DE KLEINE MAN
Voor de Pasgeboren!
INGEZONDEN.
VOOR ONZE POSTZEGEL]
VERZAMELAARS.
FEUILLETON.
De geheimzinnige voetstappen
T—
naren van het valuta-departement terecht
gesteld zijn?"
Larsons begreep, dat hij onverstandig ge
handeld had door de benoeming aan te ne
men en hij verzocht Sokoljnikow om een
andere betrekking, daar tot directeur van
zulk een belangrijk departement een com
munist benoemd moest worden. Sokoljni
kow was het hiermee eens en benoemde
Larsons tot onder-directeur.
Larson9 stuitte reeds dadelijk op de vij
andschap van zijn communistische onder
geschikten Hij stond toen aan het hoofd
van de Munt en den Goschran (de rijksin
stelling tol beheer van de inbeslaggenomen
kostbaarheden), in de kelders waarvan al
hel goud, zilver en al de platina zich be
vond, alle juweelen, paarlen enz., die de
sovjet-overheid in de huizen der bezittende
klasse in beslag had genomen Hij moest
ook toezicht uitoefenen op het beheer van
de kostbaarheden, die in de kloosters en
kerken gerequireerd waren. Bovendien
stond hij aan het hoofd van de instelling,
die deze kostbaarheden aan het buiten
land moest verkoopen. Een groot gedeelte
van de overeenkomsten met de buitenland-
sche kapitalisten (o.a. met Hollanders), die
kochten, dragen zijn handleekening
Tot zijn verbazing bemerkte Larson9 al
dadelijk, dat de communisten, die verant
woordelijke posities in den Goschran be
kleedden, als vandalen handelden, dat voor
werpen, die een groote historische en religi
euze waarde hadden, vernietigd werden, of
schoon zij, tot goud en zilver on.gesmolten,
zeer weinig konden opbrengen Hij verbood
toen zulke wandaden te verrichten De chef
van den Goschran, zijn onmiddellijke on
dergeschikte, een communist, lachte hem
echter uit en zei, dat hij er niet aan dacht,
rekening te houden met de wenschen en
bevelen van Larsons. Larsons wendde zich
tot Sokoljnikow, maar deze raadde hem aan
het niet lot een conflict met dien commu
nist te laten komen, daar dit anders voor
Larsons zeer onaangename resultaten zou
kunnen hebben. Dat was de eerste van een
rij botsingen tusschen Larsons en de com
munistische vandalen en telkens moest hij
toegeven, omdat hij geen commtoiist was.
Elke communist achtte zich ho^g boven
Larsons verheven en vond het mogelijk
hem bij elk conflict met de Tsje-Ka te drei
gen. Zelfs Krasin. de meest beschaafde
man onder de bolsjewiki, zei eens tegen
Larsons (hel gesprek vond plaats te Lon
den, waarheen Krassin Larsons had laten
overkomen): „Voor zoo iets moest men u
doodschieten". Larsons kon Krasin de on
gegrondheid van diens meening aantoonen
en zei daarna:
,,En hoe staal het met mijn terechtstel
ling?"
..Spreek toch geen onzinl" zei Krasin.
„Het is, helaas, geen onzin", antwoordde
Larsons. „Indien ons gesprek plaats had
gevonden niet te Londen(, maar te Mos
kou, dan zou het op een andere wijze heb
ben kunnen eindigen".
Larsons vertelt, hoe de bolsjewiki. in
strijd met zijn raad en hel gezond verstand,
de dolste dingen deden, hoe zij het zoover
wisten te brengen, dat de prijs van de pla
tina daalde beneden den kostprijs, zoodat
de winning van dat metaal verlies oplever
de enz. De beschikbare ruimte is, helaas te
klein om al die buitengewoon interessante
dingen na te vertellen. Wij moeten dus
den lezer naar het boek van Larsons ver
wijzen.
