J0Jte Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 31 December 1929
Derde Blad
No. 21409
DE GEVREESDE
OUDEJAARSAVOND
UIT HET PARLEMENT.
FEUILLETON.
EEN OUDEJAARSAVOND.
Door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
Alice Terwisga zag erg tegen de jaarwis
seling op. Verleden jaar zou ze zoo iets niet
roor mogelijk gehouden hebben, maar in het
ifgeloopen jaar had ze haar vader verloren,
van wien ze ontzaglijk veel gehouden had.
Haar moeder was al veel eerder gestorven
ze had jarenlang met haar vader in stil-
vrede en innige harmonie samengeleefd.
Zij had het ouderlijk huis moeten verlaten
en was bij haar statige, deftige, koele tante
Agatha komen inwonen. Maar al was tante
°-atha ook de" liefste tante ter wereld ge
weest, Alice zou haar nog niet hebben kun
nen veTdragen. Het jonge meisje had de
deur van hart gesloten en geen troost of
efde kon haar helpen. Zij werd geheel
door haar verdriet beheerscht en als ze geen
riool speelde, sleet ze haar dagen doelloos
en treurend. Haar viool was haar eenige
troost. Alice speelde heel mooi. Haar vader
met zijn echte kunstenaarsnatuur, had haar
als klein meisje al leeren vioolspelen en
alleen als ze haar wild verlangen naar haar
raders stem, naar zijn oogen en zijn han
den in de snaren kon laten trillen, werd
jaar hart wat lichter. Dan leek het of hij
bij haar was en met haar sprak. De herinne
ring aan gelukkiger tijden maakte dat ze
zoo erg tegen „oud-en-nieuw", dat in haar
ouderlijk huis altijd met plechtigen ernst
was gevierd, $>pzag. Zij dacht maar steeds
over die» tegenstelling, totdat tante Agatha,
die het witte gezichtje iedere week smaller
zag worden, ongerust werd.
Alice wilde ook nooit in de kamer blijven
als haar tante bezoek kreeg. Als zij vreemde
voetstappen hoorde of een rijtuig of auto
voor de deur hoorde aanrollen, vloog ze
naar haar kamer, waar zij wrokkend naar 't
rroolijke gepraat, dat van ver klonk, luis
terde en zich afvroeg hoe iemand vroolijk en
jelukkig kon zijn op deze troostelooze we
reld. Maar eens op een dag kon ze niet bij
tijds vluchten. Het was den dag voor Oude-
;zar en ze had haar viool mee naar beneden
genomen om een nieuwe snaar op te zetten.
Ze was zoo in haar werk verdiept, dat ze
niet de voetstappen van den ouden dokter
oorde en toen zij opkeek stond hij al in de
tamer.
Alice legde vlug de viool terzijde, maar
wegkomen kon ze niet meer. Zij was ge
dwongen den dokter te begroeten en te blij-
zitten, terwijl hij met haar tante praatte
De dokter was gekomen om hun alvast een
zalig uiteinde en gelukkig begin" te we'n-
schen; maar onwillekeurig bleef deze
wensch in zijn keel steken toen hij naar het
zielige meiske in haar zwarte jurk keek, die
daar, met de 'handen in haar schoot én met
zulke inndg-bedroefde oogen zat. Maar even
voor hij wegging vergat hij Alice een oogen-
blik. Hij sprak met tante Agathe over het
lündeninstituut. waarvan hij voorzitter was.
Ik weet niet wat ik doen moet. zei de
iakter. Mijn jonge vriend, Dr. Van der
'yck. de directeur van het instituut, heeft
dj gevraagd hem te willen helpen om zijn
itiëhten een prettigen oudejaarsavond te
'zorgen. Maar ik kan maar niemand vin-
fcn om te zingen of muziek te maken.
