kijken. W. U. Een jonge moeder wil voor haar kleuter van één jaar een jurkje haken. Toevallig vond ik juist in een Gerzonboekje een leuk patroon. CCSMETIEK-DOOZEN zijn langzamerhand tot een modezaak van veel gewicht geworden, waaraan veel aan dacht besteed wordt, wat ook niet te ver wonderen valt, daar er nog maar heel weinig vrouwen zijn, die geen oog hebben voor de beoefening der schoonheid. Bovendien wordt er vastberaden naar gestreefd de doos met schoonheidsmiddeltjes tot een minimum te beperken, opdat deze gemakkelijk in de handtasch geborgen kan worden. Tot het allernieuwste behooren de kleine emaille doosjes, die nauwelijks grooter zijn dan een vingerlid en toch alles bevatten wat de vrouw overdag lot nahulp voor de verzorging van haar gezicht noodig heeft. Een dezer doosjes is op de schets afgebeeld. Men ziet, dat het embleem in het midden, dat in gesloten toestand een mooie versie ring in emaille vormt, opgeslagen kan wor den en vaste poeder en kwast beval, terwijl de twee kleine verhoogingen aan den boven kant, de ingeschroefde lippenstift (rechts) en de ingeschroefde, dus absoluut ..slevig- gesloten" parfumflacon vormen, welke laatste in de meeste gevallen nog lot een kleinen pulverizator uitgebouwd is. Noodig zijn: 120 gr. witte en 20 gram jade- groene Shellandwol en een beetje witte kunstzijde. Lijfje en rokje worden ieder apart gehaakt. Het lijfje moet u beginnen met witte wol onder aan den rug en dan in heen en weggaande toeren slokjes. Denk v.r om, dat u steeds beide lussen van de stokjes van den vorigen toer gebruiuken moet. Als de rug klaar is, moet u de voorpandjes ieder afzonderlijk gaan haken, doch meet goed af, dat zij overeenstemmen met den rug. Naai vervolgens de naden dicht en haak langs hals en armsgaten een toer van moesjes in groene wol. Om een moesje" te maken, haalt u den draad drie ma-al als lus uit de s eek en na iedere lusvorming vormt u op de naald een omslag. Al de zich dan op de naald bevindende lussen werkt u ten slotte met één omslag af; dan is de moes klaar; haak één losse en werk de volgende moes op circa 1 c.M. afstand van moes no één. Na den toer van moeien volgt een toer in witte kunstzijde, om de beurt: één vaste om een losse, één losse. Dat maakt den toer van groene moezen alleraardigst af. Het rokje begint u van boven af te ha ken en ook in slokjes. Langs de onderzijde versiert u het met twee maal een toer groene moezen en één toer kunstzijde. Daar na haalt u het rokje van boven wat in lot het op de wijdte van het lijfje is en dit er aan vastgenaaid kan worden. Als afwer king onder langs het lijfje kunt u met de groene wol drie rijen flanelsteken (dubbeie draad!) werken, die ieder keer over één toer stokjes reiken. De sluiting ontstaat door een koordje van zijden lossen, dat door het split geregen wordt. Onder aan het koordje bevestigt u kleine eikels, die met groene wol in vaste steken omhaakt zijn. Ik heb 11 met opzet geen patroon of maten voor dit aardige mouwlooze jurkje opgegeven, omdat u dat beter zelf kunt nameten naar de eigen jurken van uw Baby; maak het in alle ge val op den groei! Een andere lezeres vraagt om een eenvoudig tafelkleed voor inde kinderkamer. Hiervoor is noodig: 200 gram witte. 