Larsons hield zich afzijdig van de poli
tiek en gedroeg zich te lifoskou zoo voor
zichtig al9 maar eenigszins mogelijk was
Bij elke botsing met communisten gaf hij
steeds toe. En toen kreeg hij reed9 eenige
maanden na zijn komst naar Moskou een
„waarschuwing". In December 1923 gaf de
volkscommissaris van financiën hem op
dracht naar het buitenland te gaan om er
De chef van de G.P.Oe. weigerde ecmer
hem een pas te geven. En zelfs de regee
ring was machteloos tegenover het besluit
van de G.P.Oe. en moest afzien van de reis
van Larsons naar het buitenland. Eenige
maanden later werd de vrouw van Larsons
ernstig ziek. Opnieuw weigerde de G.P.Oe.
hem verlof te geven het land te verlaten.
Ten einde raad besloot Larsons zich te
wenden tot Menzjinsky, den chef van de
G.P.Oe. Met veel moeite is het hem gelukt
van Menzjinsky verlof te krijgen voor 10
dagen naar Berlijn te gaan om zijn zieke
vrouw te bezoeken
Zeer interessant is het volgende geval. In
September 1924 toefde Larsons te Amster
dam en had in de Nederlandsche hoofdstad
een gesprek met Wolin, den chef van of
valuta-afdeeling van het volkscommissariaat
van financiën. Het gesprek was openhartig.
Wolin zei het volgende:
„U ziet den toestand verkeerd in. Ik zal
u eerlijk zeggen, dat ik geen cent voor uw
leven zou geven. Hoe gewetensvol u ook
handelt, geen lid der partij zal gélooven, dat
u de belangen van de communistische partij
en van den sovjet-staat eerlijk behartigt U
hebt te Moskou geen enkelen invloedrijken
vriend, die voor u zou willen en kunnen op
komen U verkoopt platina, sluit millioencn.
contracten af. U bent buitenlander en partij
loos. Indien in uwe handelingen iets ont
dekt wordt, dat tegen u pleit, dan bent u
een kind des doods. U mag gerust nu al
uw testament maken."
„Maar er is niet de minste aanleiding
lot verdenkingen."
„Doe toch niet zoo naïef I U hebt immers
zelf gezien, hoe moeilijk het was voor u
verlof te krijgen om het land te verlaten.
Het is u twee keer gelukt Sovjet-Rusland
heelhuids te verlaten Bent u werkelijk over
tuigd, dat dit u ook voor de derde maal zou
lukken? Een dierentemmer legt hondera
maal zijn hoofd in den muil van den leeuw,
maar tenslotte wordt hij door den leeuw
verscheurd."
Toen vroeg Larsons, wat Wolin over zijn
eigen veiligheid dacht. Wolin antwoordde,
dat hij niets te vreezen had, omdat hij
onder de leiders der partij veel vrienden
had, die hem zouden beschermen. De
G.P.Oe weet dat, zei hij, en zal mij niets
doen. Wolin was zeker van zijn eigen vei
ligheid. 5 Mei 1926 werd hij echter samen
met Sjepelewsky en Rabinowitsj in den
kelder van de G.P.Oe doodgeschoten.
Larsons, die weigerde naar Rusland terug
te keeren, is in leven gebleven.
Dr. BORIS RAPTSCHINSKY
RECLAME.
SUCCESLIED van LOUIS DAVIDS
IS ER WEER. 9366
L. VAN GEELEN - Haarl.straat 55
t.o. City-Theater. - TEL. 5S3.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Copie van al of niet geplaatste stukken
wordt niet teruggegeven.
WAAR EN HOE.
Blijkens de nu reeds ten tweeden male
verdaagde raadsbesprekingen der vraag:
waar en hoe moet ons stadhuis herbouwd
worden, bestaat er te dien aanzien aller
minst overeenstemming. En toch ligt de op
lossing, gezien de vaststaande punten en de
verschillende desiderata vrijwel voor de
hand en de verslagen der betreffende raads
zittingen maken dit duidelijk, althans doen
die zonneklaar zien, welken kant het niet
uit moet.
