LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 25 November 1929
Derde Blad
No. 21380
CLEMENCEAU
FEUILLETON.
pekzinnige voetstappen
Jaargang
Tant que je puis parler, écrire, si
j'ai raisoii, ie me sens invincible.
voorden typeeren wel den.grooten
:hinan, den vurigen patriot, die na
ijk tot zijn vaderen is verzameld,
et laatste toe heeft hij gesproken
is geschreven en wat hij schreef tee-
wel den man met zijn ruwe uitvai-
jaar met een goed hart. Zij hebben
„den Tijger" genoemd en daar was
rat van de fougue van dit soort der
kattenfamilie in hem, wanneer hij
egenstanders en die waren er vele
sprong. Maar boven alles ging bij hem
rierland. dat hij in 1870 vernederd
gezien, maar welks glorieuse ophef-
heeft meegemaakt, ja gedirigeerd:
3e la Victoire. En vóór dien tijd
hij ook moedig het hoofd geboden aan
:he pretenties. Zoo b.v. in de fameuse
van de deserteurs van Casablanca,
is drie jaar na de keizerlijke ont-
g te Tanger, dat de Duitsche regce-
ip brute wijze haar cischen stelde ten
i!e van twee Duitsche deserteurs van
??mdel in gen legioen, die zij wilde ont-
n aan de Fransche militaire recht-
Er werd met de sabel gerinkeld en
sche ambassadeur kwam met hooge
Clemenceaü opzoeken, die toen minis-
lent was, om hem min of meer de
a. En wanneer hij dan zegt: „mijn-
minister-president. wanneer er
rheele satisfactie gegeven wordt aan
peering, dan zal ik mij op bevel van
Keizer genoodzaakt zien mijn pas-
1 vragen", antwoordt Clemenceaü,
loge raadplegend: „De sneltrein naar
vertrekt le 9 uur. Het is nu 7 uur,
u den trein niet wilt missen, dan
zich haasten!" De ambassadeur was
•ereerd, kwam den volgenden dag
!mer terug en, zonder zijn paspoort
n. bracht hij de zaak in orde.
p soms. geestig bij tijd en wijle,
altijd, was deze staatsman, aan
[Frankrijk zooveel te danken heeft. En
floer werker, die in zijn arbeid niet
gestoord wilde worden. Op een zeko-
komt een van zijn trouwste vrien-
zijn kabinet, wanneer hij overstelpt
staatsstukken. „Wat wil je?" vraagt
ijl hij hem een paar vingers toe-
Alleen je de hand drukken", zegt
,Nu, dat is geschied, maak nou
fat je wegkomt!" En zonder eenigen
ch voor zijn bezoeker buigt hij zich
rer zijn papieren.
Zijn afkomst en zijn eerste daden.
J§w Clemenceaü werd 28 Sept. 1841
Pilleron-en-Pareds in de Vendée gebo
ns studeerde aan het Lyceum te Xan-
'ifat hij in 1860. onder het Tweede
I Zoolang ik praten of schrijven kan,
|ik me onoverwinnelijk, als ik ge-
Keizerrijk, te Parijs kwam. om in de medi
cijnen te studeeren. Zijn vader, die ook ge
neesheer was, had hem den zin voor de po
sitieve wetenschappen als het ware ingege
ven, tegelijk met een hang naar het repu-
Dlicamisme. Toen op een morgen in 1858. na
den moordaanslag van Orsini op Keizer
Napoleon Hl, zijn vader-in hechtenis werd
genomen, als verdacht van medeplichtigheid,
I was de jonge lvcéen zoo verontwaardigd, dat
hij, zijn vader omhelzende, hem influister
de: „ik zal u wreken!" De vader antwoord
de alleen: „werk"! Maar binnên acht of tien
dagen kwam zijn vader terug
Dat woord ..werk'" is Clemenceaü zijn
geheele leven bijgebleven. In het Quartier
Latin trekt het Bohémien-leven hem niet
aan, maar des te meer begint hij aan de po
litiek te doen Hij is medewerker aan ver
schillende vrij obscure tijdschriften der op
positie. In 1862 werd hij zelfs eenige weken
in Mazas opgesloten om een door de auto
riteiten geoordeeld revolutionair artikel. In
1865 promoveert hij op een proefschrift:
.de la génération des éléments anatomi-
ques". waarin hij zijn gehechtheid betuigt
aan de proefondervindelijke philosophie.
