VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
FOste Jaargang
Donderdag 21 November 1929
No. 47
jii;iiji;;;iji;;;i jj;;;i;i;;;i;j;;;j jij;;!;
111 lil
E GOUDVISSCHEN.
VERKEERDE TROTS.
|iek, Miekl Kom eens gauw kijken I
visschen hebben kleintjes!" riep
t
I zijn tweelingzusje, keek op van
fcrift ze was juist verdiept in een
niet uitkwam zette een paar
»gen op en zei ongeloovig:
kom!"
ch. het is zoo! Ga maar mee
Ill's kamer. Dan zal ik ze je laten
Istond onmiddellijk op en volgde
|oerlje. Even later stond ze vol be-
vóór de goudvisschenkom in de
Jan Paul, die eenige jaren ouder
de tweelingen. Opgetogen riep zij
lat een schatjes! Leuk. dat er nu
liidvischjes bij zijn! Maar Goud-
iFonkeltje schijnen heeleraaal niet
Ijn Ze zijn naar den anderen kant
|kom gezwommen."
zei Frans nu, „dat ze van-
lomen zijn, want als het gisteren
Iwas, zouden ze van mij geweest
jhad ik Goudvin en Fonkeltje niet
II hoeven te verkoopen. Voor de
1 zou ik genoeg gekregen hebben-
I verjaarscadeautje voor Moeder te
lbetalen. Wat jammer! Wat vrcese-
mer!"
Knikte begrijpend en vroeg vol be
ing
I het je erg, ze te moeten ver
frans?"
Iluurliik!" antwoordde haar broer-
Jhad ze over het jaar gehad en ik
1st, dat ze mij kenden
jhien wil Paul je de kleintjes go-
ichlte Miek haar broertje te
Jheb ik nou aan die kleintjes? Het
Joudvin en Fonkeltje waar ik aan
was maar om die nieuwen geef
zier. Er is niets meer aan lo
1 voor Moeder heb ik een schattig
faasje gekocht, waar Moeder vast
|mee zal zijn Daar wil ik nu al-
aan denken."
•cheen echter al niet meer te
Zij keek het raam uit en kreeg
een inval. Ze vroeg:
I Paul de kleine goudvischjes ge-
Ins?"
[antwoordde Fran9, „Paul is tus-
•oltijd niet thuis geweest en hij
Jons zeker verteld hebben, als hij
JrgeD gezien had
Jduurlijk!" riep Miek uit. „En ik
iplan. Het is niet eerlijk dat hij ze
|?n. Ze zijn evengoed van jou".
vond Frans zelfs, „want Goud-
iFonkeltje zijn van mij geweest
zei Miek nu kordaat. „Ik zal
I kom nemen en we zeggen niets
We zullen ze dan ergens verstop-
fe houden, tot ze wat grooter ge-
pjn en ze aan de Zwart ver-
J'oor dat geld koopen we dan
|®n Fonkeltje van Paul terug. Na
7 dagen kijkt hij er, denk ik, al
naar om."
inikte wat harder dan noodig
was, misschien om de stem van zijn ge
weten het zwijgen op te leggen
Miek was al bij de deur „Ik ga een
leegen jampot uit den kelder halen", zei zij.
Het was echter niet zoo gemakkelijk de
goudvischjes van de kom in het jampotje
over te brengen, daar de kleine, glibbengb
diertjes telkens door de mazen van het
netje, waarmee Frans ze uit het water wil
de halen, wisten te ontsnappen Maar ein
delijk toch was er ééntje met veel moeite
overgebracht Nu de tweede nog! Juist was
Frans hiermede bezig, toen Miek op eens
verschrikt uitriep:
„O, Frans! Paul komt er aan! Ik hoor
heml"
Van schrik liet Frans het netje op den
grond vallen Hij nam het jampotje haas
tig in de hand en keek wanhopend om
zich heen een plaats zoekend, waar hij
het het best zou kunnen verstoppen.
,Jn de kast'" fluisterde Miek. terwijl zij
de goudvisschenkom met haar drie ver
schrikte bewoners opnam.
Bijna nog vóór zij deze drie woorden uit
gesproken had. was Frans in de richting
der kast gesneld en deed hij de deur open.
Juist hadden de tweelingen zich verstopt
toen Paul binnenkwam Hij merkte niets.
In de kast zaten echter twee kleine figuur
tjes ademloos in elkaar gedoken. Met
groole oogcn staarden zij naar den licht
schemer die door de reten naar binnen
drong.
„Hij gaat zijn lessen leerenl" fluisterde
Miek even later, toen zij Paul zijn boeken-
lasch hoorden' neergooien
Opnieuw ademlooze stilte in de kast.
„We kunnen hier misschien uren ziten",
mompelde Frans na eenigen tijd „Er kan
toch niets met de vischkom gebeuren?"