Als vaststaand punt hebben wij, dat cr
op de plaats, waar eertijds ons stadhuis
prijkte, een stuk gronds braak ligt van zeer
ongelijke afmetingen. Wethouder Splinter
sprak van „grillige vormen".
Die grillige vormen zal men, wil men ook
van binnen een behoorlijke indeeling krij
gen, door bijtrekking van aanliggende gronl-
slukken moeten gelijk maken. Dit zal tot
onteigening moeten leiden met groote kosten,
waarop wethouder Goslinga met zijn kosten-
becijfering niet gerekend heeft.
Vast staat voorts dat het meerendeel der
Leidenaars en oud-Leidenaars, benevens de
kunstminnaars builen de gemeente het in
ons stadsbeeld zoo vastgegroeide stadhuis
monument niet missen wil en om behoud
van den ouden gevel schreit. Is echter een
naar de eischen van onzen tijd in te richten
stadhuis achter dien gevel mogelijk?
Gelijk reeds werd opgemerkt, zal hiervoor
allereerst onteigening noodig blijken. De be-
noodigde ruimte en een afgerond geheel js
aldus wel te verkrijgen. Maar al9 men
nu de zalen-kamer9-en-gangen-blokkendoos
achter den ouden gevel gaat passen, komt"
men al aanstonds voor den ingangpuzzle te
staan Moeten we weer op de eerste verdie
ping binnenkomen en moet aldus het stad
huis weer een doolhof worden? Of heeft men
zich den hoofdingang gedacht onder het bor
des of waar vroeger het politiebureau was?
Is niet een allereerste eisch voor een derge
lijk groot gebouw, dat men het binnentreedt
in een ruimte, van waaruit alles verder
direct te bereiken is? Dit is achter den
ouden gevel niet te scheppen.
Ik hoor al fluisteren: „de oude voorgevel
wordt maar een looze, de echte voorgevel
moet aan den Vischmarktkant komen". En
dat zou dan piëteit heelenü Als de oude
gevel slechts een soort decor moet worden^
laten we het dan van papier-stuc doen fa-
briceeren, dan kan het in het reisseizoen en
op feestdagen voorgezel worden en 's winters
opgeborgen en bijgeschilderd.
Neen, wenschen weer anderen, aan de
Vischmarktzijde moet een winkelgalerij ko
men. Stel u voor bij een op den voorgevel
geïnspireerden bouw, een onderbouw van
moderne winkels met groote spiegelramen.
Overigens zou het een deftig gezicht zijn
voor den zetel van ons stadsbestuur en
•de vergaderplaats onzer vroede vaderen. Ik
zie al onder de raadszaal (laten we hopen in
den verkiezingstijd) groote plakbiljetlen of
lappen met* „Groote opruiming van oude
partijen".
Wordt uit al de verschillende wenschen
een 9tadhuis geboren dan komen we der
wereld ten spot te staan. Ieder rechtgeaard
Leidenaar zal dan ook bidden: voor zulk
een stadhuis bewaar ons Heer.
De Burgemeester in de jongste raadsver
gadering, zei het zoo juist: ..We moeten
krijgen een Leidsch stadhuis, een stadhuis
doordrongen van den Leidschen geest en
gemaakt naar on9 model geen confectie-
stadhuis".
Inderdaad zoo zal ons stadhuis moeten
worden
„Doordrongen van den Leidschen geest"
maar men bedenke, dat die geest niet is
blijven stilstaan, doch zich 9edert den bouw
van het oude stadhuis verder en breeder
heeft ontwikkeld en dus niet tot uiting
komt in een nabootsing van het oude,
„gemaakt naar ons model", maar niemand
zal ontkennen, dat ons model een geheel
ander is dan dat van onze voorvaderen
„geen confectiesladhuis" inderdaad
geen confectie, maar dan ook zeer zeker
geen maskeradepak.
