KLEUR- EN KNIPPLAATJE. ZOO'N GRAPPIGE VI! Jocko en Jiinimy zijn twee onafscheidelijke vrienden. Dat het aapjes zijn cn geen jon gens, zie je dadelijk wel aan hun snuitjes. Op zijn verjaardag heeft Jocko een mooie üets gekregen, geen gewone fiets, maar één, die apart gemaakt i9 voor hem en zijn vriend Jimmy. De fiets loopt niet op gum mibanden, maar de wielen bestaan slecht* uit eeo groote en een kleine schijf. Dut vindt Jocko wel zoo gemakkelijk want niet alleen hoeft hij nu nooit de banden op te pompen, maar hij kan ook nooit met een lekken band sukkelen. Gemakkelijk of niet? Het stuur is heel eenvoudig en de trap pers zpn handig aangebracht. Op de achter-zitplaats (die hij heel def tig „duo" noemt, net als bij een echte motorfiets gaat vriend Jimmy zitten. Hij houdt zich stevig vast aan Jocko's staart, dien deze sierlijk en practisch om de ver- bindingsstang heeft geslingerd. Ja, ja, je moet maar slim zijn! En dat zijn Jocko en Jimmy allebei. Daar zijn ze immers aapje? voor Als ze zoo samen uft rijden gaan, hebben ze veel bekijks. Geen wonder! Zooiets zio je ook niet eiken dag. Dat dacht de fono graaf ook, toen hij vlug een kiekje van hen nam. Zullen wij de beide vrienden en hun ver voermiddel eens opzetten Eerst het plaatje en de driehoekjes op dun, doorzichtig papier overtrekken, dan op dun karton plakken en vervoigcns het plaatje kleuren, Kies zelf de kleuren maar, doch denk er aan, dat de aapjes hoe bon ter, hoe mooier vinden. Dan plaatjes en driehoekjes uitknippen. De driehoekjes op de. stippellijnen omvouwen, de smalle reep jes met lijm of gluton bestrijken en tegen de wielen van de fiets plakken. Netjes doen, hooren zorgen dat Jocko en Jimmy niet met fiets en al omtuimelen. Ze fiet sen wel graag over de tafel en ik denk, dat ze de vensterbank een prachtig fiets pad zullen vinden. Let je er op, dat ze goed rechts houden C. E. d. L. H. dat nu maar heel gauw op! En dan zal ]k j,je een dubbeltje voor de tram geven en moet je zoo gauw mogelijk naar huis gaan." Bob propte zijn taartje al naar binnen, maar 't was net alsof het roomhoorntje hij was anders dol op roomhoorntjes! hem nu niet smaakte. Haastig at hij het op bijna verslikte hij zich zelfs 1 zei Tante Betty goeden dag en liep met het dubbeltje stijf in de hand geklemd, naar de halte der tram, vlak tegenover Tante t huis. Even later kwam er een tram aan. Bob wenkte den bestuurder en stapte den een- manswagen in, nadat hij zijn dubbeltje voor een kaartje ingewisseld had. Tante wuifde nog eens, maar dat zag Bob niet. Gek, het had hem altijd zoo pret tig gelekenalleen in de tram te zitten 1 en nu hij er werkelijk alleen in zat, kon hij er toch niet van genieten. Telkens wear klonken Tante's woorden„Wat zal Moe der ongerust zijn!" hem in de ooren en zag hij het ontstelde gezicht van Moeder in ge dachten vóór zich. Bob kon tot het eindpunt blijven zitten, maar hoe heerlijk hij dit anders ook ge vonden zou hebben, nu dacht hij daar zelfs niet eens over. Anders moest hij al tijd veel te vroeg naar zijn zin weer uit de tram. maar nu liep die hem te langzaam, zóó verlangde hij er naar Moeders onge rustheid weg te nemen En tochhij zag er vreeselijk tegen op thuis te komen! Wat zou Moeder zeggen? Zou Moeder erg boo= zijn? Hij was eigenlijk heel ongehoorzaam geweest, Eindelijk, daar hield de tram aan hel eindpunt stil en moest Bob er uit. Hij was vlak bij huis en' liet duurde dan ook niet long meer. of hij stond op de sloep vaiv hun huis. Nauwelijks had hij gebeld, of Leentje deed open. O, wat keek die boos, terwij! ze zei: „Ga maar gauw naar de huiskamer! D'er zit wat op, jongetje!" In de huiskamer hing Moeder juist den telefoonhoorn met een verdrietig gezicht aan den haak toen Bob binnenkwam. Maar Bob, ben je daar eindelijk?! Waar heb je toch gezeten?" riep Moeder uit. „Ik ben zoo vreeselijk ongerust geweest!" Moeder had tranen in de oogen en toen Bob d&t zag, snikte hij hel plotseling uit cn biechtte hij berouwvol alles op. Hoe had hij Moeder toch zoo'n verdriet kunnen doen?! Moeder trok hem tegen zich aan. Zij was niet boos, maar dit, dit was nog veel er ger 1 Als Moeder maar eens flink op hem gebromd had! Hij geloofde, dat hij zich dan