Daarna vertoeft hij een tijd in Engeland
en brengt hij een langdurig bezoek aan
Amerika, waar hij les geeft in de Fransche
litteratuur en het bo?k van Stuart Mill:
„Auguste Comte et le Positivisme" vertaalt.
Na zijn terugkomst in Frankrijk vestigt hij
zich op Montmartre onder de werklieden, de
ambtenaren, de winkeliers en de kleine
burgerij van „la Butte", die hij op alle
mogelijke manieren met zijn medische hulp
en zijn politieke raadgevingen bijstaat.
Toen in 1870 de oorlog met Pruisen uit
brak, benoemde het Bewind der Nationale
Verdediging hem tot maire van Montmartre,
waar hij zeer populair is en dat hem in
Febr. 1871 naar de Nationale Vergadering
te Bordeaux zendt. Hier werkt hij samen
met Gambetta en is evenals dezen tegen
het feekenen van een onzaligen vrede Toen
die vrede toch tot stand kwam, ondertee-
kende hij het fameuze document van trouw
aan Elzas Lotharingen.
Maar nog een ander droevig werk wacht
hem. De Commune is te Parijs geïnstalleerd.
Ciemenceau spoedt zich naar Montmartre,
waar de gisting het hevigst is. Hij tracht tot
matiging aan te sporen, maar kan niet
verhinderen, dat de generaals Lecomte en
Thomas door de communards gefusileerd
werden. Hij tracht te bemiddelen bij de re
geering te Versailles en de communards.
Tevergeefs!
Nadat de Commune bedwongen was,
keerde het normale leven op Montmartre
terug, dat niet lang wrok gekoesterd had
tegen Clemenceaü, omdat hij het volk te
gen zichzelf had willen beschermen In
1871 koos Montmartre hem tot lid van den
eemeenteraad. Van nu af wijdt hij zich aan
het verbeteren van do levensomstandig
heden der arbeiders en aan hun bescher
ming tegen de misbruiken der autoriteiten.
In den gemeenteraad, waarvan hij spoe
dig voorzitter werd. eisehte hij het recht op
voor Parijs op eigen bestuur, evenals dat
de andere gemeenten bezaten.
Clc-menceau als politiek per.
soon en als journalist.
Clemenceaü had evenwel niet veel tijd
om dit vraagstuk tot een oplossing te bren
gen, want in 1876 na de ontbinding van de
Nat. Vergadering, die een republikeinsche
constitutie aan Frankrijk had gegeven, zond
Montmartre hem als'député naar de te Ver
sailles vooralsnog zetelende Kamer van
Afgevaardigden.
De eerste politieke daad van den nieuwen
afgevaardigde was, nog in 1876 zijn be
roemde rede over de al geheele amnestie
aan de veroordeelden van de Commune. Dat
uur was nog wel niet geslagen, maar de
Kamer erkende toch in hem een spreker,
met wien men rekening moest houden Het
duurde dan ook niet lang, of Clemenceaü
was midden in de deballen welke van 1880
af en zoo nu en dan een rumoerigen loop
namen. Clemenceaü nam geen blad voor
den mond, en menig duel volgde, waarbij
Georges Périn en Paul Ménard-Dorian steeds
zijn secondanten waren.
In denzelfden tijd richtte hij het beroemde
blad „La Justice" op, dat hij inspireerde.
maar waarin hij zeif weinig schreef. Daar
entegen zooveel meer de staf van kranige
medewerkers onder de hoofdredactie van
Ca mille Pelletan, als daar waren Alexandre
Millerand. Stephen Pichon. Georges La-
guerre, Gustave Geoffroy, Edouard Durrane
etc.