Mijn nichtje Alice, begon tante Agatha
ander er bij te denken, speelt uitstekend
Dool-
De dokter was verrukt. Maar toen hij zich
laar het meisje toewendde, was hij stom-
Terbaasd. Alice was opgestaan, de viool
onder haar arm geklemd. Zij was vuurrood
jeworden en ha^r oogen stonden vol tranen.
O, nee, riep zij boos en gekrenkt. O,
tante Agatha, hoe kan ik nu voor vreemden
spelen dezen oudejaarsavond nog wel?
hoe kunt U dat nu zeggen
Ze vloog de kamer uit.
De dokter bleef nog even en juist toen hij
vilde weggaan gebeurde er iets wat hem ten
hoogste verbaasde.
Alice verscheen in de deur. Haar- opge1-
wonden kleur was verdwenen en zij vocht
dapper met haar tranen.
Ik zal morgenavond voor de blinden
spelen, dokter, zei ze, terwijl ze haar
groote oogen peinzend op hem richtte. Ik
zal voor ze" spelen zoo goed als ik het maar
kan.
De dokter dankte haar vriendelijk. Hij
was ontroerd, evenals tante Agatha. Maar
deze was nog meer verbaasd dan hij. Zij kon
niet begrijpen waarom Alice zoo ineens van
gedachten was veranderd.
Doch dat was eenvoudig genoeg. Agatha
was naar haar kamer gehold en had zich
op haar bed laten vallen, de wang tegen
haar viool als om troost te zoeken.
En terwijl ze zoo lag, herinnerde ze zich
hoe ze er eens bij was geweest dat haar
vader een dergelijke invitatie kreeg. Dat
was voor een Kerstconcert in een toe
vluchtsoord voor onbehuisden geweest en ze
had gemopperd dat Vader nu een groot deel
van den heerlijken Kerstavond van huis
zou zijn.
En hij had haar gekalmeerd, op zijn ern
stige, lieve manier:
Alice, mijn meisje, de eenige manier
om de talenten, die je geschonken zijn, zui
ver en heilig te houden, is, om ze zoo dik
wijls als mogelijk is, tot vreugde van ande
ren te gebruiken, vooral van menschen, die
ongelukkig en eenzaam zijn.
De herinnering aan deze woorden had als
een wonder gewerkt en een ommekeer in
haar teweeg gebracht. Alice voelde dat ze
in den geest van haar lieven vader zou
handelen door aan het verzoek van den
dokter te voldoen.
Ze had er geen spijt van, hoewel het ver
legen meisje nu dubbel tegen den Oude
jaarsavond opzag. De uren gingen traag
voorbijhet duurde lang voordat het oogen-
blik gekomen was dat ze in een lange zaal
op een kleine verhevenheid stond.
Het warme electrische licht zette de iet
wat kale ruimte in feestelijken gloed. Ze
liet haar blik gaan over haar publiek, de
mannen en vrouwen met de doode oogen.
En toen van de vleugel, waaraan de jonge
Dr. van der Wijck had plaats genomen, de
eerste accoorden parelden, zette zij de viool
aan haar kin; de strijkstok, krachtig en
soepel door haar fijne, lenige hand be
stuurd, gleed over de snaren en de stra
lende aanvangsmaten van Beethoven's
F-dur Romance klonken op. Weldra was
Alice verloren in haar spel; vluchtig, maar
toch duidelijk zag ze de zielevreugde op de
glanslooze blindengezichten.
En toen ze aan het slot van haar voor
drachten een viool-bewerking van het tra-
dilioneele Oudejaarsavondgezang: „Uren,
dagen, maanden, jaren" plechtig door de
zaal liet ruischen, welde ook in haar-zelf
dat heerlijke eeuwigheidsbesef op, dat het
bewustzijn in haar versterkte dat de band
tusschen haar en haar overleden vader niet
verbroken was en dat wat ter wereld ook
mocht vergaan, de liefde van alle dingen
het blijvende is, zooals die ook het grootste
en mooiste in zijn leven was geweest....
en in het hare moest worden....