Uit alles blijkt, dat een uitbreidende her
bouw met behoud van den ouden gevel een
veelslachtig onding zou geven, waarover
onze voorvaderen zich zouden ergeren en
waarom onze nazaat zou lachen.
Rest ons slechts een modern stadhuis, dal
vrij dient te staan en dus op een geheel
andere plaats moet komen.
Maar wat dan met de oude plaats en met
den ouden gevel, die ons zoo lief was?
Daarvoor is een oplossing te vinden, die
iedereen bevredigen kan. De terreinen aan
den Vischmarkt worden verkocht voor win
kelbouw. We krijgen,,zoo nog wat meeT geld
voor den stadhuisbouw. Het overschietende
terrein biede men aan het Rijk aan voor
een Ethnografisch museum, wat broednoodig
is om onze wereldberoemde verzamelingen
toonbaar te maken en stelle daarbij o m.
de voorwaarde, dat dit den ouden stadhuis
gevel krijge.
Aldus zouden alle verlangens voldaan zijn.
Een modern stadhuis, het stadhuismonu
ment herleefd, winkels aan den Vischmarkt
en op den koop toe- de extra-attractie van
een mooi museum. A.
Geachte Redactie.
De stadhuisbouw heeft de gemoederen
in den Gemeenteraad heftig in beweging
gebracht en als objectief beoordeelaar,
komt het mij voor, dat ct voor dc gemeen
teraadsleden hiervoor wel eenige aanlei
ding be-stond.
Indien men de verdediging, en in het
bijzonder die van den wethouder nagaat,
maakte deze wel een ietwat zwakken in
druk, vooral in den aanvang met de ver
klaring, dat dit de moeilijkste periode i&.
welke hij in zijn functie meemaakt. Aan
te nemen is zulks, want juist in tijden v.-i-n
(moeilijkheden, blijkt eerst erf de juiste man
op de juiste plaats is en opgewassen nm
de bindernissen, welke zich voordoen, '43
overwinnen
Dat verder in deze de geheele burgerij
achter B. en W. sta-at, deze veronderstel
ling lijkt mij wel al te naief en wanneer
men zijd oor te hooren logt, dan is de
indruk wel eens anders.
Ook de bemerking des heeren Dudok,
dat hij een meervoudige opdracht niet zou
ambieeren, komt mij voor niet vrij te zijn
van de noodige arrogantie, en zullen B. en
W. zich toch zeker niet dóór zoo'n dreige
ment laten beïnvloeden.
Een opdracht toch als deze is vereerend
en menig architect zou daarmede ingeno
men wezen en de eer met een dergelijke
opdracht te kunnen inoogsteo wordt nog
verhoogd, indien uit een meervoudige op
dracht de zijne als de beste wordt aange
merkt.
Van enkelvoudige opdracht, in de juiste
zin van het woord, is al geen sprake meer,
waar een architect een plan moet ontwer
pen voor den bouw, inolusief den ouden
gevel en tevens een ontwerp voor den
bouw, zonder dien gevel. Nu moet bij zijn
heele wezen geven aan een zeker plan en
tevens aan een ander ontwerp en boe kan
het nu mogelijk zijn, dat een en dezelfde
mensch, zijn volle energie, zijn geheele
wezen en ziel legt in twee verschillende
plannen 1
Juist nu B. en W. reeds van bet eerste
plan zijn afgestapt kunnen gevoegelijk
meerdere bouwkundigen hun beste krach
ten wijden aan een ontwerp. Laat de heer
Dudok meedoen aan een der plannen b.v.
dat met behoud van den ouden gevel, een
tweede architect aan een plan, zonder die
gevel en een derde aan een plan, geheel
los van beide vorigen, dus op een wille
keurige plaats, bierdoor verschaft men een
prikkel, dat alle drie geven, bet beste wat
zij kunnen en bestaat welbewust concur
rentie en dat kan niet anders dan bet te
bouwen nieuwe stadhuis ten goede komen;
dan kunnen later deskundigen uitmaken,
welk. ontwerp voor Leiden bet beste is en
Leiden heeft dan weer de kans een bouw
werk te krijgen, niet alleen de traditie,
maar mogeJijk ook in latere jaren de histo
rie waardig.