Omstreeks 1881 begon hij in de Kamer
een campagne tegen de koloniale expansie,
van de meening uitgaande, dit men liever
zich en garde moest houden tegen eventueele
hernieuwde aanvallen van Duitschland. Hij
had in dezen veel aanhangers, maar ook
felle bestrijders.
In 1885 hield hij in verschillende Fran
sche plaatsen conférences over de bespoe
diging van de demokratische hervormingen
en over de noodzakelijkheid zeer nauw
keurig de wacht te houden aan de grens.
Die conférences vonden overal weerklank.
Gedurende verscheidene maanden snrak hij
van stad tot stad. Dan bond hij den strijd
aan tegen generaal Boulanger. dien hij eerst
beschouwd had als pen patriottisch veld
heer, maar in wien hij spoedig den avon
turier doorzag Het was een verwoede strijd,
die echter ten nadeele van den generaal
eindigde.
Zoo kwamen nog temidden van dien
strijd de algemeene verkiezingen van 1893
en het departemant du Var, dat Clemenceaü
sedert 1889 vertegenwoordigde herkoos hem
niet, 'ondanks een levendige verkiezings
campagne Men meende, dat hij nu voor
goed afgedaan had en vroeg zich af, waar
van hij leven zou. daar hij geen fortuin had.
Clemenceaü liet zich niet tënederslaan.
Thans greep hij naar de pen, die in zijn
levensonderhoud zou voorzien. En nu kwam
er een glorieuse tijd voor hem. Zijné artike
len in „La Justice", waarin hij de politiek
van den dag met groote helderheid behan
delde en menigmaal scherpe kritiek deed
hooren. jnaakten opgang en het duurde niet
lang of verschillende bladen verzochten om
zijn medewerking, zoo o.a. „La Dépêche de
Toulouse" en „le Journal". In l'Illustration"
schreef hij een roman „Le plus forts". Wel
boden hem de kiezers van Var, die spijt
hadden over hun afval van Clemenceaü,
hem een nieuw mandaat aan. maar hij wei
gerde hoffelijk.
In 1898 werd 'n nieuw dagblad „l'Aurore"
opgericht en Clemenceaü, wiens „Justice"
begon tc verouderen, scheepte zich aan
boord van het nieuwe schip in Het was in
den tijd, dat de Dreyfus kwestie door Ber
nard Lazare werd opgeworpen. Clemenceaü
wilde van die kwestie aanvankelijk niets
weten, maar toen hij later doordrongen werd
van het rechtvaardige van „l'affaire" werd
hij een van de vurigste voorvechters.
De aanbiedingen uit zijn vroeger departe
ment werden evenwel telkens herhaald en
eindelijk nam hij een benoeming als sena
tor voor dat departement aan. Xu streed hij
in het Luxembourg even fel als vroeger in
het Palais Bourbon. Ook in den Senaat wist
hij spoedig een voorname plaats te verove
ren. Hier wierp hij zich op o.a. als kam
pioen voor de vrijheid van onderwijs. Maar
in „l'Aurore" bleef hij zijn artikelen schrij
ven en die wenden zeer gespierd tijdens de
Marokko-politiek van Duitschland.
Toen deze storm bezworen was, gedurende
welke hij zoo levendig voor Frankrijks be
langen was opgekomen, werd hij. de tom-
beur de ministères", op 65-jarigen leeftijd
vcor het eerst als minister van Binnenland-
sche Zaken in het kabinet-Sarrien opgeno
men (1906). Reeds dadelijk heeft hij het te
stellen met een staking in de mijnen. Hoe
wel men hom voorhoudt, troepen daarheen
af te zenden, wil hij toch eerst trachten te
bemiddelen en hij begeeft zich zelf naar de
plaat9 der staking. Hij spreekt den arbeiders
toe en ondanks de bedreigingen gaat hij te
midden van de woedende menigte en zegt,
dat het van hun gematigdheid bij de uit
oefening van hunne rechten afhangt, dat er
geen troepen gezonden worden. Men schijnt
naar hem te luisteren, maar, wanneer hij
vertrokken is, ontstaan er toch onlusten en
de' soldaten moeten in het geweer komen,
maar nemen een afwachtende houding aan.