Toen op den volgenden Oudejaarsavond
Alice van der Wyck, het jonge dokters-
vrouwtje, in haar eigen warm-gezellige huis
met haar man in den rose-gouden schemer
van haardvuur en kaarslicht zat en naar de
wijzers van de klok keek. die zich naar
middernacht spoedden, zei ze lachend tegen
haar man, dat het toch dom van haar was
geweest om zóó tegen den Oudejaarsavond
van het vorige jaar op te zien
RECLAME.
H. P. H. KËEREWEEFf
BEGRAFENISSEN Tol. 861
AUTO-TRANSPORT
Aalmarkt 16. CREMATIE
4762
(Van onzen parlementairen medewerker.)
DEN HAAG, 30 December 1929
De pensioeneeriiig van ambtenaren
Belasting betalen op postkantoren
goedgekeurd.
Wat er vóór het jaar 1930 moest worden
afgedaan, heeft de Eerste Kamer heden af
gedaan en zij heeft er niet eens bijzonder
langen tijd voor noodig gehad: binnen twee
uur stonden we weder op straat. Er had
den booze geruchten geloopen van anders.
Vooral het laatste nummer van de agenda,
een suppletoire Onderwijsbegrooting tot re-
gularisatie van een aantal uitgaven tot een
gezamenlijk bedrag van ongeveer vijf mil-
lioen zou, naar verluidde, stof tot ampele
gedachtenwisseling geven, omdat men vond,
dat de regeering te lang met de zaak had
getraineerd en de uitgaven niet voldoende
had toegelicht. Het is nogal meegevallen 1
De eenige spreker bij dit ontwerp was prof.
Van Embden (V.-D.), die onder meer uiteen
zette. dat het toch niet aanging, dat, als het
departement van Onderwijs aan den Pen
sioenraad gegevens verstrekt over 1926, om
trent pensioneering van ambtenaren ressor-
teerend onder het departement, de desbe
treffende begrooting eerst einde 1929 bij de
Staten-Generaal wordt ingediend. Werkt de
Pensioenraad zoo traag of ligt de schuld
aan het departement? Naar zijn meening
moest het Parlement suppletoire begrootin
gen, welke na 1 October warden ingediend,
weigeren vóór het einde des jaars in behan
deling te nemen.
Minister Terpstra heeft, terwijl hij inlus-
schen verklaarde uit den aard der zaak niet
de volle verantwoordelijkheid te kunnen
dragen voor een suppletoire begrooting be
treffende uitgaven, welke van vóór zijn aan
vaarding van het ministerschap dagteeke-
nen, den heer Van Embden uiteengezet, dat
de staatsmachine onmogelijk zoo vlug kan
werken als deze wenschte. Het berekenen
van pensioen of traktement is geen eenvou
dig werkje; de nieuwe pensioenwet van
1922 stelt den Pensioenraad voor onge
dachte moeilijkheden en als het departement
de gegevens van den Pensioenraad terug
ontvangt. kan het niet volstaan met een
simpel optelsommetje, zooals de hoogleeraar
had gemeend, maar moet er ijverig gewerkt
worden om de zaak in een suppletoire be
grooting onder te brengen. De minister
raamde hét werk voor de vaststelling van
de pensioenen van personeel, dat in een
jaar wordt ontslagen op anderhalf jaar. Dat
zal evenwel ongetwijfeld een misverstand
zijn, want dan zou de logische gevolgtrek
king zijn, dat het werk op dit punt steeds
grooter achterstand zou vertoonen, daar de
pensioneeringen geregeld voortgaan. In ieder
geval heeft de minister wel duidelijk ge
maakt, dat zijn toelichting niet duidelijker
kon zijn en dat er niet opzettelijk getreuzeld
is. De heer Van Embden deed er het zwijgen
toe en de suppletoire begrooting werd zon
der stemming goedgekeurd.