Daar moet het been en bet contact, ove
rigens van secondaire beteekenis, kan met
den bouwmeester toch wel gevonden wor
den; bet zou zelfs uit den booze zijn, een
al te groot contact te hebben met iemand,
die toch ondergeschikt moet blijven aan
de wenschen en verlangens van B. en W.
Met beleefden dank voor de plaatsing.
Hoogachtend,
H. L. A. VAN DER HORST.
DE WERKTIJDEN
IN KAPPERSSALONS.
Geachte heer Redacteur.
Gaarne zou ik een kleine plaatsruimte in
uw blad verzoeken, waarvoor bij voor
baat mijn hartelijken dank.
Naar aanleiding van het ingezonden stnk
van den heer v. B. zou ik de volgende op
merking willen maken.
Het is juist, dat deze vergadering was
uitgeschreven door de Leidsche Kappers-
club ,,Hulp en Vriendschap", echter zoo
als onze geplaatste advertenties luidden
vóór alle kapperspatroons en patronessen
uit Leiden zoowel als omstreken en met
speciaal voor de leden van bovengenoemde
club.
Het is volgens mij niet juist dat als er
48 Leidsche kappers aanwezig .waren, dit
maar een vierde der hier gevestigde kap
pers zou wezen, want dat er in Leiden
veel kappers zijn is mij bekend, maar zoo
veel toch zeker niet.
Wat 'betreft het controleeren of er al
dan niet op de salon gewerkt wordt, dit
zal niet bezwaarlijker doch eerder mak
kelijker worden aangezien controle toch
noodig zal zijn om te constateeren of er
door personeel wordt gewerkt, e>n of dit op
het tijdstip der contTole mag of niet.
Wat betreft de adhaesie-betuiging aan
elke poging tot winkelsluiting wordt door
de bondsafdeeling deze alleen onthouden
als de actie uitgaat van de L.K.C.H. en V.
De zeven minuten spreektijd zijn geble
ken ruim voldoende te zijn geweest, daar
de zes sprekers nog geen kwartier tsil
men noodig haddentoen dan ook het v
stel in stemming werd gebracht, werd
met 37 van de 48 uit te brengen stemm
aangenomen.
Ter geruststelling nog dit: onder de
derteekenaren zijn alle mogelijke collegJ
zoowel met als zonder winkel; van kleinU
groot, club zoowel als ongeorganiseerd
maar ook leden uwer afdeeling, zoodat 1
wel verwacht, dat het voorstel der L*ij
sche kappers zal worden aangenomen
meer waar ditzelfde voorstel door colW
uit omliggende plaatsen zonder veranderi
wordt overgenomen om aan den raad hd
ner gemeente voor wettelijke vaststellij
te worden voorgelegd.
Namens de Leidsche Kappers?]!
„Hulp en Vriendschap",
F. J. CORNlELISSE, voorj
RECLAME.
met liet teere huidje is Genius WondbalsJ
het beste. Gebruikt ze ook voor ouderf
telkens komt ze van pas. Genius Wondt!
sem, dat helpt tenminste. 25 50 ets. sj
Correspondentie betreflende deze rnbri
gelieve men. liefst met bewijsstukken
zenden aan de redactie onder motto
zegelrubriek".
