JANTJE'S WORTfy
Als Jan later Vat
Er waren eens twee kleutertjes,
Twee echte kleine stroppen
Die wilden op een zeek-ren dag
Hun moedertje eens foppen
't Liep, 'k heb je dat nog niet verteld,
't Liep tegen 't etensuurtje
En zeg, die beide kleutertjes,
Verstopten zich in 't schuurtje!
Moes riep en zocht ze overal!
Zij keek dan daar, dan hierl
Die beide kleine kleutertjes,
Die hadden een plezier!
Ze waren als een muis zoo stil,
Maar riepen eind'lijk: „piep!"
Of Moeder, toen zij dat vernam.
Hard naar het schuurtje liep i
Nu, je begrijpt wel, Moes was boos,
't Was uit hoor met de pret,
Moes stopte beide kleutertjes
Voor straf heel gauw in bedl
R. WINKEL.
dames er wel van zeggen, al9 die de ko
ningin zoo luid hoorden lachen?" dacht hij.
Maar toen hij nu ook zelf de grappige ver
tooning zag, begon hij óók heel luid te
lachen. En zelfs de heeren uit het gevolg
en de hofdames kwamen aanloopen, en ook
zij lachten zóó vroolijk. alsof er geen hof
etiquette bestond En zoodra de koningin
haar gemaal en alle andoren zag, riep zij
schaterend:
„O, maar hebt ge ooit zoo iets grappigs
gezien!? Hebt ge ooit zoo iets kostelijks be
leefd. als die dansende varkens?"
„Neen. nooit, majesteit!" riepen allen.
,,Neen". zei ook de koning, „nooit heb ik
zoo iels beleefd. Nooit zag ik zoo iels grap
pigs! Maar ik heb ook nog nooit beleefd,
dat een arm. klein meisje iets kon doen.
dat nog geen sterveling heeft kunnen
doen
„Wat dan?" vroeg de koningin.
..Jou aan 'l lachen maken!" sprak vroo
lijk de koning „En ik wil dat kind. voor dit
groote geluk, ruim beloonen."
„Natuurlijk moet zij beloond worden," zei
de koningin. „Niet alleen om het groote
geluk, dal zij jou gaf, maar ook omdat zij
mij van de vreeselijke betoovering heeft
verlost Want nu, nu mag ik alles vertellen!
Luister: Op den dag. vóórdat je mij als je
vrouw uit het paleis mijner ouders kwam
halen, dwaalde ik voor 't laatst nog eens
in ons parit rond. en zette mij toen moege-
loopen, neer onder een ouden eik Terwijl
ïk daar zat, kroop er een griezelige pad
'langs mij heen, en omdat ik een afschuw
had van padden, trapte ik het dier dood.
Op eens riep mij toen een akelig-krijschen-
de stem toe: „Jou hartelooze prince waar
om moet jij een onschuldig dier dooden!
Ach. mijn lief padje, nu ben je dood!"
Verschrikt door die woorden, keek ik om
mij heen", vervolgde de koningin, ..doch zag
geen sterveling Maar toen ik opkeek, zag
ik. op één der lakken boven mijn hoofd,
een oud vrouwtje zitten, dat bezig was een
klein varkentje met eikels te voeren. Ze had
het dier in haar magere armen, alsof 't in
plaats van een varken, een kindje was, en
't rose snuitje van het dier vormde zulk
een tegenstelling met het tanige, gerimpel
de gezicht van het vrouwtje, dal ik. on
danks miin angst, luid begon te lachen.
Dit scheen het vrouwtje nog boozeT te
maken „Wat. moet jij nu ook mijn varkentje
uitlachen!" schreeuwde zij me toe. „Is het
nog niet erg genoeg, dat je mijn lief padji
hebt gedood? Maar ik zal je straffen, hoor!
En een straf zal het voor je zijn, als je niet
meer zult kunnen lachen. Ja, als anderen in
je nabijheid vroolijk zijn en lachen, zul jij
dit niet kunnen. Daardoor zul je dan be
droefd worden en zullen je oogen zich met
tranen vullen
„En zal ik dan nooit weer kunnen lachen?"
vroeg ik met angst.
„Neen. nooit meer!" schreeuwde het
vrouwtje.
„Maar 'k wist immers niet, dat het uw
pad was", zei ik.