In het begin der vergadering had de
Kamer met 26 tegen 9 stemmen haar goed
keuring geschonken aan het ontwerp tot
verlenging met één jaar van de opschorting
van den indireclen vaccinedwang. De heer
Rink (Lib.) handhaafde na een nadere in
lichting van den minister van Arbeid zijn
bezwaren tegen het voorstel en met hem
stemden zijn partijgenooten, alsmede de
heeren Ossendorp, Mendels, Polak. Oude
geest, Moltmaker, allen S. D. A. P. en prof.
Kranenburg (V.-D.) tegen.
Na een paar opmerkingen van de heeren
Wibaut (S. D. A. P.) en Van Sasse lot IJsselt
£jt.-K.), welke den minister van Financiën
gelegenheid gaven om te verklaren, dat men
evengoed kan probeeren om een auto mei
een bokkenwagen in te halen of den dage
raad met een brandspuit te blusschen, als
om de ontwikkeling van het betalingsver
keer tegen te gaan, heeft de Kamer haar
goedkeuring gehecht aan het voorstel om
de gelegenheid om aan de postkantoren be
lasting te betalen wettelijk vast te stellen.
Bij het voorstel om het zoogenaamde slop-
welje tot tegengaan van een al te ruimen
bouw van bijzondere scholen met steun uil
de staatskas, heeft de heer De Jong (R.-K.),
de onvermoeide voorstander van het bijzon
der onderwijs, bezwaren aangevoerd tegen
een der punten van het voorstel. Minister
Terpstra heeft onder meer uiteengezet, dal
het punt toch niet zoo sterk repressief werkt
of er worden elk jaar 200 a 300 bijzondere
scholen gebouwd. De Minister wacht voor
een definitieve regeling van de zaak op het
verschijnen van het rapport-Rutgers. Komt
dat in den loop van 1930 nog niet binnen,
dan zal hij niet met een reorganisatievoor
stel uit eigen "hand komen, maar zal hij
toch ook niet weer met een verlenging van
het stopwetje bij het parlement komen. De
heer De Jong was hiermede niet tevreden
en verklaarde, dat de drie rechtsche fracties
met hem homogeen waren. Waarom dan
geen stemming aangevraagd? De rechtsche
fracties toch hebben de meerderheid in dc
Kamer en dus zou bij stemming het voor
stel zijn verworpen, zeer ten genoegert on
getwijfeld van den heer De Jong. Of zeide
hij meer dan hij verantwoorden kon?
De Kamer is tot 7 Januari uiteengegaan.
Na een paar korte openbare vergaderingen
zullen de afdeelingen dan de Rijksbegroo-
ting onderzoeken.
DE NOORDZEE-VISSCHER1J.
De cijfers over hef afgeloopen jaar.
Behoudens 25 sloomloggers, die nog in
het Engelsche Kanaal vissdhen. is de
Noordzeoharingvisscherij 1929 geëindigd.
Ten aanzien van de vangsten en de ge
maakte besommingen kan evenwel een vrij
nauwkeurige balans worden opgemaakt,
waarbij, in vergelijking met de teelt 1928,
de betere vangst- zoowel als de financieele
resultaten in hel oog springen.
Bij de beoordeeling van de vangstresul
taten dient rekening gehouden te worden
met de gewijzigde samenstelling van de
vloot. Het aantal motorloggers, dat aan de
Noordzeeharingvisscherij heeft deelgeno
men, bedroeg in 1928 152 tegen 199 in 1929.
In 1928 voeren nog 65 zeilloggers, in 1929
slechts 9.
In 1929 hebben aan de haringvis9cherij
op de Noordzee deelgenomen; van Vlaar-
dingen 4-9 stoomschepen, 3 motorbooten en
18 motorloggers, van Maassluis 2 stoom
schepen en 3 motorloggers. van Scheve-
ningen 115 motorloggers en 4 zeilloggers,
van Katwijk 2 stoomschepen, 1 motorboot,
60 motorloggers en 5 zeilloggers en van
ÏJrfiuiden 5 stoomschepen en 3 motorloggers.