150 gram beige, 100 gram gele en 70 gram bruine Shellandwol. Hel kleed bestaat uil blokken, die men afzonderlijk haakt en later aan elkaar bevestigt. U moet ieder blok in het midden beginnen met een ring van gele wollen lossen; in die ring werkt u dan 12 9tokjes; daarna haakt u hier steeds toeren van vaslen en van stokjes. Iedere toer moet met een halve vaste verbonden worden. Begint een toer van stokjes, dan moet het eerste stokje door drie lossen vervangen worden; begint er een vastentoer, dan ver vangt u de eerste vaste door één losse. In de hoeksteken moeten steeds drie 9teken ge werkt worden; anders zouden de vierkanten gaan trekken; overigens haakt u steek op steek; ook hier moeten altijd beide lussen van het stokje of de vaste uit den vorigen toer worden opgenomen. Een aardige volg orde in de kleur na het gele hart is: 4 toeren witte stokje9; 1 toer bruine vasten; 1 toer witte vasten; 1 toer beige stokjes: 1 toer beige vasten, 1 loer beige stokjes; 3 toeren witte slokjes, 1 toer gele vaslen; 1 toer gele stokjes, 1 toer gele vasten; 1 loer wit'.e stokjes; 2 toeren witte vasten; 1 toer witte stokjes; 1 toer bruine vasten; 1 toer beige stokjes; 1 toer beige vaslen; l.loer beige slokjes; 1 toer beige vasten; een toer beige stokjes; 1 loer bruine vasten. Dan is één blok af. U kunt het naar uw tafel afmeten hoeveel blokken uw kleed groot moet zijn. Met vier blokken krijgt u een aardig kleed voor een rond tafeltje. De blokken moeten met gele vasten aan elkander worden ge hecht; u neemt dan afwisselend een steek v^n ieder der twee blokken. Tusschen de vasten moet een losse worden gehaakt. Als alle blokken aan elkander zitten, werkt u rondom een toer geel en een toer bruin van één vaste, drie loesen, één vaste; dat geeft een goede afwerking van oogjes. De vasten van de bruine toer worden om de oogjes van de gele gehaakt. Ten slotte maakt u mooie kwasten van 25 c.M. lange gele wol, waarvan de kop met een bruine draad wol is afgebonden. Zoo dra u de kwasten aan de vier hoeken heeft opgehangen, is uw fameuze kleed klaar. In het zelfde blad, waar ik het patroon voor dit tafelkleed las, stond ook iets over het onderhoud van messenheften: zwart houten messenheften blijven mooi, indien u ze nu en dan met wat zwarte was opwrijft. Zijn ze erg vaal geworden, zet ze dan 6 8 uur in een oplossing van ovefmangaanzure kali en wat water. Men lost wat overmangaanzuro kali (dat verkoopt de drogist) in koud water op. zóó, dat een vrij donkere violette kleur verkre gen wordt. Zet nu de messen in een jam potje en giet er zóóveel vloeistof in, dat de heften juist met de oplossing zijn bedekt; het metaal moet echteT droog blijven; want dat zou leelijke vlekken krijgen van de kali. Om te zorgen, dat de.messen goéd recht blij ven staan, moet u het jampotje afdekken mot een stukje karton en daar de messen doorheen steken; anders worden de heften niet rondom even mooi zwart. Wanneer do messen een kleine 8 uur in de oplossing hebben gestaan, moet u ze goed afdrogen en met zwarle was opwrijven. Dan zijn weer „als nieuw!" SUIKERBIETENTEELT. Op <3e vragen van het Tweed» Kamerlid den heer Van den Heuvel betreffende het spoedig nemen van maatregelen tot steun aan de suikerbietenteelt heelt de minister v. Binnenlandsche zaken en landbouw geant woord: Het bij de behandeling van hoofdstuk V der Staatsbegrooting 1930 in de Tweede Kamer toegezegde overleg met den minister van Financiën heeft plaats gehad. Daarbij is aangenomen, dat met het voorstet om de helft van de verlaging van den suikeraccijns te gebruiken voor bescherming van de sui kerindustrie werd bedoeld, de voorgenomen accijnsverlaging voor de helft niet te doen doorgaan en het op die wijze te