„Wel, dat is dan je geluk," was hel ant
woord. „Dan zal ik ook je straf wat minder
zwaar maken. Kijk, het lachen om mijn var
ken heeft je den lach ontnomen, en het zal
dus alleen het varken zijn dat je weer eens
zal doen lachen Doch denk er echter wel
aan, dat je gedurende den tijd. dat je niet
kunt lachen, aan geen sterveling moogt
vertellen, wal je vandaag is overkomen.
Deedt je dit toch, dan zou je nooit meer
kbnnen lachen en bedroefd blijven tot aan
je dood!"
„En nu is gelukkig de straf voorbij", zoo
besloot de koningin.
„En daarom wil ik alles doen, om dat
kleine meisje het geluk te bezorgen, dat
haar toekomt Want ze is heel aim, geloof
ik Daarom wil ik haar meenemen naar het
paleis, en daar zal zij» hel beter hebben dan
tusschcn de varkens."
De koning vond dit plan best. Hij vroeg
het meisje, waar zij woonde en toen Malva
hem alles had verteld, liet hij nog denzelf
den dag de gierige tante bij zich komen.
Maar zoodra hij begon over Malva. en dat
hij en de koningin haar bij hen wilden hou
den. zei de booze vrouw- „O. neen, ik sta
Malva niet aan anderen af; de varkens zijn
nu juist aan haar gewend.
„Wel", zei toen de koning, „dan koop ik
het meisje met de varkens! En geloof me
je zult voor het geld, dat ik je er voor geef,
wel honderd nieuwe varkens kunnen koo-
peneen varkenshoedster er bij..*k
Bij dit voorstel stond de gierige vrouw
toen dadelijk Malva en de vroolijke var
kens af. Met een zak vol goudstukken ging
ze naar huis Maar gelukkig werd ze niet.
Dit werden alleen de koning, de koningin
en Malva, ja, zelfs de varkens, die het best
hadden in hun koninklijk varkenshok!
Maar nooit meer dansten zij weer een
rondedans, en dat hoefde nu ook niet meer!
(Sint Nicolaas-versje),
Nog één nachtje, dan komt
Weer de lieve, goede Sint
Met zijD stoomboot vol cade
Lekkers ook voor ieder kit aj
'k Wil zijn paardje graag wa
'k Heb een stukje brood be
Klontjes suiker en wat have?
Heb 'k al bij elkaar vergas
Maar het lekkerst is een woi
'k Spaar 'm werk*]ijk uit i
'k Leg hem in mijn eigen set
Bij den schoorsteen op dei
Zoo sprak Jantje, maar ons v
Kon den scihoen niet laten st
En is even maar, heel even
Aan het knabbelen gegaan.
Eerst een puntje, toen een stu
Nog een stukje, 't smaakte
Reeds verdween de grootste 1
Weldra volgde nog de rest!
's Morgens werd ons Jantje wal
En lie-p haastig naar zijn 6cl
Maar wat denk je, zag de jc
Bij den schoorsteen liggen t
Jn Bak met wortels! Heele gr
En er lag een briefje bij.
Jantje stapt' ermee naar Moe
Och, ons ventje was niets b
Moeder las nu: Beste Jant
Die zoo dol op wortels b
'ik Geef er je een heelen ba!
Kijk er maar eens onder,
Jantje keek en zag een spoort
O, wat was hij nu toch blij
Weet je, wat hij tegen Moedei
Fluisterende daarop zei
'k Heb zoo'n spijt, dat 'k nu
Voor Sint's paardje had
Nooit meer zal ik zelf opet
Wat 'k voor 't paardje het
door
C. E. DE LILLE HOGERE
In den schoorsteen loeit de st<
En de regen klettert neer.
Moeder! wat zal ik toch
Ik verveel me met dit v
Buiten loopen is verboden
Binnen leven maken 1
Zegt u, het zal Vader t
AJs ik met de kleintjes
Hè, als ik eens groot zal
En op mijn beurt Vade
Mogen al mijn kind'ren sto
In mijn huis, op straat c
'k Zal hen nooit, neen nooit
Alles mag van Vader J£
Want 't is gek! verba J
Daar houdt ieder 't meesli
Moeder, heusch, mijn kind_
Heel vroeg opstaan, laat i j|sl
Eiken dag heel lekker eten
En met d' auto uit; wat
Moeder lacht eens even, zeg:
Ik durf wedden, beste VÉ
Datals jij eeais groot r
Je precies als Vader bent!
Janbaas moet nu zelf ook ls<
Fluistert Moeder in het oor *i
'k Ben met Vader best te'
En ook met mijn Moesje, Jis
Q
lel