In totaal 58 stoomschepen, 4 motorbooten,
199 motorloggers en 9 zeilloggers of 270
haringschepen, tegen in 1928 58 stoom
schepen, 3 motorbooten, 152 motorloggers
en 65 zeilloggers of 278 haringschepen.
De vangcapaciteit van de Nederlandsche
haringvloot was dit jaar grooter dan in 1928.
Aan de hand van de gedurende de jaren
1923 tot en met 1928 met stoom-, motor- en
zeilloggers verkregen vangslcijfers slaat de
vangcapaciteit van een zeillogger tot die
van een motor- en sloomlogger ongeveer in
verhouding als 1 1,72 2,7. De vangca-
pacileit van de Nederlandsche haringvloot
van 1928 staat dus tot die van 1^29, wan
neer een motorboot gelijk wordt gesteld met
een stoomlogger, als 7 7,4.
Wanneer wij de vangsten van de 25 nog
in het Engelsche Kanaal visschende stoom-
loggers op 7400 kantjes begrooten. komen
wij tot een totale vangst van 768,916 kan
tjes met een opbrengst van ongeveer
f. 13.456,000 of f 17.50 per kantje.
De gemiddelde vangsten balroegen dit
jaar van een stoomlogger ongeveer 3992
kantjes, besomming pl.rn. f. 69.860, van een
motorboot ongeveer 3894 kantjes, besom
ming pl.m f. 68,145. van een motorlogger
ongeveer 2560 kantjes, besomming pl.m.
f 44,800, van een zeillogger ongeveer 1375
kantjes, besomming pl.m. f. 24,062.
In 1928 bedroegen de gemiddelde vang
sten en besommingen van een stoomlogger
3672 kantjes, besomming f. 55.080; van een
motorboot 3810 kantjes, besomming f57.150;
van een motorlogger 2589 kantjes, besom
ming f. 38,835; van een zeillogger 1518
kantjes, besomming f 22.770. De totale
aanvoer bedroeg in 1928 716.572 kantjes,
waarvan de gezamenlijke opbrengst onge
veer f. 10.748,580, of gemiddeld f- 15 per
kantje bedroeg. De genoemde prijzen zijn
bruto.
Aan de beugvisscherij hebben dit jaar
deelgenomen: 19 Vlaardingsche stoombeu-
gers. welke 243 reizen hebben gemaakt en
f. 168.691 besomden aan versche visch.
terwijl 8483 kantjes kolharing en 41 tonnen
zoutevisch werden aangebracht, tegen in
1928 door 22 sloombeugers in 233 reizen
f. 250.728. aan versche visch. 6185 kantjes
kolharing en 347 tonnen zoutevisch.
Van de Scheveningsche. Katwijksche en
Vlaardingsche vloot hebben dit jaar aan de
treilvisscherij deelgenomen:
van Scheveningen 70 motorloggers (in
clusief 1 motorlogger van Zoutkamp) welke
in 1089 reizen f. 780.230 besomden aan
versche visch. legen verleden jaar 9 zeil
loggers in 137 reizen f. 65 308, en 36 motor-
leggers in 391 reizen f. 292,678;
van Katwijk 38 motorloggers (incl. 1 mo
torlogger van Noordwijk, welke in den loop
van de teelt een Katwijksch merk en num
mer heeft gekregen) welke 174 reizen deden
en daarmee aan versche visch besomden
f. 589.353, en 10 zeilloggers in 101 reizen
1.33.179, tegen verleden jaar 37 zeilloggers
in 557 reizen f. 262.893. 16 motorloggers in
207 reizen f. 168.352, en 1 stoomdrifter in
14 reizen f. 32,272;
Van Vlaardingen 3 sloomtreilers in 61
reizen f. 32,272; en 5 motorloggers in 62
reizen f. 114.535. en 5 motorloggers in 62
stoomtreilers in 47 reizen f. 101.328, en 1
motorlogger in 15 reizen f. 10.067.
