Y^
LEGKAART.
\i
é'-l
Hoe Fientje en Mientje
verstoppertje speelden.
Spelende Haasjes op hef Bleekveld.
ff'-
Ja, dat is een lastig geval! 'k Geloof niet,
dat de legkaart zoo heel moeilijk te leggen
is, maar., je moet er de kinderkrant voor
verknippen. En dat zullen jullie en ik
pokjammer vinden.
"Wie weet raad
Misschien ben je zoo gelukkig van den
een of ander een extra kinderblad te kun
nen krijgen. Je hebt misschien een familie
lid, kennis of buur, die een Kinderkrant ce
missen heeft en haar aan je wil afstaan,
zoodat je je eigen nummer bij de andere
bewaren kunt.
Dat zou een uitkomst zijn
Je begint «net het geheel op
te plakken. Daarna knip je de
de stukken secuur uit en leg ze
één geheel vormen, zoodat je
haasjes op het bleekveld vóór j
Is dit geen aardig wetkje 1
de armen, die in leerachtige handen ein
digden. Bah, wat een gewaarwording was
dat 1 Het was een aap, een aap, die een
ritje op mijn rug wilde maken. Stel je
eens even voor, wat een brutaliteit! Maar
ik was geen circushond] Dat zou ik dien
rakker dan toch eens eventjes aan zijn ver
stand brengen 1
Vóór Jim bij dien naam hoorde ik hem
later door zijn baas, den orgeldraaier, roe
pen er op verdacht was, rolde ik eeu«
met mijn rug over den grond. Dan zou hij
wel eieren voor zijn geld kiezen en naar
ccn gemakkelijker zitplaats uitkijken
Niets daarvan echter! Ik rolde en rolde
enJim en ik hingen als klitten aan
elkaar en waren één rollende massa.
Eindelijk botsten wc tegen een boom aan
en slaagde ik er in mijn tandeD in 'n hand
vaD den aap te zetten. Oogenblikkelijk liet
Jim me los, klom jn een lboo<m en keek
mij grijnzend aan.
Nu was het mij natuurlijk te min met
een aap, nog wel een orgeldraaiersaap, te
vechten en ik ging dus naar binnen.
Ik had het geluk den gevulden melksehó-
tel van Poes te vinden. Natuurlijk dronk ik
dien leeg. Dat er toevallig Poes op dert
schotel stond, zal wel een vergissing zijn
geweest
Heerlijk smaakte mij die melk en ik was
juist^n de stemming om een dutje te gaa*
doen. Op een stoel lag een stapel wit goed.
dat gestreken moest worden. Daar ko». vi
mij eens behaaglijk op uitstrekken. Nau
welijks was ik echter zoo ver, of mijn
vriendin Anna kwam er aan en joeg mij
«net een stok naar buiten.
Anna schijnt ziöh altijd van dergelijke
wapens te bedienen, als zij het niet alleen
afkan. Dat menschen sterk zijn, is heusch
verbeelding, maar ze zijn slim en weten
juist altijd zulke voorwerpen te vinden, die
ons pijn doen. Ook een kunst om met een
stok te slaan
Ik besloot maar de verstandigste te zijn
en mijn mand op te zoeken. Dat was ten
minste mijn gebied en ik werd er niet
gestoord I
Avonturen vermoeien op den duur en ik
wilde dus \an mijn welverdiende rust ge
nieten. Had jk geen gelijk 1 Wel te rusten!
liet was een saaie dag voor Mientje en
Tientje Poortman, 't Was een regendag
moet je weten, een regendag ia. het voor
jaar. Eerst was het, wel een paar weken
lang, mooi weer geweest. lederen dag scheen
het zonnetje zóó lekker, alsof het al zomer
was. Als Mientje en Fientje dan uit school
kwamen, zei moeder: „Spelen jullie nog
maar een poosje in den tuin, kinderen."
En dat deden ze natuurlijk graag. Tot
liet schemerig begon te worden, mochten ze
dan buiten blijven Maar dan kwam moe
der ze roepen. Eerst moesten ze dan eten
en dan naar bed. Fientje was pas acht eD
Mientje zes jaar oud, en daarom moesten
ze 's avonds klokslag zeven uur naar bed.
Hoewel Mientje en Fientje altijd zoo genoemd
werden, heetten ze toch eigenlijk anders.
Fientje heette Josephine en Mientje Wil-
lielmina. Maar dat waren zulke lange na
men, dal ze voor het gemak altijd maar
Fientje en Mientje genoemd werden.
Toen het zulk mooi weer was, wel twee
weken lang, had mevrouw Poortman tegen
Jansje, het dienstmeisje, gezegd: „Weet je
wat we doen gaan, Jans? We gaan aan den
schoonmaak beginnen."
„Best, mevrouw," had Jans gezegd, en
den volgenden dag was ze met boenders en
emmers, met zeep en met soda naar den
zolder getrokken, om daar de schoonmaak
te beginnen. Daarna kwamen de slaapka
mers en de logeerkamer aan de beurt. Er
was een groote mand vol met gordijnen en
kleeden cn spreien naar den bleeker ge
gaan, om gewasschen te worden. Die mand
was al weer teruggekomen ook. Moeder had
er al het keurig gestreken goed uitgehaald,
en nu stond de mand weer in den gang.
Maar Moeder en Jans hadden het er zoo
druk mee! Reeds den heelen middag waren
ze boven bezig, om die schoone gordijnen
weer op te hangen. En Mientje en Fientje
mochten niet boven komen
,,'t Is wel jammer," had Moeder gezegd,
„dat het nu vandaag op Woensdag, nu je
niet naar school hoeft, zoo hard regent, cn
M;
ht
eli
jullie dus niet in den tuin k
Maar dan moeten jullie je ma:
nen vermaken. Je hebt speelgot
kunt best een middag prettig s
Toen was moeder weer naai
gaan, om Jans te helpen. En ni
twee zusjes al van alles gespe
Eerst met het winkeltje. Fie
winkeljuffrouw en Mientje de
kocht allerlei lekkere dingen i
kei; koekjes en flikjes cn drop.
den ze met de poppen gespeel
maal hadden ze de poppen ui
kleed. Maar toen verveelde da
weer. Toen hadden ze het kei
den dag gehaald. Fientje was
weest en Mientje was Jans.
Jans moest voor moeder alh
klaarmaken, pudding en taar
lademelk. Maar ook daarvan ki
noeg. Je kunt toch niet den hel
ken en braden
Nu stond al het speelgoed vfl
huiskamer en de twee zusjes i
in den gang op de waschmand
„Wat zullen wij samen nu
spelen, Fientje?" vroeg Mientje.
„Ik weet het," riep Fientje
verstoppertje spelen. Eerst ga ik
en dan moet jij me opzoeken
jij wegkruipen en zal ik je zoel
..Goed," zei Mientje
Ze ging naar de keuken, wan
ze wachten tot Fientje klaar w
kruipen.
„Kom maar," riep Fientje
Mientje zocht eerst in de ganf
een groote kast waar ze graag i
Maar nu zat Fientje er toch n:
in de huiskamer gezocht. Ze ki
tafel, achter vaders grooten s
eens ze een stukje van Fi< la
onder den divan zag uitkome
ging voor den divan op den gr<
begon aan dat stukje schort
Lachend kwam Fientje nu te
Nu was het Mientjes beurt
kruipen Zij koos' het plekje a
grooten stoel. Maar het duurde
lang of Fientje had haar gev
zusjes vermaakten zich best
beurt kropen ze weg, terwijl de