Wanneer zij evenwel met allerlei projectie
len bestookt worden, laat de kommandee-
rende officier aan den minister vragen, of
zij niet van hunne wapens gebruik moeten
maken. Clemenceaü laat weten, dat dit
slechts in het uiterste geval mag plaats heb
RECLAME.
ben en ontvangt kort 'daarna een mededee-
ling van den officier, dat zijn troep zich in
veiligheid had kunnen stelten zonder een
schol te lossen.
Van minister van Binnenlandsche Zaken
werd Clemenceaü in 1908 minister-president
en toen had hij de affaire van de deserteurs
van Casablanca, waarover wij boven reeds
gesproken hebben, te beredderen. De1 groote
dienst, dien hij daarmede aan zijn land be
wezen had, belette niet, dat zijn ministerie',
na een duur van drie jaar. omvergewor
pen werd. En nu begint zijn journalistieke
arbeid weer met de oprichting van „l'Homme
libre", waarin hij wederom forsche artikelen
schrijft. Hel blad bestond pas eenige maan
den, toen de geweldige wapening van
Duitschland geen twijfel liet over zijn agres
sieve bedoelingen. Hij dringt thans in zijn
blad sterk aan op de wederinvoering van den
driejarigen diensttijd en op een snelle ver
meerdering van de defensiemiddelen. Het
duurde evenwel nog een jaar, voordat aan
zijn wensc'h was voldaan. In dezen strijd
stond Clemenceaü schouder aan schouder
met den toenmaligen minister-president
Louis Barthou.
Toen de groote oorlog uitbrak, was Cle
menceaü buitengewoon populair. Als voor
zitter van de commissie van buitenlajidsche
zaken van den Senaat had Clemenceaü een
werkdadig aandeel aan de bespoediging van
de Fransche wapening.
De toenmalige minister van Oorlog, Mil
lerand, vond in Clemenceaü een sterken
steun. Beiden beijverden zich de wapening
zooveel mogelijk te verhaasten. En steeds
bleef Clemenceaü op de tribune in den
Senaat op hetzelfde aambeeld hameren.
Dan, in 1917, roept President Poincaré,
die allesbehalve oen vriend van Clemen
ceaü was, dezen aan het bewind als mi
nister-president. En Clemenceaü vat de
hand, die hem toegestoken wordt; alle
geschillen tusschen beiden worden verge
ten in het belang van het vaderland. Wat
hij toen voor dat vaderland gedaan heeft,
geen Franschman zal dat vergeten. Hij
heeft zich een eerezuil gesticht in het hart
van alle patriotten.
Zijn gewconten en liefhebberijen.
Dat Clemenceaü, stoer werker als hij
was, zulk een hoogen leeftijd heeft bereikt,
is zeker voor een niet gering deel toe te
schrijven aan een streng hygiënisch leven.
Hij rookte niet, at weinig en dronk het
liefst water. Hij ging 's avonds bij uitzon
dering uit en begaf zich vroeg te bed. Hij
stond geregeld te 3 uur des morgens op,
soms nog vroeger. Dan opende hij de deur,
om te zien, of de secretaris van de redac
tie van zijn blad hem het laatste nieuws
van dien nacht onder de mat had laten
schuiven. Na dit geraadpleegd te hebben,
begon hij zijn artikel te schrijven, waaraan
hij een drie h vier uur besteedde. Na afloop
B.C.J.v.OMMEREN
Haarlemmerweg49. LEIDEN.Tel. 291.
deed hij een half uur lang kamergymna
stiek. Te halfnegen verschenen de eersie
bezoekers, wien hij tegen dien morgen ren
dezvous had gegeven. Na een vluchtig ont
bijt ging hij naar den Senaat, later naar
het redactiebuveau van zijn dagblad. Als
minister was hij ook even sterk aan een
vooraf opgesteld programma gebonden.
