VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
Jaargang
Donderdag 28 November 1929
No. 48
4ÏÏ "41i;"*
ZOO'N GOEDE SINTERKLAAS TOCH
ANEKDOTES.
•I»
i ti |li i (i|it illi 111111111 h111111tl ii11 tle1111 i
ken Sinterklaas en
lezellig druk in de
Tkels hadden zulke
lllingen en bij vele
lts aardigs voor de
I zien.
ïot toen ze aan den
laar tante door de
■ten liep. Ze mocht
■happen doen. Dat
prlijk. Moeder hield
drukte. Maar zij,
klles aan het bekij-
bij den grooten
nkel op den Steen-
|ze opeens zachtjes
geknepen. Loes
Was haar buur-
school.
zei die. „Kijk
mooie ballon."
(de het touwtje wat
hem beter te la-
laar Loes had hein
1 gezien. Zoo een
|ijd zoo graag wil-
't Was een lucht-
aan beide zijden
■je „Galeries Mo-
Ind er op
lisje liep door met
Ier en bewonderend
Jden ballon na.
Igeen boodschappen
lieries Modernes?"
I aarzelend.
kousen hebben,"
..Die kan ik daar
zoo goed koopen
anders."
Iten ze beiden naar genoemden
[deden daar hun inkoopen Aan
/reeg Loes inderdaad een mooi,
Ischip.
Ikelmeisje dat den ballon over-
J hoe blij Loes was.
|ft wel drie dagen goed," zei ze,
i moet je hem niet in de warme
Jden."
■ging Loes met haar ballon naar
Ikkig dat tante klaar was met
Ipen want Loes had niets geen
pro in de stad te blijven. Tante
thuis en Moeder was vol be-
lover het mooie luchtschip
1 Broer?" vroeg Loes Ze wou hem
■haar schat laten zien.
fog niet thuis," zei Moeder, ,,'t li
Jverjaarspartij."
lerd er gebeld en even later kwam
jamer in
|een mooie!" zei hij dadelijk. „Die
hè!" En hij greep al naar het
I denken!" zei Loes. „Die is van
|t ook 'n ballon, ook zoo'n bal-
iBroer en begon te huilen,
frdl" beet Loes hem toe. „Jij moet
flijk huilen. Maar je krijgt hem
1 huil je nog zoo!" En Loes ging
allon de kamer uit en naar boven.
ze hem aan een spijl van haar
bed vast. Het meisje had immers gezegd, dat
hij niet in de warmte mocht.
Beneden had Moeder Broer getroost Hij
was zes jaar en pas op school. Doordat hij de
jongste was. was hij wel een klein beetje
verwend Daar had trouwens Loes zelf ook
aan mee gpdaan, want als ze iets leuks of
aardigs had, was het ai gauw voor Broer.
Maar dien ballon, neen. dien wou ze nu
juist zoo graag zelf hebben
„En dan vraag ik net zoo'n ballon aan
Sinterklaas." zei Broer getroost.
„Maar Sinterklaas heeft geen ballons."
zei Moeder „Zou je niet liever een kruiwa
gen vragen?"
„Neen, 'k vraag een ballon," hield Broer
vol.
Vóór ze naar bed gingen, zongen Loe9 en
Broer nog een versje bij den schoorsteen.
En zooal9 reeds vele avonden gebeurd was,
zetten ze hun schoen neer met een stukje
roggebrood er in
Eén morgen was het brood uit de schoe
nen weggeweest en lag er een chocolade
letter in Dat was een vreugde! Want het
was het bewijs' dat Sint al in 't land was.
Nu lagen ze weldra in bed. Broer sfiep
gauw. Maar Loes niet. Door het schijnsel van
de ganglamp kon ze duidelijk den ballon
zien. Gek. dat ze er lang zoo blij niet
meer mee was als vanmiddag. Telkens zag
ze Broers teleurgestelde snoetje voor zich.
Wat had ze hem afgesnauwd! Op een3
moest ze denken aan den laatslen Zondag.
Toen had Broer van Oom Johan een doosje
chocolade-sigaretten gekregen, 't Leek net
een doosje echte. Hij was er zoo trotsch op
geweest. Steeds weer liet hij de heele familie
opsteken. Vader nam er telkens een, maar
deed die later weer stilletjes in het doosje.
Moeder bedankte. Die rookte niet zei ze.
Maar zij Loes, had er eiken keer een geno
men en opgerookt ook. Ze had er vast meer
gehad dan Broer zelf Zoo was Broer. Alle»
zou hij weggeven. Maar zij deelde Broer
toch ook van alles mee Alleen die balion.
Op eens bedacht ze, hoe blij het ventjo
zou zijn, als hij ook een ballon had.
Ze stond al naast haar bed en knipte het
licht aan Voorzichtig maakte ze het
touwtje los en liep met den balion over het
schemerige portaal naar Broers kamertje.
Hij sliep als een roosl Toen bond Loes vlug
den ballon aan zijn bedje vast.
Even later lag ze weer in bed en sliep
dadelijk in.
Toen Moeder den volgenden morgen boven
kwam werd Broer wakker.
„O. Moeder!" riep hij, „kom toch eens
gauw. Sinterklaas heeft wèl ballons. Hij
heeft er een aan mijn bed gehangen."
Moeder kwam aangeloopen. Loes kwam er
ook bij. Nu was ze toch wel weer echt blij
met den ballon
„Haal gauw den jouwe," zei Broer tegen
Loes. „Dan gaan we er samen mee spelen"
„De mijne is weg." zei Loes.
„Nu al?" vroeg Broer. Hij wist wel dat
dit 't lot van alle ballons was en dacht er
verder niet over na. Hij werd heelemaal in
beslag genomen door zijn eigen ballon.
„Dan mag jij ook met den mijne mee-,
spelen," troostte hij haar.
Dat deden ze. Loes maakte er een papie
ren schuitje onderaan met poppetjes erin.
En ze hadden samen meer pret dan Loes
er alleen mee gehad zou hebben.
„Zoo'n goeie Sinterklaas toch!" zei Broer.
„Zoo'n lieve Loes toch! zei Moeder en
streek haar kind eens over haar blonden
jongenskop.
J. H. BRINKGREVE-ENTROP.
Ingezonden door Joop en Adriaan
van Geenhuizen.
Ook slim.
Pietje (gesnapt door een boozen boer in
zijn boomgaard): „Och ik zoek hier alleen
maar naar wormen om te gaan visschen. Ik
zal u de helft geven van wat ik vang."
Boer: „Zoo en als je niets vangt."
Pietje: „Dan zal ik u de wormen terug
brengen."
Ingezonden door Gerharda en Christiaan
Eggink.
Jan: „Zeg jö je trekt je kousen verkeerd
aan, den binnenkant naar buiten."
Kees: Ja jó, dat doe ik omdat aan den
anderen kant een gat zit."
Ingezonden door Geertruida Kerkvliet.
Echtgenoot: „Wat bedoel je met een
kerstgeschenk voor jou? Ik heb je het vorige
jaar toch pas die waschtobbe gegeven en
die is toch nou niet al versleten?