„Ik heb 'm op een stapel doozen in den
anderen hoek gezet", fluisterde het twee
lingzusje ferug „Ik-ik wou dat hij weer
naar beneden ging! Mijn voet slaapt"
Er ging bijna een uur voorbij, vóór Paul
met zijn lessen klaar was en Frans slaakte
een zucht van verlichting, toen hij einde
lijk merkte, dat zijn broertje bezig was zijn
boeken op le bergen.
„Lieve help!" riep plotseling een stem
aan den anderen kant der deur De twee
i n de kast voelden koude rillingen over
hun rug. In het volgend oogenblik werd
de deur opengedaan en zag Paul twee
schuldige gezichten vóór zich
„Wat voeren jullie daar uit?" vroeg hij
eindelijk. „Waarom versloppen jullie je in
de kast en waar komt al dat water van
daan?"
„Water?!" herhaalden Iwee verschrik
te stemmetjes als uit één mond.
„Ja. de heele grond is nat! Wat hebben
jullie toch uitgevoerd?"
Miek's hand ging onwillekeurig in de
richting der vischkom en in het volgend
oogenblik. uitte zij een kreet van schrik.
„Het is de goudvisschenkom 1" riep ze
ontdaan uit, terwijl zij het bewuste voor
werp opnam en in het licht hield.
,,0 Frans, ze zijn dood! Kijk eens, al
het water is er uit!"
Zwijgend keken de beide jongens naar
het ongelukkige voorwerp in Miek's hand.
„Je moet de kom gestooten hebben, ter
wijl je die in de kast zette", zei Paul na
eenigen tijd. „Kijk, hier is een barst! Daar
Ï9 het water doorgeloopen. En het is zóó
langzaam gegaan, dat jullie er niet9 van
gehoord hebt Als je niet toevallig in den
anderen hoek van de kast gezeten had. zou
je nat geworden zijn en het wel gevoeld
hebben."
„En de goudvischen zijn allemaal dood!"
snikte Miek. „Allemaal, behalve het klein
tje in den jampotI O, en het is m ij n
schuidl We-we moeten Paul maar alles
vertellen."
Bij de laatste woorden had zij haar twee
lingbroertje aangekeken.
Paul luisterde nu naar het verhaal, dat
Miek en Frans hem deden Daarna kneep
hij de spons uit waarmee hij een gedeelU*
van het water opgenorhen had en zei:
„Maar de kleine goudvischjes waren niet
eens van Goudvin en Fonkeltjel O was zijn
jullie toch domme kinderen! Ik had zo
vanmorgen van een man op slraat gekocht.
Ze kostten maar een dubbeltje het stuk
en ik kocht ze met de bedoeling'ora de beide
anderen weer aan je terug tê geven, Frans.
Ik wist, dat het je erg speet er afstand
van te doen en ik vond het aardig van
je, dat je het voor Moeders verjaarscadeautje
overhad Maar ik ben bang dat je ze
nu heeleraaal kwijt bent"
Hij nam de ongelukkige diertjes in zijn
hand en liep er mee naar de deur Zwij
gend keken de beide schuldigen elkaar aan,
totdat Paul's voetstappen in de gang weg
stierven
Met een bevend stemmetje zei Miek nu:
„Ik-ik heb een dubbeltje een nieuw dub
beltje. Frans! Laten we er een goudvischjo
voor koopen om bij het andere in den
jampot le doen Ik hoop ten minste, dat de
man met de goudvisschen morgen terug
komt."
Frans knikte. Zijn harte was te vol om
te spreken en hij wreef den grond hard
handiger droog met Paul's badhanddoek
dan bepaald noodig was Eindelijk keek hij
echter op.
„En ik zal mijn nieuwe mes bij de Zwart
inruilen voor een goudvisschenkom". zei
hij, terwijl hij den kletsnatten handdoek
boven Paul's toiletemmer uitwrong
Miek kreeg een brok in de keel. toen zij
bedacht hoeveel dit offer haar broertje
kostte. En 't was alles haar schuld!
Eigenlijk was het heel leelijk geweest, wat
zij had willen doen en Paul was een bo-
venste-beste broer, omdat hij er niet boos
om was!
CHATTERBOX NAVERTELD.
Sadi, een wijze Pers, las op zekeren avond
zijn drie zonen uit den Koran, het gods
dienstige boek der Mohamedanen voor. Toen
hij eens opkeek, zag hij, dat twee van zijn
zonen ingeslapen waren. De derde zei ech
ter zelfbewust tegen hem:
„Zie Vader, die twee slapen, terwjjl ik
luister."
De wyze man antwoordde hoofdschud
dend:
„Het is beter, mjm zoon, te slapen dan
zich op zijn go°de daden of hoedanigheden
te laten voorstaan."