Zooals ik in mijn vorig artikel sclm,
werden de eerste postzegels, naar ontirj
van Sir Rowland Ilill, uitgegeven in 'tj
1840 in Engeland. Daarin liet ik ook zid
welke vlucht de verzending van
(brieven en briefkaarten) binnen 10 ju
had bereikt. En zoo bleel het ook niet uilJ
er weldra verzamelaars kwamen, die del
bruikie zegels gingen bewaren. Maar dril
toenmaals, zooals helaas nu nog gtxhf
menschen zijn die van dat verzamj
weinig nut hadden, blijkt uit het votgeu
In de „Times" van September 1841,!
een jaar na de verschijning van het t>,
zegel, konden wij de volgende adverte:
lozen:
„Verzoek om postzegels".
„Een jonge man, die gaarne l
slaapkamer met gebruikte poslzejj
zou willen behangen, bracht
dank zij de welwillendheid
vrienden, bereids tot 16.000 sluq
daar dit aantal echter nog niet rt
doende is, richt hij tot sympaliisi
rende personen het verzoek, door lij
zending van pi^tzegels te willen
dragen tot de verwezenlijking t
zijn voornemens."
Voor hoeveel waarde, en welke poin
zijn er op deze wijze teloor gegaan. II
zoo hoor ik u al zeggen, dat gebeurde li
maar tegenwoordig doen ze dat toch i
meer.
Gij. vergist u ,als ge denkt dat het le;d
woondig niet meer geschiedt. Ik weet'I
dat er tegenwoordig veel schilderijen, njl
hakjes; lheeschermpje9, enz. gemaakt «I
den van beschadigde zegels, maar ook «J
ik, dat voor eenige jaren terug, in 1927,4
een huisvlijttenloonstelling een kaart *1
Europa stond, heel netjes in een lijst, vofl
huisvlijt een prachtstuk werk. maar vol
ens verzamelaars een doorn in.het oog: il
mers, vindt u het geen zonde, als da
26.000 zegels, ter waarde van ongeveer 12|
gulden, netjes aan kleine stukjes gek™
achter glas prijken. En van huisvlijt ge1,nf
ken, zou het dan niet vee! mooier rijn I
weèsl, als al die kostbare zegels, heel nell
in een album waren geplakt, en al? J
maker van dat kunstwerk de huisrJ
had beoefend, zooals wij verzamelaars i
doen, door onze vrije uren productie!
maken met alweeken, opplakken, landj
meten, of andere philatelisfische-werkzaal^
heden!
Gij vergist u, als gij denkt dat hel ItTj
woordig niet meer geschiedt, maar v
enkele maanden terug vinden wij in
weekblad „De Lach" een afbeelding
Geautoriseerde vertaling uil het Engelsch
van Mevrouw Belloc Lowndes,
door Oswaldi.
48)
HOOFDSTUK XXIII.
„Een vrouw van opvoeding en verstand".
..Ik begrijp, dat ik nu weg moet niet
heel lang, maar een paar wekenI Je gaal
toch mee, hè, Addie?"
Eva Raydon zat gehurkt bij den haard,
iets wat Adelaide Strain haar te' voren nooit
had zien doen. Zij zag er moe en afgetobd
uit en op haar gelaat lag nog die uitdruk
king van verbijstering en verwarring, die
zich al geloond had, toen zij was terugge
komen, een uur geleden, na een pijniging
van vier uren in Scotland Yard. Nog vóór
haar vriendin haar vraag kon beantwoorden,
was haar herinnering teruggebeld naar
alles wal haar dien dag gebeurd was.
„Ik begrijp maar niet, waarom ze zooveel
van onze' geldzaken moesten weten",
klaagde ze. ,,Ze waren al zooveel te weten
gekomen. Ik stond verbaasd over alles wal
zij al wisten! Hoe kan iemand ter wereld er
aan denken, dat Birtley zichzelf het leven
had willen benemen! Bovendien waren al
zijn zaken volkomen in orde en, al sprak hij
cr steeds over, zijn debet op zijn bank maar
heel klein niet meer dan ongeveer negen
tig pondl Maar och, Addie, hel was zoo vree-
selijkl Ze vroegen me ook nog van alles over
die kibbelpartij van ons je' weet wel? Op
dien dag dat hij vroeg thuiskwam, dat Ma
dame Domino dien naren man bii hem had
gezonden, voor mijn rekening? Natuurlijk
heb ik eerlijk verklaard, dat wij het vol
komen hebben bijgelegd.er kwam
een blosje op haar wangen „dat we e'en
soort van verzoeningsdiner en nog een
dansje hadden in Londen, dienzelfden
avond. Maar ik kon zien, dat ze me niet
heelemaal geloofden".