niet zóó ongelukkig gevoeld zou hebben als nu Moeder juist zoo lief tegen hem was. Hij snikte het opnieuw uit. Waarom was hij toch ook zoo ongehoorzaam geweest? „B-bent u d-dan z-zoo onge-rust geweest, Mam?" vroeg hij even later. „Ja Bobby. Ik dacht eerst, dat je bij Jan Heukels was blijven spelen. Maar toen ik zijn Moeder opbelde en hoorde, dat Jan je heelemaal niet gezien had na schooltijd, schrok ik erg. Ik begreep, dat je alleen had geloopen, al dacht ik dan ook, dat je op weg naar huis was geweest en ik was zoo vreeselijk bang, dat je een ongeluk over komen was op straat. Er is heusch niks gebeur, hoor Maml*' verzekerde Bob. terwijl hij zijn arm om Moeders hals sloeg en haar eep zoen gaf. Maar ik ik zal voortaan nooit meer al leen op slap gaan, zoolang als u het niet hebben wilt. Er komt maar niks als narig heid van." Moeder was hel hiermede geheel eens en wist, dat ze Bob vertrouwen kon. want zoo klein als hij nog was, zou hij toch nooit een belofte breken. 't Kon hem dan niet schelen, wat Pim Versteeg zei: maar Moeder hoefde in het vervolg niet meer zoo ongerust te zijn. Waarom waren alle groote mensci zoo opgewonden? Elly en Pim beg niets van. Ze waren als gewoonlijk vrijen Woensdagmiddag naar Oma Tantes gegaan, maar hadden hel zoo rustige huis in rep en roer i Tante Leni was verdrietig, Tante El perde en Oma die de kinderen andi alleen den tuin in zond, zei nu met zicht, alsof het de meest natuurlij van de wereld betrof, dat Elly en 1 alleen den tuin in moesten gaan. Dat was nog nooit gebeurd! Mees belden ze met Oma of vertelde een verhaaltje. Soms ook deden een spelletje met hen in de kamei tuin, of gingen ze naar hun „eigi Ijes", terwijl één der Tantes in aan het tuinieren was en hun alle: wijzingen bij hun werk gaf. Nooit zij echter alleen den tuin in gestuu Elly en Pim verwonderden zich even over. doch lang bleven ze stilstaan, daar ze hel nog zoo verke vonden eens met hun tweetjes den1 Lc gaan. Zij haalden dus hun tuil schap uit de schuur en begonnen tuintjes te werken. Ze hadden stukje grond vlak bij den moestuin! zc-' altijd naar hartelust spitten, zcj allerlei bloemen kweekten. Vader woonden op een bovenhui# en ha»kj tuin, zoodat de kinderen het lieer!] den in Oma's grooten tuin een kleJ „ons ei^en tuintje" te' kunnen noea Na eenigen tijd begon het luinifj echter te vervelen, 't Was ook zooj niemand eens kwam kijken! waren er op '1 oogenblik heeleTnsl bloemen, die ze voor Oma of Moeq den plukken. Ze béslolen dus anders te gaan doen Maar wat? „Ik weet wat!" zei Elly plotselij gaan in den vijver visschen!" „Maar er zijn gc-en goudvissohefi| den vijver!" zei Pim. „Natuurlijk niet! Dacht je somj goudvisschen wou visschen?" verontwaardigd i/g „Nee! Maar wal wou je dan?| Pim. „Wel, doen alsof we vissoliei net zoo leuk! En misschien is er i of andere snoek in den vijver ven: halen we dien op." „Ja, jal" juichte Pim, die wel j veel fantasie had als zijn zusje, graag in haar spelletjes deelde, en zijn gezicht werd plotseling „hoe komen we aan een net?" „We nemen ieder onzen zakdot den dien aan een slok", zed Elly I „Of misschien is het makkelijker. j twee stokken voor gebruiken", vo nadenkend aan toe. Daarop togen de beide kindereil werk In de schuur hadden ze welcj 6tokken en zelfs touw en een vonden en met wat inspanning s cr werkelijk in, voor ieder een vi| maken. Handig bond Elly de van haar zakdoek met een stuk liet uiteinde van twee stokken 1 dat zij .wanneer zij het andert| der stokken in de handen nam, e tig schepnet had. Pim was echter minder handij bewondering voor Elly's mooie i „Hou dit maar even vast. m hoor!" zei Elly. „Dan zal ik er <j van jouw zakdoek maken." En i nieuw aan het werk. Het duurde dan ook niet lang,! deren stonden aan den kant vasl ver ,<üe heel ondiep was, ieder „schepnet" gewapend, dat ze uk! mooiste net uit den winkel zoud ruilen. „Wat grappig om je net met Ij den vast te moeten houden!" W| Lijkt net, of we diabolo spelen. „JalT beaamde Elly. „Maar -l veel moeilijker, want bij diabokf tijd wat te vangen; kun je zien,| is en dat kun je hiertrïj niet". „Nee!T gaf Pim toe. „Zull«|

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1929 | | pagina 16