vinden geld te besteden voor den 9teun aan de suiker industrie. Aan dat voorste! kan echter geen gevolg worden gegeven, omdat de opbrengst van een crisisheffing alleen mag worden be sleed voor de betaling van rente en aflos sing van crisisleeningen. Inmiddels i9 het wetsontwerp in zake de bovenbedoelde accijnsverlaging door de Tweede Kamer aangenomen. Het ligt niet in de bedoeling van de Re geering om binnen zeer korten tijd met voorstellen tot steun aan de suikerindustrie bij de Volksvertegenwoordiging te komen. UIT DE GEDENKSCHRIFTEN VAN EEN OUDEN VISSCHERSMAN. Hoe Willem van dei Plas de wereld rondtrok Hl. (Nadruk verboden.) Wijlen Willem van der Plas. Op Ancencion stond aan de kust een groote stoomdistilleerderij, die de bevol king van water voorzag. Het is een onvruchtbaar droog eiland, ,,rood van droogte" volgens Willem. Kwamen de zeilschepen onder de linie in de buurt van de zware regens, dan werd water opgevangen met behulp van een zonnetent, of zelfs het water dat op de kampanje viel. Het eerste liet men daar van wegloopen, omdat het te vuil was. Daarna werden de okshoofden gevuld. Op de Amerikaansche schepen krêeg men rant soen. Daar distilleerde men ook zeewater door voortdurend een ketel op het fornuis in de kombuis te laten staan. Van der Plas zelf verhaalt als volgt: We gaan nu onze reis voortzetten in de passaat. Alle zeilen gaan in top tot datte wij komen bij „aszenzion" ook een ijland daar hepBe wij ons laate „rippeteere" (rap. porteeren). Zoo gaat de zeeman verlan gend worden naar zijn bestemming. Maar we moeten nog een „slegt staazieon" (sta tion) aan doen; de Westereilanden (Azo- ren). Doch als we komen op de hoogte van die eilanden is het goed weer dat zoo blijft tot in het Engelsche kanaal. Daar krijgen we een Oostenwind wat voor een zeilschip op de thuisreis aldaar niet opschieten of achteruitwaaien beteekende. Doch het duurde gelukkig niet lang; zoowat twee dagen. Toen kregen we een goeden wind en kon de reis worden voortgezet naar Brouwershaven. Daargekoraen moesten wij nog twee lichters lossen. Toen kwam de sleepboot die ons eerst tot Hellevoetsluis bracht een andere sleepboot bracht ons naar Rotterdam en dan eindigt Willem: „gelukkig die rijs is door Gods goedhijd j weer volBragt veerfcjen en een halfe maand aan Boord ge weest en thuis alles wel Be- vonde." Toen dien tijd was h^t niet makkelijk binnen te komen als je te diep lag, zegt Van der Plas. Meestal ging je dan anders Hellevoet in en zoo naar Rotterdam wat is dat al niet veranderd. Nu is het geen zeevaren bij vroegertoen kon je op de Noordzee blijven met stormweer. (De zeil schepen moesten n.l. verscheidene malen buitengaats blijven bij een opkomende storm. Ze waren dan niet zoo handig te manoeuvreeren op de zeegaten, of konden geen loods meer krijgen). Dat was toen zee varen; „toen moest uw een vént weeze, maar nu, wat is het nu Wij moeten erkennen dat bij alle ervarin gen en het zich door vele moeilijkheden heenslaan der oude zeilschip-gasten' verge leken, de moeilen en ervaringen der „stoom schip-zeelieden" slechts kinderspel zijn. Het snelle scheepvaartverkeer stelt andere eischen aan den zeeman dan 'n halve eeuw geleden, toen gehardheid, kalme durf en andere karakter eigenschappen nog op de eerste plaats stonden. Alleen bij de winter-visscherij op de Noordzee en bij de zee-sleepvaart wordt nog min of meer denzelfden geest aangetroffen als voorheen bij de zeilvaart. Zoolang dit nog het geval i9. zullen