Wat zijn lin., -berijen betreft, hij hiebi
als ecD echte cnueeër veel van het buiten
leven. Behalve zijn talrijke boeken, bracn-
ten ook de dieren hem afleiding. Honden
waren zijn liefste makkers. Hij heeft er bij
massa's gehad, van allerlei soort. In zijn
ministerieel kabinet lag steeds een pracht
van een Engelschen hond voor den haard
en recipieerde evenals zijn baas. In dat
zelfde ministerieele hotel aan de placo
Beauvau verdroot het hem, dat het daarbij
behoorende. park zoo gpheel zonder lever»
was. Hij liet er pauwen en ooievaars in
brengen, in wier majestueuzen gang hij
zich verlustigde. Maar het duurde niet lang
of de bewoners van den faubourg St. Ho-
noré klaagden bij den prefect van politie
over het ééntonig gekrijsch der pauwen van
Clemenceaü. Een der ooievaars stierf ver
giftigd. De prefect van politie zag zich
genoodzaakt proces-verbaal tegen den mi
nister op te maken. Eindelijk zoo ver
haalt de legende om toch niet het ge
zicht op zijn prachtige pauwen te verlie
zen, zou hij er in toegestemd hebben hun
de stembanden af te nemen.
Patriot bovenal was Clemenceaü, hij, die
in den herfst van 1918 in de Kamer na
een schitterende rede van Paul Deschanel,
in bezielende, hooggestemde woorden de
Marseillaise paraphraseerde, waarop een
donderend applaus van de geheele Kamer
volgde. Hij had de vernedering van 1871
medegemaakt, had nooit vergeten en steeds
gewaarschuwd tegen den vijand aan de
overzijde van den Rijn, maar ook was hij
getuige geweest van de voor geen klein
deel door hem bewerkte schitterende re
vanche. De achtiüg van zijn landgenooten
zal aan zijn nagedachtenis blijven hech
ten, maar niet de genegenheid der Duit-
scheTs, die in hem een onverzoenlijken
vijand zagen, evenals indertijd in Léon
Gambetta, na wiens verscheiden op Oude
jaarsdag van 1882 evenwel de oude Keizer
Wilhelm I op de Nieuwjaarsreceptie 1 Jan.
1883 zeide: „Een geweldige geest heeft
deze wereld verlaten
Dit kunnen de Duitschers nu ook van
Clemenccan getuigen, die tot in het over
drevens toe hun vijand bleef, maar op
wiens grafsteen de Franschen terecht mo
gen griften: ,,11 a bien mérité de la
patrie
v. E.
l"seerde vertaling uit het Engelsch
[Tan Mevrouw Belloc Lowndes,
door Oswaldi.
Jojde een oogenblik van stilte en ler-
te'den hun thee dronken, vroeg Ade-
af, of het niet het beste zou zijn.
J1 don dokter vertelde, dat zij van de
ons weg ging en Van hoe groot be-
I was, voor haar of liever voor
°on andere, behoorlijk betaalde he-
!o vinden. Wie weet, misschien
1 de hulp en voorspraak van dien
"•'Kon man winnen.
■jj JUl^ toen zij dokter Durham haar
wade mededeelen, riep hij uit*
J nioet ik toch gauw weg! Ik ben
en-; ï.r juffr°uw Jameson, in het pa-
L'^huis. Zij is allerliefst geweest
ia»e!u^kige patiënt van me
die mevrouw Strain had wil-
nil! v- ei? ^aaT an keel steken,
in brilde zij niet, dat juffrouw
i 'aar slecht nieuws van iemand
zjj ^haar zelf hooide,
ui» waren opgestaan, wendde
-J .gene^sheer zich tot haar en
-eernis in haar afgetobd gelaat,
t bierter dan ooit
s TMmoeid uit" sprak hij,
- klonk ontstel ten ies zoowel
ïfneid. „Ik ben bang. dat ons
hl€r erg M
s ®evrouw Strain. Werkt u niet
er£ egoïstisch en veel-
wal al te hard, om het hun naar den zin te
maken9 Ik hoop. dat zij toch inzien, wat zij
aan u-te danken hebben. Gaat u al gauw
met vacantie? U ziet er naar uit. dat u het
hard noodig heeft."