BESTUDEERING VAN HET
DISTRIBUTIE-STELSEL.
Een commissie ingesteld.
Door de Middenstandsbonden in ons land
is in samenwerking met de heeren M. Krop-
veld en J. K. Citroen, een commisie inge
steld lot bestudeering van het distributie
stelsel.
Deze commissie van voorlichting en ad
vies bestaal uit de heeren J. van Altena
Czn lid van de Kamer van Koophandel
en Fabrieken te Amsterdam; S K. Citroen,
bestuurslid der 's-Gravenhaagsche Winke
liersvereniging te 's-Gravenhage; mr H.
Edersheim te Rijswijk; M. Kropveld. voor
zitter van de afdeeling Kleinbedrijf van de
Haagsche Kamer van Koophandel en Fabrie
ken te Haarlem; J. C. van Neerven accoun
tant te Eindhoven; mr. A J. Romijn, voor-
ziter van de Leidsche vereeniging van den
handeldrijvenden en industrieelen Midden
stand te Leiden, dr. E J Tobi te 's-Gra
venhage en Dr. C. Visser, secretaris van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Delft.
De commissie zal haar onderzoek ver
richten op kosten van voormeld instituut.
De installatie-vergadering is op 16 Januari.
DE HEER A. W. GROOTE
GEHULDIGD.
Bij zijn zeventigsten verjaardag.
Gisteren is de heer A. W. Groote te
Amsterdam gehuldigd ter gelegenheid van
zijn zeventigsten verjaardag.
Namens het huldigingscomité sprak de
heer W. Drees, wethouder van 's-Graven
hage, die het Nederlandsch Alphabetisch
Kortschrift van den heer Groote een werk
van beteekenis noemde, waarvan duizenden
voordeel hebben gehad.
Spr. bood den jarige enkele huishoude-
Hij zat in een gemakkelijken stoel bij
het vuur; hij was alleen in de kamer. Een
enkel schemerlampje brandde op den
schoorsteenmantel; de rest van de kamer
lag in halfdonker. Hij nam een sigaar en
&tak die aan, langzaam, met welgevallen,
als iemand die den tijd had en zich tevre
den gevoelde.
Ja, tijd hè,d hij, nu, vanavond, voor
eenige uren. Oudejaarsavond is een avond,
waarin men ophoudt met werken en, daar
het een lange avond is, wanneer men Oud
iri Nieuw wil vieren, schijnt het alsof meo
uren en uren vóór zich heeft.. En tevreden
was hij ook, meer dan dat; hij voelde zich
gelukkig. In de Oudejaarsavondpreek, die
vroeg was geëindigd, had de dominee iets
gezegd, dat hem getroffen had, omdat het
la een mooi beeld precies weergaf wat hij
?oms, of liever, wat hij zoo vaak dacht. De
dominee had het gehad over het vinden
van het geluk in eigen huis en toen een
Tersje aangehaald van een Zweedscben
dichter, dat, vertaald, hierop neerkwam:
Boven 't eigen dierbaar huis
Stralen toch de mooiste sterren.
Ja. dat was zoo, dat was volkomen waar.
,1e kunt zoo iets zelf niet zoo precies en
z°o kort zeggen, maar dat kunnen de dich
ts wel en deze Zweed had gelijk, vol
umen gelijk. Boven 't eigen dierbaar
"Jjis stralen toch de mooiste sterren..."
.pc dominee was toch zoo drommels be-
'ezen...