„Dat hadden ze wèl moeten doen"
sprak Adelaide Strain zacht.
Zij keek haar vriendin niet aan. Zij
staarde in het vuur.
„Ik heb vroeger nooit gemerkt, dat een
man een ijzigen alkeer van me had. Zelfs
mijnheer Buck, op zijn ergst, was nooit zóó
als die man die ik vandaag heb ontmoet
en het wa9 zoo mal, want hij was door en
door een heer", eindigde zij kinderlijk.
Daarna vervolgde zij: „Natuurlijk weet ik
wel aan wie ik al die vreeselijke ellende en
narigheid te wijten heb".
„Je bedoelt zeker dc moeder van je man,
merkte de andere kalm op.
„Natuurlijk 1 Zij heeft ons altijd gehaat. Ze
heeft nooit geloofd, dat ik heel veel van
Birtley hield. Toch is de hemel mijn getuige,
dat ik dol op hem was", en de tranen
begonnen weer uit haar vermoeide oogen te
parelen.
„Als zij werkelijk van Birtley hield, en ik
geloof, dal zij dat op haar manier deed, had
zij mij. zijn vrouw, nooit de diepe beleedi-
ging moeten aandoen, te zeggen, dat ze niet
op de begrafenis zou komen, als ik er ook
was! Dat heeft mijnheer Buck me verteld.
Maar ik geloof, dat zij toen al wist, dat er
dien dag in 't geheel geen begrafenis zou
zijn".
Hierop gaf Adelaide Strain geen ant
woord, hoewel zij niet geloofde dat 't zoo
was. In plaats van op de zaak door te' gaan,
zei ze langzaam: „Mijnheer Buck is heel
vriendelijk en voorkomend, Eva. Hij zei me,
dat ik kon telefoneeren op elk uur, dat je
hem mocht willen spreken. Hij gaf me zelfs
zijn telefoon-nummer van zijn huis op.
„Dat verwondert me meer. dan ik je zeg
gen kan!" Er speelde een flauw glimlachje
om Eva's welgevormd mondje.
„Ik zou wel naar Frankrijk willen zei
Eva eensklaps. „Het i9 toch mal, dat ik
nooit naar het buitenland ben geweest, niet?
Weet je wat we konden doen, Addie? We
konden aanstaanden Zaterdag naar Dover
lijden en dan met de auto oversteken om
een tocht naar de slagvelden te maken! Ik
heb er altijd naar verlangd, hel graf van
Bobbie te zien".
„Bobbie?" kwam het als een echo, ver
wonderd.
„Ja zeker. Je herinnert je toch dat mijn
eerste man Bobbie heette? Robert Filsroy
Halnaker een grappige naam, niet? Ik
he'b twee of drie brieven gekregen betref
lende zijn graf, nadat ik opnieuw getrouwd
was, maar ik heb ze altijd voor Birtley weg
gehouden. Die arme Birtley. Zijn moeder
heeft bewerkt ik weet het niet dat hij
nooit is opgeroepen!"
Mevrouw Strain bleef zwijgen. Zij luister
de. Sedert den dag van Birtley Raydon's
verstoorde begrafenis luisterde zij steeds,
luisterde zij naar het geluid van het hek als
dat zou worden geopend om binnen te
laten
„Nu, wat dunkt je van een uit9tapjje naar
Frankrijk, Addie?"