„Ja. ik ga gauw met vacantie" ant
woordde zij aarzelend.
„Mooi! Ik wil mevrouw Raydon heel
graag een wenk in die richting geven...."
„Och neen, ik heb liever niet. dat u dit
dcet
Weer slond zij op het punt, hem te ver
tellen. dat zij van The Mill House wegging.
Maar weer bedwong zij zich.
„Misschien wil u mijnheer Raydon wel
zeggen, dat ik hem ben komen opzoeken.
Ik zou hem willen voorstellen, dat hij Za
terdag even bij mij komt aanloopen. Hij
gaat immers Zaterdag niet naar de stad?"
„Neen, bijna nooit, want gewoonlijk ko
men hieT dan menschen op de lunch, op de
thee of zelfs dineeren
„Hebben de Raydons dan nooit rust?"
Weder glimlachte zij wat spotachtig, bij
wijze van antwoord, waarna zij met hem
naar het hek begon te wandelen
..En nas nu wat op u zelf." zei hij be
zorgd. Ik zie u niet graag zoo vermoeid, me
vrouw Strain. Maar uw kleine jongen maakl
het goed. geloof ik?"
..Ja, gelukkig well"
Haar gezicht klaarde op bij het noemen
van haar kind en de oude man voelde een
ontroering.
Toen Adelaide Strain aan het hek de 3uto
van dokter Durham stond na te kijken,
kwam -hef eensklaps in haar op. dat het wel
aardig zou zijn geweest, als zij hem een en
ander had gevraagd over 3e werking van
een weibekend vergif
Zij wist. dat het volstrijkt niet vreemd
van haar zou zijn geweest, zoo iets te vra
gen. want het was hem bekend, dat zij.
evenals de meeste intelligente menschen,
belang stelde in de uitwerking van genees
middelen op het menschelijk lichaam. Eens
had hij haar een stryehinehoudend middel
voorgeschreven en zij herinnerde zich nu,
dat zij toen een gesprek met hem had ge
voerd over de geneeskrachtige en andere
uitwerkingen van sommige vergiften.
Haar gelaat versomberde, toen zij be
dacht., wat hij gezegd had over haar eigen
gezondheid. Zij raakle er overstuur van, dat
de dokier haar zoo vermoeid had gevonden,
want zij wist helaas maar al te goed. dat
werkgevers een ingeboren vooroordeel heb
ben legen menschen. die er zoo uitzien.
Vol bitterheid zag zij de waarheid onder de
oogen, dat op de arbeidsmarkt de een of
andere fris9che. jeugdige persoonlijkheid
natuurlijk wordt verkozen boven een vrouw
zoo als zij er dien dag uitzag.
Met een gevoel van beklemmende onbe
hagelijkheid besloot zij. zoo mogelijk, de
eerstvolgende dagen wat rust te nemen. En
als gevolg van dokfer's opmerkingen, ging
zij niet terug naar de plek op het gras. waar
zij had gezeten, maar liep zij naar het huis
terug. Zij kon nu wel een uurtje gaan lig
gen. want zij had haar tocht naar het zie
kenhuis voor dien middag toch opgegeven
Morgenochtend zou hel nog tijdig genoeg
zijn, om juffrouw Jameson het slechte
nieuws te vertellen.