.Hij strekt zijn beenen nog eens uit, liet
wat dieper in den stoel zakken. Lek
ker, die sigaarNog een cadeautje van
Sint-NicolaasOver een half uurtje zal
het belletje voor de thee wel gaandan
begint de gezelligheid van den laatsten
avond van het jaar, eeTst tusschen zijn
vrouw en hem alleen en dan later, tegen
twaalf uur, met de getrouwde kindereü er
bij, die nu met de schoonouders mee ge
gaan zijn. Zijn vrouw zorgt nog even voor
het soupeetje...
Ja, ja, „boven 't eigen dierbaar huis..."
Dat had hij ook niet altijd kunnen zeg
gen. Een eigen huis..., en wat voor een!
En dan een verduiveld lekkere sigaar;
dat merk moet ik onthouden! de rest...l
't Was hem goed gegaan in de wereld.
Maar 't was niet aJtijd zoo geweest. O nee,
hcelemaal niet. Hij heeft andere tijden ge
kend, tijden waarin hij den Sylvesteravond
niet zoo warm, zoo omgeven van goede
dingen, kon doorbrengen. Nu kon hij er
zoo kalm, zoo met een innerlijken glimlach
over spreken. Vroeger was hero dat onmo
gelijk; het leven was te moeilijk geweest
en scheen wel een ongest-uwde stroom, die
altijd, altijd maar door, zou voortgolven...
Nu een eigen huis, een eigen gezin en,
naar menschelijke berekening, een onbe
zorgde toekomst...
Hij sloot de oogen, niet om te 6lapen,
maar om zich te herinneren en te verge
lijken. Het was nu zoo behagelijk om hem
heen. Dat was de rechte stemming om
Oudejaarsavond in te vieren. Eén Oude
jaarsavond zal hij nooit vergeten: daar
aan kan hii nooit denken, zonder iets terug
te voelen van wat hem toen wedervoer.
Die was heel anders dan deze. Juist het
contrast maakt, dat hij er aan denken
moet. zooab hij er jaar in, jaar uit, aan
gedacht heeft, sedert hij zijn eigen huis,
zijn eigen dak, zijn eigen gezin heeft. Hoe
wel die andere 31e December al zoo lang
geleden is, is geen indruk er van verloren
gegaan. Hij ziet en weet en herdenkt alles
en nu, in zijn dankbaar geluk, kan hij het
zonder bitterheid doen. De mooiste sterren
immers... dat stemt dankbaar en mild.
In het halfdonker, waar hij warm zit,
gloeit de sigaar. Peinzend oveT het verle
den ziet hij weer het groote, sombere huis
in de voorstad, de huurkazerne, waar het
zoo vol was, zoo vol, zoo rumoerig en
zoo vuil. Beneden aan de deur hing een
ijzeren klopper: een hand, die een bal
vasthield. Op de kronkelende trap waren
hier en daar kleine nissen, waarin hij zich
menigmaal verborg, wanneer de concierge-
vrouw op of af zeulde. Het was beter haar
maar niet onder de oogen te komen, wamt
in een volkswijk, in zoo'n groot huis, woTdt
altijd genoeg kattekwaad bedreven om er
niet, te recht of ten onrechte, van beschul
digd te worden. Was ze niet dikwijls onver
wachts op hem af gesprongen:
„Jij. je hebt gisteren een ruit ingewor
pen. Ik heb het wel gezien!"
Of iets van dergelijken aard. En... nu
ja, ze had niet altijd ongelijk... Zelfs, toen
er eens brand was geweest op een boven
verdieping, had zij het hem kwalijk geno
men, dat hij zoo opgewonden was en dat
door een nijdigen draai om zijn ooren ge
toond Toen hij later zijn vader hielp bij
het rondbrengen en aanplakken van theater
affiches, was ze vriendelijker geworden, al
scheen ze hem nog niet heeleraaal te ver
trouwen en als achtte ze hem nog altijd
wel in staat een emmer met water om te
gooien of een hond van buiten mee te
nemen en de portierswachterswoning bin
nen te loodsen. Een kleine rakker van een
jongen, ja. dat was hij, dat was hij...