dp Hollandsche zee sleepers nog op de eerste plaats blijven staan en uilgekozen worden, wanneer er e'én buitengewoon lastig karwijtje te verrichten valt. zooals verleden jaar hii het sleepen van het kolossale Engelsche Alarinedok naar Singapore. Tenzij de organisatie niet met haar tijd weet mee te gaan Want. zooals onlangs e'en sleepboot-kapitein verklaarde, de Duitsche sleepdienst is tegenwoordig al beter georganiseerd. Wjj gaan weer met van der Plas scheep op 't zelfde schip: de „Kroonprins der Neder landen". Voorloopig is het doel van de reis geballast naar Indië (Be Tafiea: Ba tavia). Men begint met van Rotterdam (alwaar Willem, zooals wij later zullen zien persoonlijk zijn eerste redding verricht) naar Hellevoetsluis te gaan. Er is een goede wind. Die goede wind blijft behouden tot aan Madeira en daarna tot aan de linie. (Ver moedelijk heeft het schip Madeira aange daan). Dan krijgen wij, wat Willem noemt: „vie ava Bele" winden. Wie kan echter tot aan zijn negentigste jaar het woord „variabele"winden op de klank af onthou den? Hij vervolgt: „Dat valt daar niet mee, dan de wind hier vandaan en dan weer daar vandaan. Dat duurde zoowat acht h tien dagen eer dat wij een vasten wind kregen. Elke dag vegen (veel dek- wasschen tegen het uitschijnen) dat je er onder „bezwijkt." Hoewel het woord „variabele winden" hier wel van toepassing is, verstaat men thans in de Maritieme, Meteorologie onder het gebied der variabele winden alles wat een grootere breedte dan plm. 35 gr. heeft. De afstand Hellevoetsluis-Madeira was dus in het gebied der variabele winden afge legd; daarna kregen wij de z.g. Noord oostpassaat. standvastige N.O. winden, en bij de linie de equatoriale stilte gordel ook wel de „doldrums" genoemd. Voor den zeeman uit den zeiltijd waren ze een echte verschrikking. De windstilte maakte, dat het schip soms weken lang de reis niet vervolgen kon, waarbij de hitte van het zeewater en de atmosfeer, maar bovenal het groote vochtigheidsge halte van de lucht den opvarenden bet leven ondragelijk maakte. Vandaar dat Willem onder het „vegen" haast bezwijkt. De zware regenbuien met omloopende winden vormden de lichtzijden. Niet alleen dat de geslonken watervoorraad aan boord daardoor kon worden aangevuld maar te vens gaven de windstooten, die ze soms vergezelden, de eenige kans dit oord der verschrikking te ontvlieden. Wij. die in gedachten de reis met de „Kroonprins der Nederlanden" meema ken, krijgen dus na 8 k 10 dagen een vaste wind. Helaas is deze vaste wind tevens tegen wind, n.l. de Z.-O.-passaat en wij kunnen hoogstens Z.Z.W. koersen, waardoor wij meer de Amerikaansrbe dan de Afrikaan- sche kust naderen. Van der Plas verhaalt: „Toen in dien tijd in 1800 en 68, dan ging je zoo zachtjes aan om de Zuid tot op 38 graden dan krijg jo stroom (de z.g. Westenwind-drift zetten de om de Oost) en ga je over de andere kant (d.w.z. met de zeilen over S.B.) voor den wind af. 1) De zee is dan eerst hoog maar wordt van lieverlede beter evenals het weer. Dan ben je bij Kaap de Goede Hoop rond en zoo zeil je dan voort totdat je komt op de hoogte van Sint Paulus en 'Nieuw-) Amster dam). Je ziet het wel niet maar de vogels maken je indachtig. Wij komen zoo zachtjes aan floen ging alles nog zachtjes aan) naar Javahoofd. Zoo gaat de reis naar Tndië. (1) Hier heerschen n.l. bijna voortdurend tamelijk felle Westelijke winden. IWordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1930 | | pagina 13