„Ik zou heel graag willen."
Het drong nu tot haar door, dat Eva met
geen enkel woord in herinnering had ge
bracht, dat zij. Adelaide Strain óók een oor
logsgraf had dat van den echtgenoot dien
zij oprecht had liefgehad en aan wien zij
nog dikwijls dacht met'een hart vol droe
fenis.
„Ik ken een dame, die verleden jaar een
tocht naar de slagvelden heeft gemaakt. Zij
logeerde hoofdzakelijk in een plaats die
Amiens heette, huurde daar een auto en zag
zoodoende ontzaglijk veell Ik moet je zeggen,
dal ik haar heusch benijdde. Daarna heeft
zij een week te Parijs doorgebracht."
Eva besloot, met iets van schuchterheid
in haar stem: „lk zou niet weten, waarom
wij ook niet een week naar Parijs konden
gaan. Jij spreekt vloeiend Fransch, niet
waar."
„Ik weet niet of het „vloeiend" is, maar
ja, ik 9preek Fransch" zei Adelaide lang
zaam. Zij zat nu weer in het vuur te staren.
Het was vreemd, neen erger, ten hoogste
verbazend, dat Eva niet het flauwste ver
moeden had van het gevaar, waarin zij
verkeerdeI De omstandigheid dat Jack Mint-
law geen persoonlijke aanraking met haar
had'gehad, sinds den dood van Birtley Ray-
don. moest haar toch op het spoor hebban
gebracht, dat er iets onheilspellends in de
lucht hing. En niet waar, daarop wees ook
het zonderlinge optreden van de oude me
vrouw Ravoon, bij haar kort bezoek aan
The Mill House, evenals haar houding
daarna
Eva had tweemaal aan haar schoonmoe
der geschreven, korte, waardige brieven, die
haar vriendin voor haar had opgesteld; maar
op geen der brieven had zij eenig antwoord
ontvangen, hoewel één ervan, om antwoord
vroeg, want hij betrof den laatsten wil van
den overledene.
Dokier Durham had dezer dagen weer&j
allervreemdst gedaan! Eva was waary
ziek geweest, toen zij den uilslag verrrl
van de lijkschouwing en Adelaide Strain 4
om den dokier getelefoneerd. Maar inpiaar
van zelf te komen, had hij een piepjonge!
dokter die soms, al? hij afwezig was. z|
praktijk waarnam, naaf mevrouw Bir J
Raydon gezonden. Het optreden van
vreemden dokter was inderdaad zonderlfl
héél zonderling geweest en kenmerkte z*j
door een mengeling van afkeer en yerr0\
welijkheid. waaraan .Eva's vriendin 7l(j
schromelijk had geërgerd, hoewel
niets van bemerkt scheen te hebben. En
gelegenheid van zijn tweede ochtendbezojj
had hij iels ongelooflijk buitengewoons rj
daan. Hij had zijn vrouw meegebracht n- i
The Mill House en zijn nieuwe patiènte 1
te!ijk genoopt, haar even Ie ontvang J
Iedereen in huis, behalve Eva zelf. jn
weten waarom! De doktersvrouw WI! 13j
dolgraag van nabij de persoon zien, di®
de heele wereld gelóófde, een moorde
was. .ni
En docr het gebrek aan fijn £®v0? 'J
haar man. den jeugdigen dokter, had z')4
wensch cr door gekregen!
De epnige. die. volgens het gev°e en
mevrouw Strain, zich behoorlijk P rl
had, was mr. Buck, de advocaat-nota
in haar welvarenden, gelukkigen 'J
van Eva moest hebben en sleed9 op
„afgegeven." v>-
Toen de dag van het onderzoek -
gesleld, was mevrouw Strain el^eIV Lpm
ring naar mijnheer Buck getrain; 0
i* -•„liiifP ai
vragen, haar vriendin hij deze plW T,
gelegenheid te willen vertegen'H
(Wordt vervolgd^