Maar die ééne Oudejaarsavond, ja, die
ééne, die was gruwelijk. De kinderen had
den allang begrepen, dat er wat ernstigs
dreigde. Al van 5 December was vader niet
meer aan het werk. De Kerstdagen waren
voorbijgegaan zonder dat er beterschap
gekomen was en op dien laatsten dag van
het jaar was het gebeurd, het vreeselijke.
En het was er in de kleine kamer zóó
droevig, zóó drukkend, dat hij, de oudste
jongen, de trappen was afgerend. Hij X^n
het er niet uithouden hij moest naar bui
ten, de straat op, frissche lucht hebben,
beweging om zioh zien. Maar juist toen hij
langs de portiersloge de huisdeur wilde be
reiken, greep een hand hem beet:
„Hoe gaat het met vader."
„Vader is dood!"
Hij hoort het zich nog zeggen. Vijandig
had hij het gezegd. Wat had ze er mee te
makenHij wou de straat op en hij rukte
zich los.
Toen hij terugkwam werd hij er binnen
geroepen, vriendelijk toegesproken. Ze had
den medelijden met hem gehad, dat wa«
duidelijk. En ze spTaken over wat hij nu
zou moeten doen Wist hij datl Hij had
geen gedachten, alleen maar ééne, en die
was vreeselijk.
Ja, zoo was het tóen geweest. Een
Oudejaarsavond om nooit te vergeten tot
in de kleinste bijzonderheden niet. En
eerst later had hij bemerkt, dat reeds
toen de weg was begonnen, die hem, na
jaTen en jaren, zou brengen tot het geluk
van n u. Daar, in die zoo gevreesde por
tiersloge was de eerste poging gedaan
en met succes bekroond om hem in een
ambacht onder te brengen, waar een jon
gen, die heel wat kattekwaad op zijn ge
weten had, de handen uit de mouwen kon
steken, aanpakken, werken, doorzetten,
vooruitkomen...
't Waren geen gemakkelijke jaren geweest
en het waren er ook niet weinige, maar ze
hadden hem verder gebracht dan hij ooit
had kunnen vermoeden. Hij was eigenlijk
precies als de man, waarover de dominee
van avond gepreekt had en opdien hij het
Zweedschc versje had toegepast, net als
Jacob, die arm over den Jordaan trok en
als een gezeten man terugkwam... „ge
zeten", de man in den stoel glimlacht even
als hij bedenkt wat een langen tijd Jacob
achter den rug en nog vóór zich had nu
ja, als een welgesteld, een nik man. ,,Tot
twee heiren geworden", had Jacob gezegd.
Zóó rijk, zoo'n Croesus was hij nu wel
niet, maar wat een onderscheid toch tus
schen dat sobere begin vat. toen en dei»
voorspoed van nu, tusschen dien lang voor
bijen Oudejaarsavond en dien van heden
De sigaar is uitgegaan. De man in der
stoel kijkt er naar, zonder haar opnieuw
aan te steken. Dan kijkt hij rond, om zich
heen, en strijkt de breede hand over zijn
voorhoofd Met een ruk staat hij on. Z<«-<
dadelijk gaan ze theedrinken Er moet lich:
zijn en vroolijkheid in de kamer, licht en
vroolijkheid in huis, want er is niets, wat
droevig zou stemmen. Herinneringen zijn
niet altijd blijde, herinneringen zijn niet
altijd opwekkend, maar hipr, hier. in dit
eigen huis met het eigen eezin en de
vreugde van samen leven en samen den
ken. hier ontsteken zij bij het naar voren
brengen van het contrast tusschen wat
was en is het licht, waarop de dominee
wees
Boven 't eigen dierbaar hufs.
Stralen toch de mooiste sterren.
En wie zou, met zulk een hemel boven
zich. niet dankbaar het Oude laar uit er
niet moedig het Nieuwe Jaar ingaan 7
A. J. B. B.