De huishoudster van The Mill House lag
nog te rusten wat haar nooit gebeurde in
den middag, toen zij werd opgeschrikt door
het gedruisch, waarmee Birtlev en Eva de
hall binnenkwamen. Eva telkens uitbar
stend in lachbuien over moppen van
Rirlley,
Zij vroeg zich vaag af, wat Eva haar
man wel verteld zou hebben van haar zoo
genaamd onderhoud met den advocaat en
notaris Buck. Als Eva niet9 gevraagd was
geworden, had zij waarschijnlijk niets ge
zegd. Maar Raydon zou stellig wel alles
hebben uitgehoord, wat er was gebeurd. Hij
had een zekeren eerbied voor mijnheer
Buck en tevens een sterken afkeer van hem.
De tengere figuur en het open gelaat van
den ervaren, ouden rechtskundigen rezen
duidelijk op voor den geest van Adelaide
Strain. Mr. Buck was een van de weinige
mannen, dien Eva nooit had kunnen inpal-'
men, maar de eerbiedwaardige familie
notaris en raadsman mocht haar, Eva's
vriendin, graag en koesterde achting voor
haar Hij was verscheidene malen met haar
in aanraking gekomen in die jaren, toen zij
met Eva samenwoonde, wanneer namelijk
Eva. om eens een oude uitdrukking te ge
bruiken, hooger vloog dan haar vleugels
reikten.
Ofschoon mevrouw Strain het eerste half
uur telkens haar naam hoorde noemen
door de opgewekte stem van Eva, bleef zij
in haar eigen kamer liggen, tot zij nog juist
tiid genoeg zou hebben om zich voor het
diner te kleeden.
Het drietal ontmoette elkaar beneden in
den ^alon, even voor acht uur. Eva kwam
naar Adelaide toe en zoende haar hartelijk.
„Ik wist maar niet. waar je zat." lachte
zij „Ik heb overal naar je gezocht! Ten-
slolle dacht ik. dat je uit was. Ik wou je
iets heel belangrijks vragen!"
Mevrouw Strain gaf op die luidruchtige
ontboezeming geen antwoord, maar zij
maakte voor zich zelf met een zekere
scherpe voldoening de opmerking, dat het
een bevrijding zou zijn in ieder geval niet
langer naar Eva's pijpen te moeten dansen.
Eensklaps wendde zij zich tot den man,
die nog haar patroon was.
„Dokter Durham is hier vanmiddag ge
weest. Hij dacht dat u hem wilde spreken
en was heel verwonderd, dat u vandaag
naar de stad was gegaan".
„Ja.ik voelde me vanmorgen niet heel
lekker. U weet: „Maandagseh!" Ook had ik
wat rugpijn. En daarom belde ik hem op,
om te hooren of ik hem op weg naar het
station kon spreken. Maar hij was niet thuis
en dat haalde mij dus een halve guinje uit.
Ik ben nou weer heelemaal opgeknapt en
heb een honger als een paaTdl"
Toen zij in de achthoekige eetkamer zaten
een van de mooiste vertrekken van het
oude huis maakte Raydon waar wat hij
even te voren gezegd had, want hij smulde
van eiken hap van het keurige dinertje, dat
hem werd opgediend.
Wat Eva betreft, zorgzaam voor haar
figuurtje en gedachtig aan de heimelijke
snoeppartij van dien middag, keek zij maar
een beetje toe hoe de anderen middagmaal
den.
Het bewustzijn, dat zij nog maar heel wei
nig had af te betalen, de zaligheid dat zij
boven, in haar varkensleerpn tasch, over de
vijfhonderd pond had liggen, stemden haar
overgelukkig, schonken haar vrede met zich
zelf en met de heole weTeld op dpn koop toe.
Gedurende de weinig oogenblikken. dat zij
en de huishoudster alleen in de salon waren,
terwijl Raydon zijn tweede glas port ge
noot. kan Eva niet nalaten haar oude vrien
din een alleraardigst, zij hpt ook schetsmatig
verslag te doen van haap overhcerl ijken dag
in de stad.
(Wordt vervolgd).